NL8006209A - Sleepzuiginrichting. - Google Patents

Description

’ i * .

N.0. 29.592 Sleepzuiginrichting

De uitvinding heeft betrekking op een sleepzuigerinrichting voor een baggervaartuig bestaande uit een zuigbuis met zuigmond en een op afstand van de zuigmond gelegen zuigpomp met aandrijfmotor, welke 5 zuigbuis met het voorbij de pomp gelegen boveneinde scharnierend is bevestigd aan een op het dek van het vaartuig geplaatst leidingbocht-stuk, dat aansluit op een over het ruim of de ruimen in langsrichting van het vaartuig verlopende stortbuis of -koker, welke zuigbuis nabij de zuigmond en/of bij een tussen de zuigmond en bochstuk gelegen 10 plaats is opgehangen aan draagbokken of davits waarmee de buis buiten boord kan worden gezet en neergelaten respectievelijk opgehesen en binnen boord gebracht, waarbij deze draagbokken, de zuigbuis, het leidingbochtstuk en de stortkoker elementen zijn, die als afzonderlijke eenheden aan het dek van een vaartuig te bevestigen zijn.

15 Een dergelijke sleepzuiginrichting is bekend uit NIVAG CONTOUR, mei 1979, blz. 22 t/m Th alsmede uit de daarop betrekking hebbende ter visie gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 78.10861.

Met deze bekende sleepzuiginrichting kan uitgaande van een standaard model zelfvarend hoppervaartuig, dat wil zeggen een hopper-20 vaartuig met eigen aandrijfmiddelen, op een eenvoudige wijze, namelijk door de montage van een aantal afzonderlijke aan het dek bevestigbare eenheden, zoals het bochtstuk, de hiermee te koppelen zuigbuis, de stortbuis of -koker en één of meer draagbokken of davits, een sleep-zuigbaggerinrichting worden verkregen. Men bereikt daarmee dat in de 25 zijwand van de scheepsromp geen voorzieningen behoeven te worden getroffen voor het geleiden en aansluiten van de zuigbuis en dat reparaties en onderhoud aan de diverse delen van de baggerinstallatie kunnen plaatsvinden zonder dat het schip daartoe behoeft te worden gedokt.

De hierboven genoemde eenheden bevinden zich daarbij aan épn zijde 30 van het vaartuig, hetgeen veelal tot consequentie heeft dat aan de andere zijde ballast moet worden aangebracht hetgeen nadelig is voor het draagvermogen. In het, voor de aandrijving van de baggerpomp benodigde vermogen wordt voorzien door de voortstuwingsmotoren van het vaartuig zo ruim te nemen dat deze eveneens het hydraulisch of elektrisch 35 vermogen voor de zuigpomp kunnen leveren. Hier kan men in de regel dus niet van een bestaande voortstuwingsinstallatie uitgaan, welke immers uitsluitend voor het voortstuwingsvermogen is ontworpen.

Doel van de uitvinding is een sleepzuiginrichting te verschaffen die eveneens uit aan het dek monteerbare eenheden is opgebouwd, doch w 8 0 0 6 20 9 * » -2- die losneembaar op elk type vaartuig kunnen worden geplaatst dat is voorzien van een ruim voor het opnemen van baggermateriaal, zoals bijvoorbeeld onderlossers, en die bijzonder geschikt is voor splijt-hoppervaartuigen.

5 Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat alle eenheden die dienen voor het dragen en hanteren van de zuigbuis een draagraam hebben, dat dwars over het ruim of de ruimen op de zet-boorden van het vaartuig losneembaar kan worden bevestigd.

Op deze wijze kan de sleepzuiginrichting geheel bij voorkeur 10 uit gestandaardiseerde en relatief compacte elementen worden opgebouwd waarbij de eenheden eenvoudig kunnen worden uitgewisseld of(in geval van schade aan het vaartuig) op een ander vaartuig gemonteerd worden. Verder wordt een betere gewichtsverdeling verkregen en maakt men nuttig gebruik van de vrije ruimte boven het ruim voor het naarkeuze plaatsen 15 van de respectievelijke eenheden. Het draagraam is gemakkelijk zodanig uit te voeren dat het rekening houdt met de aanwezige breedte van zet-boord tot zetboord en kan zo gewenst ook instelbaar zijn uitgevoerd, zodat het op meerdere scheepsbreedten van toepassing kan zijn. Gezien in de langsrichting van het vaartuig kunnen de eenheden op elke gewenste 20 plaats worden aangebracht, dat zil zeggen, dat de eenheid die het lei-dingbochtstuk draagt, zich gezien in de langsrichting van het vaartuig op elk gewenst punt kan bevinden, want de daarop aansluitende stortkokers kunnen zich zowel naar voren als naar achteren toe uitstrekken.

