[go: up one dir, main page]

NL7915020A - Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker en van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers. - Google Patents

Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker en van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers. Download PDF

Info

Publication number
NL7915020A
NL7915020A NL7915020A NL7915020A NL7915020A NL 7915020 A NL7915020 A NL 7915020A NL 7915020 A NL7915020 A NL 7915020A NL 7915020 A NL7915020 A NL 7915020A NL 7915020 A NL7915020 A NL 7915020A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anchor
elements
tie rod
embedding
anchor according
Prior art date
Application number
NL7915020A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Qmc Ind Res
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Qmc Ind Res filed Critical Qmc Ind Res
Publication of NL7915020A publication Critical patent/NL7915020A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/80Ground anchors
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/24Anchors
    • B63B21/26Anchors securing to bed
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/80Ground anchors
    • E02D5/803Ground anchors with pivotable anchoring members

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Description

* * 1 ΒΓ.Ο. 28.805
Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker eii van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers.
De uitvinding heeft betrekking op een inbedbaar anker dat gebruikt kan worden voor het verankeren van een structuur, en heeft in het bijzonder betrekking op een inbedbaar anker dat gebruikt kan worden voor het verankeren van een zeegaand platform aan de 5 zeebodem. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het inbedden van een dergelijk anker.
Een belangrijke moeilijkheid bij het ontwerpen van inbedbare ankers en inbedmethoden is, dat er dergelijke ankers en methoden verschaft moeten worden voor diverse verschillende grondsoorten.
10 Als gevolg daarvan zijn sommige methoden en ankers, alhoewel op zichzelf zeer bevredigend, alleen toepasbaar bij één of een klein aantal geselecteerde grondsoorten. Het hebben van een verschillend anker voor elke grondsoort leidt tot diverse nadelen, waarvan de hoge kosten samenhangend met de extra apparatuur en de voorraad, 15 nodig voor verschillende bodemomstandigheden, zeker niet de minste is. Het is derhalve wenselijk om pogingen te wagen om een anker en ;een methode te ontwikkelen welke met weinig of geen veranderingen :in alle grondsoorten kunnen worden toegepast.
Indien het gaat om op zee bruikbare inbedbare ankers en inbed-20 methoden, dan kunnen er voor de installatieprocedure verdere beperkingen gelden. Het kan in de eerste plaats wenselijk zijn dat het anker uitsluitend onder besturing vanaf de oppervlakte kan worden ingebed met uitzondering misschien van het loskoppelen van tijdelijke lijnen, hetgeen uitgevoerd kan worden vanuit een duikklok of een 25 kleine onderzeeboot. Verder moet de vereiste temperatuur momentaan :beschikbaar zijn of ten minste in het stadium van snelle, ontwikkeling verkeren.
Een verder wenselijk punt is de mogelijkheid om ankers te verschaffen met diverse capaciteit binnen een tamelijk wijd gebied 50 eenvoudig door enkele of alle variabelen van de ankerconfiguratie ;op een andere schaal uit te voeren.
In deze beschrijving moet de term "aarde" zodanig worden : geïnterpreteerd dat daaronder wordt begrepen de buitenste lagen van de aardkost, waartoe behoren de grond op het droge land en het 55 zand of ander zeebodemmateriaal onder de zee.
De onderhavige uitvinding verschaft een werkwijze voor het inbedbaar anker in de aarde, welk anker voorzien is van een trekstang 7915020 t 2 waarop een stootelement is gemonteerd "bestemd voor het leveren van het grootste gedeelte van de weerstand tegen laterale "beweging van het anker in de ingebedde toestand, welk anker wordt gepositioneerd "boven het grondoppervlak en vervolgens in de aarde wordt inge-5 dreven dat het stootelement daarin is ontvangen.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden van een inbedbaar anker in de aarde, welk anker voorzien is van een trekstang waarop beweegbaar over ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang een stootelement is gemonteerd bestemd voor 10 het leveren van een aanmerkelijk deel van de weerstand tegen laterale beweging van het anker in de ingebedde toestand, waarbij het stootelement op het grondoppervlak wordt geplaatst en de trekstang in de aarde wordt ingedreven.
In de werkwijze waarop de vorige alinea betrekking heeft kan 15 het stootelement in de aarde worden ingedreven voor, na of tijdens het indrijven van de trekstang in de aarde.
De uitvinding verschaft een werkwijze voor het inbedden van een inbedbaar anker in de aarde, welk anker voorzien is van een stootelement, een trekstang met een houder of longitudinale passage 20 tussen z'n uiteinden of de trekstang uitgevoerd is in de vorm van een holle as of buis alsmede middelen voor het inbedden van een anker in de aarde, welke werkwijze voorziet in het positioneren van het anker in hoofdzaak verticaal boven het grondoppervlak en het indrijven van het anker in de aarde totdat het stootelement is 25 opgenomen in de aarde, waarbij zich bindmateriaal bevindt in de houder, de passage of de buis voorafgaand aan het indrijfproces, welk materiaal uit de passage of de buis wordt gepompt wanneer het :stootelement zich in positie bevindt.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden 50 van een inbedbaar anker in de aarde, welk anker voorzien is van een stootelement, een trekstang met een houder of longitudonale passage tussen zijn uiteinden of de trekstang de vorm heeft van een holle as of buis, en middelen aanwezig zijn voor het inbedden van het anker in de aarde, verankeringsmiddelen voorzien van een 35 aantal organen met een gesloten of ingetrokken positie en een geopende of uitgetrokken positie, en middelen aanwezig zijn voor het vasthouden van de elementen in de uitgeklapte positie, waarbij : de werkwijze voorziet in het positioneren van de trekstang in hoofdzaak verticaal boven het grondoppervlak, het indrijven van 40 het anker in de aarde totdat het stootelement is ontvangen in de 7915020 3 aarde, en het bewegen van de genoemde elementen vanuit hun ingeklapte positie naar hun uitgeklapte positie, welke beweging wordt gerealiseerd ten minste gedeeltelijk door het inpompen van bandmateriaal vanuit de houder, de passage of de buis.
5 Volgens de uitvinding is het inbedbare anker voorzien van een trekstang en op deze trekstang is een stootelement gemonteerd bestemd voor het leveren van een aanmerkelijk deel van de weerstand tegen laterale beweging van het anker in de ingebedde toestand.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het stoot-10 element beweegbaar langs ten minste een deel van de lengte van de trekstang,
De uitvinding levert verder een inbedbaar anker voorzien van een trekstang, een stootelement voor het leveren van een aanmerkelijk deel van de weerstand tegen laterale beweging van het anker 15 wanneer het anker zich in positie bevindt, en middelen voor het verankeren van het anker in de aarde, welke verankeringsmiddelen zijn bevestigd aan de trekstang nabij of aangrenzend aan één uiteinde van de trekstang voor het leveren van een weerstand tegen opwaartse beweging van het anker wanneer dit is ingebed en waarbij 20 het stootelement zodanig op de trekstang gemonteerd is dat een relatieve beweging over de trekstang mogelijk is over ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang.
De verankeringsmiddelen kunnen uitgevoerd zijn als afzonderlijke verankeringsmiddelen bevestigd aan de trekstang op afzonder-:25 lijke van elkaar gescheiden punten langs de lengten van de trekstang. : Dergelijke afzonderlijke inrichtingen kunnen aangebracht zijn aan :één uiteinde van de trekstang. Op deze wijze wordt de weerstand :van het anker tegen omhoogwerkende krachten, dat wil zeggen ; krachten die het anker uit zijn ingebedde positie willen trekken, 30 vergroot.
De afzonderlijke verankeringsinrichtingen kunnen zodanig uitgevoerd zijn dat er een beweging van componenten van de inrichtingen nodig is naar posities waarin de maximale weerstand tegen de omhoogwijzende krachten wordt bereikt. Dergelijke componenten 35 kunnen individueel naar deze posities worden gebracht, maar kunnen ook worden gekoppeld aan een gemeenschappelijke actuator die in staat is of het mogelijk maakt om alle componenten tegelijkertijd naar de genoemde posities te bewegen.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden ;40 van het genoemde anker, voorzien van een stootelement gemonteerd op 7915020 ‘ 4 de trekstang zodanig dat een relatieve beweging langs ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang mogelijk is, welke werkwijze voorziet in het positioneren van de trekstang in hoofdzaak verticaal en voor het gedeeltelijk inbrengen van het stootelement 5 in de grond, verder het indrijven van de verankeringsmiddelen in de aarde totdat het stootelement zich bevindt bij het andere uiteinde van de trekstang, waarna het stootelement in de aarde wordt ingedreven.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden 10 in de aarde van het genoemde anker voorzien van een stootelement dat een relatieve beweging kan uitvoeren langs ten minste een gedeelte van de genoemde trekstang, welke werkwijze voorziet in het hoofdzakelijk verticaal positioneren van de trekstang, het indrijven van het stootelement in de aarde totdat het geheel of gedeeltelijk 15 in positie is geplaatst en het indrijven van verankeringsmiddelen in de aarde totdat het stootelement zich bevindt bij het andere uiteinde van de trekstang en vervolgens het geheel inbrengen van het stootelement indien noodzakelijk.
