NL8004378A

NL8004378A - Schijfeenheid met een roteerbare ronde informatieschijf.

Info

Publication number: NL8004378A
Application number: NL8004378A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1980-07-31
Filing date: 1980-07-31
Publication date: 1982-03-01
Also published as: DD203166A5; AT371274B; DE3125094A1; HK2186A; IT8123192A0; ATA333281A; FR2488027B1; ES504392A0; FR2488027A1; ES8206894A1; GB2081956B; BE889791A; DE3125094C2; IT1137628B; SE8104568L; GB2081956A; US4358801A; JPS5733484U; JPS6138148Y2

Description

Λ i .. i * PHN 9808 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Schijfeenheid met een roteerbare ronde informatieschi jf.

De uitvinding heeft betrekking op een schijf eenheid omvattende een cm een rotatieas roteerbare ronde informatieschijf met evenwijdige hoofdwanden aan weerszijden van de informatieschijf en met zijwanden, waarbij minstens één der beide hoofdwanden een, ten opzichte van de 5 rotatieas van de informatieschijf althans bij benadering radiaal verlopende, gleuf bezit voor een tot een schijfaandrijfinrichting behorende informatie-inschrijf- en/of uitleeskop; een gleufafdichtingsinrichting, omvattende een ten opzichte van de omhulling tussen een geopende stand en een gesloten stand althans ruwweg translerend verschuifbare schuif-10 plaat en een voor een schrijfaandrijfinrichting van buiten af toegankelijk en tussen een ruststand en een bedrijfsstand verplaatsbaar bedien jngsorgaan dat met de schuif plaat is gekoppeld, teneinde de schuifplaat van de gesloten stand naar de geopende stand te verschuiven, alsmede bij verplaatsing door een schijf aandrijf eenheid van het bescher-15 mingsorgaan van uit de ruststand naar de bedrijfsstand? alsmede verende middelen voor het verschuiven van de schuifplaat terug van de geopende stand naar de gesloten stand en voor het verplaatsen van het bedienings-orgaan terug van diens bedrijfsstand naar diens ruststand.

Een dergelijke schijfeenheid is bijvoorbeeld bekend uit het 20 Amerikaanse octrooischrift 3.529.301. Bij deze bekende schijfeenheid bevindt de informatieschijf zich in een platte cmhulling met een vier-. kante buitenomtrek. De gleufafdichtingsinrichting omvat een schuifplaat die is bevestigd op een, langs een der wanden van de omhulling verschuifbare, schuif stang. In de ruimte tussen de ronde infoonatieschijf 25 en een hoek van de vierkante cmhulling is een trekveer aangebracht die de gleufafdichtingsinrichting verend belast zodat de schuifplaat door de trekveer naar de gesloten stand wordt getrokken. Een bijbehorende aandrijf inrichting bezit een stootpen die via een opening in de zijwand van de omhulling, in de genoemde ruimte tussen de informatieschijf en 30 de hoek van de omhulling, kan binnentreden om aldaar tegen het be-dieningsorgaan te drukken en dit, tegen de kracht van de trekveer, te verplaatsen van diens ruststand naar diens bedrijfsstand. Aldus wordt 8004378 * ·* i - r ΡΗΝ 9809 2 de schuif plaat verplaatst van de gesloten stand naar de gelppende stand. Met de schuifstang is een klerrmechanisme verbonden voor het klanten van de informatieschijf tegen aanslagen in de orhulling. Door het verplaatsen van het bedieningsorgaan naar de bedrijfsstand wordt de klem- inrichting gelijkertijd gelost. De schijfeenheid kan in een bijbe-5 horende schijfaandrijfinrichting worden geschoven, waarbij door de verschuivende verplaatsing de reeds genoemde pen cp de schijfaandrijfinrichting door de opening in de orhulling van de schijfeenheid kan treden. Hierdoor is de schijfeenheid vooral geschikt voor samenwerking met schijfaandrijfinrichtingen die zodanig zijn geconstrueerd, dat het een vereiste is, dat de gleuf in de orhulling van de schijfeenheid zich bevindt dwars cp de richting waarin deze in de schijfaandrijfinrichting wordt geschoven. De reeds genoemde ruimte tussen de informatieschijf en de hoek van de orhulling moet beschikbaar zijn voor het binnendringen van de pen van de schijfaandrijfinrichting en voor het bevatten van delen van de gleuf afdichtinrichting.

