NL7908699A - Werkwijze voor het verwijderen van gassen uit in een ruimte gelegen houders; inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. - Google Patents

Description

* A

* * * .

VO 8T01

Titel: Werkwijze τοογ het verwijderen van gassen uit in een ruimte gelegen houders; inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekkingcop een werkwijze voor het ; verwijderen van gassen uit in een ruimte gelegen houders, waarin de gassen samen met een in een poreuze massa verdeeld oplosmiddel onder druk zijn opgeslagen.

5 Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Duitse Offen- legungsschrift 26 50 880.. Teneinde te kunnen garanderen dat een bepaalde hoeveelheid opgeslagen gas wordt verwijderd^ worden de houders daarbij in verwarmde transporthouders (containers) of in plaais gebonden ruimten opgesteld. Met behulp van een temperatuurregelin-10 richting wordt binnen de verwarmde containers resp. ruimten een bepaalde nominale temperatuur aangehouden. Deze nominale temperatuurwaarde blijft evenwel gedurende de totale ledigingstijd constant.

Aangezien met betrekking tot de aspecten van geringe oplosmiddelver-liezen, geringe verwarmingskosten en hoge betrouwbaarheid een zo 15 laag mogelijke temperatuur, met betrekking tot het garanderen van een bepaalde verwijderde hoeveelheid per tijdseenheid en een verdergaande lediging van de houders echter een zo hoog mogelijk temperatuur gewenst is, kan een constante temperatuur in de ruimte slechts een compromis zijn.

20 Doel van de uitvinding is derhalve een werkwijze te ontwik kelen, die een optimale verwijdering van gassen uit houders met geringe verliezen aan oplosmiddel, geringe verwarmingskosten en hoge betrouwbaarheid mogelijk maakt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding gerealiseerd, door-25 dat de temperatuur van de ruimte in afhankelijkheid van de druk in de houders wordt geregeld.

Volgens de uitvinding wordt de temperatuur van de ruimte, waarin de houders voor de onder druk opgeslagen gassen worden opgesteld, niet op een constant niveau gehouden, maar veeleer aan 7908698 c -2- ......." · e 9

A

de door de mcmentane drukverhoudingen inde houders "bepaalde omstandigheden aangepast. In hèt bijzonder is "bij volle houders een lage temperatuur van de ruimte, "bij af nemende· druk in de houders echter een hogere temperatuur binnen de ruimte gunstig. Aangezien een lagere ^ re temperatuur binnen de ruimte bij een volle houder ook een lagere houderdruk. bewerkt, is door deze maatregel, niet alleen een hoge betrouvbaarheidsfactor voor de opslag van gassen» maar ook. een minimaal verlies aan dampvormig resp. vloeibaar oplosmiddel gewaarborgd.. Tot op heden werden hoge druklèidingen, die de. onder druk ^ staande gassen van de houders naar de plaats van verbruik leiden, in de open lucht gelegd, waardoor het vereist was cm deze leidingen met een isolatie te cmgeven en van een begeleidende verwarming te voorzien. Deze maatregel diende bij lage buitentemperaturen vloeibaar worden van de onder hoge druk staande gassen, in de leidingen 15 te verhinderen* Het gevaar voor vloeibaar worden bestond steeds wanneer de verwijdering van. gas gedurende langere tijd werd onderbroken. Volgens de uitvinding werd echter bij volle houders de temperatuur van de- ruimte resp. van de container op een laag niveau gehouden en de druk. in de houders derhalve verlaagd, zodat de gassen· 2.0 in de in de epen. lucht gelegde leidingen niet meer vloeibaar worden en de kosten voor de inrichting en het gebruik van een begeleidende verwarming kunnen worden bespaard.

Door de verlaging van de temperatuur bij hoge druk in de houders worden verwarmingskosten bespaard in vergelijking tot bekende 25 . . ..

werkwijzen. Volgens de onderhavige werkwijze wordt de temperatuur van de opslagruimte met toenemende lediging van de houders verhoogd. Bij dalende houderdruk zou door de toenemende oplosbaarheid van het gas in het oplosmiddel minder gas per tijdseenheid kunnen worden verwijderd. Dit effect wordt door de temperatuurverhoging 30 - binnen de ruimte en daarmede binnen de houders tegengewerkt. Daardoor is gedurende een langere tijd dan tot op heden verwijdering van een bepaalde hoeveelheid per tijdseenheid gegarandeerd. Bovendien kunnen de in de houders achterblijvende hoeveelheden restgas tot een minimum worden teruggehracht, aangezien bij een hogere 35 * ......

houdertemperatuur bij gelijkblijvende emddruk bij het verwijderen 7908699 * ' * • > »β ..... - - ; de lediging op grond van de lagere oplosbaarheid van gas in het oplosmiddel heter is.

Yolgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvindingsge-dachte "wordt de ruimtetemperatuur met afnemende druk verhoogd, zo— 5 dat elke verandering van de houder druk een aanpassing van. de ruimte— temperatuur tengevolge heeft.

Yolgens een met betrekking tot de verwarmingskosten bijzonder gunstige uitvoeringsvorm wordt de ruimte- waarin de voor de verwijdering van"gas aanwezige houders aanwezig zijn, boven een vastge-10 stelde houderdruk niet verwarmd. Daartoe wordt de druk in de af-voerleiding geneten en'de verwarming van de ruimte beneden de vastgestelde druk ingeschakeld en boven deze druk uitgeschakeld. In principe is het mogelijk cm de ruimtetemperatuur, die beneden het vastgestelde drukniveau door inschakélen van de ruimteverwarming 15 wordt verhoogd, volgens een van de druk afhankelijke nominale temperatuurwaarde te regelen. Een bijzonder eenvoudige, maar vö'or het gebruikelijke toepassingsgeval. voldoende regeling wordt verkregen, wanneer de temperatuur van. de ruimte beneden de gekozen druk slechts in afhankelijkheid van. een constante nominale waarde wordt gere— 20 geld.

In een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze bevinden zich meerdere houders in een ruimte, die door een verwar-mxngsinrichting wordt verwarmd. Voor het regelen van de ruimtetemperatuur dienen een orgaan dat de nominale waarde geeft en een door 25 de ruimtetemperatuur gestuurd orgaan dat de werkelijke waarde geeft alsmede een met beide organen verbonden regeleenheid. Een verschil tussen het signaal van de gemeten werkelijke waarde en het signaal van de beoogde nominale waarde, welk verschil door vergelijking binnen de regeleenheid wordt bepaald, wordt omgezet in 30 een instelgrootte, waardoor de mate van.verwarming en daarmede de ruimtetemperatuur in de richting van de nominale waarde kan worden veranderd. Bij toepassing van een pneumatisch werkende regeleenheid dient als instelgrootte de druk mn een fluïdum, die binnen de regeleenheid in afhankelijkheid van het verschil van de beide 35 signalen wordt ingesteld en op een instelorgaan in de verzorgings- 7903699 < /ψ „ .

leiding voor de verwarmingsinrichting inwerkt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, van de voorgestelde inrichting, waarbij de nominale temperatuurwaarde in afhankelijkheid van de druk wordt bepaald, registreert het orgaan dat de nominale 5 waarde geeft, de meetsignalen van een druksensor, welke zich bevindt in. een de houders verbindende afvoerleiding. In het orgaan dat de nominale waarde geeft wordt het meetsignaal omgezet in een voor-de regeleenheid bruikbaar signaal enr aldus de nominale temperatuur met afhemende druk verhoogd, 10 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvindings- gedachte bevindt' zich bij toepassing, van een pneumatische regeleenheid in de leiding, waardoor de regeleenheid van fluïdum wordt voorzien, een. instelventiel, dat. in afhankelijkheid.van.de druk in de afvoerleiding, wordt geschakeld. Op deze wijze kan bij een zeer 15 hoge druk in de afvoerleiding- de voorziening, van de pneumatisch werkende regeleenheid van fluïdum en daarmede de verwarming van de ruimte worden onderbroken. Wanneer de druk beneden een ingestelde waarde daalt, wordt het instelventiel geopend en wordt de ruimtetemperatuur op de aangegeven wijze in afhankelijkheid van de •20 druk of in afhankelijkheid van een constante nominale temperatuurwaarde geregeld.

Een voordeel van deze werkwijze is dat verliezen van het onder druk staande fluïdum door dichtheidsgebreken in de regel-kringloop worden vermeden, wanneer de regeleenheid boven de inge-25 stelde druk niet in bedrijf is.