De uitvinding verschaft verder een inbedbaar anker voorzien van 20 een stootelement, een trekstang en middelen voor het verankeren van de inrichting in de aarde, welke verankeringsmiddelen voorzien zijn van ten minste twee organen in de vorm van platen die schamierbaar bevestigd zijn aan de trekstang en beweegbaar zijn tussen een eerste of ingeklapte toestand waarbij de platen in hoofdzaak parallel ver-25 lopen en een tweede of uitgeklapte toestand waarin ze transversaal ten opzichte van de as van de trekstang verlopen, waarbij middelen aanwezig zijn voor het vasthouden van de platen in hun uitgeklapte toestand.
Het stootelement heeft een dusdanige vorm dat een groot gedeelte 30 van de weerstand tegen laterale beweging van het anker in de ingebedde positie daardoor wordt geleverd. De verankeringsmiddelen zorgen voor de weerstand tegen opwaartse beweging van het anker in de ingebedde positie.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden 35 van het bovengenoemde anker voorzien van de genoemde platen, welke werkwijze voorziet in het indrijven van het anker in de aarde totdat het stootelement is opgesloten in positie, het vrijgeven ;van de vasthoudmiddelen en het bewegen van de platen vanaf hun ingeklapte naar hun uitgeklapte toestand.
40 De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden 7915020 ICJm;·;'-;/; |_Γ
V
5 van een inbedbaar anker in de aarde, welk anker voorzien is van een stootelement, een trekstang en middelen voor het verankeren van een anker in de aarde, welke werkwijze tevens voorziet in het vormen van een in hoofdzaak verticaal verlopende opening in de 5 aarde en het inbrengen van het anker in deze opening.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden van een inbedbaar anker welke werkwijze de kenmerken vertoont van willekeurig twee of meer van de in het bovenstaande gedefinieerde werkwijzen.
10 De uitvinding verschaft verder een inbedbaar anker met de kenmerken van willekeurig twee of meer van de in het bovenstaande beschreven ankers.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het inbedden van een inbedbaar anker met de kenmerken van willekeurig twee of :15 meer van de ankers die in het bovenstaande zijn gedefinieerd.
Een voordeel van de aanwezigheid van bindmateriaal in de houder, de passage of de buis voorafgaand aan het indrijven is, dat het niet noodzakelijk is om een afzonderlijke leiding aan te brengen voor het vullen van de houder, de passage of de buis na installatie. 20 Voordeel van het gebruik van bindmateriaal voor het vrijgeven van de houdmiddelen en het bewegen van de genoemde organen van de ingeklapte toestand naar de uitgeklapte toestand is, dat in ten minste de meeste toepassingen bindmateriaal nodig is om de ver-ankeringsmiddelen in positie te houden, i 25 Een voordeel van de aanwezigheid van een relatief over ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang verschuifbaar stootelement is, dat wanneer het stootelement gedeeltelijk is opgesloten in de aarde dit stootelement een geleidingselement vormt voor de trekstang als deze trekstang in de aarde worden gedreven.
50 Alle ankers die geconstrueerd worden in overeenstemming met de uitvinding kunnen bestaan uit, en alle werkwijzen volgens de uitvinding kunnen gebruik maken van een anker voorzien van een trekstang met een houder of een longitudinale passage tussen zijn uiteinden of een trekstang gevormd door een holle as of buis. De trek-55 stang kan ook uitgevoerd zijn als een massieve staaf. In zo'n geval kan de stang één of meer extern verlopende longitudinale groeven bezitten over zijn gehele lengte voor het geleiden van een ;mechanisme voor het vrijgeven van de beweegbare elementen in de iverankeringsmiddelen.
'40 Alle inbedbare ankers geconstrueerd volgens de uitvinding kunnen 7915020 6 bestaan nit, en alle werkwijzen volgens de uitvinding kunnen gebruik maken van een anker met verankeringsmiddelen voorzien van een aantal elementen met een gesloten of ingeklapte toestand en een geopende of uitgeklapte toestand en met middelen voor het vast-5 houden van de elementen in een uitgeklapte toestand. De middelen kunnen voorzien zijn van één of meer explosieve bouten die de elementen in de ingesloten of ingeklapte toestand houden totdat de beweging naar de geopende toestand vereist is. De explositieve lading of ladingen worden vervolgens afgevuurd en daarna worden de 10 elementen ofwel naar hun geopende posities gedwongen onder invloed van de explosie of ze worden vrijgegeven zodat het mogelijk is om ze naar de geopende positie te bewegen door middel van een ander mechanisme. Het explosieve materiaal in de bout of bouten kan worden afgevuurd door middel van een trekkerinrichting die mechanisch wordt 15 bediend door een geschikt mechanisme onder invloed van een afstands-besturing of een stuursignaal, bijvoorbeeld een radiosignaal of een ultrasoonsignaal. Het is ook mogelijk om de elementen zodanig te vormen dat nadat ze zijn vrijgegeven de verdere inbedbeweging van het anker zor t voor de beweging van de elementen naar hun 20 geopende posities.
Alle inbedbare ankers geconstrueerd volgens de uitvinding met uitzondering van de inrichtingen met een stootelement dat gemonteerd is zodanig dat een relatieve beweging mogelijk is langs ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang, kunnen voor-25 zien zijn van, en alle werkwijzen volgens de uitvinding met uitzondering van de werkwijze die gebruik maakt van het relatief beweegbare stootelement kunnen gebruik maken van een verankeringsinrichting voorzien van een stootelement dat bevestigd is aan het uiteinde van de trekstang verwijderd van de verankeringsmiddelen.
30 In alle werkwijzen volgens de uitvinding kan bindmateriaal vanaf de houder, de passage of de buis worden gepompt voor het vrijgeven van de houdmiddelen. Ook is het mogelijk om de houdmiddelen vrij te geven door middel van een explosieve lading of door een snij-operatie. De explosieve lading kan worden afgevuurd door een 55 signaal afkomstig van een buiten het anker gelegen verwijderde positie. Het signaal kan bestaan uit een radiosignaal of een ;signaal op een ultrasone frequentie.
In alle werkwijzen volgens de uitvinding kan bindmateriaal I worden gebruikt voor het uitvoeren van de totale beweging van de 40!genoemde elementen. Ook kunnen de vasthoudmiddelen worden vrijgegeven 7915020 7 voordat de indrijving compleet is, waarbij de elementen gedeeltelijk buitenwaarts worden bewogen naar hun geëxpandeerde toestand door het voltooien van de indrijfoperatie en vervolgens naar hun geëxpendeerde toestand worden bewogen door middel van het bind-5 materiaal.
Vasthoudmiddelen kunnen aanwezig zijn voor het vasthouden van de elementen in de geopende of geëxpandeerde toestand. De vasthoudmiddelen kunnen zelf-vergrendelend zijn als de elementen zich in de genoemde toestand bevinden.
10 In alle werkwijzen volgens de uitvinding kan versterkings-materisal, bijvoorbeeld in.de vorm van een schroeflijnvormige wapeningswikkeling worden aangebracht in de houder, de passage of de buis en door het bindmateriaal worden uitgeduwd. Deze wapening dient voor het versterken van de rond de verankeringsmiddelen ge-15 vormde bol.
In alle werkwijzen volgens de uitvinding met uitzondering van de werkwijze waarin het bindmateriaal wordt gebruikt voor het leveren van ten minste een gedeelte van de beweging van de genoemde elementen van hun ingeklapte naar hun uitgeklapte toestand kunnen 20 de vasthoudmiddelen verder worden vrijgegeven bijvoorbeeld door middel van een explosieve lading of door een snij-inrichting voorafgaand aan de voltooiing van de aandrijfoperatie, waarbij de genoemde elementen vanaf hun ingeklapte toestand worden bewogen door voltooiing van de aandrijfoperatie. Deze werkwijze is van 25 bijzonder voordeel indien de elementen worden gevormd door de genoemde platen.
In alle werkwijzen volgens de uitvinding kan een explosieve lading worden gebruikt voor het uitvoeren van de gedeeltelijke beweging van de genoemde elementen vanaf hun ingeklapte toestand 30 naar hun uitgeklapte toestand.
In alle werkwijzen volgens de uitvinding met uitzondering van de werkwijzen waarin het bindmateriaal en/of de aandrijving wordt gebruikt voor het bewegen van de organen kan een explosieve lading iworden gebruikt voor het uitvoeren van de totale beweging van de 35 genoemde elementen.