Bij de eerder genoemde bekende installatie staat het leidingbochtstuk 25 op het voorschip voor de ruimen,terwijl de stortkoker hier ondersteund wordt door steunen die zich niet losneembaar in het laadruim bevinden en aldus een obstructie vormen. De draagramen maken het verder mogelijk de draagbokken iets verder naar binnen te plaatsen zoals bij een naar binnen gehaalde, dat wil zeggen binnenboord geplaatste zbuigbuis de 30 gewichtsverdeling eveneens beter is, terwijl zij bovendien de mogelijkheid bieden de lieren en aandrijfmotoren daarvan op het van de zuigbuis afgekeerde einde van de draagramen te plaatsen.

Een bijzonder doeltreffende uitvoering verkrijgt men wanneer behalve de eenheden voor het dragen en hanteren van de zuigbuis, tevens 35 een aandrijfeenheid is geplaatst op een zich dwars over het ruim uitstrekkend en op de zetboorden vastzetbaar draagraam. De gehele baggerinstalla-tie heeft daarmee zijn eigen energievoorziening, zodat de sleepzuiginrichting op elk type vaartuig kan worden geplaatst zonder de noodzaak, het vermogen van de voortstuwingsmotoren daarvan te vergroten. Deze 40 aandrijfeenheid bestaat bij voorkeur uit een motor met generator en/of 8 0 06 20 9 \ * * -3- pomp, middelen voor de toevoer van energie aan de zuigpompmotor en middelen voor de toevoer van energie aan de lieren van de draagbokeenheden.

Bij splijthoppervaartuigen heeft de bekende toepassing zoals beschreven in het hiervoor genoemde artikel in NIVAG CONTOUR in 5 versterkte mate te maken met het bezwaar dat de eenheden slechts één helft van het schip zijn geplaatst. Volgens de uitvinding kunnen de draagramen van de eenheden ook zeer voordelig worden toegepast bij splijthoppervaartuigen wanneer deze draagramen aan één einde scharnierend zijn bevestigd aan het nabij gelegen zetboord en aan het andere einde 10 scharnierend en in dwarsrichting verschuifbaar op het andere zetboord zijn bevestigd. De verschuifbare verbinding laat met behoud van de horizontale stand van de draagramen het openen en sluiten van het splijthoppervaartuig toe.

De aandrijfeenheid is bij voorkeur voorzien van bedienings-15 en besturingsapparatuur voor de baggerinstallatie en deze apparatuur is bij voorkeur ondergebracht in een op de eenheid dat wil zeggen op het draagraam daarvan geplaatste cabine.

Bij de sleepzuiginrichting beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 78.10861 is het leidingbochtstuk dwars op de langsas ' 20 van het vaartuig verschuifbaar gelegerd in op het dek bevestigde gelei dingen en verplaatsbaar met behulp van een hydraulische cilinder. Deze dwarsverplaatsing is nodig wanneer de zuigleiding buiten boord wordt gebracht respectievelijk naar binnen toe wordt gehaald. Het leidingbochtstuk heeft daartoe een elleboog die bij het naar buiten bewegen aansluit 25 op de vast boven het ruim bevestigde stortbuis. Deze verbinding is dus niet permanent. Volgens de uitvinding verdient het nu de voorkeur, dat het leidingbochtstuk permanentis bevestigd aan de stortbuis of -koker en, tussen de daarop aansluitende elleboog en het op de zuigbuis aansluitende draaistuk, is voorzien van een scharnier met horizontale as en dat 30 het draaistuk scharnierend is bevestigd aan zwaaibaar op het draagraam bevestigde armen die met het scharnier in het leidingstuk en met de scharnierende bevestiging van de elleboog op het draagraam een parallello-gramgeleiding vormen waarop de cilinder aangrijpt. Bij deze uitvoering zal het scharnier in het leidingstuk bij voorkeur worden gevormd door 35 twee om een horizontale as scharnierend met elkaar verbonden jukken waardoorheen een slangstuk loopt. Hierdoor en door de parallelgeleiding is een permanente verbinding mogelijk geworden.

