[go: up one dir, main page]

NL8100459A - Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas. Download PDF

Info

Publication number
NL8100459A
NL8100459A NL8100459A NL8100459A NL8100459A NL 8100459 A NL8100459 A NL 8100459A NL 8100459 A NL8100459 A NL 8100459A NL 8100459 A NL8100459 A NL 8100459A NL 8100459 A NL8100459 A NL 8100459A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
substrate
gas
coating
glass
jet
Prior art date
Application number
NL8100459A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bfg Glassgroup
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bfg Glassgroup filed Critical Bfg Glassgroup
Publication of NL8100459A publication Critical patent/NL8100459A/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C17/00Surface treatment of glass, not in the form of fibres or filaments, by coating
    • C03C17/001General methods for coating; Devices therefor
    • C03C17/002General methods for coating; Devices therefor for flat glass, e.g. float glass
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C17/00Surface treatment of glass, not in the form of fibres or filaments, by coating
    • C03C17/22Surface treatment of glass, not in the form of fibres or filaments, by coating with other inorganic material
    • C03C17/23Oxides
    • C03C17/25Oxides by deposition from the liquid phase
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C2217/00Coatings on glass
    • C03C2217/20Materials for coating a single layer on glass
    • C03C2217/21Oxides
    • C03C2217/229Non-specific enumeration
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C2218/00Methods for coating glass
    • C03C2218/10Deposition methods
    • C03C2218/11Deposition methods from solutions or suspensions
    • C03C2218/112Deposition methods from solutions or suspensions by spraying

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Surface Treatment Of Glass (AREA)
  • Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)
  • Spray Control Apparatus (AREA)

Description

•v N/30.053-Kp/vdM ^ - 1 -
Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een bekleding van een metaal of een metaalverbinding op het oppervlak van een verhit glassubstraat gedurende verplaatsing daarvan in een gegeven richting door 5 een bekledingszone door het substraat in contact te brengen met tenminste ëén stroom van druppels, die een stof of stoffen bevatten, waaruit de bekleding van het metaal of de metaalverbinding op het oppervlak wordt gevormd. De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting, waarmee een dergelijke 10 werkwijze wordt uitgevoerd.
Een dergelijke werkwijze kan worden gebruikt voor het vormen van bekledingen, die de schijnbare kleur van het glas veranderen en/of andere gewenste eigenschappen met betrekking tot invallende straling hebben, bijv. een IR-weer-15 kaatsende eigenschap.
Bij het vormen van bekledingen met gelijkmatige eigenschappen worden problemen ondervonden. Gedeeltelijk is dit het gevolg van de moeilijkheid om de gelijkmatigheid van de structuur en de dikte van de bekleding van het ene gebied 20 tot het volgende te waarborgen.
In het Britse octrooischrift 1.516.032 wordt een werkwijze van de boven genoemde soort beschreven, waarin de vorming van een homogene bekleding wordt bevorderd door het bekledingsmateriaal tegen het substraat te spuiten in de vorm 25 van een stroom, die zodanig schuin omlaag in de transport-richting naar het substraat is gericht, dat de gemiddelde scherpe hoek waarmee de stroom op het substraat, gemeten in een loodvlak op het substraat, evenwijdig aan de transport-richting, invalt niet meer dan 60° is.
30 Het Britse octrooischrift 1.523.991 onthult een soortgelijke werkwijze voor het bekleden van glas, waarin met hetzelfde doel, namelijk het bevorderen van de homogeniteit en de gelijkmatigheid van de bekleding, zuigkrachten worden teweeggebracht in een uitlaatleiding, die zodanig is opgesteld, 35 dat gas uit de omgeving van de druppelstroom van de stroom wordt weggezogen in de leiding, waarbij de baan van de druppels 8100459 - 2 - naar het substraat vrijwel niet wordt beïnvloed.
Zelfs bij naleving van de voorwaarden volgens de genoemde octrooischriften bleken soms gebreken in de bekleding of aan het oppervlak daarvan voor te komen. Hoewel deze ge-5 breken doorgaans niet van ernstige aard zijn, voldoet in dat geval het produkt niet meer aan de zeer hoge kwaliteitseisen van tegenwoordig. Wanneer de gebreken aan het oppervlak van de bekleding voorkomen, kan de kwaliteit van het produkt in sommige, doch niet in alle, gevallen worden verbeterd door een 10 oppervlakbehandeling na het bekleden, maar dergelijke bijkomende behandelingen verhogen natuurlijk de kosten van het produkt.
De gebreken, die dan nog overblijven, zijn dikwijls niet meer op te merken, maar kunnen toch maken dat het 15 produkt niet meer beantwoordt aan de zeer hoge kwaliteitseisen van tegenwoordig. Gezien de talrijke factoren, die de kwaliteit van de bekleding kunnen beïnvloeden en die kunnen variëren van werkwijze tot werkwijze, afhankelijk van de omstandigheden, kan niet worden verwacht, dat een bepaalde maatregel voor het 20 regelen van de kwaliteit, in alle gevallen geheel en al bevredigend zal zijn. De onderhavige uitvinding verschaft evenwel een maatregel, die gebleken is tenminste bij te dragen tot vermindering van het optreden van voornoemde gebreken in de bekleding.
25 Volgens de onderhavige uitvinding heeft een werk wijze voor het vormen van een bekleding van een metaal of een metaalverbinding op het oppervlak van een verhit glassubstraat gedurende verplaatsing daarvan in een gegeven richting (in het vervolg met "voorwaarts" aangeduid) door een bekledingszone, 30 door het substraat in contact te brengen met tenminste één stroom van druppels, die een stof of stoffen bevatten, waaruit de bekleding van het metaal of de metaalverbinding op het oppervlak wordt gevormd, het kenmerk, dat da stromen schuin voorwaarts of achterwaarts naar het substraat zijn gericht en 35 tenminste één straal gas zodanig wordt uitgestoten in de ruimte boven het substraat, dat deze straal in dezelfde (voorwaartse of achterwaartse) richting boven het substraat zich voortbeweegt en tegen de druppelstromen botst.
8100459 £ »· - 3 -
Proeven hebben aangetoond, dat met de werkwijze volgens de uitvinding in mindere mate bekledingen worden gevormd, die aanleiding geven tot interne lichtdiffusie, in het bijzonder aan het oppervlak van de bekleding of aan het grens-5 vlak tussen de bekleding en het substraat. Vooropgesteld dat de uitvinding hiet is gebonden aan enige theorie, wordt aangenomen dat bepaalde fouten in de bekleding, die optreden in werkwjzen volgens de stand der techniek en lichtdiffusie veroorzaken, het resultaat kunnen zijn geweest van het meevoeren van stof-10 fen naar het substraat vanuit de ruimte direct achter de omlaag gerichte druppelstroom (waarbij onder de achterkant van de stroom wordt verstaan de kant, waar de druppels de kortste weg hebben af te leggen). Indien dit juist is, kan de met de toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding gevonden 15 verbetering het gevolg zijn van het opvangen van tenminste een gedeelte van de ongewenste verbindingen, die zo worden meegevoerd en/of van een vermindering van de concentratie van deze verbindingen in de opgewekte gasstroming. De kwaliteit van de bekleding echter, die wordt verkregen in de soort werk-20 wijzen, waarmee de uitvinding te maken heeft, is onderhevig aan veel subtiele invloeden en een andere uitleg van het gunstige effect van de gasstralen zou mogelijk zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de druppelstromen schuin omlaag voorwaarts naar het sub-25 straat gericht. Onder deze omstandigheden kan dankzij de maatregelen voor het handhaven van de kwaliteit volgens de uitvinding, het optreden van gebreken aan het grensvlak tussen de bekleding en het glas of aan het grensvlak van de bekleding en een eerder gevormde bekleding wanneer deze aanwezig is, worden 30 vermeden of verminderd. Deze onder het oppervlak gelegen gebreken hebben de neiging in het bijzonder lastig te zijn. Zij kunnen onder geen omstandigheden met een nabehandeling worden verwijderd.