In alle werkwijzen volgens de uitvinding met uitzondering van de werkwijze waarin de trekstang tevoren wordt gevuld met bindmateriaal kan het bindmateriaal worden bewogen door de holle as of door passage nadat de verankeringsinrichting is geïnstalleerd.
40 In alle werkwijzen volgens de uitvinding welke voorzien in het 7915020 8 inbedden van het anker in de aarde kan deze stap worden vervangen of aangevuld door het vormen van een een in hoofdzaak verticaal verlopende opening in de aarde en het inbrengen van het anker in deze opening. Indien de opening diep genoeg wordt uitgevoerd dan zal er 5 geen indrijfproces nodig zijn maar indien de lengte van de opening kleiner is dan de lengte van de trekstang dan kan een indrijfproces nodig zijn voor voltooiing van de installatie van de verankerings-inrichting daar ook deze in de opening is ingebracht. Het voorvormen van een opening op deze wijze kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn 10 wanneer de verankeringsinrichting in rotsachtig terrein moet worden geïnstalleerd. Indien noodzakelijk kan de basis van de opening van onderen worden opgeruimd.
He houdmiddelen kunnen voorzien zijn van grendelbouten die door middel van een snijproces kunnen worden gedeeld indien vrijgave 15 noodzakelijk is. Hergelijke grendelbouten kunnen worden gebruikt indien de genoemde elementen de vorm hebben van bladen of platen (die kunnen scharnieren aan de trekstang).
He genoemde elementen kunnen ook samen een holle, bijvoorbeeld buisvormige kamer definiëren, waarbij de genoemde elementen ver-20 breekbaar met elkaar zijn gekoppeld, bijvoorbeeld door middel van verzwakkingslijnen. In dit geval worden de vasthoudmiddelen natuurlijk gevormd door de verbreekbare verbindingen die verbroken kunnen worden onder invloed van druk uitgeoefend door het bindmateriaal of door een explosie van een explosief materiaal in de holle kamer, 25 Wanneer één van de werkwijzen volgens de uitvinding wordt gebruikt bij onderzeese toepassingen dan verdient het de voorkeur om het inbedden uit te voeren met behulp van een onderwaterhamer. Haardoor is het mogelijk dat het anker wordt ingebed door middel van operaties die geheel vanaf de oppervlakte worden uitgevoerd.
30 Verder verdient het bij onderzeese toepassingen de voorkeur dat de ankerkabels aan de inrichting worden bevestigd voordat de inrichting wordt ingedreven zodat de inrichting dienstgereed is zodra de verankeringsmiddelen op de juiste wijze zijn geïnstalleerd. He kabels kunnen worden bevestigd aan verbindingselementen bijvoor-;35 beeld aan een universeel verbindingselement of aan andere middelen die de gevraagde bewegingsvrijheid van de kabel mogelijk maken.
In bepaalde toepassingen kan echter de kabel ook na installatie aan het anker worden gekoppeld.
Het bindmateriaal kan bestaan uit mortel, cement en/of een 40 epoxyhars. Als het bindmateriaal is opgeslagen in de passage of de 7915020 9 buis kan bijvoorbeeld een middel aanwezig zijn voor het vertragen van de hardingssnelheid van het materiaal.
In alle ankers en bij alle werkwijzen volgens de uitvinding kunnen één of meer verdere verankeringsmiddelen aangebracht zijn 5 langs de lengte van de trekstaaf.
Het verdient de voorkeur indien het stootelement en in zijn algemeenheid cilindrische vorm heeft en dit stootelement kan verder geopende uiteinden bezitten. Andere vormen kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld een afgeknot kegelvormige vorm of een konische vorm, 10 maar een cilindrisch stootelement levert betere verplaatsing/ belasting-karakteristieken aan de inrichting. Teneinde de fabricage te vergemakkelijken kan een stootelement van polygonale, bijvoorbeeld hexagonale vorm gezien in bovenaanzicht en voorzien van open uiteinden geconstrueerd worden uit platen als praktische 15 benadering van een cilinder. De vorm van het stootelement in samenhang met de vorm van de andere componenten van het inbedbare anker kan eveneens worden bepaald uitgaande van de richting waarin verwacht mag worden dat de op het anker uitgeoefende belasting in ingebedde toestand werkt.
20 Het inwendige van het stootelement kan verdeeld zijn in cellen door deelwanden die radiaal verlopen vanaf de middellijn van het stootelement. Deze deelwanden doen ook dienst als verstijvings-elementen.
Teneinde het opsluiten van het stootelement in de aarde te 25 bevorderen kan een snijrand of snijranden aangebracht worden. Een bijzonder voordeel wordt bereikt indien het stootelement een geopende netwerkconstructie of cellulaire constructie bezit. Een dergelijke constructie levert een betere stijfheid/gewicht-verhou-ding.
30 Het netwerk of de cellen kunnen zodanig gerangschikt zijn dat tijdens het inbedden de grond daardoor kan passeren waardoor het inbedden eenvoudiger wordt. De afmetingen van het netwerk of de pellen zijn bij voorkeur zodanig dat de aarde wordt samengepakt binnen het stootelement zodat de neiging ontstaat deze aarde daarin 35 vast te houden.
Indien het stootelement zodanig op de trekstang gemonteerd is dat een relatieve beweging over ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang mogelijk is dan wordt het stootelement bij voorkeur losneembaar bevestigd aan de trekstang in de nabijheid : 40 van de verankeringsmiddelen. Het stootelement kan verbreekbaar ver- 7915020 10 bonden zijn met de trekstang. De verbinding kan worden verbroken door een explosieve lading of de verbinding kan bestaan uit een andere losneembare middelen, zoals bijvoorbeeld explosieve bouten. Een werkwijze om een dergelijk stootelement toe te passen 5 zou voorzien in het vrijgeven van het stootelement van de trekstang. Het stootelement kan worden vrijgegeven wanneer het gedeeltelijk is opgesloten in de aarde, In dat geval verdient het de voorkeur indien het stootelement verbreekbaar gekoppeld is met de trekstang zodanig dat het kan worden losgenomen van de trekstang door het 10 initieel indrijven van de verankeringsmiddelen, waardoor de verbreekbare verbinding wordt verbroken. Ook kan het stootelement geheel in de aarde worden opgesloten door het indrijven van de trekstang en de verankeringsmiddelen waarna het stootelement wordt losgekoppeld van de trekstang teneinde het indrijven van de trekstang 15 en de verankeringsmiddelen te voltooien.
Indien gewenst of noodzakelijk wordt geacht dan kan het stootelement opnieuw met de trekstang worden gekoppeld nadat het anker volledig in de aarde is ingebed. De koppeling kan worden bereikt door gebruik te maken van wigvormige oppervlakken of vergrendelings-20 middelen die ofwel zelf actuerend uitgevoerd zijn of vanaf een afgelegen plaats geactueerd moeten worden, of die door gebruik te maken van explosieve ladingen functioneren welke ladingen het stootelement of een deel daarvan deformeren teneinde de vergrendeling van het element aan de trekstang tot stand te brengen.
25 Als de verankeringsmiddelen voorzien zijn van twee platen dan kunnen deze aan elkaar worden gehouden door middel van eenvoudige bouten die door een explosie of een snijbewerking kunnen worden losgenomen. De platen kunnen in hun geëxpandeerde toestand worden gehouden door het inpompen van bindmateriaal in de ruimte onder de 50 platen. Ook, en met voordeel kan een koppeling worden aangebracht waarmee de platen zodanig aan elkaar worden verbonden dat ze in de geëxpandeerde positie worden gehouden door de koppelingselementen.
De koppeling kan zelf-vergrendelend uitgevoerd zijn zodat de platen in hun geëxpandeerde toestand blijven.
35 De uitvinding verschaft verder een ondersteuningsstructuur voor het ondersteunen van het anker gedurende het indrijfproces, welke structuur bestaat uit een toren voor het ondersteunen en/of geleiden van de trekstang, welke toren bevestigd is aan een basiselement voor het positioneren van de toren op de grond.
40 Een dergelijke installatie is bijzonder bruikbaar voor onder- 7915020 11 zeese toepassingen, dat wanneer de basis op de juiste wijze gepositioneerd is op de zeebodem een nauwkeurige indrijfproces kan worden uitgevoerd dat niet wordt beïnvloed door onderzeese stromen, enzovoorts, waarbij het indrijven sneller kan worden aangevangen 5 dan bij een normale heistelling en kan doorgaan in ruw weer omdat het niet noodzakelijk is om het moedervoortuig nauwkeurig op zijn plaats te houden.
Alhoewel de toren voorzien kan zijn van externe geleidings-elementen verdient het de voorkeur om de toren uit te voeren in 10 de vorm van een holle as voor het ondersteunen en/of geleiden van de trekstang.
De steunstructuur kan worden toegepast bij elk van de anker-inrichtingen die geconstrueerd is in overeenstemming volgens de uitvinding en/of elk van de werkwijzen volgens de uitvinding.
