NL8000991A - Flotatie-inrichting. - Google Patents

Description

m & * T/tj/lh/14 Flotatie-inrichting.

De uitvinding betreft een flotatie-inrichting voor het verwijderen van drukinkt uit een van oud papier vervaardigde ve2elstofsuspensie in een reservoir, welke inrichting een toevoerópening voor de te floteren suspensie 5 in het onderste gedeelte van het reservoir, een op een aandrijfas aangebracht pomploopwiel en een luchttoevoer-leiding omvat.

Drukinkt wordt uit een vezelstofsuspensie van oud papier verwijderd, doordat, in de suspensie fijne lucht-10‘ bellen worden bijgemengd, aan het oppervlak waarvan de vrijgekomen inkt- en vuildeeltjes zich vastzetten. De luchtbellen stijgen nu te zamen met de'daaraan klevende kleurstof deeltjes en fijne vuildeeltjes op en kunnen als schuim van het oppervlak wordt afgeschept. Door toevoegen van 15 flotatiechemicalien, zoals bijvoorbeeld natriumzeep, die in combinatie met de waterhardheid tot calciumzeep wordt f omgezet, wordt de flotatiewerking versterkt. Voor de toevoer van de te floteren suspensie dient in het algemeen een pomploopwiel. Daar de luchtbellen zo fijn mogelijk verdeeld 20 in de suspensie moeten worden gebracht, wordt het pomploopwiel tegelijkertijd voor het dispergeren van de via een luchttoevoerleiding ingebrachte lucht gebruikt. Tegelijkertijd wordt daardoor een innige menging van de suspensie met de lucht bereikt. Een nadeel is daarbij echter, dat in het 25 bijzonder bij grote installaties het gelijktijdige luchttransport en de dispergering van de luchtbellen storend werken op het aanzuigen van de suspensie. Door het bij-mengen van lucht wordt namelijk de transportwerking van het pomploopwiel ongunstig beinvloed. Daarom was men gedwongen 30 een compromis te sluiten tussen de transportcapaciteit en het dispergeren van de ingeblazen lucht.

H§t doel van de huidige uitvinding is een flotatie-inrichting te verschaffen, waarmee een hoge capaciteit bij een gelijktijdig goede dispergering van de ingoblazen lucht o η η λ o οι -2- kan worden bereikt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat a) op de aandrijfas, in de stromingsrichting na 5 het pomploopwiel, een rotor is aangebracht voor het disper-geren van de ingebrachte lucht, b) de luchtuitlaatopeningen van de luchttoevoer-leiding in de nabijheid van de rotor zijn aangebracht, c) de toevoeropening vanuit de onderzijde van het 10 reservoir uitmondt in de nabijheid van het pomploopwiel.

Omdat in plaats van één enkel loopwiel voor de beide doeleinden, volgens de uitvinding nu twee, overeenkomstig de betreffende eisen speciaal aangepaste eenheden aanwezig zijn, kan het gestelde doel worden bereikt. Door 15 het pomploopwiel en de rotor op dezelfde aandrijfas aan te brengen wordt de installatie slechts in onbetekenende mate duurder. Doordat de ingebrachte lucht zodanig in het gebied van de rotor wordt toegevoerd, dat het pomploopwiel daardoor niet wordt gehinderd, kan het pomploopwiel de suspensie 20 optimaal verpompen.

Uit het D-OS 27 02 183 is reeds in principe bekend, op één aandrijfas 2 loopwieleenheden aan te brengen, hetgeen ook de reden is dat hiervoor geen algemene beschrijving wordt verlangd'. De eerder bekende inrichting dient echter 25 alleen voor het mengen en dispergeren van verscheidene componenten omvattende vloeibare of pastavormige media.

Het is reeds bekend dat gebieden met een sterke onderdruk of snel wisselende druk het van de Vézels vrijmaken van de drukinkt verbeteren. Met de inrichting volgens 30 de uitvinding kan als verder voordeel eveneens dit effekt worden bereikt, wanneer men een zekere mate van kavitatie aan het pomploopwiel door. een geschikte vorm van de schroeven, toelaat. Met het bekende enkele dispergeer- en pomploopwiel kon deze werking niet worden bereikt.

35 .In een verdere ontwikkeling van uitvinding heeft het reservoir in hoofdzaak een rechtopstaande cilinderachtige vorm. Door deze maatregel wordt een wens Is troming in het resersoir opgewekt, waarbij het schuim met de drukinktdeel- 800 0 9 91 -3- * * tjes zich in het gebied van de langsas verzameld.

Een zeer gunstig uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat daaruit, dat de aandrijfas als holle as wordt uitgevoerd, waarbij het inwendige daarvan als luchttoevoer-5 leiding dient. Door deze maatregel wordt op eenvoudige wijze de noodzakelijke lucht ingeblazen.