De uitvinding beoogt een schijfeenheid van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen die bij uitstek geschikt is on een gleuf te bezitten die zich uitstrekt in de richting waarin de schijfeenheid in een schijfaandrijfinrichting kan worden geschoven. Voorts 20 is de uitvinding geschikt voor schijf eenheden met een orhulling met een vierkante ontrek maar waarbij de ruimte tussen de informatieschijf en de hoeken van de orhulling niet beschikbaar is voor het onderbrengen van delen van een gleufafdichtingsinrichting, gen dergelijke schijfeenheid wordt bijvoorbeeld beschreven in aanvraagsters eerder ingediende octrooiaanvrage no 80 00381 (PHN 9671), waarbij de orhulling uit een tweetal ten cpzichte van elkaar in axiale richting beweegbare deksels bestaat, die nabij de hoeken met elkaar kunnen worden verbonden of nabij de hoeken permanent met elkaar zijn verbonden. De uitvinding heeft tot kenmerk: dat het bedieningsorgaan een, ten opzichte van de onr 30 hulling om een zwenkas evenwijdig aan de rotatieas van de informatieschijf tussen de ruststand en de bedrijfsstand zwenkbare, hefboom omvat met een als aanslag voor een aandrijfeenheid fungerend eerste uiteinde en een met de schuifplaat samenwerkend tweede uiteinde; dat de hefboom en de schuifplaat zijn gelagerd op de hoofdwand van de 35 omhulling waarin zich de gleuf bevindt; en dat de zwenkas dichter bij het eerste uiteinde dan bij het tweede uiteinde van de hefboom is gelegen. Bij schijfeenheden volgens de uitvinding is voor het 800 4 3 78

A

• + l PHN 9808 3 openen van de gleuf slechts een kleine verplaatsing van de schijfeen-heid ten opzichte van een schijf aandrijf inrichting nodig en is een zeer platte bouwwijze van de gleuf afdichtingsinrichting mogelijk.

De draaiende beweging van de hefboom moet bij de gleufafdich-5 tingsinrichting vai een schijfeenheid volgens de uitvinding worden omgezet in een ruwweg translerende beweging van de schuif plaat. Teneinde te voorkomen dat problemen zouden kunnen ontstaan door klemming of ver-schranking van de schuif plaat, die in verhouding tot zijn breedte een betrekkelijk grote lengte kan hebben, is een uitvoeringsvorm van de 10 uitvinding van interesse die tot kenmerk heeft: dat de schuif plaat en het tweede uiteinde van de hefboom met elkaar scharnierend zijn verbonden; dat de schuifplaat en de omhulling zijn voorzien van met elkaar samenwerkende eindaanslagmiddelen welke de positie van de schuifplaat in de gesloten stand ten opzichte van de omhulling bepalen onder be-. 15 lasing van de verende middelen; en dat tussen de gesloten stand en de geopende stand de schuifplaat ten opzichte van de hefboom en ongehinderd door de omhulling in beperkte mate scharnierend beweegbaar is.

Deze uitvoeringsvorm berust op het inzicht, dat de oriëntatie van de schuifplaat vooral in de gesloten stand van belang is. Tijdens de 20 beweging tussen de gesloten stand en de geopende stand is de oriëntatie van de schuifplaat van minder belang, terwijl in principe ook in de geopende stand de oriëntatie van minder belang kan zijn.

Ter verkrijging van een platte en stofdichte gleuf af dichtingsinrichting is een uitvoeringsvorm van de uitvinding van belang die tot 25 kenmerk heeft: dat de gleuf af dichtingsinrichting een, op een hoofdwand van de omhulling bevestigde en daaraan evenwijdige, opsluitplaat omvat die de schuifplaat, de hefboom en de verende middelen opsluit tussen zichzelf en de genoemde hoofdwand; dat de hefboom een platte vorm heeft met een dikteafmeting die enkele malen kleiner is dan zijn breedteaf-30 meting, waarbij de hefboom met zijn breedteafrreting evenwijdig aan de opsluitplaat is aangebracht; en dat een zijwand van de omhulling is voorzien van een gleufvormige opening, gelegen tussen de hoofdwand van de omhulling en de opsluitplaat, voor het van buiten af bedienen van de hefboom door een aandrijf eenheid. De hefboom kan eventueel zowel 35 in de bedrijfsstand als in de ruststand door de gleuf vormige opening in de zijwand van de omhulling naar buiten steken, zodat een voortreffelijke stof af dichting van deze opening voortdurend verzekerd kan zijn.