15 De steunstructuur is in het bijzonder bruikbaar bij een anker of een werkwijze waarin een anker wordt toegepast voorzien van een stootelement dat zodanig gemonteerd is op de trekstang dat een relatieve beweging langs ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang mogelijk is, waarbij het stootelement losneembaar be-20 vestigd is aan de trekstang in de nabijheid van de verankerings-middelen. In dat geval kan het anker op de genoemde structuur worden geplaatst waarbij de trekstang wordt ondersteund door de toren en waarbij het stootelement wordt gepositioneerd onder de basis. Wals de structuur wordt neergelaten op de bodem dan kan zijn 25 gewicht (samen met het gewicht van het anker) worden gebruikt voor het inbrengen van het stootelement in de aarde totdat de basis zelf wordt ondersteund door de grond. Een juiste positionering van de basis op de aarde kan worden vergemakkelijkt door het indrijven van de structuur. Het anker kan worden ingebed door indrijving 30 in de aarde, waarbij het stootelement geheel of gedeeltelijk wordt opgesloten in de aarde voordat het vrijkomt van de trekstang.
De steunstructuur is bij voorkeur ontworpen voor gebruik met een onderwaterhamer, waarbij geleidingselementen aanwezig zijn op de tpren bestemd voor de hamer.
35 Teneinde het terugwinnen van de steunstructuur te vergemakkelijken kunnen drijfkamers aanwezig zijn, bij voorkeur bevestigd aan of deel uitmakend van de basis, welke drijfkamers gevuld kunnen worden met water voor het neerlaten en gevuld kunnen worden met lucht voor het omhoog laten bewegen van de steunstructuur nadat het in-40 drijfproces is voltooid en de steunstructuur vanaf de zeebodem 7915020 12 omhoog moet worden verplaatst.
In het volgende zullen ankers en een ankersteunstructuur geconstrueerd volgens de uitvinding alsmede inbeddingswerkwijzen volgens de uitvinding worden beschreven bij wijze van voorbeeld 5 aan de hand van de begeleidende figuren.
Fig. 1 toont een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm.
Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een deel van de eerste uitvoeringsvorm.
Fig. 3 toont een zijaanzicht van een verder deel van de eerste 10 uitvoeringsvorm.
Fig. 4 toont een vooraanzicht van het in fig. 3 getoonde deel.
De fig. 5 ©n 6 tonen een boven- en vooraanzicht van respectievelijk een verder deel van de uitvoeringsvorm van fig. 1.
15 Fig. 7 toont een gedeeltelijk doorsnede-aanzicht van de delen uit de fig. 2 - 6 in samengestelde vorm.
Fig. 8 toont een doorsnede volgens de lijn VII-VII uit fig. 7.
Fig. 9 toont een aanzicht in de richting van de pijlen IX in fig. 7· 20 De fig. 10 en 11 tonen schematische illustraties van verschillende trappen tijdens het inbedden.
De fig. 12 en 13 tonen respectievelijk een zijaanzicht van een bovenaanzicht van een heistelling met een anker in de positie voorafgaand aan het inbedden, 25 Fig, 14 toont een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm.
Uit de fig. 1 - 9 van de begeleidende tekeningen blijkt dat de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat uit een inbedbaar anker dat in zijn algemeenheid is aangeduid met het referentie-symbool 1. Het anker heeft een trekstang 2 in de vorm van een holle 30 as of buis aan het onderuiteinde waarvan het verankeringsmiddel 3, getoond in fig. 1 in gesloten positie, is bevestigd. Een stoot-element 5 is beweegbaar ten opzichte van de trekstang 2 gepositioneerd tussen de verankeringsmiddelen 3 en een flens 4 die bevestigd is aan het bovenuiteinde van de trekstang.
35: Het stootelement 5 is voorzien van een onderste gedeelte 6 met cilindrische vorm en met een reeks inwendige ribben 7 die verlopen vanaf hun centrale holle buis 8 waardoorheen de trekstang 2 ver-'loopt zoals getoond is in fig. 1. De buis 8 verloopt slechts gedeeltelijk door de cilinder, de onderranden van de ribben 7 ver-40 lopen dus op de getoonde wijze onder een hoek. Telkens om de andere 7915020 15 ribbe verloopt er een ribbe 7 in bovenwaartse richting vanaf het onderste gedeelte 6 ter ondersteuning van het bovenste gedeelte van de buis 8, aan de bovenzijde waarvan een flenskraag 9 is bevestigd.
De bovenuiteinden van de andere ribben 7 lopen gelijk met de boven-5 rand van het gedeelte 6.
De ribben 7 verdelen dus het inwendige vein het stootelement in een reeks van cellen en verschaffen dus een mate van stijfheid en stijvigheid aan de cilindrische structuur.
De onderranden van de ribben 7 en de onderrand van het onderste 10 gedeelte 6 kunnen uitgevoerd zijn als snijranden of voorzien zijn van dergelijke randen teneinde de beweging van het element in de a arde gedurende het inbedden te vergemakkelijken, zoals nog in het onderstaande zal worden beschreven.
De verankeringsmiddelen 3 bestaan uit twee ankerbladen 10, 11 15 (fig. 7)» met schopvormige platte oppervlakken 12, 13 elk met integrale ribben 14 gepositioneerd binnen een uitsparing gevormd door het platte oppervlak en twee verdere parallelle ribben 15 die aan hun onderuiteinden met elkaar zijn verbonden door middel van een transversale wand 16, waarvan het onderoppervlak schuin ver-20 loopt en wigvormig uitgevoerd is zoals getoond is in de fig. 3 en 4. Zoals blijkt uit de fig. 3 en 4 verlopen de ribben 14 en 15 over een korte afstand voorbij de bovenrand van de oppervlakken 12, 13.
Er zijn drie zij-aan-zij op onderlinge afstand van elkaar geplaatste ribben 14, waarbij de buitenste twee ribben zijn voorzien 25 van overbrengingstanden 17 op een rondlopende bovenoppervlak van de ribben. Aan de onderuiteinden zijn de ribben 14 verbonden door middel van een spindel 18.
De onderrand 19 van elk oppervlak 12, 13 is gepunt en verloopt schuin zoals aangegeven is met 20, waarbij de afschuining zich in 30 het midden van de onderrand bij 21 voortzet en samenkomt met de onderrand van het transversale element 16.
De twee bladen zijn scharnierbaar bevestigd aan een scharnier-blok 22 (fig. 5 en 6) door middel van de respectievelijke bouten 23, 24 die verlopen door de respectievelijke gaten 25, 26 in de 35 respectievelijke bovendelen van de ribben 14 en 15 en door corresponderende gaten 27» 28 in elk van de vier bevestigingsarmen 29 die verlopen vanaf de basis 30 van het blok 22. Het scharnier-blok 22 is bevestigd aan het onderuiteinde van de trekstang 2.
Centraal tussen de bladen 10, 11 verloopt een vergrendelstang 40 31 vanaf de basis 30 van het scharnierblok 2^nbenedenwaartse richting, 7915020 14 waarbij aan het benedenuiteinde van deze vergrendelstang 31 de . eindplaten 31a zijn vastgelast als steun voor een transversale pen 32 rond welke pen de onderuiteinden scharnieren van de koppel-elementen 33 waarvan de andere uiteinden scharnierbaar bevestigd 5 zijn aan de spindel 18.
De grendelstang 31 verloopt door een opening 34 in de basis van het scharnierblok 22 en door een paar wiggen 35 die met de grendelstang 31 beweegbaar zijn ten opzichte van een tweede paar samenwerkende wiggen 36 bevestigd aan de basis 30.
10 Een kernsamenstelling is voorzien van de parallelle platen 37 die met hun' bovenuiteinden zijn gekoppeld met de buitenste armen van de armen 29 aan het scharnierblok en die met hun onderuiteinden zijn gekoppeld met een transversale plaat 38, waarbij de onderste delen van de platen 37 zijn vergroot teneinde de bevestiging van de 15 plaat 38 te vergemakkelijken.
De transversale elementen 16 van de bladen zijn voorzien van een opening 39 bestemd voor ontvangst van een (niet getoonde) explosieve bout van conventionele vorm ontworpen om een voorafbepaalde spanningsbelasting te weerstaan en eenduidig te breken op 20 een breutkerf aangebracht op de as van de bout.
De trekstang 2 kan vervaardigd zijn uit zogenaamd "Grade 50" staal en is aan zijn onderuiteinde volledig vastgelast aan de basis 30 van het ankerblok, dat zelf is vervaardigd als een ontladen zachtstalen gietstuk. Het stootelement 5 en de ribben 7 ervan 25 kunnen vervaardigd zijn uit zacht staalplaat. De bladen 10, 11 kunnen net als een scharnierblok 22 ook vervaardigd zijn als zacht / stalen ontladen gietstukken, De koppelelementen 33 kunnen vervaardigd zijn uit zeer trekvast staal evenals de ankervergrendeling.
Een ringbout of een ander geschikt (niet getoond) bevestigings-30 middel is aangebracht aan de bovenzijde van de trekstang 2 of aan het stootelement zodat het mogelijk is een meerkabel of ketting aan het anker te bevestigen.
Zoals in het bovenstaande is opgemerkt is het stootelement 5 beweegbaar ten opzichte van de trekstang 2 en kan gepositioneerd 35 worden aangrenzend aan de bladen, zodat het dienst kan doen als mol voor het geleiden van de trekstang gedurende de initiële stappen in het inbeddingsproces van het anker in de aarde. Indien gewenst kan het stootelement tijdelijk worden vastgezet aan de trekstang in de zojuist beschreven positie, waarbij de verbinding door 40 de inwendige beweging van de trekstang wordt verbroken.
7915020 15
Pig. 10 toont alleen in de schematische vorm het anker in een positie op de zeebedding voorafgaand aan de aanvang van de inbeddingsoperatie.
Voor het inbedden van de inrichting in de zeebodem wordt het 5 anker met het stootelement 5 in de in fig. 10 getoonde positie over de rand van een schip 39 gehesen. Het bovenuiteinde van de trekstang is verbonden met een losneembare uitstekende aandrijfas 41 van een onderwaterhamer 42· Het gehele stelsel wordt vervolgens neergelaten op de zeebodem.