De druppels kunnen worden gespoten in de vorm van 35 een aantal stromen, die zijn verspreid over de baan van het substraat. Deze stromen kunnen te zamen het substraat over de gehele breedte van het te bekleden substraat treffen. In dit geval kunnen de bronnen van de stromen stilstaand zijn en kun- 8 1 0 0 45 9 - 4 - nen gasstralen worden uitgestoten door een stilstaande uit-stroomopening of stilstaande uitstroomopeningen, die zich uitstrekt of zijn verspreid over de baan van het substraat op een zodanige manier, dat de stralen over hun totale breedte 5 tegen de druppelstromen botsen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm echter treft tenminste één druppelstroom een gebied van het te bekleden sub-straatoppervlak en wordt de stroom repeterend in een richting dwars op de baan van het substraat zodanig verplaatst, dat 10 laatstgenoemde, als het ware door de druppelstroom wordt af-getast. Bekledingen met een goede kwaliteit kunnen op die manier eenvoudiger worden gevormd. In een bepaalde uitvoeringsvorm wordt, resp. worden, de sproeikop(pen), waardoor de druppels worden uitgestoten, verplaatst langs een kringspoor 15 om op die manier repeterend de baan van het substraat in één richting in de bekledingszone over te steken. In een andere uitvoeringsvorm worden de sproeikoppen heen en weer verplaatst in een richting dwars op de baan van het substraat. De eerste procedure is bevorderlijk voor een gelijkmatige werking van 20 het verplaatsingsmechanisme voor de sproeikop, maar onder sommige omstandigheden kan een heen en weer gaand mechanisme eenvoudiger worden geïnstalleerd. De uitvinding omvat een werkwijze, waarbij de gasstralen worden uitgestoten uit uitstroomopeningen, die dwars over de baan van het substraat tege-25 lijk met de druppelstromen worden verplaatst. Een dergelijke werkwijze kan zeer doelmatig zijn in verhouding tot de toe-voersnelheid van het gas, dat voor de gasstralen wordt gebruikt. In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, worden de gasstralen uitgestoten door een stilstaande uitstroom-30 opening of stilstaande uitstroomopeningen, die zich uitstrekt, of zijn verspreid over de baan van het substraat. In een dergelijke werkwijze kunnen de druppelstromen, doch moeten niet, dwars over de baan van het substraat worden verplaatst.
Ter vereenvoudiging van het volgende gedeelte van 35 de beschrijving zal hoofdzakelijk naar een enkele druppelstroom of een enkele gasstraal worden verwezen, maar ook twee of meer, bijv. een zij-aan-zij opgesteld paar, kunnen worden toegepast.
8100459 - 5 -
Bij voorkeur wordt de gasstraal gevormd uit gas, dat in de ruimte boven het substraat vanuit een bron daarbuiten wordt geblazen. De op deze wijze verkregen resultaten zijn in het algemeen veel beter dan de resultaten, die kunnen wor-5 den verkregen door het gas van de ruimte stroomopwaarts of stroomafwaarts van de bekledingszone door middel van een ventilator of een dergelijk instrument daar geplaatst, te betrekken. De keuze van het gas voor het vormen van de straal zal worden gemaakt met het oog op de samenstelling van de druppels 10 en de samenstelling van de op het substraat te vormen bekleding, opdat het gas zelf geen aanleiding geeft tot enig ongewenste chemische reactie.
Bij voorkeur wordt lucht gebruikt voor de gas-straal. De keuze van lucht heeft de verdienste doelmatigheid en 15 lage kosten in zich te combineren. Andere gassen kunnen echter worden gebruikt, bijv. een inert gas als stikstof.
Met het oog op de kleine hoeveelheid gas, die nodig is, kan de straal door gas met omgevingstemperatuur worden gevormd.
20 De uitstroomsnelheid van het gas, dat de straal vormt, en de ruimtelijke omvang van de dwarsdoorsnede van de baan waar het gas stroomt, in het bijzonder in de richting dwars op de baan van het substraat, zijn de factoren van belang met het oog op de vermindering van de oorzaken van licht-25 diffusie en zijn ook belangrijk voor de opbrengst van de be-kledingswerkwijze, waarmee wordt bedoeld de hoeveelheid van het verlangde bekledingsmateriaal, dat op het glas wordt afgezet, bij een gegeven hoeveelheid van het materiaal, dat de druppelstroom vormt. Het blazen van een straal gas tegen de 30 druppelstroom heeft de neiging de opbrengst te verlagen in een zekere mate, die toeneemt met een toenemende uitstroomsnelheid van het gas, dat de straal vormt. Deze snelheid moet daarom bij voorkeur niet groter zijn, dan de snelheid, die wat betreft de kwaliteit van de bekleding, de beste resultaten 35 geeft.
De meest geschikte uitstroomsnelheden voor de straal hangen af van de arbeidscondities in bepaalde machines en kunnen door middel van proeven voor een bepaalde machine 8100459 - 6 - worden bepaald. Bij voorkeur is de uitstroomsnelheid zo groot, dat de straal in lichte mate de dwarsdoorsnede van de druppel-stroom vervormt. Wanneer deze lichte vervorming optreedt, is dit een aanwijzing, dat de sterkte van de straal tenminste 5 voldoende is voor het beoogde doel. In geen van de gevallen echter mag de sterkte van de straal zo groot zijn, dat de druppelstroom wordt onderbroken of onregelmatig wordt gemaakt. In de praktijk stroomt het meeste of al het gas, dat de straal vormt, langs de zijden van de druppelstroom verder stroomaf-10 waarts.
De ruimtelijke omvang van de dwarsdoorsnede van de gasstraal en de uitstroomsnelheid van deze straal zijn factoren, die de inwerking van de gasstraal op de temperatuursom-standigheden in de ruimte boven het verhitte glassubstraat be-15 invloeden. Zoals reeds werd aangegeven, kan echter de uitstroomsnelheid van het gas, dat de straal vormt, klein zijn en wanneer de gasstraal wordt verspreid over een aanzienlijk oppervlak, kan het thermische effect verwaarloosbaar zijn.
De breedte van de straal, d.w.z. de ruimtelijke 20 omvang in de richting dwars op de baan van het substraat, is bij voorkeur tenminste voldoende om het botsen van de straal tegen de gehele breedte van de druppelstroom te verzekeren. De straal zal onder die omstandigheden een stroming van gas, dat achter de druppelstroom aan omlaag kan worden getrokken, op-25 vangen.
Bij voorkeur heeft de gasstraal een langgerekte dwarsdoorsnede met de lengte-as in de richting dwars op de baan van het substraat. Deze vorm van een gasstraal heeft de voorkeur, omdat deze bevorderlijk is voor de doelmatigheid in 30 die zin, dat een zekere verbetering van de kwaliteit van de bekleding kan worden verkregen met een in verhouding kleine uitstroomsnelheid van het gas, dat de straal vormt. Goede resultaten wat betreft de verbetering van de kwaliteit van de bekleding, kunnen desalniettemin worden bereikt met anders ge-35 vormde stralen, bijv. stralen met cirkel- of ellipsvormige dwarsdoorsnede. Een straal, die zijdelings divergeert vanuit de uitstroomopening, is voordelig, bijv. met een divergentie-hoek van 70-110°.