Daarbij is het voordelig, wanneer de rotor van luchtuitlaaropeningen is voorzien.

Een goede dispergering wordt bereikt, wanneer 10 de rotor wordt amgeven door stootplaten.

Een andere gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat daaruit, dat de schoepen van het pomploop-wiel radiale luchtuitlaatopeningen omvatten en om het pomploopwiel stootplaten zijn aangebracht.

15 De reeds bij het pomploopwiel naar buiten treden de lucht kan dus van onderaf van de rotor worden toegevoerd, waardoor deze een nog betere werking heeft.

Volgens de uitvinding kan als pomploopwiel een axiaalloopwiel worden toegepast.

20 Een goede wervelstroming en daardoor een goede afscheiding van het schuim';/wordt bereikt, wanneer de rotor ter plaatse van de as van een naar het inwendige van het reservoir toe gerichte open huls is voorzien, als wervel-ondersteuning.

25 De afscheidingswerking voor het' schuim wordt verder verbeterd, wanneer bij een gesloten reservoir een schuimafvoerbuis in het centrale gebied van het reservoir wordt aangebracht, waarbij die buis aangesloten wordt aan een vacuumbron., Door deze maatregel wordt het schuim met 30 de drukinktdeeltjes af gezogen.

De schuimafscheiding wordt verbeterd, wanneer de schuimafvoerbuis coaxiaal ten opzichte van de hartlijn van de cilinder is aangebracht en in de cilinder uitsteekt.

Wanneer volgens de uitvinding de aandrijfas van 35 bovenaf in het reservoir uitsteekt, is het voordelig, wanneer de schuimafvoerbuis coaxiaal om de aandrijfas is aangebracht .

Daar de wervelkern naar boven steekt en ook het 800 0 9 91 -4- schuim zich naar boven b eweegt, is het voordelig, wanneer de aandrijfas van bovenaf in het reservoir uitsteekt en de schuimafvoerbuis coaxiaal om de aandrijfas is aangebracht en ongeveer tot halverwege in het reservoir uit-5 steekt. Op deze wijze wordt ook nog schuim, dat niet via het onderste open einde van de schuimafvoerbuis afgezogen is, afgescheiden.

Hierna worden uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding aan de hand van de tekening nader verduidelijkt. 10 Figuur 1 toont een langsdoorsnede door het onder ste gedeelte van een flotatie-inrichting.

Figuur 2 toont een principetekening van twee verschillende flotatie-inrichtingen.

Figuur 3 toont een ander uitvoeringsvoorbeeld van 15 een flotatie-inrichting volgens de uitvinding.

De flotatie-inrichting Omvat een cilindervormig reservoir 1 met een toevoerleiding 2, waardoor de te flote-ren suspensie via een toevoeropening 3 van onderaf in het reservoir 1 uitkant. In de toevoerleiding 2 is, zoals in 20 figuur 1 wordt getoond, een aandrijfas 4 aangebracht. De aandrijfas 4 is hol uitgevoerd en dient als luchttoevoer-leiding 5. Op de aandrijfas 4 is een axiaalloopwiel 6 en in de stromingsrichting daarachter een rotor 7 aangebracht. Om het als axiaalloopwiel uitgevoerde pomploopwiel 6 en 25 om de rotor zijn voor het dispergeren van de lucht stoot- piaten 8 en 9 aangebracht. Het axiale loopwiel 6 en de rotor 7 zijn voorzien van radiale luchtuitlaatopeningen 10 en 11. Terwijl het axiale loopwiel optimaal voor het aanzuigen van de suspensie is geconstrueerd en hiertoe van, schuinge-30 stelde schoepen 12 is voorzien, is de rotor 7, waarvan de schoepen 13 een rechthoekige doorsnede hebben, optimaal geconstrueerd voor een' goede dispergering van de instromende lucht.

Door de rotor 7 wordt een wervelstroming in het 35 reservoir 1 opgewekt, die nog wordt versterkt door een wervelsteun 14 op de naaf van de rotor 7.

In figuur 2 worden twee uitvoeringsvoorbeelden voor de schuimafvoer weergegeven. In het onderste gedeelte 80 0 0 9 91 - cr s? -5- is de flotatie-inrichting van dezelfde constructie, als aan de hand van figuur 1 werd beschreven. Het enige verschil hiermee is slechts dat de aandrijfas 4* van bovenaf in de inrichting uitsteekt. In de linkerhelft van figuur 2 is een 5 gesloten uitvoering van het reservoir 1 weergegeven. Hierbij wordt de gereinigde vezelstofsuspensie door een tangentiale afvoer Ï5 aan de omtrekswand uit het reservoir verwijderd.