10 Het gewicht van de inrichting zorgt ervoor dat het stootelement 5 in de bovenlaag (of lagen) van het zeebodemmateriaal wordt gedreven. Teneinde de invoer van het stootelement 5 te vergemakkelijken kan de onderste snijrand 43 aangebracht zijn. De inrichting bevindt zich nu in de, in fig. 11 getoonde positie. De 15 hamer 42 wordt nu gebruikt voor het indrijven van de trekstang 2 in de aarde waarbij het stootelement 5 dienst doet als geleiding voor de trekstang 2 tijdens de neerwaartse beweging daarvan. Als het stootelement 5 bevestigd is aan de trekstang 2 dan zal het begin van de aandrijving van de trekstang 2 leiden tot het verbreken 20 van deze verbinding zodat de trekstang 2 vrijkomt en door het stootelement 5 kan bewegen.
De aandrijving gaat zolang door tot de flens 4 op de trekstang 2 rust tegen het stootelement 5. Zowel de trekstang 2 als het stootelement 5 zijn dan in hun uiteindelijke positie onder de zeebodem 25 gebracht. Het stootelement 5 kan onder het oppervlak van de zeebodem worden gebracht maar kan ook op dezelfde hoogte worden gelaten of enigszins uit de bodem uitstekend afhankelijk van de samenstelling van het zeebodemmateriaal. De stevige plaatsing van het stootelement 5 in ie zeebodem wordt vergemakkelijkt door de open cellu-30 laire vorm van het element.
De explosieve bout die de bladen 10, 11 samenhoudt, wordt afgevuurd juist voordat het anker z'n uiteindelijke positie bereikt en door de verdere beweging van het anker naar deze positie worden de 1 bladen geopend. De openingsbeweging van het ene blad is gesynchroni- 35:seerd met die van het andere blad vanwege de overbrengingstanden 17 op de ribben 14 die in elkaar ingrijpen en zodoende de bladen als combinatie doen bewegen. In hun volledig geopende positie worden de bladen vergrendeld door de in het bovenstaande reeds genoemde ankervergrendeling, waarbij de koppelelementen 53 met elkaar in 40 lijn liggen.
7915020 * 1 6
Het zal duidelijk zijn dat, indien gewenst, het stootelement 5 ten minste gedeeltelijk de zeebodem kan worden ingebracht voordat het aandrijven van de trekstang begint. Het is mogelijk om het stootelement in z'n uiteindelijke vaste positie in de zeebodem aan te 5 brengen voor het aandrijven van de trekstang begint. Deze werkwijze kan worden toegepast in die gevallen waarin de inrichting voor het inbedden van het anker niet voldoende sterk is om tegelijkertijd zowel het stootelement als de trekstang uit te drijven.
Het zal duidelijk zijn dat er omstandigheden kunnen voorkomen 10 waarin het anker bestand moet zijn tegen belastingen die op het anker inwerken van slechts één zijde, dat wil zeggen belastingen die in hoofdzaak lateraal optreden zonder een aanmerkelijke omhoog-gerichte belasting, dat wil zeggen een belasting die in een zodanige richting werkt dat er een omhooggerichte kracht, alsof het anker 15 van de oceaanbodem moet worden opgetild,op het anker wordt uitgeoefend. Onder dergelijke omstandigheden is het mogelijk om de ver-ankeringsmiddelen weg te laten voordat het anker in principe alleen bestaat uit een trekstang rond welke stang het stootelement is geplaatst.
20 De vorm van het stootelement zal worden bepaald door de in het bovenstaande reeds aangehaalde factoren, en als voorbeeld kan een stootelement in de vorm van het in fig. 1 getoonde element 5 worden toegepast.
Het stootelement kan permanent worden bevestigd aan de trek-25 stang of kan beweegbaar zijn langs ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang. Zoals in het bovenstaande werd beschreven kan het stootelement losneembaar bevestigd zijn aan de trekstang teneinde indien nodig samen daarmee te worden bewogen waarna, zodra de verbinding tussen het stootelement en de trekstang is ver-30 broken een relatieve beweging tussen deze twee componenten kan worden uitgevoerd.
De basisvorm kan het anker dus bestaan uit een trekstang 2 (fig. 1) met een stootelement van de vorm zoals getoond is in fig. 1; het onderuiteinde van de trekstang is gepunt uitgevoerd 35 zoals aangegeven is met de stippellijn 52 teneinde de beweging van de trekstang in de aarde te vergemakkelijken, en de verankerings-middelen 3 zijn afwezig.
Het feit dat het stootelement kan bewegen langs de trekstang is niet essentieel. Het element kan ook permanent aan een bepaald punt 40 langs de lengte van de trekstang, bijvoorbeeld aan het bovenuiteinde 7915020 \ 17 aangrenzend aan de flens 4 bevestigd zijn.
De keuze van de afmetingen van het anker en van de componenten daarvan, bijvoorbeeld de afmetingen van het stootelement en de diepte, tot waar de componenten in de bodem worden ingebracht zal 5 afhangen van de grondsoort waarin het anker moet worden ingebed, de sterkte van de belasting die op het anker wordt uitgeoefend en de richting waarin deze belasting werkt.
De' vorm van het stootelement in samenhang met de vorm van de andere componenten van het inbedbare anker kan eveneens afhangen 10 van de verwachte richting waarin de belasting werkt. Een afgeknot kegelvormig of cilindrisch stootelement heeft het voordeel dat belastingen uit iedere richting en over een breed gebied van inclinaties kunnen worden weerstaan. Teneinde de fabricage te vergemakkelijken kan een stootelement van polygonale vorm, bijvoorbeeld 15 een zeshoekige vorm, gezien in bovenaanzicht en geconstrueerd uit platen een praktische benadering vormen van een cilinder. Het stootelement kan worden vervaardigd in één of twee delen en vervolgens rond de trekstang worden samengesteld. Als de belasting slechts in een bepaalde richting werkt met een bepaalde inclinatiehoek dan 20 kan een eenvoudiger vorm van stootelement, bijvoorbeeld een plaatvorm worden aangehouden.
Als verder een aantal ingebedde ankers wordt gebruikt voor het verankeren van een structuur dan worden de vorm en afmetingen van de componenten van een dergelijk anker ten minste gedeeltelijk 25 eveneens bepaald door een aantal ankers en de plaatsing van elk van de ankers ten opzichte van de structuur. In het bijzonder de vorm van het stootelement hangt af van de zohuist genoemde factoren.
Een inbedbaar anker waarin de uitvinding wordt toegepast is bijvoorbeeld voorzien van een trekstang met een lengte van 21 m en 50 een diameter van 90 cm met aan één uiteinde een cilindrisch stootelement met een diameter van 7>50 m en een* .diepte van 5,60 m en aan het andere uiteinde verankeringsmiddelen met een lengte van ongeveer 3 m met bladen met een horizontaal geprojecteerd oppervlak 2 van 7,2 m .
35 Voor een dergelijk anker, verticaal in een kleilaag begraven tot een diepte zodanig dat het bovenvlak van het stootelement zich ongeveer 7>50 m onder het oppervlak van de zeebodem bevindt i is een maximale belastingscapaciteit in opwaartse richting berekend |van 2003 tonf bij benadering gedurende een korte periode en onge-;40|veer 1585 tonf over een langere periode en in horizontale richting 7915020 18 een capaciteit over een langere termijn van ongeveer 960 tonf. In het geval de "belasting intermitterend, cyclisch of repeterend wordt uitgeoefend is de maximale "belastingscapaciteit ongeveer 1598. tonf.
In zandzijnde corresponderende waarden in opwaartse richting 5 ongeveer 5737 tonf zowel de lange als de korte termijn, ongeveer 1467 tonf in de horizontale richting en ongeveer 1967 "tonf voor de cyclische "belasting.
Als het anker verticaal wordt "begraven in een stijvere kleilaag tot een diepte zodanig dat het "bovenvlak van het stootelement wordt 10 begraven tot ongeveer 3 m onder het oppervlak van de zeebodem dan kan een maximale belastingscaoaciteit in opwaartse richting worden berekend van bij benadering 2830 tonf gedurende een korte termijn en bij benadering 2019 tonf gedurende een langere termijn en in horizontale richting een capaciteit over een langere termijn van 15 ongeveer 1642 tonf; In het geval de belasting intermitterend, cyclisch of repeterend wordt uitgevoerd bedraagt de maximale belastingscapaciteit ongeveer 2014 tonf.
In zandzijnde corresponderende waarden ongeveer 2795 tonf zowel voor de lange als de korte termijn, ongeveer 800 tonf in de 20 horizontale richting en ongeveer 1381 tonf voor cyclische belasting.
Men moet in gedachten houden dat het bovenstaande voorbeeld slechts een uitvoeringsvorm beschrijft van het inbedbare anker onder speciale grondomstandigheden en dat andere verschillende configuraties met andere relatieve afmetingen vereist kunnen zijn,bij 25 andere grondsoorten.
De belangrijkste componenten van het anker, dat wil zeggen het stootelement, de trekstang en de bladen kunnen afzonderlijk worden vervaardigd in een reeks afmetingen, en deze kunnen worden samengesteld tot een anker dat geschikt is voor een gespecificeerde 30 belasting of een reeks van belastingen in een gespecificeerde richting of reeks van richtingen bij een gespecificeerde grondstructuur.