800 4378 < v t PHN 9808 4 *

Teneinde de benodigde slag van de hefboom en de benodigde trans-lerende beweging van de schuifplaat zo klein mogelijk te houden is een uitvoeringsvorm van belang die tot kenmerk heeft, dat de gleufafdich-tingsinrichting twee in tegengestelde richtingen verplaatsbare en ieder 5 de gleuf in de hoofdwand van de omhulling in hoofdzaak voor de helft af dichtende schuif platen omvat alsmede twee, ieder met één der beide schuifplaten samenwerkende hefbaren en dat de beide schuif platen elkaar, in de gesloten stand, ten dele overlappen. Ieder der schuifplaten hoeft nu slechts een schuifbeweging af te leggen welke een weinig groter is 10 dan de helft van de breedte van de gleuf in de hoofdwand in de omhulling. Door de overlapping wordt een goede stof af dichting verkregen.

Het kan van belang zijn cm, bij gebruik van de schijfeenheid in een schijfaandrijfinrichting, te allen tijde te voorkomen dat, ook indien de schijfeenheid niet geheel of niet juist cp zijn plaats is 15 gebracht of door welk ander mankement dan ook, wordt voorkomen dat de infomatieschijf door een daarmee samenwerkende informatie-inschrijf-en/of -uitleeskop wordt benaderd, indien niet geheel zeker is dat de gleuf inderdaad geheel geopend is. Het is daarom van interesse een uitvoeringsvorm van de uitvinding te gébruiken die tot kenmerk heeft, 20 dat de schijfeenheid is voorzien van minstens één detectievenster in een hoofdwand van de omhulling voor een optische detektie van de stand van de schuifplaat van de gleufafdichtingsinrichting, waarbij de open stand en de gesloten stand van de schuifplaat zich van elkaar daardoor optisch detékteerbaar onderscheiden doordat delen van de 25 gleufafdichtingsinrichting zich slechts in één van deze beide standen voor het detektievenster bevinden.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening welke betrekking heeft op een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding en waarin: 30 Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is cp een schijfeenheid volgens de uitvinding,

Fig. 2 een aanzicht is qp vergrote schaal op een gleufafdichtingsinrichting in de onderwand van de schijfeenheid volgens fig. 1,

Fig. 3 een doorsnede is volgens de pijlen III-III in fig.

35 2 en

Fig. 4 een doorsnede is volgens de pijlen IV-IV van fig.

2.

800 4378 - t « PHN 9808 5

'*'S

De schijf eenheid ^ is in grote trekken gelijk aan een schijf-eenheid zoals eerder beschreven in de reeds genoemde octrooiaanvrage no. 80 00381 (PHN 9671). Het betreft een schijfeenheid met slechts een enkele optische schijf 2 van een type zoals eerder beschreven in het 5 amerikaanse octrooischrift US PS 4.074.282 (herewith incorporated iff reference). In het centrum van de optische schijf bevindt zich een centreer inrichting 3 van een type zoals eerder beschreven in een eveneens van aanvraagster afkomstige octrooiaanvrage no. 79 08859 (PHN 9684) (herewith incorporated by reference). De optische schijf 2 is roteerbaar 10 om een rotatieas 4. De schijfeenheid omvat een omhulling met evenwijdige hoofdwanden 5 en 6 evenwijdig aan de optische schijf 2. De hoofdwand 5 vormt samen een rondom lopende zijwand 7 een bovendeksel van de omhulling terwijl de hoofdwand 6 is voorzien van een opstaande zijwand 8, zodat deze tesamen daarmee een onderdéksel vormt. De beide deksels 15 zijn axiaal, in de richting dus van de rotatieas 4, over een beperkte afstand ten opzichte van elkaar beweegbaar maar zijn voortdurend met elkaar verbonden door middel van vier verbindings inrichtingen 9 nabij de vier hoeken van de omhulling. Door middel van deze verbindings-inrichtingen worden de beide hoofdwanden 5 en 6 voortdurend verend naar 20 elkaar toe belast. De opbouw van de verbindingsinrichtingen is voor de onderhavige octrooiaanvrage niet van belang, voor een mcpLijke uitvoeringsvorm zij men weer verwezen naar de eerder genoemde octrooi aanvrage 80 00381 (PHN 9671). De hoofdwand 5 bezit een, ten opzichte van de rotatieas 4 van de infcrmatieschij f 2 althans bij benadering 25 radiaal verlopende, gleuf 10 voor een niet in de tekening getoonde en voor de uitvinding voor het overige niet van belang zijnde, tot een schijfaandrijfinrichting behorende informatieinschrijf- en/of -uitlees-kop. Ook in de onderste hoofdwand 6 bevindt zich een gleuf. Deze strekt zich ten opzichte van de gleuf 10 in diametraal tegenovergestelde 30 richting uit en bevindt zich dus in fig. 1 aan de voorkant en onderkant.