Bijzonder eenvoudig kan het instelventiel worden gebruikt in verwijderingsinrichtingen, die uitgerust zijn met een druk geregelde smoor inrichting. Met deze-iinrichting wordt de verwijdering van gas bij een hoge druk in de houder onder tussenschakeling van 30 een straningsweerstand gesmoord uitgev.oerd en de stand van de strcmingswe er stand in afhankelijkheid van de druk geregeld. Een geschikte druk geregelde smoorinrichting bestaat in hoofdzaak uit een zich hij hoge druk sluitend ventiel, waaimee in een omloop-leiding een smoororgaan parallel is. geschakeld. Met dit ventiel 35 kan het instelventiel van de verwarmingsregeling via een mechanisch o 7808699 .

» f ~5- koppelingsorgaan -worden verbonden, zodat bij gesloten ventiel ook het instelventiel is gesloten.

De uitvinding wordt aan de hand van schematische figuren, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn. veerge-5 geven,, toegelicht. Hiervan toont: fig. 1 een uitvoeringsvorm, waarbij de ruimtetemperatuur met. af nemende druk continu kan worden verhoogd,, en fig. 2 een uitvoeringsvorm, waarbij de ruimte slechts beneden een instelbare druk in de houders wordt verwarmd.

10 Beide uitvoeringsvormen hebben gemeenschappelijk, dat meer dere houders 3 in een ruimte 1 met een van openingen voorziene bodemplaat 20,. waar beneden zich een verwarmingsinrichting 2 bevindt, zijn. opgesteld. Meerdere houders zijn op een gemeenschappelijke afvoer leiding U aangesloten. Binnen de ruimte 1 is een 15 pneumatische regeleenheid 10 aangebracht,, die enerzijds de signalen van een orgaan 6 dat de nominale waarde geeft en anderzijds signalen registreert, die in een orgaan 8 dat de werkelijke waarde geeft,, in afhankelijkheid van de met een temperatuursensor 9 bepaalde ruimtetemperatuur worden gevormd. Bovendien wordt de regel-20 eenheid 10 door een leiding 11 van instrumentenlucht voorzien.

Op grond van een vergelijking van de werkelijke waarde- en nominale waarde-signalen. wordt een regelsignaal gevormd en in een passende insteldruk in leiding 12 angezet. Leiding 12 is met een instelorgaan 13 in de voorloopleiding 1¼ van een met een fluïdum 25 verwarmde verwarmingsinrichting 2 verbonden. Overeenkomstig de druk van de lucht in leiding 12 wordt door het instelorgaan 13 de doorstrocmsnelheid van het fluïdum en daarmede de mate van verwarming door de verwarmingsinrichting 2 ingesteld.

Bovendien kan in de afvoerleiding ^ een druk geregelde 30 smoorinrichting 5 aanwezig zijn, die als taak heeft, ga bij volle houders 3 verwijdering van een ongewenst grote hoeveelheid te verhinderen en daarmede het gevaar voor het uittreden van oplosmiddel te verminderen.

Volgens fig. 1 is in de afvoerleiding voorts een druk-35 sensor 7 ingebouwd, waardoor de druk in de afvoerleiding U be- 7908699 -6- paald en in orgaan 6 dat de nominale waarde geeft in een nominale waarde voor de ruimt et emperatuur, die de beste verwijderingsomstan-digheden bij de heersende druk biedt, omgezet wordt. Deze nominale waarde wordt in de regelaar 10 met de door temperatuursensor 9 ! 9 werkelijk gemeten en in het orgaan 8 dat de werkelijke waarde * geeft omgezette' waarde voor de ruimtetonperatuur vergeleken.

j Bij1 een verschil .tussen nominale waarde en werkelijke waarde kan dan via de van perslucht voorziene regeleenheid 10 de openingsdoor-snede van het instelorgaan 13 en daarmede de doorstrocmsnelheid 10 van het verwarmingsmedium resp. de mate van verwarming worden geregeld'. Als instelgrootte van de regeleenheid dient de druk van de lucht binnen leiding 12. Bij deze werkwijze leidt "elke drukverandering binnen de houders ook tot een verandering van de. mate van verwarming. Beginnend bij een lage temperatuur en hoge· druk binnen 15 de houder, wordt de temperatuur in de houder bij afnémende druk continu verhoogd.