Volgens de uitvinding kan verder elke draageenheid zodanig zijn uitgevoerd dat de lier met liermotor staat op het van de zwaaibare 40 draagbokarmen afgekeerde einde van het draagraam en ter plaatse van de 80 0 6 20 9 -4- byiten boord zwaaibare draagarra de lierkabel is geleid over een, op afstand boven de scharnieras van de draagbokarm gelegerde kabelschijf en vandaar over een kabelschijf aan of nabij het einde van deze arm, welke arm middelen heeft voor het blokkeren van de omhooggezwaaide 5 stand en van de uitgezwaaide stand alsmede aanslagmiddelen aan de onder-of buitenzijde voor de zuigbuis. Behalve een gunstige gewichtsverdeling bereikt men dat bij het ophijsen van de zuigbuis de arm van de draagbok vanuit de horizontale stand omhoog zwaait zodra de zuigbuis in aanslag komt met de arm. In deze omhooggerichte stand kan dan een vergrendeling 10 plaats vinden waarna de zuigbuis op zadels kan worden neergelaten zoals op z zichzelf bekend is. Men bereikt hiermee dat een aparte hydraulische bediening van de arm van de draagbok overbodig is.

De zich dwars over het ruim uitstrekkende draagramen van de respectievelijke eenheden kunnen volgens de uitvinding nuttig worden 15 gebruikt voor het daaraan bevestigen van de stortbuis of koker.

Met de constructie volgens de uitvinding wordt meer nog dan bij het voorstel bekend uit NIVAG CONTOUR de bestaande constructie van het vaartuig ongemoeid gelaten, zelfs zodanig, dat na het wegnemen van de draagramen het vaartuig volledig in zijn oorspronkelijke toestand 20 hersteld is.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont in zijaanzicht een schip met de sleepzuiginrichting volgens de uitvinding.

25 Fig. 2 toont in bovenaanzicht het schip volgens fig. 1.

Fig, 3 toont schematisch de toepassing van de uitvinding bij een splijtbaar schip.

FigΛ is een zijaanzicht vande bochtstukeenheid.

Fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V van fig. 4.

30 Fig. 6 is een zijaanzicht van een draagbokeenheid van de zuigleiding en

Fig. 7 is een zijaanzicht van een draagbokeenheid die het zuigmondgedeelte van de zuigleiding draagt.

Het in de figuren getoonde schip is een schip van het type, 35 dat bestaat uit twee helften 1 en 2 die om een langsas 3 ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren.

Het ruim 4 heeft zetboorden 5 en 6.

Dwars over het ruim zijn een-aantal draagramen geplaatst en op de zetboorden bevestigd, zoals het draagraam van de aandrijfèenheid 7, het 40 draagraam 8 van het leidingbochtstuk, het draagraam 9 van een tussengele- 8006209 "5- 7* *.

gende zuigleiding dragende bok en het draagraam 10 van een het zuigmond gedeelte van de leiding dragende bok. Elk draagraam is, zoals getoond in fig. 3, aan één einde aan het zetboord, bijvoorbeeld het zetboord 6, bevestigd door middel van een scharnier 11 en aan het andere einde bij-5 voorbeeld aan het zetboord 5 bevestigd door middel van een stel rollen 12, die lopen in een rechthoekige geleiding 13, zodat het raam en het zetboord aldaar ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren en verschuiven. Dit is nodig om de splijtbewegingen van het schip mogelijk te maken, terwijl de draagramen zelf toch hun horizontale stand behouden. Het in 10 fig. 4 en 5 meer in detail getoonde draagraam 8, dat het leidingbocht-stuk draagt, bevat een elleboog 14·, die met een horizontale scharnier-tap 15 op het raam 8 is ondersteund alsmede via een draaibare koppeling waarop de over het ruim lopende stortkoker 17 aansluit.

Aan het van de stortkoker 17 afgekeerde uiteinde 18 van het 15 bochtstuk 14 is vast een juk 19 bevestigd, dat bij 20 een horizontale scharnierverbinding heeft met een juk 21 dat vast is bevestigd aan een pijpstuk 22, dat aansluit op het draaistuk 23.