8100459 - 7 -
Bij voorkeur is de gasstraal zodanig gericht, dat deze dicht bij het glassubstraat inwerkt op het onderste gedeelte van de druppelstroom. De straal is onder deze omstandigheden doelmatiger, dan wanneer deze dicht bij de bron tegen 5 de druppelstroom zou zijn gericht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de gasstraal vanuit de uitstroomopening schuin omlaag gericht. Deze helling draagt bij tot het vermogen van de straal het gewenste effect te hebben, zonder de regelmaat van de 10 druppelstroom te verstoren.
Bij voorkeur is de gasstraal zodanig gericht, dat deze door het glassubstraat tegen het onderste gedeelte van de druppelstroom wordt afgebogen. Deze afbuiging kan de verspreiding van het gas uit een straal met een relatief kleine 15 breedte over de breedte van de druppelstroom bevorderen.
Bij voorkeur is de scherpe hoek tussen de as van de druppelstroom en het substraatoppervlak, dat wordt bekleed, in het bereik van 20-60°, in het bijzonder tussen 25° en 35°. Hierdoor wordt de vorming van bekledingen met goede optische 20 kwaliteit vergemakkelijkt. Voor het verkrijgen van de beste resultaten moeten alle druppels uit de druppelstroom met een aanzienlijke afwijking van de loodlijn op het substraat invallen. Daarom is in de meest geschikte uitvoeringsvorm van de uitvinding de druppelstroom een evenwijdige stroom, of een 25 stroom met een divergentiehoek van niet meer dan 30°, bijv. een divergentiehoek van ca. 20°.
Proeven hebben aangetoond, dat gelijkmatige bekledingen gemakkelijker kunnen worden gevormd wanneer zekere voorwaarden met betrekking tot .de afstand tussen het te bekle-30 den substraatoppervlak en de bron van de druppelstroom worden nageleefd. Bij voorkeur bedraagt deze afstand, loodrecht gemeten op het substraatoppervlak, tussen 15 en 35 cm. Dit bleek het meest geschikte bereik te zijn, in het bijzonder wanneer de bovengenoemde voorkeursbereiken van helling en divergentie 35 van de druppelstroom werden aangehouden.
De uitvinding is zeer geschikt voor het bekleden van een continue in de lengterichting voortbewogen band van glas, maar kan ook worden gebruikt voor het bekleden van 81 0 0 45 9 - 8 - aparte glasplaten.
De uitvinding omvat werkwijzen, waarbij het substraat een continue band van vlakglas, afkomstig uit een machine voor de fabricage van vlakglas, bijv. een "float 5 tank is. Bij een dergelijke toepassing van de uitvinding treft de druppelstroom het oppervlak van een juist gevormde band van vlakglas op een plaats, waar de temperatuur van het glas tussen 650 en 100°C bedraagt.
De werkwijze volgens de uitvinding kan worden toe-10 gepast voor de vorming van allerlei oxidebekledingen door toepassing van een vloeistof, die een metaalzout bevat. De gas-straal verhindert of vermindert het optreden van gebreken in de bekleding, die kunnen optreden wanneer oplossingen worden gebruikt, die reactieve dampen afgeven, welke anders wel 15 achter de gesproeide oplossing zouden kunnen worden meegevoerd en in contact gebracht met het glas. Zo worden met de werkwijzen volgens de uitvinding zeer goede resultaten verkregen met druppels, die bestaan uit een oplossing van een metaalchlori-de, waaruit een bekleding van metaaloxide op het substraat 20 wordt gevormd. Een dergelijke oplossing kan een oplossing van tinchloride zijn, bijv. een waterig of niet-waterig medium, dat stannichloride en een dopemiddel bevat, bijv. een stof, die ionen van antimoon, arseen of fluor verschaft. Het metaal-zout kan te zamen met een reductiemiddel, zoals fenylhydrazine, 25 formaldehyde, alcoholen en niet-koolstofhoudende reductiemid-delen, zoals hydroxylamine en waterstof, worden toegepast. Andere tinzouten zijn bruikbaar in plaats van, of toegevoegd aan, stannichloride, bijv. stannooxalaat of stannobromide. Voorbeelden van bekledingen van andere metaaloxiden, die op 30 dezelfde manier kunnen worden gevormd, zijn de oxiden van cadmium, magnesium en wolfraam. Voor de vorming van dergelijke bekledingen kan het bekledingsmengsel eveneens bestaan uit een waterige of organische oplossing van een verbinding van het metaal en een reductiemiddel. Zo kunnen oplossingen van nitra-35 ten, bijv. ijzer- en indiumnitraten, worden gebruikt voor het vormen van bekledingen van de overeenkomstige metaaloxiden. Verder kan de uitvinding worden toegepast bij de vorming van bekledingen door pyrolyse van organometaalverbindingen, bijv.
8 1 0 0 45 9 - 9 - metaalcarbonylen en metaalacetylacetonaten, waartoe deze in druppelvorm op het te bekleden substraatoppervlak worden aangebracht. Ook kunnen bepaalde metaalalkylaten worden gebruikt, bijv. tindibutyldiacetaat en titaniumisopropylaat. Binnen het 5 bestek van de uitvinding valt ook de toepassing van een mengsel, dat zouten van verschillende metalen bevat, waardoor een bekleding van een mengsel van verschillende metalen of metaalverbindingen wordt gevormd.
Bij bepaalde werkwijzen volgens de uitvinding 10 wordt een afzuigsysteem toegepast om gas uit de omgeving van de druppelstroom weg te zuigen in dezelfde richting over het substraat, als waarin de gasstraal is gericht. Hiertoe kunnen zuigkrachten worden teweeggebracht in ëên of meer uitlaatpijpen, waarvan de gasinlaatopeningen naar de voorkant van de 15 druppelstroom toe zijn geplaatst. Dit afzuigsysteem kan het risico van ongewenste oppervlakafzettingen op de bekleding in het geval dat de druppelstroom schuin omlaag naar het substraat is gericht, verhinderen. Deze zuigkrachten worden natuurlijk zodanig geregeld, dat de druppelstroom niet wordt 20 verbroken of merkbaar verstoord. Een dergelijk proces combineert de voordelen van de onderhavige uitvinding en van de uitvinding, die wordt beschreven in het Britse octrooischrift 1.523.991, en kan verder nog de uitvinding omvatten, die het onderwerp is van de Britse octrooiaanvrage 8.003.358.
25 De uitvinding omvat tevens een inrichting, waarmee een bekleding van een metaal of een metaalverbinding op een verhit glassubstraat volgens de boven beschreven werkwijze van de uitvinding kan worden gevormd. Deze inrichting, voorzien van steunen voor het substraat, transportmiddelen voor het daarmee 30 tevens ondersteunde substraat in een gegeven (in het vervolg aangeduid met "voorwaarts") richting, en sproeiers om tenminste ëên stroom van druppels op het ondersteunde substraat te spuiten, heeft het kenmerk, dat de sproeiers zijn geconstrueerd en opgesteld om tenminste ëën stroom van druppels in 35 schuin voorwaartse of achterwaartse richting op het ondersteunde substraat te spuiten en dat de inrichting tevens is voorzien van een blaasmechanisme om tenminste ëën straal gas in de ruimte boven het substraat zodanig uit te stoten, dat deze 81 00 45 9 - 10 - straal in dezelfde (voorwaartse of achterwaartse) richting boven het substraat voortbeweegt en tegen de druppelstroom of -stromen botst.
De inrichting volgens de uitvinding kan verder 5 zijn voorzien van elk middel, dat noodzakelijk is voor êên van de boven beschreven facultatieve uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding.
Bij voorkeur zijn de sproeiers geconstrueerd en opgesteld om de druppelstroom schuin omlaag voorwaarts op het 10 ondersteunde substraat te spuiten.
In een bepaalde inrichting volgens de uitvinding zijn de sproeiers verbonden met een drijfmechanisme om de druppelstromen herhaald in één richting of heen en weer te verplaatsen dwars op de baan, waarlangs het substraat wordt 15 getransporteerd.