Zodra het anker zich in positie bevindt dragen de verankerings-middelen, dat wil zeggen de bladen,aanzienlijk bij tot de weerstand 35 cLie het anker biedt aan een opwaartse beweging, terwijl het stootelement een belangrijkste gedeelte levert van de weerstand geboden :door het anker tegen een laterale beweging. Daarnaast echter draagt ook de samengestelde massa van het stootelement samen met zijn wrijvingsweerstand ten opzichte van beweging bij aan de weerstand j40 die het anker biedt tegen opwaartse beweging. Als extra weerstand 7915020 19 tegen opwaartse beweging nodig is dan kan het anker voorzien worden van één of meer extra verankeringsmiddelen, die een soortgelijke constructie kunnen bezitten als de in het bovenstaande beschreven middelen 3· Dergelijke extra verankeringsmiddelen kunnen 5 worden bevestigd aan de trekstang op een puntafstand van het onderuiteinde van de trekstang.
Als dergelijke extra verankeringsmiddelen aangebracht zijn dan verdient het over het algemeen de voorkeur dat de beweging daarvan naar de geopende positie tegelijkertijd wordt uitgevoerd.
10 Het zal duidelijk zijn dat andere inbeddingstechnieken kunnen worden toegepast als de techniek die beschreven is aan de hand van de fig. 10 en 11.
De stap waarin het anker wordt ingebed in de aarde kan bijvoorbeeld worden vervangen of aangevuld door het vormen van een in 15 hoofdzaak verticale opening in de aarde en het plaatsen van het anker in deze opening. De diepte van de opening kan worden bepaald afhankelijk van de aard van het terrein waarin de opening moet worden gevormd. Een opening kan bijvoorbeeld vooraf worden gevormd door een rotsachtige laag boven een ondergrond waarin het anker 20 ingedreven kan worden. In zo'n geval is de diepte van de opening kleiner dan de totale lengte van het anker. Indien noodzakelijk kan de basis van de opening aan de onderzijde verruimd zijn teneinde een buitenwaartse beweging van de bladen mogelijk te maken.
Het anker kan..eveneens worden ingebed op een gewenste positie 25 door middel van een heistelling. Indien het anker moet worden geplaatst op de zeebodem dan kan de stelling naar de betreffende positie worden getransporteerd door middel van een schuit of schip en vervolgens overboord worden gezet en neergelaten op de zeebodem. De stelling kan eveneens vanaf een in hoofdzaak horizontale 30 positie op het dek van de schuit of het schip in een verticale positie worden gebracht en vervolgens op de zeebodem worden neergelaten.
Ook kan de stelling worden getransporteerd in een speciale opening in een schip dat bestemd is voor het uitvoeren van anker-35 inbeddingsoperaties. Indien nodig kan de stelling worden neergelaten ;op de zeebodem via een toegangsopening in het ruim van het schip.
De fig. 12 en 13 tonen een zijaanzicht respectievelijk bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van zo'n heistelling, waarbij de .stelling en bijbehorende componenten slechts schematisch zijn 40 getoond.
7915020 20
De stelling van een open vakwerktoren 44 ondersteund door drie poten 45 die elk scharnierbaar aan de toren 44 zijn bevestigd. De onderuiteinden van de poten 45 zijn voorzien van schoenen 46 die voorzien kunnen zijn van vereffeningsmiddelen voor het plaatsen van 5 de toren 44 in verticale positie.
Binnen de vakwerktoren is een aandrijfmechanisme voor de hamer 47 geplaatst, naar welke hamer een heen en weergaande beweging wordt overgedragen via een kabel 48 vanaf het aandrijfmechanisme. Een hijskabel 49 is bevestigd aan het boveneinde van de toren 44 zodat 10 de stelling kan worden neergelaten in de gewenste positie.
De hamer 47 wordt geleid door geleidingsvlakken aan de toren 44 en slaat op het anker 1 via een volgeenheid 50 die het mogelijk maakt dat het anker indien noodzakelijk tot onder het oppervlak s wordt ingebed. Indien gewenst verloopt de volgeenheid opwaarts tot 15 binnen in de hamer omdat daardoor de stabiliteit van de hamerfunctie wordt verbeterd. Het bovenuiteinde van de volgeenheid is voorzien van een beschermende kap en tussen de kap en het uiteinde van de volgeenheid is houten "kussen” geplaatst. Dit is gebleken dat dit . kussen de piekwaarde van de hamerslag enigszins reduceert maar tevens : 20 de duur van de slag vergroot waardoor een snellere aandrijving wordt bereikt. Het kussen reduceert tevens vervorming van het bovenuiteinde van de volgeenheid.
De volgeenheid is niet essentieel en de hamerslagen kunnen ook direct op de as worden overgebracht of via de beschermende kap en 25 het houten kussen dat zojuist is beschreven.
De gebruikte heistelling wordt op conventionele wijze naar de gewenste plaats getransporteerd en in positie gebracht op de ankerplaats. Als het anker is ingebed dan wordt de stelling teruggetrokken voor gebruik bij een andere inbeddingsoperatie.
50 De stelling kan indien gewenst voorzien zijn van drijflichamen waarmee het mogelijk is om de stelling drijvend naar een gewenste plaats op zee te brengen. Als deze plaats is bereikt dan laat men de drijflichamen vollopen zodat d e stelling naar de zeebodem zinkt. De stelling kan in een horizontale positie worden getransporteerd ' 35 en op de ankeringsplaats kunnen de drijflichamen selectief worden gevuld teneinde de stelling in verticale positie te brengen voorafgaande aan of gedurende het neerlaten ervan. Als het anker is ingebed dan worden de drijflichamen gevuld met lucht teneinde de terugkeer van de stelling naar het oppervlak te bewerkstelligen.
40 De verankeringsmiddelen kunnen andere vormen aannemen dan de in 7915020 21 het bovenstaande beschreven bladen. Er kan bijvoorbeeld een holle bol of peer worden bevestigd aan het onderuiteinde van de trekstang, waarbij het inwendige van deze bol of peer in verbinding staat met het inwendige van de trekstang 2. De bol of peer is voorzien van 5 verzwakkingslijnen waarmee een reeks van twee of meer tanden worden gedefinieerd die een bladvorm kunnen bezitten.
De bol of peer is zodanig gevormd dat de beweging ervan in de aarde gedurende het inbedden wordt vergemakkelijkt. Wanneer een vereiste inbeddingsdiepte is bereikt dan wordt de bol of peer open 10 gespleten volgens de verzwakkingslijnen en de tanden worden buitenwaarts uitgebreid in de omrigende grond.
Het openbreken en uitspreiden jan worden bereikt met behulp van een explosieve lading binnenin de bol of peer of bijvoorbeeld door het pompen van een vloeibare substantie door de trekstang in de 15 tol of peer. Het kan bij deze substantie gaan om vloeibaar cement, vloeibare mortel of een epoxyhars.
De vloeibare substantie kan binnenin de bol en/of de trekstang aanwezig zijn en onder druk worden gebracht teneinde de bol te laten barsten waardoor de substantie vrijkomt die dan een vaste massa vormt 20 rond de tanden en zodoende resulteert in een effectief verankerings-: middel. Ook kan de substantie in de bol worden gepompt via een direct op de bol of op de trekstang aangesloten toevoerleiding.
Het is mogelijk om het bartsen en uitspreiden van de tanden te realiseren door middel van een explosief middel en vervolgens de 25 vloeibare substantie in de opengebarste ballon te pompen teneinde de in de voorgaande alinea aangehaalde vaste massa te vormen.
Het uitspreiden van de tanden kan worden gerealiseerd gedeeltelijk door een explosieve lading en gedeeltelijk door de beweging van de vloeibare substantie in de bol. Ook kan een explosieve 50 lading worden gebruikt voor het scheuren van de verzwakkingslijnen in de ballon zonder dat er een beweging plaatsvindt van de daaruit resulterende tanden, terwijl deze beweging wordt gerealiseerd door middel van de vloeibare substantie.
Fig. 14 toont schematisch een anker nadat het anker is ingebed ;35 en de bol gescheurd is teneinde de uitgespreide tanden 50 te vormen . en er een vloeibare substantie in de bol gepompt is teneinde de massa 51 rond de tanden te vormen.
Een verdere versterking in de vorm van bijvoorbeeld een schroef-j ^lijnvormige wikkeling van een flexibele draad of stang kan worden i40-Iaangebracht in de trekstang en met de vloeibare substantie naar buiten 7915020 22 worden geduwd.
Het vloeibare materiaal kan bestaan uit een opeenhoping die wordt uitgeduwd teneinde de bol te laten barsten en zodoende de tanden te vormen waarna vulspecie wordt gepompt in de lege plaatsen 5 in de samenstelling teneinde een vaste massa rond en binnen de tanden te vormen.
Indien gewenst kan een vloeibaar bindmiddel worden gebruikt in samenhang met de bladachtige verankeringsmiddelen van het anker dat beschreven is in de fig. 1-9. Aan het einde van de inbeddings-10 operatie en nadat de bladen buitenwaarts zijn bewogen wordt het middel ingepompt in de ruimte tussen de bladen en vormt na het zetten een soliede wig daartussen waarmee de bladen in hun uitgestoken posities worden gehandhaafd.
Indien noodzakelijk kan het anker zodanig worden geconstrueerd 15 dat het mogelijk is om het anker uit de aarde te verwijderen als het niet langer wordt gebruikt. Daartoe kunnen middelen aanwezig zijn voor het weer terugtrekken van de bladen naar de gesloten positie in het geval dat het gaat om een anker zoals beschreven is aan de hand van de fig. 1-9.
20 Ook kan het anker uit de aarde worden getrokken door het aan bieden van een voldoende kracht.
7915020