Op dit draaistuk sluit via een elleboog 25 de zuigleiding 26 aan waarvan het bovengedeelte 26 via het scharnier 27 is gekoppeld met 20 de elleboog 25.

Deze zuigleiding draagt verder, tussen bovengedeelte 26 en ondergedeelte 28 in, de zuigpomp 29 met aandrijfmotor 30, waarbij het ondergedeelte 28 via een cardanscharnier 31 is aangesloten.

De zuigbuis wordt ter hoogte van de motorpompeenheid gedragen 25 door kabels van de op het draagraam 9 staande en in fig. 6 getoonde bok, terwijl het uiteinde dat de niet-getoonde zuigmond draagt, is opgehangen met kabels aan een op het draagraam 10 staande en in fig.7 getoonde draagbok.

Fig. 4 en 5 laten zien, dat het draaistuk 23 met behulp van 30 de armen 32 bij 33 scharnierend op het draagraam 8 is gelagerd.

Aan de elleboog 14 zit een oog 34 waarop de hydraulische cilinder 35 aangrijpt.

De afstand tussen de scharnieras van de tap 15 en de scharnier-as 20 van de jukken 19 en 21 is even groot als de lengte van de 35 armen32 tussen diens scharnierpunten.

Tussen bochtstuk 14 en leidingstuk 22 bevindt zich een buig- !· 8006209 -6- «Γ S- zame slang 36.

Met behulp van de cilinder 35 kan het geheel vanuit de ruststand in de steunen 37, 38 omhoog worden gezwaaid naar de met onderbroken lijnen aangegeven stand waarbij het bochtstuk 15 met het juk 19 en de armen 5 32 zorgen voor een parallelgeleiding. Op deze wijze kan de op het draai-stuk 23 aansluitende zuigieiding binnen respectievelijk buiten boord worden gebracht zonder dat de leidingverbinding met de stortkoker 17 onderbroken behoeft te worden.

Fig. 6 toont het draagraam 9 met boven de schuifbare en schar-10 nierbare verbinding met het zetboord 5 een lier 39 met aandrijfmotor 40 en aan de tegenover gelegen zijde een bok 41 met om de horizontale as 42 scharnierende draagraam 43. Deze bok draagt een zadel 44 waarin de zuig-buis kan rusten zoals aangegeven met de onderbroken lijn'.45. De draagraam wordt in zijn horizontale stand gehouden door een soepele trekver-15 binding 46.

De kabel van de lier 39, is aangeduid met 47 en loopt over een onderste schijf 48 van de bok, een bovenste schijf 49 van de bok 41 en een schijf 50 aan het uiteinde van de arm 43.

Fig. 6 toont de stand waarin de zuigbuis is neergelaten. Wordt 20 de kabel 47 met de lier 39 ingehaald dan zal de zuigbuis tegen de arm 43 aankomen waarna met de lierkabel 47 de arm 43 omhoog zwaait in de met onderbroken lijnen aangegeven stand waarbij de zuigbuis binnenboord is gekomen. Deze kan dan op het zadel 44 worden neergelaten.

Fig. 7 toont het raam 10 met lier 51 en aandrijfmotor 52 aan 25 één kant en de bok 54 aan de andere kant, welke bok een zadel 55 heeft en een draagarm 56. De lierkabel 57 loopt op dezelfde wijze als de kabel 47 in fig. 6. Het verschil is echter dat de lierkabel tevens loopt over de schijven 58, 59 van een deiningscompensator 60 voor het zuigmond gedeelte welke deiningscompensator op zichzelf aldaar bekend is.

30 De draagramen 7 t/m 10 kunnen, eenvoudig van constructie zijn.

Zij kunnen worden vervaardigd met een vaste lengte aangepast aan de breedte tussen de zetboorden van het schip waarvoor zij bestemd zijn.Zij kunnen echter ook worden vervaardigd met een instelbare lengte bijvoorbeeld door de langsliggers telescoperend ten opzichte van elkaar uit te voeren.

35 Is de inrichting nodig voor een schip met onderlossers dat wil zeggen kleppen in de bodem, dan is de verschuifbare scharnierconstruc-tie 12, 13 niet nodig en kan de bevestiging op beide zetboorden een vaste bevestiging zijn.

De stortkoker 17 kan over de draagramen 9 en 10 heen lopen.