In fig. 2 is deze gleuf, aangegeven met het verwijzingscijfer 11, zichtbaar.

Ieder van de gleuven 10 en 11 kan worden afgedicht met behulp van een gleufafdichtingsinrichting. In de navolgende beschrijving zal 35 uitsluitend de gleufafdichtingsinrichting voor het afdichten van de gleuf 11 worden beschreven, die voor de gleuf 10 is evenwel identiek.

In het nu volgende deel van de beschrijving zal, wanneer een 800 4 3 78

S - I

PHN 9808 6 gleufafdichtingsinrichting twee overeenkomstige onderdelen bezit/ deze delen alleen waar nodig van elkaar worden onderscheiden door toevoeging van een A of een B aan het verwijzingscijfer.

De gleufafdichtingsinrichting/ zie fig. 2 t/m 4, omvat een 5 tweetal, ten opzichte van de omhulling tussen een geopende stand en een gesloten stand althans ruwweg translerend verschuifbare, schuif-platen 12. Terwille van de duidelijkheid is de schuifplaat 12A in de geopende stand getekend en de schuifplaat 12B in de gesloten stand.

Twee voor een schijf aandrijf inrichting van buiten af toegankelijke 10 en tussen een ruststand en een bedrijfsstand verplaatsbare bedienings-organen 13 zijn gekoppeld met de schuifplaten 12. De bedieningsorganen zijn bedoeld voor het van de gesloten stand naar de geopende stand verschuiven van de schuifplaten. Het bedieningscrgaan 13A is in de bedrijfsstand getekend en het bedieningsorgaan 13B is de ruststand, 15 overeenkomstig het feit dat de schuifplaat 12A zich in de geopende stand en de schuifplaat 12B zich in de gesloten stand bevindt. Verende middelen in de vorm van op de hoofdwand 6 bevestigde bladveren 14 zijn aanwezig voor het verschuiven van de schuifplaten terug van · hun geopende stand naar de gesloten stand en voor het daarbij tegelijker-20 tijd verplaatsen van de bedieningsorganen terug van hun bedrijfsstand naar hun ruststand.

De bedieningsorganen 13 bestaan uit twee ten opzichte van de omhulling cm zwenkassen evenwijdig aan de rotatieas 4 van de optische schijf 2 zwenkbare hefbomen.

25 De hefbomen 13 bezitten een als aanslag voor een aandrijfeenheid fungerend eerste uiteinde 15 en een met de schuifplaat 12 samenwerkend tweede uiteinde 16. De beide hefbomen en de beide schuifplaten zijn gelagerd op de hoofdwand 6 waarin zich de gleuf 11 bevindt. De lagering voor de hefbomen omvat een tweetal, één geheel net de hoofdwand 6 vor-30 mende, schamierpennen 17. Deze zijn zo geplaatst ten opzichte van de eerste en de tweede uiteinden van de hefbomen dat de zwenkas van iedere hefbom dichter bij het eerste uiteinde ligt dan bij het tweede uiteinde, zodat een overbrengingsverhouding groter dan één ontstaat tussen de beide uiteinden.

35 Ieder der schuifplaten 12 is met het tweede uiteinde 16 van de bijbehorende hefbomen 13 scharnierend verbonden met behulp van een schamierpen 18. De schuifplaten 12 en de omhulling 6 zijn voorzien 800 43 76 EHN 9808 7 t van met elkaar samenwerkende aanslagmiddelen welke de positie van de schuifplaat in de gesloten stand ten opzichte van de omhulling bepalen, onder belasting van de bladveren 14. Deze aanslagen bestaan uit pennen 19 van de omhulling 6 en uit daarmede samenwerkende ruggen 20 welke 5 zijn gevormd qp de schuifplaten 12. In fig. 2 wordt de rug 20B van de schuifplaat 12B onder belasting van de bladveer 14B tegen de pennen 19B gedrukt. De positie van de schuifplaat 12B wordt in de gesloten stand bepaald door de positie van de schamierpen 18B en door de pennen 19B, zodat de positie van de schuifplaat door drie punten bepaald is.

