NL8003113A - Draagblad met opneemholten voor houders. - Google Patents

Description

*\* *

Draagblad met opneemholten voor houders.

De uitvinding heeft betrekking op voorwerpen of producten voor het afzonderlijk ondersteunen van één of neer rechtopstaande houders, en net name op draag- of verpakkingsbladen die in de uiteindelijke vorm zijn gepersvormd en die zijn voorzien 5 van horizontale en hellende, echter zonder verticale wanddelen teneinde mogelijk te maken dat bijvoorbeeld lege bladen in elkaar kunnen sluiten in een compacte en gerieflijke stapeling van dergelijke bladen voor transport en opslag voor het gébruik.

Een niet uitsluitend voorbeeld van een dergelijk blad 10 vormen de draagbladen voor eenmalig gébruik die gepersvormd zijn uit pulkvezel of opgeschuimde kunststof en die bestemd zijn om één of meer drinkbekers vast te houden, en naar keuze extra voedingsproducten, zoals gebruik in snelbuffetten. Een ander voorbeeld vormen de verpakkingsbladen die een aantal houders, zoals potten,flessen of 15 dergelijke vasthouden en deze beschermen tegen onderlinge aanraking en breuk in transportkisten of dozen.

Voordat de onderhavige uitvinding tot stand kwam is een groot aantal bladen ontworpen voor de voedselverstrekkende be-dieningszaken, waarvan vele van één of andere soort zijn voor het 20 opnemen van een drinkbeker en waarbij de mogelijkheid van een hellen of morsen tot een minimum wordt beperkt. Eén in de handel succesvolle bekerhouder voor stapelbare draagbladen van dit algemene type is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.915.371, waarbij de constructie van dezelfde dragende opening voor de houder is beschreven 25 in het Amerikaanse octrooischrift 3.587.915. De bekerhouder, waarbij gebruik wordt gemaakt van houder-draagopeningen volgens het eerstgenoemde Amerikaanse octrooischrift, heeft op het gebied van bekerhouders voor gepersvormde draagbladen een aanzienlijk voordeel, echter zijn 8003113 2 tenminste twee nadelen aanwezig als gevolg van het practisch gébruik van dit type houder.

Allereerst is de uitsparing voor het vasthouden van de houder en zoals beschreven in het eerstgenoemde Amerikaanse 5 octrooischrift primair ontworpen voor een bekervormige houder met slechts één afmeting. De werking is zeer goed voor een houder met afinetingen waarvoor deze ontworpen is, echter is de werking minder doelmatig bij het vermijden van en hellen van deze houder, die smaller zijn dan de afmeting waarvoor deze is ontworpen. Het aan-10 brengen van kleine naar beneden buigbare of breekbare lippen vergemakkelijkt het gébruik van de bekerhouder volgens het eerstgenoemde Amerikaanse octrooischrift, met de houders van kleinere afmetingen, echter is dit alleen op zijn best een functioneel compromis.

Op de tweede plaats is vereist dat in de békerhouder-15 uitsparing van het type, beschreven in het eerst genoemde Amerikaanse octrooischrift, twee of neer betrékkelijk grote houder-draagopeningen in elke bekerhouder aanwezig zijn, welke een essentieel functioneel kenmerk vormen, waarbij echter afbreuk wordt gedaan aan het esthetische uiterlijk van het blad. Reacties in de praktijk suggereren dat een 20 draagblad, dat niet het uiterlijk heeft van niet afgesloten holten in de bekerhouder, in aanzienlijke mate steeds meer door de gebruiker wordt geaccepteerd.

De uitvinding beoogt een goedkoop stapelbaar blad te verschaffen, dat is voorzien van tenminste één holte voor het vasthouden 25 van een bekervormige houder binnen een bepaald gebied van afmetingen van dergelijke houders, en waarbij bovendien de aanwezigheid van grote openingen of holten in het blad wordt vermeden.