Met voordeel is de bekledingsinrichting aangebracht in een tunnel, waardoor het glassubstraat wordt getransporteerd en betrekt het mechanisme voor het uitstoten van de gasstralen het gas van buiten de tunnel.
20 De voorkeur verdient een inrichting, waarin de sproeiers zodanig zijn opgesteld, dat de druppelstromen zodanig worden uitgestoten, dat de scherpe hoek tussen de as van deze stromen en het vlak van het substraat gedurende het transport in het bereik van 20-60° is, bij voorkeur tussen 25 en 25 35°. Bij voorkeur zijn de sproeiers zodanig geconstrueerd, dat tenminste êên van de druppelstromen evenwijdig is of een di-vergentiehoek van niet meer dan 30° heeft, zoals boven bespro-ken.
De boven gedefiniëerde inrichting volgens de uit-30 vinding kan worden opgesteld bij een machine voor de fabricage van vlakglas, bijv. een "float"-tank, voor de bekleding van een continue band van glas, die uit deze machine komt. De sproeiers worden bij voorkeur zodanig opgesteld, dat de druppelstroom het oppervlak van de band treft op een plaats, waar 35 de temperatuur van het glas tussen 650 en 100°C bedraagt.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaat de mogelijkheid tot het afvoeren van gas door middel van een uilaatleiding, die is aangebracht 8100459 - 11 - om gas weg te zuigen van de druppelstroom in dezelfde (voorwaartse of achterwaartse) richting over het substraat, als waarin het blaasmechanisme de gasstralen uitstoot.
De uitvinding wordt thans toegelicht aan de hand 5 van de bijgevoegde schematische tekeningen, waarin figuur 1 een langsdoorsnede is van een gedeelte van een machine voor de fabricage van vlakglas met inbegrip van een reeds bekende inrichting voor het bekleden van glas; figuur 2 een afbeelding in horizontale projectie is van bepaalde bekledingsgebreken, 10 die soms optreden bij gebruik van deze inrichting; figuur 3 een langsdoorsnede is van een gedeelte van een machine, gelijk aan figuur 1, maar met inbegrip van een bekledingsinrichting volgens de uitvinding; figuur 4 een bovenaanzicht is van een detail van de in figuur 3 getoonde bekledingsinrichting en van 15 een gedeelte van een glasplaat; en figuur 5 een gedeelte van een andere machine weergeeft, met inbegrip van een tweede uitvoeringsvorm van de bekledingsinrichting volgens de uitvinding.
In figuur 1 bevindt de bekledingsinrichting zich in een koeloven 1, met een bovenwand 2 en een onderwand 3, 20 door welke kamer de glasband 4 wordt getransporteerd vanuit een afdeling van de machine, waarin de band wordt gevormd. De koeloven 1 kan bijv. aangesloten zijn op een trekmachine voor vensterglas van het Libbey-Owenstype, of kan aangesloten zijn op een "float"-tank, waarin de band van glas wordt gevormd 25 volgens het "float"-proces.
De band van glas 4 wordt gedragen door cylinders 5 en beweegt voorwaarts door de koeloven 1 in de richting van pijl 6. Boven de baan van de band van glas bevinden zich uitschuif bare vuurvaste schermen 7 en 8, waardoor een ruimte 30 wordt begrensd, waarin een bekleding van een metaalverbinding wordt gevormd op het oppervlak van de band van glas gedurende de passage door de koeloven.
In een bekledingszone in deze ruimte is een spuit-pistool 9 opgesteld boven de horizontale baan van de band van 35 glas. Het spuitpistool is verbonden met een mechanisme (niet getoond) voor de verplaatsing van dit pistool heen en weer langs een horizontale baan dwars op de richting waarin de band beweegt. De vertikale afstand tussen het spuitpistool en de 8 1 0 0 45 9 - 12 - bovenkant van de band van glas bedraagt tussen 15 en 35 cm.
Het spuitpistool is zodanig geplaatst, dat de druppels in een regelmatige kegelvormige stroom met een kegelhoek van 20° onder een hoek van 20-60° met de band worden uitgestoten. De 5 algemene spuitrichting van de druppels uit het spuitpistool is van links naar rechts in de figuur, waarbij deze richting van links naar rechts in de betekenis van de beschrijving ook voorwaarts of stroomafwaarts is.
Op een afstand van ongeveer 10-30 cm aphter de 10 grens 10 van het gebied, waarin de druppelstroom de band van glas treft, bevindt zich een uitlaatleiding 11, die is verbonden met een apparaat (niet getoond) voor het handhaven van zuigkrachten in de leiding. De leiding strekt zich dwars over de baan van de band uit en heeft een mondstuk 12, dat een 15 gleufvormige gasinvoeropening vormt. De instroomopening van het mondstuk bevindt zich op een hoogte van 1-20 cm boven de band van glas.
„ Gedurende gebruik van de inrichting worden voort durend zuigkrachten in de leiding 11 in stand gehouden, waar-20 door gas in voorwaartse richting uit de directe nabijheid van de druppelstroom en het gebied waar de druppelstroom de band treft, wordt weggezogen in deze leiding. Het doel van dit afzuigsysteem is schadelijke reactieprodukten uit de atmosfeer boven de opvolgend beklede stroken van de band te verwijderen. 25 De zuigkrachten worden zodanig aangepast, dat ze de regelmaat van de druppelstroom van het spuitpistool naar de glasband vrijwel niet verstoren en daarom komt de werkwijze overeen met het reeds genoemde Britse octrooischrift 1.523.991. Dankzij deze zuigkrachten wordt het risico van ongewenste afzettingen 30 op het oppervlak van de gevormde bekleding verminderd, zoals reeds hierboven werd uiteengezet. In de hier toegelichte uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, is een tweede uitlaatleiding 13 aangebracht op enige afstand achter de leiding 11. De tweede uitlaatleiding zuigt gas af, dat 35 voorbij de leiding 11 is terechtgekomen.
Bij gebruik van de in figuur 1 getoonde inrichting bleek het glas, waarop de bekleding werd gevormd, bij onderzoek af en toe gebreken in de bekleding te bezitten, welke als
81 0 0 45 S
-13- plaatselijke lichtverstrooiende gebieden aan de dag traden. Deze gebieden waren over het oppervlak van de glasplaat in de vorm van een herkenbaar patroon verspreid, waarvan een typisch voorbeeld wordt getoond in figuur 2. In deze figuur wordt een 5 gedeelte van een glasplaat 14 in bovenaanzicht getoond. De zwart gekleurde gebieden zijn de gebieden van de plaat, waarin de ongewenste verstrooiing van doorgelaten licht optreedt.
Naar patroon beschouwd bestaan deze gebieden uit op enige afstand van elkaar gelegen dwarsbanden 14, van waaruit een aan-10 tal korte vegen 15 loopt. Het lichtverstrooiende effect van het glas in deze gebieden is klein, bijv. 0,2-0,5 % groter dan dat van de rest van de plaat, maar de aanwezigheid van deze gebreken is niet aanvaardbaar, wanneer de bekleding moet beantwoorden aan eerste klas optische vereisten.
15 De onderlinge afstand van de dwarsbanden 14 bleek overeen te komen met de voortgang in stappen van de druppel-stroom van de ene dwarsgang over het glas naar de volgende. De gladde randen van de banden 14 zijn aan de voorwaartse kant van deze-banden en de vegen 15 in achterwaartse richting ach-20 ter deze banden. Hierom werd aangenomen, dat de gebreken ontstaan door de inwerking van meegevoerde gassen op het glas achter de druppelstroom.