10 De schuifplaten zijn ook nog voorzien van ruggen 21 welke dienen cm de positie in de geopende stand te bepalen, men zie de positie van de schuifplaat 12A. Tussen de gesloten stand en de geopende stand zijn de schuifplaten ten opzichte van de hefbomen 13 en ten opzichte van de hoofdwand 6 in een beperkte mate scharnierend beweegbaar, doordat 15 de pennen 19 zich vrij kunnen bewegen in de ruimte tussen de ruggen 20 en 21. Het bewegen van de schuifplaten van de gesloten stand naar de geopende stand of omgekeerd kan dus praktisch ongehinderd plaatsvinden, zodat tijdens de beweging slechts zeer geringe wrijvingskrach-ten aanwezig zijn en geen klemr of schrankproblemen optreden.

20 De gleufafdichtingsinrichting omvat een op de hoofdwand 6 aan gebrachte en daaraan evenwijdige opsluitplaat 22. Deze is ter wille van de duidelijkheid in fig. 2 in ten dele weggebreken toestand getekend en is bevestigd met behulp van pennetjes 23 van de omhulling.

Door deze opsluitplaat worden de schuifplaten 12, de hefbomen 13 en de 25 bladveren 14 opgesloten tussen de hoofdwand 6 en de opsluitplaat 22 zelf. De hefbomen 13 hebben een platte vorm met een dikteafmeting die enkele malen kleiner is dan de breedteafmeting en de hefbomen zijn net hun breedteafmeting evenwijdig aan de opsluitplaat 22 en dus ook aan de hoofdwand 6 aangebracht. Dit draagt ertoe bij dat slechts weinig 30 ruimte nodig is voor de gleufafdichtingsinrichting. De zijwand 8 van de omhulling 6 is voorzien van gleufvormige openingen 24 die zijn gelegen tussen de hoofdwand 6 van de omhulling en de opsluitplaat 22 voor het van buiten af bedienen van de hefbomen door een aandrijf-eenheid. De aandrijf eenheid kan bijvoorbeeld voorzien zijn van een 35 eenvoudige richel voor het verplaatsen van de uiteinden 15 van de hefbomen 13. Eventueel is de richel bekleed met een elastisch materiaal ter vermijding van overbelasting van de hefbomen, aangezien immers de sluitplaten in hun geopende stand tegen de aanslagen 19 rusten en dus 800 4 3 78 PHN 9808 8 op een gegeven moment niet verder kunnen worden verplaatst.

In de gesloten stand overlappen de beide schuifplaten 12 elkaar ten dele. Hiertoe is de schuifplaat 12A voorzien van een lip 25A en de schuifplaat 12B van een lip 25B, welke lippen in de gesloten 5 stand van de schuifplaten over elkaar liggen.

In de hoofdwand 5 zijn een tweetal detektievensters 26 aangebracht, bestaande uit doorzichtige schijfjes kunststof welke in gaten van de hoofdwand 6 zijn gelijmd. Hierdoor is een optische detektie van de stand van de schuifplaten 12 van de gleufafdichtingsinrichting 10 mogelijk, waarbij de open stand en de gesloten stand van de schuifplaten zich van elkaar optisch detecteerbaar onderscheiden. Dit is een gevolg van het feit, dat de tot de gleuf afdichtingsinrichting behorende hefbaren 13 zich slechts in de gesloten stand van de schuifplaten voor het venster 26 bevinden. Door nu de hefbaren, daar waar deze zich 15 voor het venster bevinden in de gesloten stand, alsmede de schuifplaten, daar waar deze zich bevinden voor de vensters in de geopende stand, verschillende lichtreflekterende eigenschappen te geven, is met behulp van een lichtbron en een fotoelektrische cel een detektie van de geopende stand van de schuifplaten mogelijk. De detektie vindt 2o plaats op voldoende afstand van de gleuf 11, zodat de detektianiddelen geen hinder ondervinden van de bewegende informatie-inschrijf- en/of •uitleeskop. Het is bij toepassing van een reflekterende optische in-formatieschijf natuurlijk ook mogelijk de schuifplaten 12 en de op-sluitplaat 22 lichtdoorlatend te maken, zodat het reflekterende cpper-25 vlak van de optische plaat kan worden gebruikt voor de detektie van de geopende stand van de schuifplaten.