Volgens fig. 2 is in leiding· 11 een instelventiel 15 inge-bcuwdv waarmee de toevoer van perslucht aan regeleenheid 10 kan worden onderbroken. Het instelventiel is via een koppelingsorgaan • 20 16 met het ventiel 18 van een druk geregelde smoorinrichting 5 verbonden.

De regeling van de ruimtetemperatuur geschiedt in dit uit-voeringsvoorbeeld als volgt: De houders' 3 worden bij omgevingstemperatuur in de ruimte 1 geplaatst en aan de afvoerleiding k aan-25 gesloten. In de volle houders dient bij voorkeur een druk te heersen, die boven de in de druk geregelde smoorinrichting 5 ingestelde druk ligt. De smoorinrichting schakelt bijgevolg over op de omloop, d.w.z. ventiel 18 wordt gesloten. Tegelijkertijd wordt het instelventiel 15 via het koppelingsorgaan 16 gesloten. De 30 gasstrocm gaat nog alleen door het smoororgaan. Op deze wijze wordt de regeling van de verwarming van de ruimte onderbroken en het instelorgaan 13 in de voorloopleiding lU gesloten. Ruimte 1 wordt derhalve niet verwarmd. Wanneer de houderdruk beneden de in de druk geregelde smoorinrichting 5 ingestelde waarde daalt, 35 wordt het ventiel 18 en via koppelingsorgaan 16 het instelventiel 7908899 * · * -τ- 15 ia leiding 11 geopend. Daardoor wordt de temperatuurregeling en daarmede ook de verwarming van de warmte .1 weer op gang getracht. Aan het koppelingsorgaan 16 resp. instelventiel 15 kunnen eventueel schakelspelingen worden ingesteld. In dit uitvoeri ng svo orbe eld 5 is orgaan 6 dat de nominale waarde geeft, niet met een druksensor verbonden. De temperatuur van de ruimte wordt, wanneer de temperatuurregeling ingeschakeld is, in afhankelijkheid van een constante nominale waarde geregeld.

♦ i 7903699

Claims (7)

1. Werkwijze voor het verwijderen van gassén uit in een ruimte gelegen houders, waarin de gassen tezamen met een in een poreuze massa verdeeld oplosmiddel onder druk zijn opgeslagen» met het kenmerk» dat de temperatuur van de ruimte (l) in afhankelijkheid 5 van de druk in de houders (3.) wordt geregeld.

2. Werkwijze volgens conclusie 1» met het kenmerk, dat de ruimte -•temperatuur met af nemende druk. in de houders wordt verhoogd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimte— temperatuur pas beneden een. bepaalde druk in de houders wordt ver— 10 hoogd. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de temperatuur beneden een bepaaldë druk in afhankelijkheid van een constante nominale waarde wordt geregeld.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een of" 15 meer van de conclusies 1-k met meerdere houders (3),. die zich in een ruimte (l) met een verwarmingsinrichting (2) bevinden, gekenmerkt door een orgaan (6) dat de nominale, waarde voor de ruimte-temperatuur geeft, een door de temperatuur binnen de ruimte gestuurd orgaan (8) dat de werkelijke waarde geeft, en een met de 20 organen (6 en 8) verbonden regeleenheid (10), die via een leiding (12) met een instelorgaan (13) in de verzorgingsleiding. (lH) van de verwarmings inrichting (2) is verbonden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een pneumatische regeleenheid (10), waarop een leiding (11) voor een fluïdum 25 is. aangesloten. T. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt door een op het orgaan (6) dat de nominale waarde geeft, aangesloten druk-sensor (7), welke zich in een de houders (3)' verbindende afvoer-leiding (l·) bevindt.

8. Inlichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door een in afhan kelijkheid van de druk in de afvoerleiding (k) reagerend instel-ventiel (15) in leiding (11).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het in-stelventiel (15) via een mechanisch koppelingsorgaan (165 met 79.0 8 6 -9- * een zich hoven, een instelbare tok sluitend ventiel Cl8) is verbonden, waarmee een onloopleiding met een smoororgaan (17) parallel is geschakeld. 7 9 0 8 S 9 6 •p