Figuren 3 en 4 geven een machine weer, gelijk aan die in figuur 1, maar die tevens een bekledingsinrichting vol-25 gens de onderhavige uitvinding omvat, waardoor het in figuur 2 getoonde soort gebreken in de bekleding kan worden vermeden of waarvan althans het risico kan worden verminderd. In de machine volgens de figuren 3 en 4, waarin dezelfde verwijzings-cijfers als in figuur 1 worden gebruikt om dezelfde onderdelen 30 van de inrichting aan te geven, is een vaste dwarsleibaan aanwezig, waaraan een wagen 17 is bevestigd. De wagen is voorzien van wielen, die over de flenzen van de leibaan rollen. Aan de wagen is een vertikale buis 18 bevestigd waarin zich verscheidene kanalen voor perslucht en te versproeien oplossing gevin-35 den. De lucht en de oplossing worden toegevoerd via buigzame kanalen, waarvan er één, 19, is aangegeven in figuur 3. Gescheiden stromen van lucht en oplossing worden toegevoerd aan een spuitpistool 20, via een vertakking 21 van de buis 18. De 81 00 45 9 14 - overige lucht stroomt verder omlaag in de buis 18 en wordt door een plat mondstuk 22 met een gleufvormige uitstroomope-ning in de vorm van een straal uitgestoten.
Gedurende de dwarsgangen van de wagen 17 over de 5 baan van de glasband 4, wordt de bekledingsoplossing uit het spuitpistool 20 in de vorm van een regelmatige kegel 23 uitgestoten, waarvan het gebied op de band van glas, waar de sproeivloeistof deze treft, op een zeker ogenblik is aangegeven in figuur 4 met een gebroken grenslijn 24. Tegelijkertijd 10 wordt continu lucht uitgestoten uit mondstuk 22 in de vorm van een straal met een in^de dwarsrichting langgerekte dwarsdoorsnede, waarvan het gebied, waar deze de glasband treft, is aangegeven met de stippellijn 25. De gasstraal wordt door de glasband voorwaarts afgebogen tegen de sproeikegel 23 in het 15 onderste gedeelte daarvan en veroorzaakt een geringe afvlak-king van de achterkant van de druppelstroom. De platte straal divergeert zijdelings vanuit zijn bron met een ingesloten hoek van 70-110°. Het gas uit deze straal stroomt in zijn geheel of hoofdzakelijk voorwaarts langs de druppelstroom aan beide zij-20 den daarvan. De in zeer geringe mate vervormde druppelstroom blijft geheel regelmatig gedurende de dwarsgangen over de band van glas.
De gasstraal kan dampstromingen opvangen, die achter de druppelstroom omlaag kunnen worden gevoerd, waardoor 25 de damp verhinderd wordt tegen het glas te stromen of de damp wordt verdund, voordat deze het glas bereikt. Het opwekken van dergelijke van achteren komende gasstralen gedurende het sproeien van de bekledingsoplossing is gebleken het optreden van gebreken, zoals afgeschilderd in figuur 2, te kunnen ver-30 mijden of verminderen.
De algehele kwaliteit van de gevormde bekleding kan soms worden verbeterd door een scherm of een afsluiting 26 boven de uitlaatleiding 13 aan te brengen, zoals met gebroken lijnen in figuur 3 wordt aangegeven, teneinde uitlaatgas, dat 35 voorbij deze leiding kan zijn gestroomd, te verhinderen over deze leiding stroomopwaarts terug naar de bekledingszone te stromen. Een werkwijze en inrichting, die gebruikmaken van één of meer schermen of afsluitingen met dit doel, worden beschre- 8100459 - 15 - ven in de Britse octrooiaanvrage 8.003.358.
De in de figuren 3 en 4 getoonde bekledingsinrich-ting kan ook worden gebruikt volgens de uitvinding voor het bekleden van een glassubstraat gedurende verplaatsing daarvan 5 door een tunnel 1 in de tegengestelde richting van pijl 6.
In dit geval is de richting van de sproeikegel 23 naar het substraat schuin omlaag achterwaarts in de betekenis van de beschrijving. Onder deze omstandigheden kan de straal gas uit mondstuk 22 dan stromingen opvangen of verdunnen, die ont-10 staan in het gebied waar de sproeikegel de band van glas treft en die omlaag kunnen worden meegevoerd in contact met de bekleding. De gasstraal kan daarom het optreden van gebreken aan het oppervlak van de bekleding verhinderen of verminderen, welke gebreken niet te verwijderen kunnen zijn, of slechts met 15 moeite te verwijderen kunnen zijn in een volgende oppervlak-behandeling. Wanneer een tweede bekledingszone aanwezig is verder stroomafwaarts in de transportrichting van het substraat, waarin een tweede bekleding wordt gevormd bovenop de eerste, dan zouden deze gebreken in elk geval onbereikbaar 20 zijn voor een dergelijke oppervlakbehandeling.
Hierna wordt de in figuur 5 getoonde inrichting besproken.
Deze figuur toont een gedeelte van een tunnel 30, waardoor een juist gevormde glasband 31, ondersteund door cy-25 linders 32, vanuit een machine voor de vorming van vlakglas, bijv. een "float“-tank, zich in de met pijl 33 aangegeven voorwaartse of stroomafwaartse richting voortbeweegt. Gedurende het transport door de tunnel wordt de glasband bekleed met de bekledingsinrichting, die zich in een afdeling boven de 30 band van de baan bevindt en aan de stroomwaartse, resp. stroomafwaartse zijde wordt begrensd door de schermen 34 en 35.
De bekledingsinrichting omvat een aantal spuitpi-stolen, die met tussenruimten zijn aangebracht op een eindeloos kringspoor met twee evenwijdige rails 36 en 37, die zich 35 dwars over de tunnel uitstrekken in een stroomopwaartse en een stroomafwaartse bekledingszone. Twee van de spuitpistolen met de verwijzingscijfers 38 en 39, zijn in de tekening aangegeven, waarbij het spuitpistool 38 zich op de stroomopwaartse 8100459 - 16 - rail en het spuitpistool 39 zich op de stroomafwaartse rail van het kringspoor bevindt. Elk spuitpistool wordt gedragen door een buis zoals 40, waarin kanalen zijn aangebracht voor de toevoer van de bekledingsoplossing en perslucht aan het 5 spuitpistool. Iedere buis wordt gedragen door een wagen zoals 41 met wielen zoals 42, die over het kringspoor lopen. Een scheidingswand 43 is dwars over het bovengedeelte van de tunnel aangebracht tussen de evenwijdige banen, die worden gevolgd door het spuitpistool op de tegengestelde rails van het 10 kringspoor.
Bij het uitvoeren van de bekledingswerkwijze wordt de serie spuitpistolen continu in één richting rondgedraaid.
De spuitpistolen staan gedurende deze rondgang in verbinding met verdeelstukken voor de toevoer van bekledingsoplossing en 15 perslucht, met de mogelijkheid de verdeling van de toevoer te variëren om aan de vereisten van de verschillende bekledingen te voldoen. Elk spuitpistool kan bijv. in continue verbinding staan met de bronnen voor de toevoer van de bekledingsoplossing en perslucht gedurende iedere dwarsgang van het spuitpistool 20 over de tunnel. Onder deze omstandigheden worden twee op elkaar gelegen bekledingen gevormd op de band van glas. De eerste bekleding wordt gevormd uit de bekledingsoplossing, die wordt gesproeid door spuitpistolen tijdens de oversteek van de tunnel op de stroomopwaartse rail van het kringspoor. Geduren-25 de deze oversteek wijzen de pistolen schuin omlaag achterwaarts, zoals het spuitpistool 38. De bovenbekleding wordt gevormd uit de bekledingsoplossing, die wordt gesproeid door de spuitpistolen bij de oversteek van de tunnel op de stroomafwaartse rail van het spoor, waarbij deze pistolen schuim om-30 laag voorwaarts wijzen, zoals het spuitpistool 39.