De uitvinding verschaft een goedkoop stapelbaar blad met een tenminste J holte voor het vasthouden van een bekervormige houder binnen 30 een bepaald gebied van afmetingen van dergelijke houders, welke holte drie stabiliseerschouders op een voldoende grote hoogte boven de bodem van de holte bevat, en een binnenwaarts geprofileerde stabiliseerwand die zich benedenwaarts onder elke schouder zodanig uitstrékt dat de aanwezigheid van grote openingen of holten in het blad wordt ver-35 meden, waarbij de stabiliseerwanden meegeven zodat zij of delen daarvan 8003 1 13 4Γ Jt 3 buitenwaarts kunnen bewegen door houders van tussenafmetingen en grotere afmetingen, zoals een houder die verticaal beneden waarts in de holte is ingezet.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan 5 de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een draagblad volgens de uitvinding, waarbij bekervormige houders in de houderopneemholten zijn ingezet.

Fig. 2 toont schematisch het verband tussen één stabi-10 liseerschouder en één stabiliseerwand met een houder van kleinere afmetingen in de holte.

Fig. 3 toont schematisch het verband tussen één stabili-seerschouder en één stabiliseerwand met een houder van tussengelegen afmetingen in de holte.

15 Fig. 4 toont schematisch het verband tussen één stabiliseer- schouder en één stabiliseerwand met een houder van grotere afmetingen.

Fig. 5 toont een bovenaanzicht van een leeg draagblad.

Fig. 6 toont een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede gezien volgens de pijlen 6-6 van fig. 5.

20 Fig. 7 toont een eindaanzicht, gedeeltelijk in een doorsnede gezien volgens de pijlen 7-7 in fig. 5.

De houderopneenholte voor gepersformde bladen volgens de uitvinding is bruikbaar voor een groot aantal soorten draagbladen, ofschoon de beste uitvoeringsvorm voor de toepassing van de uitvinding 25 betrekking heeft op een gepersformd eenheids-draagblad voor gebruik in snelbuffetten.

Echter zijn ook andere uitvoeringsvormen mogelijk, die verpakkingsbladen anvatten voor het vasthouden van een aantal houders zoals potten, flessen of dergelijke, en voor de bescherming 30 hiervan tegen onderlinge aanraking of breuk in transportkisten of dozen. Een dergelijk draagblad is bijvoorbeeld beschreven in de fig.

12 t/m 14 van het Amerikaanse octrooischrift 3.915.371.

De houderopneenholte volgens de uitvinding zal hierna worden beschreven in samenhang met een draagblad net twee houderopneem-35 holten, en een extra rechthoekig deel voor het opnemen van extra 8003 1 13 4 voedingsproducten. Andere constructies van draagb laden,, waarop de houderopneemholte volgens de uitvinding kan worden toegepast, zijn bijvoorbeeld beschreven in de Amerikaanse Design Patents 236.575; 249.620; 249.622; 249,769 en 250.243. Een draagblad met een holte in 5 de rechterhoek, en een "I/'-vormig deel voor andere voedingsproducten is bestemd voor gebruik bij het serveren van afzonderlijke maaltijden of hapjes in vliegtuigen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke.

Het eenheids-draagblad 10 is op bekende wijze uit een veerkrachtig materiaal, zoals vezelpulp, met behulp van vacuum te 10 persvonten tegen met een raster, bedekte vormen met open vlak. Het draagblad zou met hetzelfde gemak in de uiteindelijke vorm kunnen worden gepersvormd uit een schuimkunststof of elk ander materiaal dat de vereiste kosten, sterkte, veerkracht en andere eigenschappen heeft die bruikbaa zijn voor draagbladen van deze soort. Onafhankelijk 15 van het toegepaste materiaal of de werkwijze voor het persvormen bestaat een kenmerk van de uitvinding hierin dat het draagblad horizontale wanddelen en hellende wanddelen bevat, echter geen verticale wand-delen, waardoor het mogelijk is een hoeveelheid van dezelfde lege draagbladen in elkaar te stapelen teneinde ccmpacte stapels van 20 dergelijke lege draagbladen te verschaffen met het oog op een economisch transport, en een gerieflijke opslag vóór het gebruik.