30 35 800 4378

Claims

1. Schijf eenheid (1)/ omvattende: - een om een rotatieas (4) roteerbare ronde informatieschijf (2) - een arihulling voor de informatieschijf (2) met evenwijdige hoofdwanden (5; 6) aan weerszijden van de inf ormatieschijf en met zijwanden 5 (7;8), waarbij minstens één der beide hoofdwanden (5; 6) een, ten op zichte van de rotatieas (4) van de informatieschijf (2), althans ' bij benadering radiaal verlopende, gleuf (10) bezit voor een tot een schijfaandrijfinrichting behorende informatieinschrijf- en/of -uit-leeskop, 10. een gleufafdichtingsinrichting, omvattende een ten opzichte van de omhulling tussen een geopende stand en een gesloten stand althans ruwweg translerend verschuifbare schuifplaat (12a, b) en een voor een schijfaandrijfinrichting van buiten aftoegankelijk en tussen een ruststand en een bedrijfsstand verplaatsbaar bedieningsorgaan (13a, 15 13b) dat met de schuifplaat (12a, b) is gekoppeld, teneinde de schuifplaat van de gesloten stand naar de geopende stand te verschuiven bij verplaatsing door een schijfaandrijfeenheid van het bedieningsorgaan vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand, alsmede - verende middelen (14a, 14b) voor het verschuiven van de schuifplaat 2o terug van de geopende stand naar de gesloten stand en voor het verplaatsen van het bedieningsorgaan terug van diens bedrijfsstand naar dials ruststand, daardoor gekenmerkt, - dat het bedieningsorgaan een, ten opzichte van de arihulling on een 25 zwenkas evenwijdig aan de rotatie-as (4) van de infcannatieschijf (2) tussen de ruststand en de bedrijfsstand zwenkbare, hefboom (13) cmvat met een als aanslag voor de aandrijf eenheid fungerend eerste uiteinde (15) en een met de schuifplaat (12) samenwerkend tweede uiteinde (16), 30. dat de hefboom (13) en de schuifplaat (12) zijn gelagerd, op de hoofd- wand (6) van de omhulling waarin zich de gleuf (11) bevindt en - dat de zwenkas dichter bij het eerste uiteinde (15) dan bij het tweede uiteinde (16) van de hefboan is gelegen.

2. Schijf eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, 35. dat de schuifplaat (12) en het tweede uiteinde (16) van de hefboom (13) met elkaar scharnierend zijn verbanden, - dat de schuifplaat (12) en de arihulling zijn voorzien van met pUcaa-r samenwerkende aanslagmiddelen (19, 20) welke de positie van de 800 4 3 78 • * l PHN 9808 10 schuifplaat in de gesloten stand ten opzichte van de omhulling bepalen onder belasting van de verende middelen (14) en - dat tussen de gesloten stand en de geopende stand de schuifplaat (12) ten opzichte van de hefboom (13) en ongehinderd door de omhulling (6) 5 in beperkte mate scharnierend beweegbaar is.

3. Schijf eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de gleuf afdichtings inrichting een, op een hoofdwand (6) van de omhulling bevestigde en daaraan evenwijdige, opsluitplaat (22) omvat die de schuifplaat (12), de hefboom (13) en de verende middelen (14) 10 opsluit tussen zichzelf en de genoemde hoofdwand (6), - dat de hefboom (13) een platte vorm heeft met een dikteafmeting die enkele malen kleiner is dan zijn brèedteaimeting,waarbij de hfbocm met zijn breedteafmeting evenwijdig aan de opsluitplaat is aangebracht en - dat een zijwand (8) van de omhulling is voorzien van een gleuf vormige 15 opening (24), gelegen tussen de hoofdwand (6) van de omhulling en de opsliutplaat (22), voor het van buiten af bedienen van de hefboom door een aandrijfeenheid.

4. Schijfeenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de gleufafdichtingsinrichting twee in tegengestelde richtingen 20 verplaatsbare en ieder de gleuf (11) in de hoofdwand (6) van de omhulling in hoofdzaak voor de helft af dichtende, schuifplaten (12) omvat alsmede twee, ieder met één der beide schuifplaten samenwerkende, hefbomen (13) en - dat de beide schuifplaten (12) elkaar, in de gesloten stand, ten dele 25 overlappen.

5. Schijfeenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schijfeenheid is voorzien van minstens één detektievenster (26) in een hoofdwand (6) van de omhulling voor een optische detéktie van de stand van de schuifplaat (12) van de gleufafdichtingsinrichting, waarbij 30 de open stand en de gesloten stand van de schuifplaat zich van elkaar daardoor optisch detekteerbaar onderscheiden doordat delen (13) van de gleufafdichtingsinrichting zich slechts in één van deze beide standen voor het detektievenster (26) bevinden. 35 800 4 3 78