Het systeem voor de voeding van de bekledingsoplossing kan zo worden geregeld, dat enkele van de spuitpistolen slechts worden gevoed met bekledingsoplossing gedurende hun oversteek op de stroomopwaartse rail van het spoor en de 35 overige pistolen slechts worden gevoed met bekledingsoplossing gedurende hun oversteek op de stroomafwaartse rail van het spoor. Verschillende bekledingsoplossingen kunnen worden gevoed aan de verschillende groepen pistolen, waardoor op elkaar 810045¾ - 17 - gelegen bekledingen met verschillende samenstelling worden verkregen.
In de afgebeelde opstelling wordt slechts in de stroomafwaartse bekledingszone bekledingsoplossing gesproeid, 5 zoals wordt weergegeven met de druppelstroom 44 uit het spuit-pistool 39. De bekledingsoplossing kan worden gevoed aan elk pistool van de serie gedurende de oversteek van de tunnel in de stroomafwaartse bekledingszone, of de bekledingsoplossing kan worden gevoed aan slechts enkele van de pistolen van de 10 complete serie, afhankelijk van de vereiste snelheid, waarmee het bekledingsmateriaal wordt afgezet.
Achter de dwarsbaan van de druppelstromen in de stroomafwaartse bekledingszone bevindt zich een gastoevoerbuis 45, die zich dwars over de tunnel uitstrekt boven de baan 15 van de glasband en een gleufvormige uitstroomopening 46 heeft, welke zich over de gehele breedte van de baan van de band uitstrekt. De buis 45 is verbonden met een gastoevoersysteem (niet getoond) voor de continue toevoer van lucht aan de buis, waardoor een platte straal van de voorverwarmde lucht vanuit 20 de gleufvormige uitstroomopening voorwaarts wordt uitgestoten. Deze luchtstraal botst tegen het onderste gedeelte van de gesproeide stromen van druppels, terwijl deze in de stroomafwaartse bekledingszone de tunnel oversteken. De straal heeft een verminderend effect op het optreden van gebreken in de be-25 kleding aan het grensvlak van de bekleding en het substraat, vermoedelijk omdat de straal één of meer mogelijk schadelijke stoffen opvangt, die de neiging hebben in dampstromingen achter de sproeikegels omlaag te worden getrokken, of omdat de straal de concentratie van deze stoffen verlaagt, voordat deze 30 het glassubstraat bereiken.
Omdat de straal lucht uit de buis 45 werkt over de gehele breedte van de baan van de glasband, passeert een aanzienlijke hoeveelheid van de lucht, waaruit de straal bestaat, op ieder moment de dwarsbaan van de beweging van de druppel-35 stromen, zonder dat deze daarbij worden geraakt. Deze lucht kan de uitwerking hebben dampen uit de dwarsbaan weg te blazen, waardoor deze niet in de stromen worden ingevangen. Aldus omvat de werkwijze tevens de uitvinding, die wordt beschreven 8100459 - 18 - in de Britse octrooiaanvragen 8.003.382.
De aan de buis 45 gevoede lucht kan op omgevingstemperatuur zijn, bijv. 25°C. Aangezien echter een continue toevoer van lucht over de gehele breedte van de baan van de 5 band plaatsvindt en de toevoersnelheid van de lucht daardoor aanzienlijk groter is dan gebruikelijk, wanneer een inrichting volgens de figuren 3 en 4 wordt gebruikt, verdient het de voorkeur de lucht voor te verwarmen. De voorverwarmingstempe-ratuur kan worden gekozen om de temperatuur van de gesproeide 10 druppels te beïnvloeden, zoals wordt beschreven in de Britse octrooiaanvrage 8.003.357.
Stroomafwaarts van de stroomafwaartse bekledings-zone bevindt zich een uitlaatleiding 47, waarvan het onderste gedeelte 48 voor het inlaten van uitlaatgas is gericht naar 15 deze bekledingszone. Een mechanisme (niet getoond) is aangebracht om continu zuigkrachten in deze leiding in stand te houden om gas uit de nabijheid van het front van de dwarsbaan van de druppelstromen in de stroomafwaartse bekledingszone voorwaarts te doen stromen, weg van deze baan in de uitlaat-20 leiding, waardoor het risico wordt verminderd van afzetting van materiaal op de gevormde bekleding vanuit de ruimte boven de baan van de glasband.
De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding worden aan de hand van de volgende voorbeelden nader toe-25 gelicht.
VOORBEELD I
De bekledingsinrichting volgens de 'figuren 3 en 4 werd toegepast voor het bekleden van een 3 m brede 'band van glas tijdens de fabricage daarvan met een trek'proces van het 30 Libbey-Owenstype, waarbij de snelheid van de 'band van glas ca. 1 m/min. bedroeg. De bekledingsinrichting werd ongesteld op een plaats, waar de temperatuur van het glas in het gebied waar het door de druppelstroom werd getroffen, ongeveer 600°C
was. Een gebruikelijk spuitpistool werd bij een druk van ca.
2 35 4 kg/cm toegepast. Het pistool werd heen en weer over de baan van de band verplaatst op een hoogte van 30 cm boven de band van glas, met een snelheid van 9 heen-en-weer'gangen per minuut. Het spuitpistool werd zodanig gericht, dat de as van de drup- 8 1 0 0 45 9 - 19 - pelstroom een hoek van 35° met het vlak van de band van glas maakte.
Het spuitpistool werd gevoed met een waterige oplossing van tinchloride, verkregen door gehydrateerd tinchlo-5 ride (Snd^^^O) in water op te lossen in een hoeveelheid van 375 g tinchloride per liter water en per liter 55 g NH4HF2 toe te voegen.
De snelheid, waarmee de bekledingsoplossing werd gespoten, werd afgesteld om op de band van glas een bekleding 10 van tinoxide, gedoopt met fluorionen en met een dikte van 750 nm, te vormen.
Een straal perslucht werd continu uitgestoten met 3 een snelheid van 15 m /h uit het mondstuk 22, waarvan de opening zich 20 cm boven de glasband bevond. Het mondstuk werd 15 afgesteld om onder een helling van 45° met het vlak van de band te liggen en om de luchtstraal tegen de glasband te drijven, onmiddellijk achter het gebied waar de druppelstroom de band treft.
Het luchtafzuigsysteem werd afgesteld om een on-20 derdruk van ongeveer 100 mm water in de zuigmondstukken van elk van de uitlaatleidingen 11 en 13 te handhaven, welke mondstukken 20 cm boven de glasband waren.
Het met de werkwijze verkregen beklede glas bleek een zeer goede optische kwaliteit te hebben met slechts een 25 zeer kleine hoeveelheid lichtverstrooiende gebreken in de bekleding of aan het grensvlak van de bekleding en het glas.
Met even goede resultaten kan een bekleding van indiumoxide worden gevormd uit een waterige oplossing van in-diumnitraat.
30 Bovenstaande werkwijze kan bijv. ook worden ge bruikt voor het bekleden van een band van glas bij het verlaten van een "float"-tank.
In een vergelijkingsproef werd de werkwijze uitgevoerd zonder gas toe te voeren via het mondstuk, maar onder 35 overigens ongewijzigde omstandigheden. Het verkregen beklede glas bleek lichtverstrooiende gebieden te bezitten, verspreid volgens hetzelfde patroon als dat in figuur 2.
8100 45 9 > · - 20 -
VOORBEELD II
Een inrichting volgens de figuren 3 en 4 werd gebruikt voor het bekleden van een band van glas, die in het gebied waar de druppels het oppervlak troffen, een temperatuur 5 van ca. 580°C had. Het spuitpistool werd gevoed met een oplossing van het reactieprodukt van watervrij SnCl4 met methanol. Na toevoeging van HC1 voor stabilisatie, werd de concentratie van de oplossing door middel van dimethylformamide bijgesteld en werd NH4HF2 als dopemiddel toegevoegd.