Het draagblad 10 heeft een rechthoekige vorm en is voorzien van een vlak. horizontaal bodemwanddeel 12, opwaarts en buitenwaarts hellende zijwanddelen 14, en een naar beneden gekeerde continue 25 amtreksflens 16. Het draagblad 10 bevat twee houderopneemholten 20, waarbij elke holte een bekervormige houder binnen een bepaald gebied . opneemt van afmetingen van dergelijke houders}. Dergeligke houders omvatten bijvoorbeeld de smalle "glazen” voor sap, de bekers voor alcoholvrije drank en koffie die verschillende tussenafmetingen hebben, en de 30 milkshake-houders met grotere afmetingen, waarvan enige respectievelijk zijn getoond in de fig. 2, 3 en 4. De meeste van dergelijke houders hébben een cirkelvormige dwarsdoorsnede met in geringe mate taps lopende zijden, en zij zijn vervaardigd van papier of verschillende soorten kunststof. Andere materialen of andere vormen, zoals houders met 35 gegroefde wanden, en/of met rechte cilindrische wanden, kunnen met 800 3 1 13 Λ 5 hetzelfde gemak worden opgenamen door de houderopneemholte volgens de uitvinding.

Elke houderopneeitfaolte 20 bevat drie stabiliseer-schouders 22 die tegenover elkaar op afstand zijn geplaatst rondom 5 de holte. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de drie schouders 22 op gelijke afstanden van elkaar rondom de holte geplaatst ofschoon dit niet een essentieel kenmerk volgens de uitvinding is. Evenzeer vormt het gebruik van drie stabiliseerschouders geen essentieel kenmerk van de uitvinding daar vier of meer van dergelijke stabili-10 seerschouders zouden kunnen worden aangebracht met betrekking tot de houderopneerrholte, mits de andere werkzame kenmerken van de holte aanwezig blijven. In de getoonde uitvoeringsvorm valt- dit werkzame deel van elk der drie stabiliseerschouders 22 samen met een cirkel met een middellijn die slechts in zeer geringe mate 15 iets groter is dan de middellijn van de grootste afmeting van een houder in het bepaalde gebied van afmetingen waarvoor de holte is ontworpen. Indien een houder met de grootste afmetingen tapse wanden heeft dan is de hierboven vermelde middellijn die welke aanwezig is ter hoogte van de houder en wanneer volledig ingezet in 20 de holte, welke dezelfde hoogte is als de schouders 22 van de holte 20.

Met dit doel zijn de drie stabiliseerschouders 22 op een hoogte geplaatst in aanzienlijke mate boven het niveau dat wordt ingenomen door de bodem van een houder die volledig is ingezet in de 25 holte 20. Het niveau wordt bepaald door een horizontaal wanddeel 24, dat de vorm kan hebben van een vlies dat als één geheel bij 26 is verbonden met de hellende wanddelen 28 van het draagblad op drie plaatsen rondati de holte, welke plaatsen zich bevinden tussen de drie stabiliseerschouders 22. Met betrekking tot het gebied van ge~ 30 middelde afmetingen van houders voor dranken, die de houderopneemholte volgens de getoonde uitvoeringsvorm moet opnamen, bevinden zich de stabiliseerschouders 22 op een holte gelegen tussen ongeveer 25,4 mm en ongeveer 50,8 mm boven het niveau dat bepaald wordt door het bovenoppervlak van de bodemwewand 24. In de de voorkeur verdienende 35 uitvoeringsvorm bedraagt deze afstand H ongeveer 38,1 mm, ofschoon 8003 1 13 6 deze afmeting zeer zéker niet kritisch is. Zo zou bijvoorbeeld, wanneer het een holte betreft voor het opnenen van houders zoals grote flessen met een irihoud van 1,136 liter in een transportdoos, de hoogte natuurlijk evenredig groter kunnen zijn dan het hierboven vermelde gebied.

5 De bouderopneeniholte 20 is voorts gekenmerkt door drie binnenwaarts geprofileerde stabiliseerwanden 30, waarvan een wand zich naar beneden onder elk der schouders 22 uitstrékt. De stabiliseerwanden 30 strékken zich benedenwaarts uit naar een hoogte die slechts iets boven het niveau ligt dat bepaald wordt door het bovenoppervlak 10 van het bodenwandwëb . 24. In de getoonde uitvoeringsvorm strekken zich de stabiliseerwanden benedenwaarts uit naar een hoogte van niet meer dan ongeveer 12,7 mm boven dat niveau. De benedenrand 32 vormt in overeenstemming daarmede een nauwe opening boven de zichtbare gekromde randen van het web 24.