40 De aandrijfeenheid op het raam 7 bestaat bij voorkeur uit een 80 0 6 20 9 ) ? * -7- verbrandingsmotor die een generator en een hydraulische pomp aandrijft en die op deze wijze de energie levert voor de motor 30 van de pomp 29 en voor de motoren 40 en 52 van de lieren alsmede de druk voor de cilinder 35 en andere eventuele hulpaggregaten.

80 06 20 9

Claims (8)

1. Sleepzuiginrichting voor een baggervaartuig bestaande uit een zuigbuis met zuigmond en een op afstand van de zuigmond gelegen zuigpomp met aandrijfmotor, welke zuigbuis met het voorbij de pomp 5 gelegen boveneinde scharnierend is bevestigd aan een op het dek van het vaartuig geplaatst leidingbochtstuk, dat aansluit op een over het ruim of de ruimen in langsrichting van het vaartuig verlopende stortbuis of -koker, welke zuigbuis nabij de zuigmond en/of bij een tussen de zuigmond en bochtstuk gelegen plaats is opgehangen aan 10 draagbokken of davits, waarmee de buis buiten boord kan worden gezet en neergelaten respectievelijk opgehesen en binnen boord gebracht, waarbij deze draagbokken, de zuigbuis, het leidingbochtstuk en de stortkoker elementen zijn, die als afzonderlijke eenheden aan het dek van een vaartuig te bevestigen zijn, met het kenmerk, 15 dat alle eenheden die dienen voor het dragen en hanteren van de zuigbuis een draagraam hebben, dat dwars over het ruim of de ruimen op de zet-boorden van het vaartuig losneembaar kan worden bevestigd.

2. Sleepzuiginrichting volgens conclusie 1, m e t h et k e n m e r k, dat'behalve de eenheden voor het dragen en hanteren f 20 van de zuigbuis, is voorzien in een aandrijfeenheid, die eveneens is geplaatst op een zich dwars over het ruim uitstrekkend en op dezet-boorden vastzetbaar draagorgaan,

3. Sleepzuiginrichting volgens conclusie 1 of 2, voor een splijthoppervaartuig, met het kenmerk, dat de draagramen 25 aan één einde scharnierend zijn bevestigd aan het nabij gelegen zetboord en aan het andere einde scharnierend en in dwarsrichtlng verschuifbaar op het andere zetboord zijn bevestigd.

4. Sleepzuiginrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijf eenheid 30 is voorzien van een motor met generator en/of pomp, middelen voor de toevoer van energie aan de zuigpompmotor en aan de lieren van de draag-bokeenheden.

4 V

5. Sleepzuiginrichting volgens conclusie 4-, m e t het kenmerk, dat de aandrijfeenheid is voorzien van de bedienings- 25 en besturingsapparatuur voor de baggerinstallatie.

6. Sleepzuiginrichting volgens een of meer der voorgaande 8006209 > -9- conclusies, waarbij het leidingbochtstuk dwars op de langsas van het vaartuig verplaatsbaar is met behulp van een hydraulische cilinder, met het kenmerk, dat het leidingbochtstuk permanent is bevestigd aan de stortbuis of -koker, en, tussen de daarop aansluiten-5 de elleboog en het op de zuigbuis aansluitende draaistuk is voorzien van een scharnier met horizontale as en dat het draaistuk scharnierend is bevestigd aan zwaaibaar op het draagraam bevestigde armen die met het scharnier in het leidingstuk en met de scharnierende bevestiging van de elleboog op het draagraam een parallellogramgeleiding vormen waarop 10 de cilinder aangrijpt.

7. Sleepzuiginrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke draagbokeenheid de lier met liermotor draagt op het van de zwaaibare draagbokarm afgekeerde einde van het draagraam en ter plaatse van de buitenboord zwaaiba-15 re draagarm de lierkabel is geleid over een op afstand boven de scharnier-as van de draagbokarm gelegerde kabelschijf en vandaar over een kabel-schijf aan of nabij het einde van deze arm, welke arm middelen heeft voor het blokkeren van de omhooggezwaaide stand en van de uitgezwaaide stand alsmede aanslagmiddelen aan de onder- of buitenzijde voor de zuigbuis.

8. Sleepzuiginrichting volgens een of meer der voorgaande conciisies, met het kenmerk, dat de stortbuis of -koker aan de draagramen is bevestigd. ' 8006209