Claims (51)

1. Inbedbaar anker, gekenmerkt door een trekstang, een op deze trekstang gemonteerd stootelement bestemd voor het leveren van een grootste deel van de weerstand van het anker tegen 5 laterale beweging na inbedding van het anker.
2. Anker volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het stootelement beweegbaar is langs ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang.
3· Anker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 10 een losneembare eenheid is aangebracht voor het vasthouden van het stootelement op een voorafbepaalde positie op de trekstang.
4· Anker volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderuiteinde van de trekstang zodanig is gevormd dat het inbedden van het anker in de aarde wordt vergemak-15 kelijkt.
5. Werkwijze voor het inbedden van een anker volgens conclusie 1, met het'kenmerk, dat het anker wordt gepositioneerd boven het grondoppervlak en vervolgens wordt ingedreven in de grond totdat het stootelement daarin is opgesloten.
6. Werkwijze voor het inbedden van een anker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het stootelement geheel of gedeeltelijk wordt opgesloten in de aarde en daarna de trekstang in de aarde wordt ingedreven.
7. Inbedbaar anker, gekenmerkt door een trekstang, 25 een stootelement voor het leveren van het grootste gedeelte van de weerstand tegen laterale beweging van het anker in de ingebedde toestand, en verankeringsmiddelen voor het leveren van het grootste gedeelte van de weerstand tegen opwaartse beweging van het anker in de ingebedde toestand, welke verankeringsmiddelen aan de trekstaaf 30 .zijn bevestigd nabij of aangrenzend aan een uiteinde daarvan en het stootelement gemonteerd is op de trekstang zodanig dat een relatieve beweging over ten minste een gedeelte van de lengte van de trekstang mogelijk is.
8. Anker volgens conclusie 7» m e t het kenmerk, 35 dat de verankeringsmiddelen bestaan uit ten minste twee elementen I die beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de elementen : in gesloten formatie zijn gepositioneerd en een tweede positie waarin de elementen in een open formatie zijn gepositioneerd zodanig dat het grootste gedeelte van de weerstand tegen opwaartse beweging 40 van het anker in de ingebedde toestand wordt geleverd. 7915020
9. Anker volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat de elementen bladvormig zijn uitgevoerd en scharnierbaar zijn gemonteerd.
10. Anker volgens conclusie 9» m e t het kenmerk, 5 dat de elementen scharnierbaar gemonteerd zijn aan de trekstang.
11. Anker volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat de elementen scharnierbaar gemonteerd zijn aan een component die bevestigd is aan de trekstang.
12. Anker volgens conclusie 11, met het kenmerk, 10 dat de component bevestigd is aan het genoemde uiteinde van de trekstang.
13· Anker volgens één der conclusies 8-12,met het kenmerk, dat de elementen onderling zodanig zijn verbonden dat ze synchroon bewegen. 15 14· Anker volgens één der conclusies 9 - 15» m e t het kenmerk, dat losneembare vasthoudmiddelen zijn aangebracht voor het vasthouden van de elementen in de genoemde eerste positie.
15· Anker volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de losneembare vasthoudmiddelen bestaan uit één of meer bouten. 20 16. Anker volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat de bout of enkele of alle bouten bestaan uit een explosieve bout waarbij middelen aanwezig zijn voor het afvuren van de explosieve lading of ladingen teneinde de elementen vrij te geven 1 voor een beweging naar de tweede positie.
17. Anker volgens conclusie 15» m e t het ken'merk, dat de bout of elke of alle bouten bestaat uit een bout die zodanig gepositioneerd is dat ze blootgesteld wordt aan een belasting gedurende het inbedden van het anker en bestemd is voor het vrijgeven van de elementen voor een beweging naar een tweede positie 30 wanneer de belasting een voorafbepaalde waarde overschrijdt.
18. Anker volgens één der conclusies 8-17,methet kenmerk, dat houdmiddelen zijn aangebracht voor het vasthouden van de elementen in de genoemde tweede positie.
19. Anker volgens conclusie 18,met het kenmerk, 55 dat de houdmiddelen zelf vergrendelen wanneer de elementen zich in de tweede positie bevinden.
20. Anker volgens één der conclusies 8 — 19» met het kenmerk, dat verder middelen aanwezig zijn voor het bewegen van de elementen van de eerste naar de tweede positie.
21. Anker volgens conclusie 8, met het kenmerk, 7915020 !t!!4'!oüLC dat de elementen in de eerste positie ten minste een gedeelte van de wand van een houder vormen en middelen zijn aangebracht voor het partieel scheiden van de elementen van elkaar of van de wand.
22. Anker volgens conclusie 21,met het kenmerk, 5 dat elk element wordt gedefinieerd door een verzwakkingslijn in de wand en de middelen voor het scheiden dusdanig functioneren dat de elementen langs deze verzwakkingslijnen worden gescheiden.
23. Anker volgens conclusie 21 of 22,met het kenmerk, dat de trekstang voorzien is van een holle as en de 10 houder eveneens hol is en de as in verbinding staat met het inwendige van de houder.
24. Anker volgens conclusie 21, 22 of 23, met het kenmerk, dat de houder een explosieve lading bevat bestemd om de scheiding van de elementen teweeg te brengen.
25. Anker volgens één der conclusies 21, 22 of 23, m e t het kenmerk, dat de houder een explosieve lading bevat bestemd voor het uitvoeren van de scheiding van de elementen en het bewegen daarvan naar de tweede positie.
26. Anker volgens één der voorgaande conclusies, met het 20. e n m e r k, dat een losneembare eenheid is aangebracht voor het vasthouden van het stootelement in een voorafbepaalde positie op de trekstang.
27. Anker volgens conclusie 26,met het kenmerk, dat het stootelement losneembaar wordt vastgehouden in een positie 25 aangrenzend aan de verarikeringsmiddelen.
28. Anker volgens conclusie 26 of 27,met het kenmerk, dat de vrijgeefmiddelen dusdanig uitgevoerd zijn dat daarmee het stootelement opnieuw kan worden vergrendeld aan de trekstang na beweging van het stootelement vanaf de voorafbepaalde positie.
29. Anker volgens conclusie 26 of 27,met het ken merk, dat de vergrendelingseenheid bestemd is voor het vergrendelen van het stootelement aan de trekstang na beweging van het stootelement vanaf de voorafbepaalde positie.
30. Anker volgens één der voorgaande conclusies, met het 35 kenmerk, dat het stootelement plaatvormig is uitgevoerd.
31· Anker volgens één der conclusies 7- 29,met het kenmerk, dat het stootelement een cilindrische vorm bezit.
32. Anker volgens conclusie 31, m e t het kenmerk, dat de cilinder een transversale polygonale dwarsdoorsnede bezit. 40 33· Anker volgens één der conclusies 7- 29,met het 79 1 5 0 2 0 <|Q(:, r " ' 26 kenmerk, dat het stootelement een buisvorm "bezit.
34· Anker volgens conclusie 33» m e t het kenmerk, dat de buis een polygonale transversale dwarsdoorsnede bezit.
35· Anker volgens één der conclusies 31 - 34» met het 5 kenmerk, dat het stootelement aan beide uiteinden open is.
36. Anker volgens één der conclusies 31 - 34» met het kenmerk, dat het stootelement voorzien is van een aantal interne wanden waarmee het inwendige van het stootelement wordt verdeeld in een aantal cellen. 10 37· Anker volgens conclusie 35» m e t het kenmerk, dat het stootelement voorzien is van een aantal interne wanden waarmee het inwendige van het stootelement wordt verdeeld in een aantal aan de uiteinden geopende cellen.
38· Anker volgens conclusie 33 of 34» met het ken-15 merk, dat het stootelement voorzien is van centraal buisvormig orgaén waardoor de trekstang verloopt en een buisvormig buitenorgaan waaraan de centrale buis is bevestigd.
39· Anker volgens c nclusie 38,met het kenmerk, dat het buitenorgaan aan de centrale buis bevestigd is door middel 20 van een reeks ribben die radiaal vanaf de buis verlopen.
40. Anker volgens conclusie 39» m e t het kenmerk, dat de buis aan één uiteinde uitsteekt buiten het buitenorgaan en ten minste een deel van de ribben verloopt over de lengte van het uitstekende gedeelte van de buis.
41. Anker volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stootorgaan een snijrand bezit of daarvan is voorzien teneinde de beweging van het stootelement in de aarde gedurende het inbeddingspróces te bevorderen.
42. Werkwijze voor het inbedden van ankers zoals beschreven 30 in conclusie 7» m e t het kenmerk, dat het stootelement wordt bevestigd aan de trekstang op een positie aangrenzend aan de verankeringsmiddelen en vervolgens de trekstangen ten opzichte van het stootelement in de aarde wordt ingedreven.
43· Werkwijze volgens conclusie 42, met het kenmerk,: ;35 dat het stootelement eveneens in de aarde wordt ingedreven nadat de trekstang in de aarde is ingedreven. 44* Werkwijze voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 7» m e t het kenmerk, dat het stootelement geheel of gedeeltelijk in de aarde wordt ingekapseld en de trekstang 40 ten opzichte van het stootelement in de aarde wordt ingedreven. 7915020 ' 27 *
45· Werkwijze voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 14, m e t het kenmerk, dat het anker in de aarde wordt ingedreven, de losneembare vasthoudmiddelen worden vrijgegeven wanneer het anker zich bevindt op een voorafbepaalde 5 diepte en vervolgens het anker verder in de aarde wordt ingedreven teneinde de elementen naar de tweede positie te bewegen.
46. Werkwijze voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 16, m e t het kenmerk, dat het anker in de aarde wordt ingedreven tot een voorafbepaalde diepte en vervolgens 10 de explosieve lading of ladingen worden afgevuurd teneinde de elementen vrij te geven en vervolgens het anker verder wordt ingedreven in de aarde teneinde de elementen naar de tweede positie te bewegen.
47. Werkwijze volgens conclusie 42 of 43, m e t het ken-15 merk, dat de elementen verder vanuit de eerste naar de tweede positie worden bewogen.
48· Werkwijze volgens conclusie 47» met het kenmerk, dat de elementen verder worden vergrendeld in de genoemde tweede positie na de genoemde beweging daarvan naar deze positie. 20 49· Werkwijze voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 21,met het kenmerk, dat het anker wordt ingebed in de aarde en vervolgens de elementen worden gescheiden. 50.· Werkwijze volgens conclusie 49» voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 21,met het k e n -25 merk, dat de scheiding tussen de elementen wordt gerealiseerd door het inpompen van vloeibare substantie in de houder.
51· Werkwijze volgens conclusie 50» met het ken-m e r k, dat de vloeibare substantie de houder wordt ingébracht teneinde de scheiding van de elementen en hun beweging naar de 30 tweede positie uit te voeren.
52. Werkwijze volgens conclusie 51» m e t het kenmerk, dat de vloeibare substantie een substantie is die in staat is om de elementen in de genoemde tweede positie vast te houden. 35 : 55· Werkwijze volgens conclusie 49»met het ken merk, dat de scheiding van de elementen wordt gervaliseerddoor het afvuren van een explosieve lading.
54· Werkwijze volgens conclusie 49) m e t het kenmerk, dat de scheiding van de elementen en hun beweging naar 40 de tweede positie wordt gerealiseerd door het afvuren van een 79 1 50 2 0 4 explosieve lading.
55· Werkwijze volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat de "beweging van de elementen naar de tweede positie wordt gerealiseerd door het inpompen van vloeibare substantie 5 tussen de elementen.
56. Werkwijze volgens conclusie 55i ® e t het kenmerk, dat de vloeibare substantie in staat is om de elementen in de tweede positie vast te houden.
57· Werkwijze volgens conclusie 50» bestemd voor het inbedden 10 van een anker volgens conclusie 25, gekenmerkt door het laden van de holle as met een vloeibare substantie voorafgaand aan het inbedden van het anker en vervolgens na het inbedden van het anker het uitpompen van deze substantie uit de as in de houder teneinde de scheiding van de elementen teweeg te brengen. 15 58· Werkwijze volgens conclusie 50 voor het inbedden van een anker als beschreven in conclusie 25 met verwijzing naar conclusie 25, gekenmerkt door het laden van de holle as met een vloeibaar materiaal voorafgaand aan het inbedden van het anker en vervolgens na het inbedden van het anker het afvuren 20 van de explosieve lading teneinde de elementen van elkaar te scheiden en vervolgens het pompen van het vloeibare materiaal vanaf de as teneinde de beweging van de elementen naar de tweede positie uit te voeren.
59· Inbedbaar anker, zoals hoofdzakelijk beschreven is in deze 25 beschrijving refererend aan een geïllustreerd door de fig. 1-9 van de begeleidende tekeningen.
60. Inbedbaar anker zoals hoofdzakelijk beschreven is aan de hand van een geïllustreerd door fig. 14 van de begeleidende figuren. 50 ------------------- 7915020
NL7915020A 1978-02-28 1979-02-21 Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker en van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers. NL7915020A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB797178 1978-02-28
GB797178 1978-02-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7915020A true NL7915020A (nl) 1980-05-30