15 De stabiliseerwanden 30 zijn binnenwaarts zodanig 34 geprofileerd dat hm benedenranden * tenminste de houders van kleine afmetingen in het gebied van afmetingen, welke de opneemholte moet kunnen opnemen, op de juiste wijze zijn geplaatst. In deze zin zijn de benedendelen 34 van de drie stabiliseerwanden 30 werkzaam bij het 20 centreren van de houder wanneer en nadat deze in de holte is ingezet. Bij houders van kleine afmetingen, en wanneer deze volledig in de holte zijn ingezet zodat de houderbodem op het vlakke vlies 24 rust, verschaffen de benedendelen 34 van de stabiliseerwanden in geringe mate een veerkrachtige druk teneinde te verzekeren dat de houder op de 25 juiste wijze in een rechtopstaande stand met zijn bodem op het vlakke vlies 24 is ondersteund.

De stabiliseerwanden 30 kunnen meegeven, zodat zij of tenminste de benedendelen 34 daarvan buitenwaarts zullen verplaatsen door, maar nog ondersteund, de houders van tussengelegen en grotere 30 afmetingen. De mogelijkheid van een meegeven van de stabiliseerwanden wordt geregeld door verschillende factoren, zoals de dikte, de dichtheid en de aard van de vezelpulp of van de kunststof waaruit het draagblad en zijn stabiliseerwanden zijn vervaardigd, de mate van de kronming van de binnenwaarts geprofileerde delen van de stabiliseer-35 wanden, de hellingshoek van de binnenste delen van de stabiliseerwanden 8003 1 13 7 ten opzichte van de verticaal, en dergelijke.

Een ander middel voor de regeling van het meegeven van de stabiiiseerwanden omvat een verticaal gerichte sleuf 36 die zich vanuit de benedenrand 32 van elke stabiliseerwand 30 naar 5 boven uitstrekt. De sleuf 36 verdeelt in feite tenminste de benedendelen 34 van de stabiiiseerwanden in twee gescheiden delen die in aanraking komen met de houder. In de getoonde de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm strékt zich elke sleuf 36 omhoog over de uit volle verticale omvang van zijn stabiliseerwand, waarbij elke sleuf 10 de stabiliseerschouder 22 snijdt. Dit verdeelt in feite het werkzame gedeelte van elke schouder 22 in twee afzonderlijke delen voor aanraking met houders van grotere afmetingen, zoals hierboven is uiteengezet. Het uitstrekken van de sleuf tot een zodanige hoogte dat deze de stabiliseerschouder snijdt vormt echter niet een essentieel kenmerk 15 van de uitvinding.

Dienovereenkomstig vormt elke sleuf 36, samen met de opening onder de benedenrand 32 van elke stabiliseerwand, een omgekeerd "T"-vormige opening door het blad onder elke stabiliseerschouder.

In de de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm heeft elke sleuf 36 20 een gelijkmatige breedte over zijn volle verticale omvang, ofschoon een sleuf die aan zijn benedendelen vlakbij de benedenrand 32 van de stabiliseerwand breder is de principiële werking van de uitvinding niet zullen wegnemen. In de getoonde uitvoeringsvorm is de omgekeerd T-vormige opening, welke elke stabiliseerwand kenmerkt, niet extensief, 25 waarbij het optreden van grote openingen of holten in het draagblad wordt vermeden. Hierdoor wordt het esthetisch uiterlijk van het draagblad verbeterd en is eveneens het functionele voordeel aanwezig dat de houdercpneenholte beschikbaar kan worden gemaakt voor een alternatief gébruik als een vergaarorgaan voor het opnemen van één of meer kleine 30 afzonderlijke pakjes zout, peper, suiker, mosterd, ketchup, tartaarsaus, of dergelijke, die gemakkelijk door de grote houder-ondersteunende openingen van het draagblad, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 3.915.371, zouden kunnen vallen. Bovendien dienen de drie benedenwaarts en binnenwaarts gerichte sleuven 36, die toebehoren aan elke 35 holte, voor de geleiding van de bodem van een houder wanneer deze ver- 8003113 8 ticaal benedenwaarts in de holte is ingezet. Dit vergemakkelijkt het centreren van een houder wanneer deze en nadat deze in de holte is ingezet, en dient eveneens voor het verschaffen van een buitenwaartse beweging van de gescheiden met de houder in aanraking zijnde delen 5 van de stabiliseerwanden 30, in het bijzonder de benedendelen 34 daarvan.