Voor het afvoeren van het schuim is het centrale gebied een schuimafvoerbuis 16 in de top van het kegelvormig toe— 10 lopende reservoir aangebracht. De schuimafvoerbuis kan indien nodig, aangesloten worden aan het vacuumbron 20. De luchttoevoer geschiedt eveneens door de als holle as uitgevoerde aandrijfas 4' naar de rotor 7, en eventueel naar het pomploopwiel 6.

15 In de rechterhelft van figuur 2 is een flotatie- inrichting weergegeven in open uitvoering. In dituigeval wordt de gereinigde vezelstofsuspensie afgezogen via een overloop 17.

Figuur 3 toont een flotatie-inrichting van een 20 in hoofdzaak gelijke constructie. Het enige verschil met het hierboven genoemde voorbeeld is, dat de schuimafvoerbuis 18 coaxiaal met de langsas van de cilinder is aangebracht en tot ongeveer halverwege in het reservoir 1 uitsteekt. Verder is de schuimafvoerbuis in de wand voorzien 25 van een aantal gaten 19. Vanwege de centrifugaalwerking verzamelt het schuim zich in de wervelkern en kan op deze wijze, eventueel met behulp van een vacuumbron 20, in het gebied van de as worden afgezogen. In plaats van de coaxiale opstelling van de schuimafvoerbuis 18 om de aandrijfas 4’ 30 kan deze ook alleen in het centrum worden aangebracht en de aandrijfas, op overeenkomstige wijze als de constructie van figuur'1, van onderaf in het reservoir uitsteken.

30 0 0 9 91

Claims (12)

1. Flotatie-inrichting voor het verwijderen van drukinkt uit een van oud papier vervaardigde vezelstof-suspensie in een reservoir, welke inrichting een toevoer-opening voor de te floteren suspensie in het onderste ge- 5 bied- van het reservoir, een op een aandrijfas aangebracht pomploopwiel en een luchttoevoerleiding omvat, met het kenmerk, dat a) op de aandrijfas (4), in de stromingsrichting na het pomploopwiel (6) een rotor (.7) is aangebracht voor 10 het dispergeren van de ingebrachte lucht, b) de luchtuitlaatopeningen (11) van de luchttoevoer leiding (5) in het gebied van de rotor (7) zijn aangebracht, c) de toevoeropeningen (3) van uit de onderzijde- 15 zijde van'het reservoir uitmondt in het gebied van het pctnp- loopwiel (6).

2. Flotatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het reservoir (1) in hoofdzaak een rechtopstaande cilindervorm heeft.

3. Flotatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aandrijfas (4) uitgevoerd is als een holle as, waarbij het inwendige daarvan dient als luchttoevoerleiding (5).

4. Flotatie-inrichting volgens conclusie 3, 25 met het kenmerk, dat de rotor (7) voorzien is van luchtuitlaatopeningen (11).

5. Flotatie-inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de rotor (7) wordt omgeven door stoot-platen (9).

6. Flotatie-inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vleugels (12) van het pomploopwiel (6) luchtuitlaatopeningen (10) omvat en om het pomploopwiel (6) stootplaten (8) zijn aangebracht.

7. Flotatie-inrichting volgens conclusie 6, 35 met het kenmerk, dat het pomploopwiel (6) uitgevoerd is als axiaal loopwiel.

8. Flotatie-inrichting volgens één van de conclu- 80 0 0 9 91 -7- sies 1-7, met het kenmerk, dat de rotor (7) ter plaatse van de hartlijn voorzien is van een naar het inwendige van het reservoir toegerichte open huls (14), die als wervelsteun dient.

9. Flotatie-inrichting volgens êên van de conclu sies 1-8, met het kenmerk, dat bij een reservoir (1) in gesloten bouwwijze een schuimafvoerbuis (16,19) in het centrale gebied van het reservoir is aangebracht, waarbij die buis aangesloten is aan vacuumbron (20).

10. Flotatie-inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de schuimafvoerbuis (19) coaxiaal ten opzichte van de hartlijn vah de cilinder is aangebracht en in de cilinder uitsteekt.

11. Flotatie-inrichting volgens conclusie 10, 15 met het kenmerk, dat de aandrijfas (4') van bovenaf in het reservoir (1) uitsteekt en de schuimafvoerbuis (19) coaxiaal om de aandrijfas is aangebracht en ongeveer tot halverwege in het reservoir (1) uitsteekt.

12. Flotatie-inrichting volgens conclusie 10 of 20 11, met het kenmerk, dat de schuimafvoerbuis (19) verdeeld over zijn lengte voorzien is van gaten (18) in de buiswand. Λ Λ Λ Λ 0 Q 1