10 De snelheid, waarmee de bekledingsoplossing werd gespoten, werd afgesteld om op de band van glas een bekleding van Sn02 gedoopt met fluorionen met een dikte van 720 nm, te vormen.
Zoals in voorbeeld I werden in de leiding 11 en 13 15 continu zuigkrachten in stand gehouden.
Een straal perslucht werd continu gedurende iedere oversteek van het spuitpistool over de glasband door het mondstuk .22 uitgestoten. De straal werd tegen het onderste gedeelte van de druppelstroom, d.w.z. in de onmiddellijke nabijheid 20 van het substraat, gericht. De toevoersnelheid van de lucht was voldoende groot om een geringe vervorming van de natuurlijke vorm van de stroom te veroorzaken.
De bekleding had een goede kwaliteit, met geringe blijk van grensvlakgebreken, die aanleiding geven tot licht-25 verstrooiing aan het grensvlak van het glas en de bekleding.
Vrijwel gelijke resultaten werden verkregen met een enigszins gewijzigde werkwijze, waarbij de bekledingsoplossing was vervangen door een oplossing, die werd verkregen door de reactie van SnCl^ met azijnzuuranhydride in stoechio-30 metrische verhoudingen uit te voeren, de daaruit verkregen zeer stroperige bruin-zwarte vloeistof onder vrijkoming van HC1 langzaam te roeren, het mengsel met dimethylformamide te verdunnen en enige milliliters van een 40 vol.% handelsoplossing van HF als dopemiddel toe te voegen.
35 Bij volgende proeven werd de werkwijze volgens voorbeeld II herhaald, waarbij als verandering in het ene geval het mondstukk 22 schuin omlaag was gericht naar de snijlijn van de achterkant van de sproeikegel en de glasband en in 8100459 -21 - h het andere geval het mondstuk 22 horizontaal was gericht, zoals de straal uit de buis 45 in figuur 5. De verkregen kwaliteit van de bekleding was even hoog als bij toepassing van de in figuur 3 getoonde hellende stand van het mondstuk, zoals in 5 voorbeeld II.
VOORBEELD III
Een band van "float"-glas met een breedte van ca.
2,5 m werd bij het verlaten van de "float"-tank met een snelheid van 4,5 m/min. met gebruik van de in de figuren 3 en 4 10 getoonde bekledingsinrichting bekleed. Het spuitpistool 20 was onder een hoek van 30° met het horizontale vlak gericht en het luchtmondstuk 22 was zo onder een hoek van 27° met het horizontale vlak gericht, dat het direct naar het onderste gedeelte van de sproeikegel wees, dicht bij de glasband.
15 Een gebruikelijk spuitpistool werkte met een druk 2 van ca. 3 kg/cm . Het pistool was 25 cm boven de band van glas aangebracht en was onder een hoek van 30° naar het vlak van de band gericht. Het pistool werd met 10 omlopen per minuut heen . en weer bewogen en het pistool werd gevoed met een oplossing 20 van kobaltacetylacetonaat, Co (C^H^C^) 2*2^0 in dimethylform-amide. Het pistool was zo geplaatst, dat deze oplossing de band van glas trof op een plaats, waar het glas een temperatuur van ca. 580°C had.
Het zuigmondstuk 12 van de uitlaatleiding 11 be-25 vond zich 20 cm boven de band van glas. De zuigkrachten waren afgesteld op een onderdruk van ca. 50 mm water in het zuigmondstuk. De uitlaatleiding 13 werd niet gebruikt.
De toevoersnelheid van de bekledingsoplossing werd zodanig geregeld, dat een bekleding van kobaltoxide (Co^O^) 30 met een dikte van ca. 92nm op het glas werd gevormd.
Een straal perslucht werd continu uitgestoten door het mondstuk 22, dat zich op een hoogte van 15 cm boven de glasband bevond. De toevoersnelheid van de lucht werd zodanig geregeld, dat de straal direct inwerkte op de druppelstroom, 35 maar niet voldoende sterk was om vervorming van de vorm van de sproeikegel te veroorzaken. Tot het gebruik van een in vergelijking met de voorgaande voorbeelden relatief zwakke straal werd besloten op grond van het zeer vluchtige karakter van de 8 1 0 0 4 5 9 9 ft -22- bekledingsoplossing.
De op de band van glas gevormde bekleding had tegen het licht gehouden een bruinige tint en er was slechts een spoor van troebeling binnen de bekleding of aan het grens-5 vlak van het glas en de bekleding.
Bovenstaande werkwijze is ook bruikbaar voor het vormen van gekleurde lagen, die bestaan uit een mengsel van oxiden, door het spuitpistool te voeden met een oplossing, die een mengsel van verschillende metaalverbindingen bevat, bijv.
10 verbindingen van metalen als ijzer, kobalt, chroom en nikkel, of door gebruik te maken van meerdere spuitpistolen en verschillende oplossingen tegelijkertijd aan verschillende pistolen te voeden.
15 81 0 0 4 5 9

Claims (21)

1- Werkwijze voor het vormen van een bekleding van een metaal of een metaalverbinding op het oppervlak van een verhit glassubstraat gedurende verplaatsing daarvan in een ge-5 geven richting (in het vervolg en in volgende conclusies "voorwaarts" genoemd) door een bekledingszone door het substraat in contact te brengen met tenminste één stroom van druppels, die een stof of stoffen bevatten, waaruit de bekleding van het metaal of de metaalverbinding op het oppervlak 10 wordt gevormd, met het kenmerk, dat de stroom of stromen schuin omlaag voorwaarts of achterwaarts naar het substraat wordt, resp. worden, gericht en tenminste één straal gas zodanig in de ruimte boven het substraat wordt uitgestoten, dat de straal in dezelfde (voorwaartse of achterwaartse) rich-15 ting boven het substraat voortbeweegt en tegen de druppelstro-men botst.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat de druppelstromen schuin omlaag voorwaarts naar het substraat zijn gericht.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tenminste één druppelstroom neerkomt op een gebied van het te bekleden·substraatoppervlak en de stroom herhaald wordt verplaatst in een richting dwars op de baan van het substraat.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk , dat de druppelstromen in een richting dwars op de baan van het substraat heen en weer worden bewogen.
5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk , dat de druppelstromen worden uitgestoten door 30 een sproeikop of sproeikoppen, die zodanig langs een kring-spoor wordt, resp. worden, verplaatst, dat de baan van het substraat in de bekledingszone in één richting wordt overgestoken.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met 35het kenmerk, dat de gasstralen worden uitgestoten door een uitstroomopening of uitstroomopeningen, die tegelijk met de druppelstromen in een richting dwars op de baan van het substraat wordt, resp. worden, bewogen. 81 0 0 4 5 9 * * - 24 -
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de gasstralen worden uitgestoten door een stilstaande uitstroomopening of stilstaande uitstroomopeningen, die zich uitstrekt of die zijn verspreid 5 dwars over de baan van het substraat.
8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gas dat de stralen vormt, in de ruimte boven het substraat wordt geblazen vanuit een ruimte daarbuiten.
9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoersnelheid van het gas dat de stralen vormt, zo groot is, dat een geringe vervorming van de dwarsdoorsnede van de druppelstromen wordt veroorzaakt.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de breedte van de stralen tenminste voldoende is om botsing daarvan tegen de gehele breedte van de druppelstromen te verzekeren.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu- 20 sies, met het kenmerk, dat de gasstralen een langgerekte dwarsdoorsnede hebben, waarvan de lengte-as in de richting dwars op de baan van het substraat ligt.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste éën gas- 25 straal zijdelings divergeert vanuit zijn uitstroomopening.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gasstralen zo danig zijn gericht, dat de2e werken op het onderste gedeelte van de druppelstroom, dicht bij het glassubstraat.