Family

ID=9843300

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7915020A NL7915020A (nl) 1978-02-28 1979-02-21 Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker en van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers.

Country Status (10)

Country Link
EP (1) EP0004150A1 (nl)
KR (1) KR830000610A (nl)
AU (1) AU525572B2 (nl)
BE (1) BE68T1 (nl)
CA (1) CA1145204A (nl)
DE (1) DE2952973A1 (nl)
FR (1) FR2460837A1 (nl)
GB (1) GB2043141B (nl)
NL (1) NL7915020A (nl)
NO (1) NO152202C (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2122236B (en) * 1982-03-30 1986-03-19 Lipsker Eng Ground anchor
NO301701B1 (no) * 1995-10-19 1997-12-01 Selantic As Anker
US20100290839A1 (en) * 2009-05-18 2010-11-18 Moshe Meller Anchoring system for anchoring a base that supports a wind turbine
CN102673738B (zh) * 2012-05-22 2014-08-13 淮海工学院 自动垂直树根锚
CN115094899A (zh) * 2022-06-21 2022-09-23 中国建筑第七工程局有限公司 一种用于基础施工的可循环式钢板模板及施工方法

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3228153A (en) * 1962-07-02 1966-01-11 Harvey Aluminum Inc Explosive actuated anchor
US3343313A (en) * 1963-01-15 1967-09-26 Harvey Aluminum Inc Apparatus for installing cemented anchors
DE1927087A1 (de) * 1968-11-29 1970-06-25 Sanji Genma Erdzuganker
US3621805A (en) * 1970-02-02 1971-11-23 Us Navy Embedment anchor
DE2311385C3 (de) * 1973-03-08 1979-03-29 Mituo Kawasaki Kanagawa Shibata (Japan) Verankerungsvorrichtung und Verfahren zum Einsetzen der Vorrichtung in den Boden
IT1016480B (it) * 1974-03-14 1977-05-30 Micoperi Spa Piattaforma marina autosollevabile con struttura sommersa di irrigidi mento
US3962937A (en) * 1974-07-18 1976-06-15 Miller Leo C Error adjustment method and structure for lathes and the like
US3962837A (en) * 1974-10-11 1976-06-15 Sero Samuel J Apparatus for expandably engaging the walls of an earthen hole
US3969853A (en) * 1975-02-03 1976-07-20 Foresight Industries Torque fin anchor
DE2649693C3 (de) * 1976-10-29 1982-02-25 Hikoitsu Tokyo Watanabe Erdanker sowie Verfahren zum Eintreiben und Lösen desselben

Also Published As

Publication number Publication date
AU4461879A (en) 1979-09-06
NO152202B (no) 1985-05-13
CA1145204A (en) 1983-04-26
DE2952973A1 (de) 1980-11-20
FR2460837B1 (nl) 1984-04-06
GB2043141A (en) 1980-10-01
AU525572B2 (en) 1982-11-11
KR830000610A (ko) 1983-04-16
EP0004150A1 (en) 1979-09-19
NO152202C (no) 1985-08-21
GB2043141B (en) 1983-01-26
NO790659L (no) 1979-08-29
FR2460837A1 (fr) 1981-01-30
BE68T1 (fr) 1980-05-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR102252116B1 (ko) 해저 지지 유닛 및 천수 천공 터미널을 제공하는 방법
EP2691291B1 (en) An anchor assembly
EP1876093A1 (de) Schwimmendes Offshore-Fundament und Verfahren zu dessen Herstellung
US5028171A (en) Reusable offshore platform with skirt piles
US6273645B1 (en) Position penetrated anchor system
EP1234978B1 (de) Off-Shore-Windkraftanlage
US6106199A (en) Pile for anchoring floating structures and process for installing the same
DE2006572A1 (de) Rammverfahren, Vorrichtung zum Eintreiben eines Ankers, eines Pfahles oder dergleichen in die Erde und Anker- und Pfahl-Einrichtung
NL7915020A (nl) Verbeteringen van en met betrekking tot een inbedbaar anker en van een werkwijze voor het inbedden van dergelijke ankers.
EP1827956B1 (en) Torpedo pile with enhanced clamping strength for anchoring floating structures and method of installation
US20170144731A1 (en) Gravitation anchor for offshore anchoring of ships and platforms
CN100390018C (zh) 带有较小的第二锚爪的锚
US3750609A (en) Powerful thruster method and apparatus suitable for driving a member such as an anchor or pile into the earth, and anchoring and pile apparatus
US5899165A (en) Plate-type anchor and the respective process for installing it
US3276173A (en) Umbrella pile anchor
US6257166B1 (en) Anchor
CN212267764U (zh) 一种基于平板锚受力形式的新型鱼雷锚
US3653355A (en) Mud anchor
KR840000500Y1 (ko) 매 립 식 닻
US4033281A (en) Extra heavy duty hydrostatic anchor together with its extra heavy duty tether cable
WO2007115387A1 (en) Anchor for floating structures, method of installation and removal thereof
US4972793A (en) Anchor
BE1027304B1 (nl) Grondanker
EP1493868A1 (en) Method for placing an offshore jacket on the seabed
US3962880A (en) Columns for platforms, piers, causeways and the like, and method of erecting same