De bovenvermelde organen voor de regeling van het meegeven van de stabiliseerwanden, met inbegrip van de sleuven 36, zorgen er voor dat de stabiliseerwanden, en tenminste de benedendelen daarvan, 10 gemakkelijk buitenwaarts kunnen bewegen door de houders met tussen- gelegen afmetingen, echter op een zodanige wijze dat de wanden dergelijke houders in de holte nog zullen ondersteunen, zoals getoond is in fig. 3.

Voor houders met grotere afmetingen in het bepaalde gebied van afmetingen, welke de holte moet kunnen opnemen met inbegrip 15 van de grootste afmetingen, zijn de stabiliseerwanden buitenwaarts in een zodanige mate verplaatst dat dergelijke houders tegen een hellen hoofdzakelijk worden ondersteund door de op afstand geplaatste afzonderlijke schouders 22, ofschoon de buitenwaarts gebogen stabiliseerwanden bovendien een kracht uitoefenen voor het stabiliseren van een houder.

20 Gewoonlijk zijn de houders van grotere afmetingen aan zienlijk en evenredig groter dan de houders van kleine afmetingen, hetgeen een meer positieve stabilisering vereist vanwege hun hoger gelegen zwaartepunt. De houderopneemholte volgens de uitvinding gebruikt dit feit bij het verschaffen van de mogelijkheid tot het opnemen 25 van houders met een gebied van afmetingen. De kleine afmetingen worden in hoofdzaak ondersteund door de benedendelen 34 van de stabiliseerwanden, zoals hierboven is uiteengezet, dit verschaft in de praktijk een voldoende stabilisering van dergelijke houders. In tegenstelling hiermede wordt een houder met de grootste afmetingen in hoofdzaak ondersteund door 30 de schouders 22, welke een zeer positieve werking tegen hellen verschaft. Bij houders van tussengelegen afmetingen wordt met voordeel gébruik gemaakt van hetzelfde principe, namelijk dat in feite er voor gezorgd wordt dat hoe groter de houder en dus hoe hoger zijn zwaartepunt is, hoe groter de stabiliseerkracht is die wordt verschaft door 35 de buitenwaarts gebogen stabiliseerwanden, en wel tot het punt waar de 800 3 1 13 9 positieve schouders een grotere stabiliseerkracht verschaffen dan de buitenwaarts gebogen wanden.

In het kort samengevat heeft de uitvinding betrekking op een eenheids-draagblad dat in de uiteindelijke vorm is gepersformd 5 uit gebruikelijke vezelpulp of opgeschuimde kunststof, welk draagblad bijvoorbeeld wordt gebruikt als een goedkoop wegwerp-draag-blad in een snelbuffet, waarbij het draagblad één of meer openingen heeft voor het openen van een geringe mate taps lopende of van rechte wanden voorziene drinkbeker of een andere houder. De houderopneemholte 10 dient voor het opnemen en stabiliseren van houders waarvan de afmetingen in een bepaald gebied zijn gelegen, bijvoorbeeld "glazen" voor sap die kleine afmetingen hébben, bekers voor alcohol vrije drank en koffie die verschillende tussengelegen afmetingen hebben, en milkshake-houders die grote afmetingen hebben. De houderopneemholte bevat bij 15 voorkeur drie stabiliseerschouders die op afstand tegenover elkaar zijn geplaatst en op een hoogte die aanzienlijk boven de bodan van de holte ligt, teneinde houders van grote afmetingen op te nemen en te ondersteunen tegen hellen. De holte bevat verder binnenwaarts geprofileerde stabiliseerwanden, die zich benedenwaarts onder elk der schouders 20 uitstrekken, teneinde een houder van kleine afmetingen op te nemen, welke stabiliseerwanden buitenwanden buitenwaarts kunnen meegeven teneinde houders van tussengelegen afmetingen te kunnen opnemen en ondersteunen.

8003 1 13

Claims (11)

1. Eeenheids-draagblad dat uit een veerkrachtig materiaal in de uiteindelijke vorm is gepersformd en dat is voorzien van horizontale en hellende wanddelen, waarbij verticale wanddelen ontbreken, teneinde gelijke lege draagbiaden in elkaar te kunnen plaatsen in een stapel van dergelijke bladen voor transport en 5 opslag, welk draagblad tenminste één holte bevat voor het opnemen van een bekervormige houder waarvan de afmetingen gelegen zijn in een bepaald gebied, waarbij de houderopneeitholte drie stabiliseerschouders bevat die afzonderlijk en tegenover elkaar rondom de houderopneemholte zijn geplaatst op een hoogte die aanzienlijk boven het niveau ligt 10 dat wordt ingenomen door de bodem van een houder die volledig in de holte is ingezet met het kenmerk dat een binnenwaarts geprofileerde stabiliseerwand zich benedenwaarts onder elk der schouders uitstrékt tot een hoogte die alleen in geringe mate boven het niveau ligt dat wordt ingenomen door de bodem van een houder die volledig in de holte 15 is ingezet, welke stabiliseerwanden binnenwaarts zijn geprofileerd in een zodanige mate dat tenminste houders van kleine afmetingen op de juiste wijze in de holte worden geplaatst, waarbij de stabiliseerwanden zodanig meegeven dat zij of tenminste de benedendelen daarvan buitenwaarts zullen verplaatsen maar nog houders van tussengelegen 20 afmetingen zullen ondersteunen, waarbij de stabiliseerwanden door houders van grote afmetingen buitenwaarts zodanig verplaatsbaar zijn dat dergelijke houders in hoofdzaak door de op afstand geplaatste afzonderlijke stabiliseerschouders tegen hellen worden ondersteund.

2. Draagblad volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de 25 stabiliseerschouders zich bevinden op een hoogte die gelegen is tussen ongeveer 25,4 mm en ongeveer 50,8 m boven het niveau dat wordt ingenomen door de bodem van een houder die volledig in de holte is ingezet, waarbij de stabiliseerwanden zich benedenwaarts uitstrekken naar een hoogte van niet meer dan 12,7 rrm boven het niveau dat wordt 30 ingenomen door de bodem van een holder die volledig in de holte is ingezet.

3. Draagblad volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de stabiliseerwanden organen bevatten voor de regeling van hun meegeven 8003113 zodat zij of tenminste de benedendelen daarvan gemakkelijk buitenwaarts kunnen worden verplaatst door houders van tussengelegen afmetingen maar dergelijke houders in de holte nog zullen ondersteunen.

4. Draagblad volgens conclusie 3 met het kenmerk dat 5 het orgaan voor de regeling van het meegeven van de stabiliseerwanden een verticaal gerichte sleuf bevat die zich opwaarts vanuit de benedenrand van elke stabiliseerwand uitstrekt teneinde ten minste de benedendelen daarvan te verdelen in twee gescheiden delen voor aanraking met de houder.

5. Draagblad volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de verticale sleuf in elke stabiliseerwand zich opwaarts over de volle jomvang van de wand uitstrekt en de stabiliseerschouder snijdt, waarbij het werkzame gedeelte van de schouder wordt verdeeld in twee gescheiden delen voor aanraking met houders van grote afmetingen.

6. Draagblad volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de sleuf en de benedenrand samen een opening, die de vorm heeft van een omgekeerde "T", door het draagblad onder elke stabiliseerschouder vormen.

7. Draagblad volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de 20 sleuf in elke stabiliseerwand over zijn volle verticale omvang een gelijkmatige breedte heeft.

8. Draagblad volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de drie sleuven dienen voor de geleiding van de bodem van een houder wanneer deze verticaal benedenwaarts in de holte is ingezet, en voor 25 het verschaffen van een buitenwaartse beweging van de gescheiden met de houder in aanraking zijnde delen van de stabiliseerwanden.

9. Draagblad volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de drie sleuven qp een gelijkmatige afstand rondom de holte zijn geplaatst en elk dezelfde breedte hebben teneinde een centreren van 30 een houder te vergemakkelijken wanneer deze en nadat deze in de holte is ingezet.

10. Draagblad volgens conclusie 9 met het kenmerk dat het niveau, dat wordt ingenctnen door de bodem van een houder die volledig in de holte is ingezet, wordt bepaald door een horizontaal 35 wanddeel in de vorm van een web dat als één geheel met de hellende 800 3 1 1 3 wanddelen van het draagblad is verbonden qp drie plaatsen random de holte, welke gelegen zijn tussen de drie binnenwaarts geprofileerde stabiliseerwanden.

11. Draagblad in hoofdzaak zoals aangegeven in de 5 beschrijving en/of afgebeeld in de tekening. 800 3 1 13