14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gasstralen van uit de uitstroomopening(en) schuin omlaag zijn gericht.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk , dat de stralen zodanig omlaag zijn gericht, 35 dat deze door het glassubstraat tegen het onderste gedeelte van de druppelstroom worden afgebogen.
16. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de druppels drup- 8100459 - 25 - pels zijn van een oplossing van een metaalzout, bijv. een metaalchloride, waaruit een bekleding van een metaaloxide op het substraatoppervlak wordt gevormd.
17. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat een gasafzuigsysteem wordt gebruikt om gas weg te zuigen van de druppel-stroom in dezelfde richting over het substraat, als waarin de gasstralen zijn gericht.
18. Inrichting, te gebruiken voor het vormen van 10 een bekleding van een metaal of een metaalverbinding op het oppervlak van een verhit glassubstraat en voorzien van steunen voor het substraat, transportmiddelen voor het bewegen van het daarmee tevens ondersteunde substraat in een gegeven richting (in het vervolg "voorwaarts” genoemd) en sproeiers om tenmin-15 ste ëên stroom van druppels op het ondersteunde substraat te spuiten, met het kenmerk, dat de sproeiers zijn geconstrueerd en opgesteld om tenminste ëên stroom van druppels schuin omlaag voorwaarts of achterwaarts te spuiten op het ondersteunde substraat en de inrichting tevens is voor-20 zien van een blaasmechanisme om tenminste één straal gas zodanig uit te stoten in de ruimte boven het substraat, dat de straal in dezelfde richting (voorwaarts of achterwaarts) voortbeweegt boven het substraat en tegen de druppelstromen botst.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de sproeiers zijn verbonden met een drijfmechanisme om de druppelstromen herhaald in één richting of heen en weer dwars over de baan waarlangs het substraat wordt getransporteerd, te verplaatsen.
20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de bekledingsinrichting is opgesteld in een tunnel waardoor het glassubstraat wordt getransporteerd en het mechanisme voor het uitstoten van de gasstralen het gas van buiten de tunnel betrekt.
21. Inrichting volgens een der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat de inrichting tevens is voorzien van een gasafzuigmechanisme, dat is ingericht om gas van de druppelstromen weg te zuigen in dezelfde (voorwaartse 8100459 5 - 26 - of achterwaartse) richting boven het substraat, als waarin het gastoevoermechanisme de gasstralen uitstoot. 8100459
NL8100459A 1980-01-31 1981-01-30 Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas. NL8100459A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8003359 1980-01-31
GB8003359 1980-01-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100459A true NL8100459A (nl) 1981-09-01

Family

ID=10511049

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100459A NL8100459A (nl) 1980-01-31 1981-01-30 Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US4330318A (nl)
JP (1) JPS56120544A (nl)
BE (1) BE887233A (nl)
CA (1) CA1175303A (nl)
DE (1) DE3103195A1 (nl)
DK (1) DK157669C (nl)
ES (2) ES499522A0 (nl)
FR (1) FR2477131A1 (nl)
GB (2) GB2069992B (nl)
IT (1) IT1143302B (nl)
NL (1) NL8100459A (nl)
SE (1) SE453591B (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1143300B (it) * 1980-01-31 1986-10-22 Bfg Glassgroup Procedimento e dispositivo per ricoprire il vetro
US4397671A (en) * 1981-11-30 1983-08-09 Ford Motor Company Method of placing a metal oxide film on a surface of a heated glass substrate
GB2142621B (en) * 1983-06-17 1987-03-18 Glaverbel Coating hot glass with metals or metal compounds especially oxides
US4594226A (en) * 1984-02-23 1986-06-10 Reedy Gerald T Gas chromatography/matrix-isolation apparatus
NO168762C (no) * 1985-12-20 1992-04-01 Glaverbel Belagt, flatt glass.
GB2185249B (en) * 1985-12-20 1989-10-18 Glaverbel Apparatus for and process of coating glass
GB2187184B (en) * 1985-12-20 1989-10-11 Glaverbel Process and apparatus for pyrolytically coating glass
JPS6399117U (nl) * 1986-12-16 1988-06-27
GB2209176A (en) * 1987-08-28 1989-05-04 Pilkington Plc Coating glass
FR2677639B1 (fr) * 1991-06-14 1994-02-25 Saint Gobain Vitrage Internal Technique de formation par pyrolyse en voie gazeuse d'un revetement essentiellement a base d'oxygene et de silicium.
US5698262A (en) * 1996-05-06 1997-12-16 Libbey-Owens-Ford Co. Method for forming tin oxide coating on glass
FI20060288A0 (fi) * 2006-03-27 2006-03-27 Abr Innova Oy Pinnoitusmenetelmä
KR101509864B1 (ko) * 2012-11-07 2015-04-06 (주)엘지하우시스 비산 파우더 크리닝 장치
CN112403789A (zh) * 2020-11-26 2021-02-26 南京亚鼎光学有限公司 一种玻璃透明膜喷涂装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1523991A (en) * 1976-04-13 1978-09-06 Bfg Glassgroup Coating of glass
GB1524326A (en) * 1976-04-13 1978-09-13 Bfg Glassgroup Coating of glass
GB1516032A (en) * 1976-04-13 1978-06-28 Bfg Glassgroup Coating of glass
IT1143300B (it) * 1980-01-31 1986-10-22 Bfg Glassgroup Procedimento e dispositivo per ricoprire il vetro

Also Published As

Publication number Publication date
GB2102789A (en) 1983-02-09
GB2069992A (en) 1981-09-03
ES8205730A1 (es) 1982-07-01
US4330318A (en) 1982-05-18
SE8100692L (sv) 1982-08-01
GB2069992B (en) 1984-04-26
CA1175303A (en) 1984-10-02
FR2477131A1 (fr) 1981-09-04
SE453591B (sv) 1988-02-15
ES499523A0 (es) 1982-07-01
ES499522A0 (es) 1982-07-01
JPS6250423B2 (nl) 1987-10-24
DK157669B (da) 1990-02-05
DE3103195A1 (de) 1981-12-10
ES8205739A1 (es) 1982-07-01
BE887233A (fr) 1981-07-27
GB2102789B (en) 1983-10-26
JPS56120544A (en) 1981-09-21
DK43681A (da) 1981-08-01
IT8167083A0 (it) 1981-01-23
DE3103195C2 (nl) 1991-09-19
FR2477131B1 (nl) 1984-02-24
IT1143302B (it) 1986-10-22
DK157669C (da) 1990-07-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100461A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas.
FI61859C (fi) Saett att bilda ett enhetligt oeverdrag av metall eller en metallfoerening pao ytan av ett glasunderlag och anordning foeratt bilda ett dylikt oeverdrag
NL8100459A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas.
US4349371A (en) Process for coating glass
NL8102977A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding.
US5022905A (en) Method and apparatus for coating glass
JPS62158138A (ja) ガラスのコ−テイング方法と装置
JPH0674156B2 (ja) 高温ガラスに金属あるいは金属化合物、特に金属酸化物を被覆する方法
US4349370A (en) Process for coating glass
NL8100462A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas.
GB2068937A (en) Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides
GB2068934A (en) Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides
LU83189A1 (fr) Procede et dispositif de formation d'un revetement sur un substrat de verre chaud par deplacement d'un courant de reactif transversalement au substrat et propulsion de gaz au travers du trajet de ce courant
NZ230881A (en) Process and apparatus for coating hot sheet glass

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed