[go: up one dir, main page]

NL7905278A - Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband. - Google Patents

Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband. Download PDF

Info

Publication number
NL7905278A
NL7905278A NL7905278A NL7905278A NL7905278A NL 7905278 A NL7905278 A NL 7905278A NL 7905278 A NL7905278 A NL 7905278A NL 7905278 A NL7905278 A NL 7905278A NL 7905278 A NL7905278 A NL 7905278A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tape
magnetic tape
magnetic
support
ridge
Prior art date
Application number
NL7905278A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL7905278A priority Critical patent/NL7905278A/nl
Priority to DE8080200630T priority patent/DE3064916D1/de
Priority to EP80200630A priority patent/EP0022298B1/en
Priority to US06/165,890 priority patent/US4348706A/en
Priority to DD80222382A priority patent/DD152873A5/de
Priority to PL1980225435A priority patent/PL131626B1/pl
Priority to AU60062/80A priority patent/AU537445B2/en
Priority to CA000355361A priority patent/CA1157558A/en
Priority to AT0348380A priority patent/AT368651B/de
Priority to ES493121A priority patent/ES493121A0/es
Priority to JP55091246A priority patent/JPS6023417B2/ja
Publication of NL7905278A publication Critical patent/NL7905278A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/61Guiding record carrier on drum, e.g. drum containing rotating heads

Landscapes

  • Magnetic Record Carriers (AREA)
  • Recording Or Reproducing By Magnetic Means (AREA)

Description

/ PHN 9522 *·· * * N.V0 Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
"Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband".
De uitvinding betreft een apparaat voor het optekenen en uitlezen van sigr ilen in sporen op een langgerekte lintvormige magneetband, met een ten opzichte van diens overige afmetingen geringe dikte, met in hoofdzaak 5 evenwijdige transversale zijkanten en met een zekere buig-stijfheid in het vlak van de band, omvattende: minstens één magneetkop voor het optekenen en uitlezen van sporen op de magneetband; een bandgeleidingsorgaan voor het geleiden van de magneetband in een baan langs de magneetkop 10 (pen), voorzien van een bandondersteuningsrichel voor het vanaf een bandondersteuningsbeginpunt tot een bandonder-steuningseindpunt ondersteunen van één der beide transversale zijkanten van de magneetband in diens baan langs de magneetkop(pen); middelen voor het onderhouden van een 15 in de lengterichting van de magneetband werkende bandspan-kracht van een bepaalde grootte; alsmede drukorganen voor het samenwerken met en het uitoefenen van transversale drukkrachten van een bepaalde grootte op de magneetband, teneinde de magneetband over het gehele deel van de band-20 ondersteuningsrichel tussen het bandondersteuningsbeginpunt en het bandondersteuningseindpunt met een zo veel mogelijk, per eenheid van lengte, constante transversale kracht tegen de bandondersteuningsrichel te drukken.
Dergelijke apparaten, meestal magneetbandrecor-25 ders of kortweg bandrecorders genoemd, zijn bekend, bijvoorbeeld uit het Amerikaanse octrooischrift 3·995·3Τ8·
In dit geval betreft het een videorecorder zijnde een bandrecorder voor het optekenen en uitlezen van videosignalen in schuin gerichte, naast.elkaar gelegen, sporen op een 30 magneetband. De magneetkoppen zijn roteerbaar om een ro-tatieas in een cirkelvormige baan voor het optekenen en uitlezen van de schuingerichte sporen op de magneetband.
7 q n * ·> 7β * “* PHN 9522 ______________ ________________________________________________________________________________ 2
De magneetkoppen zijn aangebracht op een om de genoemde rotatieas roteerbare magneetkopdrager in de vorm van een zogenaamde koppenschijf. Het bandgeleidingsorgaan bestaat uit een met de rotatieas van de magneetkoppen coaxiaal 5 bandgeleidingstrommelstelsel, met een manteloppervlak waarlangs de magneetband in een in hoofdzaak schroeflijnvormige baan door de bandondersteuningsrichel wordt geleid langs de cirkelvormige baan van de magneetkoppen. Het bandgeleidings trommelstelsel bestaat uit een stationaire on-10 dertrommel, waarop zich de bandondersteuningsrichel bevindt, de eerder genoemde koppenschijf en een stationaire boventrommel. De koppenschijf draait met geringe speling tussen de boventrommel en de ondertrommel. In de boventrommel bevinden zich een aantal axiaal gerichte sleuven 15 waarin langgerekte draadveren beweegbaar zijn die voor een klein deel buiten het manteloppervlak van de boventrommel uitsteken en op de tegenover de bandgeleidingsrichel gelegen transversale zijkant van de magneetband drukken.
Het doel van de bandondersteuningsrichel is het 20 zo veel mogelijk volgens een zuiver gedefinieerde baan geleiden van de magneetband in zijn baan langs het bandge-leidingsorgaan; in het hierboven aangehaalde voorbeeld dus langs het bandgeleidingstrommelstelsel. Afwijkingen van de magneetband uit zijn baan leiden er toe dat de op 25 de magneetband aangebrachte sporen·zich niet in de meest gunstige positie bevinden voor het uitlezen van de sporen door middel van een uitleesmagneetkop. Speciaal wanneer signalen van hoge bandbreedte worden opgetekend, zoals videosignalen, is het zeer belangrijk dat de opgetekende 30 sporen met grote precisie tijdens het uitlezen langs de uitleesmagneetkop worden gevoerd. Zou de magneetband in zijn baan langs de magneetkoppen behalve een constante afwijking ook nog een in de tijd veranderlijke afwijking bezitten, dan ontstaan nog andere effecten welke de kwa-35 liteit van het gereproduceerde signaal ongunstig beïnvloeden. Dergelijke fluctuaties in de positie van de magneetband op het bandgeleidingsorgaan kunnen bijvoorbeeld optre--den. tengevolge van fluctuaties in de vorm van de tr ans-ver-..
790 5 2 78 3 PHN 9522 ----- sale zijkanten van de band. Lintvormige magneetbanden worden vervaardigd door een brede strook kunststof£>lie, bedekt met een laagje magnetisch materiaal, met behulp van roterende messen in linten te snijden. Tijdens deze snij-5 bewerking zijn zekere afwijkingen in de vorm van de transversale zijkanten van de magneetbanden onvermijdelijk.
Hier komt nog bij dat de kunststoffolie tijdens de vervaardiging daarvan en tijdens het snijden van de linten aan , spanningen onderhevig is die zich na het snijden manifeste-10 ren in de vorm van plaatselijke vormveranderingen. Het is daarom van belang de magneetband in de bandrecorder zo stevig mogelijk in transversale richting tegen de bandonders teuningsrichel te drukken. Vanzelfsprekend bestaan hier beperkingen, aangezien de magneetband zeer dun is en dus 15 slechts een geringe plaatselijke belasting op diens transversale zijkanten kan verdragen. Bij te grote plaatselijke belasting vouwt de band plaatselijk om. Het is zaak de magneetband plaatselijk niet hoger te belasten dan met een zekere maximaal toelaatbare transversale kracht. Een zo 20 goed mogelijke aandrukking van de magneetband tegen de bandondersteuningsrichel ontstaat wanneer op elk punt van de bandondersteuningsrichel de door de magneetband uitgeoefende transversale kracht gelijk is. Het is zodoende belangrijk dat over het gehele deel van de bandondersteunings-25 richel tussen het bandondersteuningsbeginpunt en het bandonders teuningseindpunt een zoveel mogelijk per eenheid van lengte konstante transversale kracht wordt uitgeoefend.
Hoewel in het hiervoorgaande het gebied waarop de uitvinding betrekking heeft werd besproken met betrek-30 king tot een schuinspoor videorecorder, is de uitvinding niet tot dit gebied beperkt. Soortgelijke problemen kunnen zich immers ook voordoen bij andere apparaten voor het optekenen en uitlezen van signalen op een lintvormige magneetband, bijvoorbeeld als de magneetband langs een recht 35 bandgeleidingsorgaan wordt gevoerd en de magneetkoppen niet roteerbaar zijn opgesteld maar stationair.
Een nadeel van de uit het eerder genoemde ame-__ri.ka.anse octrooischrift 3·995· 3^8 bekende bandrecorder. is-,~ 79Λ *5 ? 7fl * PHN 9522 ________ ________________________________ _________ 4 dat de mogelijkheid aanwezig moet zijn om boven de bandondersteuningsrichel drukorganen aan te brengen. Een dergelijke mogelijkheid is bijvoorbeeld niet aanwezig bij die schuinspoorvideorecorders, waarbij de boventrommel niet 5 stationair is maar roteerbaar en de magneetkoppen met de roterende boventrommel zijn verbonden zodat dus de boventrommel behalve als roterend onderdeel van het bandgelei-dingstrommelstelsel tevens fungeert als roterende magneet-kopdrager. Dergelijke videorecorders worden veel gebruikt 10 en voor een uitvoeringsvorm zie men bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooiachrift 3*614.338. Echter kan het ook bij andere bandrecorders nadelig zijn wanneer drukorganen tegenover de bandondersteuningsrichel moeten worden aangebracht. Bovendien is voor een zo veel mogelijk gelijkmatig transversale kracht tussen de magneetband en de bandondersteuningsrichel een groot aantal drukorganen nodig, hetgeen betekent dat een groot aantal onderdelen vereist is.
Het doel van de uitvinding is een apparaat van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, waarbij voor ^ het bereiken van een zoveel mogelijk, per eenheid van lengte, konstante transversale kracht tussen de bandondersteuningsrichel en de magneetband geen drukorganen boven de bandondersteuningsrichel vereist zijn. De uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat de bandondersteuningsrichel, in een aanzicht op een uitslag van het bandgeleidingsorgaan in een plat vlak, aan diens naar de magneetband gekeerde zijde een convex profiel bezit, met een top ongeveer midden tussen het bandondersteuningseindpunt; dat het genoemde convexe profiel van de bandgeleidingsrichel bestaat uit 30 een kromme, welke in vergelijking met een cirkelboog beschreven door het bandondersteuningsbeginpunt, het bandonders teuningseindpunt en de top van het profiel, ter plaatse van de top een wat sterkere kromming en ongeveer midden tussen het bandondersteuningsbeginpunt en de top, respek-
Og tievelijk ongeveer midden tussen de top en het bandonder-steuningseindpunt, een wat geringere kromming bezit; en dat de drukorganen zich bevinden ter weerszijden van het -bandgeleidingsorgaan nabij het bandondersteuningsbeginpunt- 7905278 PHN 9522 ...... ....... ........ .
5 en het bandondersteuningseindpunt van de bandonders teunings-richel, teneinde de magneetband over de bandondersteunings-richel een buiging in het vlak van de magneetband te doen ondergaan overeenkomstig het convexe profiel en aldus de 5 magneetband met de gewenste zoveel mogelijk per eenheid van lengte constante transversale kracht tegen de bandonders teuningsrichel te drukk vn.
Voor een verduidelijking van de theoretische achtergrond van de uitvinding alsmede van de werking van 10 de door de uitvinding voorgestelde maatregelen wordt verwezen naar de tekening. Daar de magneetband in zijn baan langs de magneetkoppen door het bandgeleidingsorgaan wordt geleid, kan er worden vanuit gegaan dat een gedeelte van een magneetband die in zijn vlak belast wordt kan worden 15 beschouwd als een in zijn vlak belaste balk, zodat gebruik gemaakt kan worden van de voor rechte balken ontwikkelde theorie uit de toegepaste mechanica. In fig. 1 wordt schematisch een balk 1 getoond met een daarop aangebrachte verdeelde belasting 2. De balk 1 is in aanzicht getekend en in 20 de figuur is een XOY assenstelsel weergegeven dat een plat vlak bepaalt waarin het aanzicht van de balk 1 is gelegen. Wordt uit de balk 1 een mootje gesneden ter breedte van dx, zie fig. 2, dan werken in het algemeen op de linker en rechter zijvlakken van dit mootje een aantal inwendige 25 krachten en momenten. Voor de analytische bepaling van deze inwendige grootheden, die bij belasting van de balk door krachten en momenten in het XOY vlak door een balkdoorsnede worden overgebracht, is het noodzakelijk tekenafspraken te treffen. Fig. 2 geeft met pijlen aan hoe, volgens de 30 gangbare conventie, positieve inwendige dwarskrachten Ώ} positieve inwendige momenten M, alsmede positieve inwendige spankrachten S gericht zijn. Voorts is in fig. 2 de invloed van de uitwendige verdeelde belasting aangegeven, zijnde de kracht qdx, indien q de verdeelde uitwendige • 35 bèlasting per eenheid van lengte voorstelt.
De evenwichtsvergelijking voor de vertikale krachten werkende op het stukevan de balk 1 dat getoond ——is-in fig. 2 luidt met verwaarlozing van de kleine invloed 79052 78 PHN 9522 _________________ _______ _______________ _________ ______________________________-..........- . ------- 6 van. de spankracht S: (D + dD) - D - qdx = o waaruit volgt: dD /_v ^ “ dx ........................................ ( ' 5 Wordt het in fig. 2 met G aangegeven punt als momentenpunt gekozen, dan luidt de momenten evenwichtsver- gelijking: (M + dM) - M - Ddx - qdx . \ dx = o , waaruit volgt: dM - Ddx - -g-q (dx)^ = o 10 Omdat de laatste term, die oneindig klein van de tweede orde is, kan worden verwaarloosd ten opzichte van de eerste heide termen, die oneindig klein, zijn van de eerste orde, volgt hieruit: D = ff....................................... (“) 15 Voorts geldt, volgens een bekende relatie uit de leer van de vervorming van rechte balken in hun vlak: M * |........................................ (III)
In de bovenstaande relaties is; q = verdeelde uitwendige belasting j[N/in] 20 D = inwendige dwarskracht £nJ x = lopende coördinaat £ml M = inwendig moment £NmJ B = buigstijfheid [Nm^J R = kromtestraal {jnJ· 25 In fig. 3 is schematisch een gedeelte van een bandondersteuningsrichel 3 getekend alsmede een gedeelte van een magneetband k. De bandondersteuningsrichel 3 verloopt tussen een bandondersteuningsbeginpunt B1 en een bandondersteuningseindpunt E1 en heeft een lengte L1. Ter 30 weerszijde van de bandondersteuningsrichel 3 worden uitwendige transversale drukkrachten P1 op de magneetband k uitgeoefend. Voorts werkt in de magneetband een in de lengterichting werkende spankracht SI. Als gevolg van het feit dat de transversale krachten P1 op enige afstand van de 35 punter*. B1 en E1 van de bandondersteuningsrichel werken, wordt op het gedeelte van de magneetband tussen de band-ondersteuningspunten B1 en E1 behalve een transversale _____ 7 PHN 9522 kracht ook een buigmoment uitgeoefend. In de figuur is op zeer overdreven wijze aangegeven dat de magneetband een gebogen vorm zal aannemen waardoor deze uitsluitend op het bandondersteuningsbeginpunt BI en het bandondersteunings-5 eindpunt El op de ondersteuningsrichel 3 zal rusten. Ter plaatse van deze punten worden reaktiekrachten uitgeoefend die zijn aangegeven met P^ en PE1 en die in grootte gelijk zijn aan de uitwendige transversale krachten P1.
Zoals in fig. k wordt verduidelijkt is het mo-10 gelijk de magneetband h over de gehele lengte L1 tussen het bandondersteuningsbeginpunt B1 en het bandondersteu-ningseindpunt El in contact te brengen met de rechte bandonders teuningsrichel 3» door op de magneetband behalve de transversale drukkrachten P1, bovendien uitwendige momen-15 ten uit te oefenen. In het gedeelte van de magneetband tussen de punten B1 en E1 is de kromming van de magneetband nul, zodat volgens relatie III in het genoemde gedeelte van de magneetband het inwendige moment M ook nul moet zijn. Dit betekent dat ook, zie de relaties II en I, 20 de inwendige dwarskracht D in dit gedeelte van de magneetband nul moet zijn, alsmede de verdeelde uitwendige belasting q. De reaktiekrachten door de bandondersteuningsrichel 3 uitgeoefend op de magneetband k concentreren zich net dus,/ als in fig. 3» in de punten BI én E1.
25 Uit de hiervoorgaande theoretische beschouwing zal duidelijk geworden zijn, dat het niet mogelijk is een magneetband, die door transversale krachten ter weerszijde van de bandondersteuningsrichel wordt aangedrukt, in het gedeelte tussen het bandondersteuningsbeginpunt en het 30 bandondersteuningseinpunt een kracht uit te laten oefenen op de bandondersteuningsrichel. De toepassing van een rechte bandondersteuningsrichel heeft daarom twee belangrijke nadelen in een dergelijk geval. Een eerste nadeel is, dat de reaktiekrachten zich concentreren bij het bandonder-35 steuningsbeginpunt en het bandondersteuningseindpunt van de ondersteuningsrichel. Ter vermijding van een te grote plaatselijke belasting van de magneetband dienen dus de --------—uitwendig uitgeoefende transversale drukkrachten een____ 7 Q n * > 7 ft PHN 9522 .........- -------- .. ______________________________________________________________________________________________ 8 overeenkomstige, beperkte, waarde te hebben. Een tweede, belangrijker nadeel is dat storende momenten en storende krachten, die pogen de magneetband in het gedeelte tussen het bandondersteuningsbeginpunt en het bandondersteunings-5 eindpunt van de bandondersteuningsrichel af te lichten, in dit genoemde gedeelte geen tegenwerkende krachten ontmoeten en dus een verplaatsing van de magneetband tegenvol-ge zullen hebben. Zoals reeds eerder vermeld zijn derge— lijke verplaatsingen achter ongewenst omdat ze het op de ^ juiste wijze aftasten van de op de magneetband aanwezige sporen bemoeilijken.
De situatie van fig. 3 en fig. 4, waarbij een in een plat vlak gelegen rechte bandondersteuningsrichel is getekend, zou zich voor kunnen doen bij een audiomag-^ neet-bandapparaat of bij een videomagneetbandapparaat met vast opgestelde koppen. Aan de hand van de fig. 5, 6 en 7 zal worden verduidelijkt dat deze situatie in principe ook voorkomt bij een magneetbandapparaat met roterende koppen waarbij de magneetband om een cylindrisch bandgelei— 20 dingsorgaan wordt geleid.
Een cylinder 5 heeft een as 6. Op het man-teloppervlak van de cylinder 5 is een schroeflijnvormige bandondersteuningsrichel 7 gevormd voor een magneetband 8. De magneetband wordt door de bandondersteuningsrichel 7 25 ondersteund tussen een bandondersteuningsbeginpunt B2 en een bandondersteuningseindpunt E2. De bandondersteuningsrichel verloopt schroeflijnvormig rondom een gedeelte van de cylinder 5> namelijk rondom de helft. De spoed van de schroeflijn is in de praktijk veel kleiner dan in de teke-30 ning ter wille van de duidelijk-heid is getekend. Vanaf een punt A op de omtrek van de cylinder zijn in de figuren 5 en 6 langs de omtrek van de cylinder waarden aangegeven in booggraden van de hoek doorlopen vanaf het punt A.
De bandondersteuningsrichel verloopt over een hoek van 3!> 180°, namelijk van het punt B2 bij 90° tot het punt E2 bij 270°. Het hoogteverschil tussen de punten B2 en E2 bedraagt de halve spoed van de schroeflijn, welke halve -s-poed in de figuur is aangegeven met ~^s. Wordt het man-tei— 790 5 2 78 9 PHN 9522 oppervlak van de cylinder 5 volgens een lijn gaande door het punt A en evenwijdig aan de as 6 van de cylinder opengesneden en in het platte vlak uitgeslagen dan ontstaat het aanzicht van fig. 7· Er ontstaat een rechthoek en de punten 5 B2 en E2 liggen op een rechte lijn met een hoogteverschil -g-s. Het zal duidelijk zijn dat de in fig. 7 getekende situatie voor de bestuderirg van de op de magneetband werkende krachten en momenten, 'alsmede de vervormingen van de magneetband, geheel analoog is aan de situatie van de fi-10 guren 3 en 4.
Fig. 8 heeft betrekking op een geval waarbij een bandondersteuningsrichel 9 een magneetband 10 ondersteund tussen een bandondersteuningsbeginpunt B3 en een bandondersteuningseindpunt E3, en de bandondersteunings-15 richel niet recht is maar een convex profiel bezit met een (in de tekening overdreven kleine) constante kromtestraal R3· Dit betekent, zie de relatie III, dat het inwendige moment in de magneetband 10 tussen de punten B3 en E3 ook een constante is. Volgens relatie II is bij een constant 20 inwendig moment de inwendige dwarskracht gelijk aan nul. Volgens relatie I betekent dit dat de verdeelde uitwendige belasting dan ook gelijk aan nul moet zijn. De reaktie-krachten tengevolge van de uitwendige transversale krachten P3 concentreren zich dus net als in het geval van fig.
25 3 in de beide punten B3 en E3. In feite is het geval van fig· 3 geheel gelijk aan het geval van fig. 8, zij het dan dat in fig. 8 het profiel van de bandondersteuningsrichel is aangepast aan de kromming van de magneetband, welke kromming tussen het bandondersteuningsbeginpunt 30 en het bandondersteuningseindpunt, zoals volgt uit relatie III, een constante kromming moet zijn. Geconcludeerd moet worden dat, wanneer er naar gestreefd wordt de reak-tiekrachten tengevolge van de uitwendige transversale krachten welke ter weerszijden naast de bandondersteunings— 35 richel op de magneetband worden uitgeoefend niet te concentreren in bepaalde punten, de bandondersteuningsrichel een profiel moet bezitten dat niet cirkelvormig is.
790 »> ? 7R
PHN 9522 ___________________________________________________________________ 10
Fig. 9 toont schematisch een bandondersteunings-richel 11 volgens het principe van de uitvinding met een convex profiel dat een niet constante kromming bezit.
Tussen een bandondersteuningsbeginpunt Bk en een bandonder-5 steuningseindpunt E^ is ter plaatse van een top T^ van het profiel een wat sterkere kromming aanwezig , terwijl tussen het bandondersteuningsbeginpunt Bk en de top Tk respek-tievelijk tussen de top en het bandondersteuningseindpunt E4, een wat geringere kromming aanwezig is. De krom-10 testraal ter plaatse van de top T4 is de straal R41 en de kromtestraal ongeveer ter plaatse van het punt B4 is de straal R42. Met een aantal kleine pijltjes Q is aangegeven dat nu wel een verdeelde belasting tussen B4 en e4 aanwezig is, welke belasting uiteraard om de reeds eerder aange-15 geven redenen liefst zo gelijkmatig mogelijk moet zijn.
Voor de berekening van het juiste profiel wordt uitgegaan van de zojuist behandelde theorie voor de berekening van de vervorming in zijn vlak van een rechte balk met gelijkmatig verdeelde belasting. Zoals bekend is in een derge-20 lijk geval de vergelijking van de elastische lijn een vierde-graads funktie van een langs de balk lopende coördinaat. Ten opzichte van een cirkelboog heeft de grafiek van de vierde-graads funktie een sterkere kromming nabij de top en een geringere kromming ter weerszijden daarvan.
25 Kleine correcties op het berekende profiel i.v.m. optredende wrijvingskrachten, etc,, kunnen proefondervindelijk bepaald worden.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft tot kenmerk, dat ieder der drukorganen, op op zich beken-30 de wijze, beweegbaar'is en met een tranversale zijkant van de magneetband samenwerkt op een plaats waar de magneetband wordt geleid om een bandomleidorgaan met een kromtestraal die klein is in verhouding tot de transversale afmeting van de magneetband, teneinde het omvouwen van 35 de magneetband tengevolge van de transversale drukkracht te voorkomen. De op de magneetband uitgeoefende transversale krachten moeten liefst zo constant mogelijk zijn, 790 52 78 PHN 9522 . ______ _________________ ___________________________ .
1 1 ook wanneer de transversale zijkanten van de magneetband niet overal geheel recht zijn. Dit betekent dat verende drukorganen voordelig zijn, waarbij liefst de verende kracht bij bewegingen van het drukorgaan, tengevolge van vormaf-5 wijkingen van de transversale zijkant van de magneetband, zo min mogelijk varieert. Voorts is deze uitvoeringsvorm van belang omdat transversale krachten op een zijkant van een zo dun en flexibel medium als een magneetband liefst uitgeoefend dienen te worden op een plaats waar de mag-10 neetband in betrekkelijk sterke mate loodrecht op zijn vlak is gekromd. Door de kromming vermindert de neiging van de magneetband tot omvouwen onder invloed van de door de drukorganen uitgeoefende transversale druk.
Een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding 15 is van belang voor apparaten van de in de aanhef vermelde soort en die geschikt zijn voor het opnemen en weergeven van signalen van hoge bandbreedte in schuingerichte naast elkaar gelegen sporen op een magneetband, waarbij de genoemde magneetkop(pen) om een rotatieas in een cir-20 keivormige baan beweegbaar is (zijn) voor het optekenen en uitlezen van de schuingerichte sporen op de magneetband, de magneetkop(pen) is (zijn) aangebracht op een om de genoemde rotatieas roteerbare magneetkopdrager en het band-geleidingsorgaan bestaat uit een met de rotatieas van de 25 magneetkop(pen) coaxiaal bandgeleidingstrommelstelsel met een manteloppervlak waarlangs de magneetband in een in hoofdzaak schroeflijnvormige baan door de bandondersteu-ningsrichel wordt geleid langs de cirkelvormige baan van de magneetkop(pen). Deze uitvoeringsvorm wordt daar-30 door gekenmerkt, dat het genoemde manteloppervlak is gelegen op het oppervlak van een denkbeeldige kegel waarvan de top ten opzichte van de magneetband is gelegen aan de zijde van de met de bandondersteuningsrichel samenwerkende transversale zijkant, teneinde da bandondersteuningsrichel 35 zo veel mogelijk een richel met constante spoed te doen benaderen.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht ---aan. de hand van de tekening, welke schematisch een uitvoe- 790 52 78 12 PHN 9522 ringsvoorbeeld toont, en waarin:
Pig, 10 een bovenaanzicht is op het mechanisme van een schuinspoorvideorecorder, waarbij een magneetband uit een magneetbandcassette tot een lus om een koptrommel-g eenheid met een tweetal roterende magneetkoppen is geslagen, fig. 11 een zijaanzicht is van het mechanisme van fig, 10 en wel volgens een pijl XI, fig, 12 een ander zijaanzicht is van het mecha-10 nisme van fig. 10, nu volgens een pijl XII, fig. 13 een explosieaanzicht is van een deel van het mechanisme van de figuren 10-12, fig. 14 een bovenaanzicht is van een verend druk-orgaan voor samenwerking met een transversale zijkant van 15 de magneetband, fig. 13 een uitslag is in een plat vlak van het drukorgaan volgens fig. 14, fig. 16 een bovenaanzicht van een tweede verend drukorgaan, 20 fig. 17 een uitslag is in een plat vlak van het drukorgaan volgens fig. 16, fig. 18 een schets is ter verduidelijking van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 19 een grafiek toont van een correctie c 25 als funktie van een omslingeringshoek zoals ,die bij een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding op het profiel van een bandondersteuningsrichel moet worden aangebracht, fig. 20 een uitslag is in een plat vlak van een stationaire bandgeleidingstrommel en, 30 fig. 21 de spoorligging in twee spoorpatronen toont op een magneetband, bij gebruikmaking van een stationaire bandgeleidingstrommel met een uitslag volgens fig. 20.
In de figuren 10, 11 en 12 zijn ten behoeve van 35 de overzichtelijkheid die onderdelen,welke voor een beter begrip van de uitvinding niet belangrijk geacht worden, weggelaten.
790 52 78 13 PHN 9522
De genoemde figuren hebben betrekking op een schuinspoor— videorecorder van het type, waarbij door roterende magneet-koppen slechts de halve breedte van een magneetband wordt beschreven, respektievelijk uitgelezen. Het principe van 5 een dergelijke schuinspoorvideorecorder is bekend uit het britse octrooischrift GB-PS 1.12^.759·
De schuinsp orvideorecorder volgens de figuren 10 t/m 12 bezit een tweetal videomagneetkoppen, welke in een cirkelvormige baan om een rotatie-as 12 beweegbaar Μ zijn. Beide magneetkoppen zijn aangebracht op een om de rotatie-as 12 roterende magneetkopdrager in de vorm van een koptrommel 13· Deze is met behulp van een klemring 14 bevestigd op een spil 15· Een dergelijke wijze van bevestiging werd eerder beschreven in aanvraagsters eerdere 10 octrooiaanvrage no. 79 03 626 (PHN 9^39) (waarvan de in-houd beschouwd wordt deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage)· De magneetkoppen zijn op de koptrommel 13 diametraal aangebracht en steken over een geringe afstand buiten de omtrek van de koptrommel uit. Dergelijke koptrommels voorzien van twee videokoppen voor het opnemen en weergeven van signalen van grote bandbreedte in schuin naast elkaar gelegen sporen op magneetband zijn zeer bekend en worden bijv. toegepast in verschillende typen schuinspoorvideorekorders voor huishoudelijk gebruik. De 25 magneetkoppen zijn gering van afmetingen en zijn in de figuren 10 t/m 12 niet zichtbaar. In het explosieaanzicht van fig. 13 zijn de beide videokoppen aangegeven met de verwij zings cijfers 16 en 17· Ze bevinden zich op een schijf 18 die met de koptrommel 13 is verbonden en daarmee geza-30 menlijk roteert. De videokoppen 16, 17 steken naar buiten door een smalle spleet welke zich bevindt tussen de koptrommel 13 en een stationaire trommel 19 welke deel uitmaakt van een motorhuis 20. In dit motorhuis bevindt zich de aandrijfmotor voor het aandrijven van de koptrommel 35 via de spil 15. De koptrommel 13 alsmede de stationaire trommel 19 vormen tezamen op welbekende wijze een met de rotatieas 12 coaxiaal bandgeleidingstrommelstelsel dat -dienst doet als een bandgeleidingsorgaan en dat een-mantel- 79ÖT278 PHN 9522- ----- ---------------------------------------------— ---------- — 14 oppervlak bezit waarlangs de magneetband 21, in een in hoofdzaak schroeflijnvormige baan,wordt geleid langs de cirkelvormige baan van de magneetkoppen. Voor de geleiding van de magneetband 21 over het manteloppervlak van dit 5 bandgeleidingstrommelstelsel is een bandondersteunings-richel 22 op de stationaire trommel 19 aanwezig. Deze is door een speciale verspanende bewerking direkt op het buitenoppervlak van de stationaire trommel 19 aangebracht.
Het eerder genoemde manteloppervlak waarlangs de magneet-10 band 21 in een in hoofdzaak schroeflijnvormige baan met behulp van de bandondersteuningsrichel 22 wordt geleid bestaat zodoende uit het roterende manteloppervlak van de roterende koptrommel 13 alsmede uit het stationaire mantel— oppervlak 123 van de stationaire trommel 19» gelegen boven 15 de bandondersteuningsrichel 22. Dit manteloppervlak 123 ligt op een wat kleinere straal dan het overige deel van de stationaire trommel 19, en wel op een straal die de breedte van de bandondersteuningsrichel 22 kleiner is.
Een magneetbandcassette 23 is in de fig. 10 20 t/m 12 weergegeven met weglating van enkele onderdelen welke het zicht op hët getoonde mechanisme van de schuinspoor-videorecorder zouden beletten. Een meer uitgebreide beschrijving van deze magneetbandcassette is te vinden in aanvraagsters eerder ingediende octrooiaanvrage no.
25 78 04 936 (PHN 9121) (waarvan de inhoud geacht wordt deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage). De magneetbandcassette is van het omkeerbare type. Hoewel de roterende videokoppen slechts de halve breedte van de magneetband beschrijven/uitlezen, kan toch de gehele breedte 30 van de magneetband benut worden. Door de cassette om te keren wordt immers bereikt dat in die situatie de videokoppen met de andere helft van de magneetband samenwerken. In de magneetbandcassette bevinden zich naast elkaar, een tweetal spoelhaspels 24 en 25» met spoelkernen 26 resp. 27· 35 De magneetband 21 kan tussen deze twee spoelhaspels heen en weer worden gespoeld tot een spoel 28 op de spoelhaspel 26 en tot een spoel 29 op de spoelhaspel 27. In. de casset- ' ---—te—wordt de magneetband 21 geleid over een tweetal b.an.d=___ 790 5 2 78 PHN 9522 ·· ----------------- · 15 geleidingsorganen 30 en 31 welke d.m.v. pennen 32 resp. 33» welke zich op een chassisplaat 3k bevinden, in de bedrijfs-toestand worden gericht. Voor wat betreft het positioneren van de cassette 23 op het apparaat alsmede het geleiden 5 van de magneetband 21 zij men verwezen naar de door aanvraagster eerder ingediende octrooiaanvrage no. 78 08 832 (PHQ 78.006) (waarvan de inhoud wordt geacht deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage). De beide spoel-kernen 26 en 27 worden ieder apart door nieb in de tekening 10 getoonde elektrische motoren aangedreven. Deze beide elektromotoren zijn, op op zich bekende wijze, met een elektronisch regelcircuit verbonden, dat het toerental van de motor welke de spoelhaspel 26 aandrijft op een zodanige waarde instelt en de motor welke de spoelhaspel 27 aandrijft 10 een zodanig koppel verleent, dat in de magneetband 21 een bepaalde, de lengterichting van de magneetband werkende, bandspankracht van een bepaalde grootte wordt veroorzaakt en onderhouden.
Voor het samenwerken van de magneetband met de 20 magneetkoppen wordt de magneetband voor een klein deel van diens lengte uit de cassette 23 getrokken en tot een lus om het trommelstelsel, bestaande uit de roterende koptrom-mel 13 en de stationaire trommel 19» gelegd.Hiervoor is een zogenaamd invlechtmechanisme voorhanden. Dit invlecht-25 mechanisme bevindt zich in de fig. 10 t/m 12 in een bedrqfs-toestand, waarin de magneetband tot een lus om het trommel— stelsel is gelegd. De magneetbandcassette 23 is aan zijn voorzijde voorzien van een uitsparing 35» teneinde de magneetband bereikbaar te maken voor het invlechtmechanisme.
00 De positie van de magneetband in de niet-ingevlochten toestand is in fig. 10 aangegeven met de streep-stip lijn 36· Bij van het apparaat afgenomen cassette wordt de uitsparing 35 aan de voorzijde van de cassette afgesloten door een over de magneetbandcassette beweegbaar veerbelaste 35 schuif, terwijl de voorzijde van de magneetband wordt beschermd door een op de cassette scharnierende kantelbare klep. De klep en de schuif zijn in de tekening eenvoudig- ' ——-heidshalve weggelaten. Het invlechtmechanisme omvat-een------ 7405278 PHN 9522 — _______________________________________________________________________________ 16 tweetal op de chassisplaat 34 gemonteerde, uit kunststof vervaardigde, rails of geleidingsbanen 37 en 38. Op deze rails zijn een tweetal wagentjes 39 en 40 aanwezig, welke door niet in de tekening weergegeven elektrisch aange-5 dreven middelen over de rails kunnen worden bewogen. Dit invlechtmechanisme werd door aanvraagster reeds eerder beschreven in haar eerdere octrooiaanvrage no. 79 03 431 (PHO 78.503) (waarvan de inhoud geacht wordt deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage). Op de wagen 39 10 bevindt zich een bandgeleidingsrol 41 en op de wagen 40 bevindt zich een tweetal bandgeleidingsorganen 42 en 43 alsmede een drukrol 44. In de beginstand bevinden de wagentjes 39 en 40 zich aan het andere uiteinde van de railsen 37 resp. 38, waarbij de bandgeleidingsorganen 41 t/m 43 als-15 mede de drukrol 44 zich in een positie bevinden tussen de volgens de streep-stip lijn 36 verlopende magneetband en het huis van de magneetbandcassette 23. Tijdens het bewegen van de wagentjes 39 en 40 naar hun, in fig. 10 t/m 12 getoonde, positie aan het andere uiteinde van de rail-20 sen 37 resp. 38 wordt de magneetband 21 uit de cassette getrokken en tot een lus gevormd. In de in de fig. 10 t/m 12 getekende bedrijfspositie bevindt de magneetband 21 zich in .de juiste positie op het trommelstelsel bestaande uit de roterende trommel 13 en de stationaire trommel 19 en 25 wordt de magneetband tevens langs een aantal andere organen gevoerd, zoals een magnetische wiskop 45, een synchro-nisatiekop 46 en een audiokop 47. De bandgeleidingsorganen 41 en 42 worden in hun bedrijfspositie zeer nauwkeurig qua hoogte en qua richting gepositioneerd, daar de posi-30 tie en de richting van deze organen grotendeels de nauwkeurigheid van de handloop van dat deel van de magneetband dat zich nog niet op de trommeleenheid bevindt bepaalt. Ten behoeve van de positionering van het bandgelei-dingsorgaan 41 is een aanslagplaatje 48 aanwezig welke 35 een V-vormige uitsparing 49 bezit, waarin een penvormig uiteinde 50 van het bandgeleidingsorgaan 41 wordt gedrukt. Aan het andere uiteinde van het bandgeleidingsorgaan 41 _ 79y5 27g PHN 9522 ___ _ 17 bevindt zich een kogelvormig deel 51 dat wordt gepositioneerd in een daarmede corresponderende, in de tekening niet waarneembare, kegelvormige holte in een deel 52 van een door spuitgieten vervaardigd lichtmetalen frame 53.
5 Het bandgeleidingsorgaan 42 wordt aan boven- en onderzijde gepositioneerd m.b.v. een tweetal Y-vormige groeven 54, 55 in een tweetal plaatjes 56, resp. 57, welke eveneens op het lichtmetalen frame 53 zijn gemonteerd. Voor nadere informatie met betrekking tot het positioneren van het band-10 geleidingsorgaan 41 zij men verwezen naar aanvraagsters eerder ingediende aanvrage no. 79 03 430 (PHO 78/504) (waarvan de inhoud geacht wordt deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage). De bandgeleidingsorganen 41 en 42 worden in de bedrijfstoestand belast door een tweetal 15 drukorganen 58 en 59 die de bandgeleidingsorganen in de bijbehorende uitsparingen drukken.
De wiskop 45, de synchronisatiekop 46, alsmede de audiokop 47 zijn gemonteerd op instelbare plaatjes 60 resp. 61. Het plaatje 60 bevindt zich aan de bovenzijde 20 van een tweetal bandgeleidingspennen 62 en 63 en het plaatje 6l bevindt zich aan de bovenzijde van een tweetal soortgelijke bandgeleidingspennen 64 en 65.
De plaatjes 60 en 61 dienen ook voor de montage van een tweetal drukorganen 66_ en _6£ die de vorm van blad-25 veren bezitten, zie de fig. 10 t/m 17« Deze drukorganen dienen voor het samenwerken met en het uitoefenen van transversale drukkrachten van een bepaalde grootte op de van de bandondersteuningsrichel 22 afgekeerde transversale zijkant 68 van de magneetband, teneinde de magneetband, 30 over het gehele deel van de bandondersteuningsrichel dat begint bij een bandondersteuningsbeginpunt B en eindigt bij een bandondersteuningseinpunt E, met een zo veel mogelijk per eenheid van lengte constante transversale kracht tegen de bandondersteuningsrichel 22 te drukken.
35 De drukrol 44 werkt samen met een kaapstander 69« Deze wordt gevormd door de spil van een elektrische kaapstandermotor 70, die met behulp van een aantal trekve-----ren 71 t/m 73 aan de onderzijde van het frame 53 is_gemon- 790 5 2 78 PHN 9522 _____________________________________________ ________ ___________________________________________________________ 18 teerd.
Het drukorgaan 66_, zie fig. 14 en 15, bestaat uit twee delen 7^· en 75 welke d.m.v. een verbindingsgedeel-te 76 met elkaar zijn verbonden. Deze drie delen vormen sa-5 men één geheel en zijn uit dun verend plaatmateriaal vervaardigd. Fig. 15 toont de drie delen in een plat vlak uitgeslagen, voordat het geheel langs de lijnen 77 en 78 wordt gebogen tot het in fig. 14 getoonde onderdeel, De beide delen 74 en 75 zijn voorzien van verende armen 80 en 81, 10 die onderling zijn verbonden door het verbindingsgedeelte 76. De arm 81 werkt samen met de van de bandondersteunings— richel 22 afgekeerde transversale zijkant 68 van de magneetband 21 .
Het drukorgaan 6^, zie fig. 16 en 17, heeft een 15 wat andere vorm. Het bezit een arm 82 aan het uiteinde waarvan zich een omgebogen gedeelte 83 bevindt met een omgebogen stukje 84. Ook dit orgaan is uit verend plaatmateriaal vervaardigd.
Bij het drukorgaan 6{) bevindt zich de arm 81 aan 20 de onderzijde en de arm 80 aan de bovenzijde van de plaat 60, waarop ook de wiskop 55 is gemonteerd. De beide armen 80 en 81 functioneren als, door middel van het verbindingsgedeelte 76 gekoppelde, bladveren. Het drukorgaan 6J, is aan de onderzijde van de plaat 61 gemonteerd, waarop zich ook 25 de synchronisatiekop 46 alsmede de audiokop 47 bevinden, waarbij het omgebogen stukje 84 zich aan de bovenzijde van de plaat 61 bevindt en zodoende een aanslag vormt voor de als bladveer functionerende arm 82.
De bandondersteuningsrichel 22 heeft, in een 30 aanzicht op een uitslag van de stationaire bandgeleidings-trommel 19 in een plat vlak, aan diens naar de magneetband 21 gekeerde zijde een convex profiel, met een top ongeveer midden, tussen het bandondersteuningsbeginpunt B en het bandondersteuningseindpunt E.. Dit zal aanstonds nader wor-35 den verduidelijkt aan de hand van de fig. 18 en 19» waarbij tevens zal worden verduidelijkt dat het genoemde convexe profiel van de bandgeleidingsrichel 22 bestaat uit -—een kromme,· die in vergelijking met een cirkelboog bnachre·? 790 5 2 78 PHN 9522 · ........ ......
T9 ven door een bandondersteuningsbeginpunt B, het bandonder-steuningseindpunt E en de top van het profiel, ter plaatse van de top een wat sterkere kromming en ongeveer midden tussen het bandondersteuningsbeginpunt en de top resp. on-® geveer midden tussen de top en het bandondersteuningseindpunt een wat geringere kromming bezit. De drükorganen 66_ en 6£ bevinden zich ter· weerszijden van de stationaire trommel 19 en wel nabij het bandondersteuningsbeginpunt B en het bandondersteuningseindpunt E van de bandonder-10 steuningsrichel 22, ten einde de magneetband 21 over de bandondersteuningsrichel een buiging in het vlak van de magneetband te doen ondergaan overeenkomstig het convexe profiel van de bandondersteuningsrichel 22 en ten einde aldus de magneetband met de gewenste zo veel mogelijk per ^ eenheid van lengte constante transversale kracht tegen de bandondersteuningsrichel 22 te drukken en gedrukt te houden.
f In plaats van verende en dus beweegbare drukor- ganen zou het ook mogelijk zijn vast ingestelde drukorga-nen toe te passen die bijv. één geheel zouden kunnen vormen met de plaatjes 60 en 61 of met de bandgeleidingspen-nen 63 en 64. Bij toepassing van dergelijke vaste drukorga-nen is een uiterst nauwkeurige axiale instelling van deze organen nodig, ten einde ervoor zorg te dragen dat de juiste kracht wordt uitgeoefend op de van de bandondersteuningsrichel 22 afgekeerde transversale zijkant 68 van de magneetband. Toepassing van verende drükorganen heeft dus het voordeel dat deze een minder nauwkeurige instelling behoeven. Door een juiste keuze van de veerkarakteristiek ^ van de verende drükorganen kan bereikt worden, dat de uitgeoefende druk steeds binnen een toelaatbaar gebied blijft, ook bij eventuele positieafwijkingen van de trai sversale zijkant van de magneetband.
Nog een andere mogelijkheid om de magneetband qc tegen de bandondersteuningsrichel te drukken is de toepassing van een enigszins schuin staande drukrol. Dit principe is bijvoorbeeld bekend uit het amerikaanse octrooi-· —---schrift US-PS 2.012.130 (waarvan de inhoud geacht wordt---------- 790 5 2 78 PHN 9522........ ......-_________________________________ ______________________________ . ...................
20 deel uit te maken van de onderhavige octrooiaanvrage).
De drukrol werkt met de magneetband in diens vlak samen en wordt daar licht tegen aangedrukt. Door de schuine stand van de drukrol ontstaat tijdens transport van de magneet-5 band een wrijvingskracht met een component gericht naar de transversale zijkant van de magneetband die met de bandonders teuningsrichel samenwerkt.
De verende drukorganen 66 en 67 werken met de transversale zijkant 68 van de magneetband 21 samen op een 10 plaats waar de magneetband om de bandgeleidingspennen 63, resp. 6k, wordt geleid, welke beide pennen een kromtestraal bezitten die kleiner is dan de transversale afmeting van de magneetband 21. Hierdoor wordt het omvouwen van de magneetband, als gevolg van de transversale drukkrachten die 15 door de drukorganen 66 en 67 worden uitgeoefend, minder waarschijnlijk.
In fig. 18 is, op soortgelijke wijze als fig.
7, zeer schematisch een uitslag getekend van een trommel-stelsel. Hierbij zij opgemerkt dat in Fig. 18 noch op een 20 juiste schaal, noch op juiste verhoudingen is geacht, maar in tegendeel het een en ander op zeer overdreven wijze is weergegeven. Fig. 18 is dan ook uitsluitend bedoeld om het principe van een uitvoeringsvorm van de uitvinding op zo duidelijk mogelijke wijze nader te illustreren. Deze uit-25 voering bezit de bijzonderheid dat een manteloppervlak 86 van een bandgeleidingsorgaan kan zijn gelegen op het oppervlak van een denkbeeldige kegel, waarvan de top S t.o.v. de magneetband is gelegen aan de zijde van een met een bandondersteuningsrichel 87 samenwerkende transversale 30 zijkant van de magneetband. De bandondersteuningsrichel een 87 is een richel welke met/constante spoed s over het kegelvormige manteloppervlak 86 Verloopt. Zoals fig. 18 duidelijk demonstreert zal in een dergelijk geval, wanneer het manteloppervlak in een plat vlak wordt uitgeslagen^de 35 bandondersteuningsrichel gekromd zijn tussen een bandonder-steuningsbeginpunt B5 en een bandondersteuningseindpunt E5· Dit in tegenstelling tot het geval van fig, 7» waar het --manteloppervlak was gelegen op een cilinder en de bandon—— 790 5 2 78 PHN 9522 .
21 dersteuningsrichel bestond uit een rechte lijn. Van dit feit is bij het bandgeleidingsorgaan in het videorecorder-mechanisme volgens de fig. 10 t/m 13 gebruik gemaakt. Het voordeel is namelijk dat, bij een juiste keuze van de 5 tophoek Oc van de kegel, met gebruikmaking van eenvoudige verspanende bewerkingsmethoden geschikt voor het verkrijgen van een ondersteuningsrichel met een constante spoed, automatisch een bandondersteuningsrichel wordt verkregen welke reeds vrijwel het volgens de uitvinding vereiste 10 profiel tussen het bandondersteuningsbeginpunt en het band— ondersteuningseindpunt bezit. Voor het verkrijgen van een optimale kromming, waarvoor computerberekeningen kunnen worden toegepast, is op het aldus automatisch aanwezige constante-spoedprofiel van de bandondersteuningsrichel 15 slechts een kleine correctie in de orde van grootte van enkele microns vereist.
Bij de schuinspoorvideorecorder waarop de fig.
10 t/m 13 betrekking hebben bedraagt de tophoek oc van de kegel, waarop het manteloppervlak van de koptrommel 20 13 alsmede het gedeelte 123 boven de ondersteuningsrichel 22 van de stationaire trommel 19 zijn gelegen, 3>8 boog-minuten. Fig. 19 geeft in een grafiek weer welke correctie als functie van de plaats op het constante-spoed profiel moet worden toegepast, In deze grafiek is op een ver-25 tikale as de vereiste correctie c in micron?· aangegeven en op een horizontale as de omslingeringshoek van de magneetband om het trommelstelsel in booggraden. Het bandonders teuningsbeginpunt geldt als het begin van de horizontale as bij tf - o en het bandondersteuninga&indpunt be-30 vindt zich op = 18o°. Zoals duidelijk uit de grafiek valt op te maken is een correctie op. het constante-spoed-profiel van de bandondersteuningsrichel 22 vereist, die maximaal ruwweg 4 micron bedraagt. Deze correctie is berekend voor een magneetband met een hoogte van 12,7 mm· 35 (-1 inch), een dikte van ong. 20 micron, een bandspanning in de lengterichting van de band van ong. 0,5 Newton en een door de drukorganen 6é> resp. op de transversale .—-zijkant van de magneetband uitgeoefende transversale Jcracht 79052 78 PHN 95^2 ...... -__________________________________________________________________________________________________________________ 22 van resp. 0,048 Newton en 0,θ4θ Newton.
Als voorbeeld worden in onderstaande tabel enige getallen gegeven. Deze getallen hebben betrekking op de maximale hoogte afwijkingen van een magneetband, 5 welke veroorzaakt worden door hoogteverstoringen Vq op een afstand L van het ondersteuningsbeginpunt. De getallen zijn berekende waarden voor de gebruikelijke geleiding met een rechte bandondersteuningsrichel en voor de gelei-bandondersteuningsrichel ding met gekromde/volgens ae vinding. In beide gevallen 10 is aangenomen dat de transversale drukkrachten gelijk zijn aan 0,05 Newton (5 grf).
ï L Verstoring Vq op Max. hoogteafwijking op trommel afstand L t.g.v. verstoring Vq
15 verwijderd _ ,~_ _ ΓΤ! I
G-ebruxkelx jke G-elexdxng volgens geleiding vinding 65mm 80 ^#m ^-8 jUfm 1 yftm 115mm 130 yfam 38 yüm 1 yfa m 20
Het motorhuis 20, met de manteloppervlakken 19 en 123, kan worden bewerkt op een draaibank. ¥ordt een draaibank toegepast met een nauwkeurig gelagerde hoofdspil, dan is het mogelijk om het manteloppervlak 123 met een dia- mantbeitel aan te brengen en gelijktijdig de bandonder-25 steuningsrichel 22 met het vereiste profiel te vormen, door gebruikmaking van een op de hoofdspil bevestigde ko-pieernok. Hierbij is het noodzakelijk de draaibank, alsmede meetapparatuur voor het nameten van het vervaardigde profiel van de bandondersteuningsrichel, in een nauwkeu-30 rig op constante temperatuur gehouden ruimte te plaatsen.
Bij een andere fabricagemethode wordt eerst een constante- spoedprofiel aangebracht en daarna de correctie volgens • de grafiek van Fig. 19 aangebracht met behulp van een electronisch gestuurde, op een piezostaaf geplaatste, dia-35 mantbeitel.
Fig. 20 toont hoe een uitslag van het manteloppervlak van de stationaire trommel 19 er in werkelijkheid, ëp~ware grootte, uitziet. De bandgeleidingsrichel alsmedef" 790 5 2 78 PHN 9522 ......... ........ .
23 de boven en de onderrand van de stationaire trommel zijn hierbij eenvoudigheidshalve als rechte lijnen getekend.
De stationaire trommel heeft een diameter van ongeveer 65 mm. Sa het bandondersteuningseindpunt E gaat de band-5 ondersteuningsrichel 22 over in een uitlooprichel 87. Het profiel van deze richel dient zodanig te zijn, dat de mag-neettand 21 de bandondersteuningsrichel 22 kan verlaten zonder dat de transversale zijkant 88 van de magneetband hinder ondervindt van de uitlooprichel.
10 Uit fig. 20 valt het in fig. 21 getekende pa troon af te leiden van de sporen 89 en 90 welke met behulp van de videokoppen 16 en 17 op de magneetband 21 kunnen worden geschreven in twee spoorpatronen PA1 respektievelijk PA2. Hierbij wordt het patroon PA1 geschreven wanneer 15 de cassette 23 zich in een eerste positie bevindt en het patroon PA2 wanneer de cassette is omgekeerd in zijn tweede positie.
20 25 30 35 790 5 2 78 ~

Claims (3)

1. Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen (89> 90) op een langgerekte lintvormige magneetband (21), met een ten opzichte van diens overige 5 afmetingen geringe dikte, met in hoofdzaak evenwijdige transversale zijkanten (68, 88) en met een zekere buig-stijfheid in het vlak van de band, omvattende: - minstens één magneetkop (16, 17) voor het optekenen en uitlezen van sporen op de magneetband, 10. een bandgeleidingsorgaan (13, 19) voor het geleiden van de magneetband (21) in een baan langs de magneetkop(pen) (16, 17)» voorzien van een bandondersteuningsrichel (22) voor het vanaf een bandondersteuningsbeginpunt (b) tot een bandondersteuningseindpunt (e) ondersteunen van één ^ der beide transversale zijkanten (68) van de magneetband in diens baan langs de magneetkop(pen), - middelen voor het onderhouden van een in de lengterichting van de magneetband werkende bandspankracht van een bepaalde grootte, alsmede 20. drukorganen (66_, voor het samenwerken met en het uit oefenen van transversale drukkrachten van een bepaalde grootte op de magneetband (21), teneinde de magneetband over het gehele deel van de bandondersteuningsrichel tussen het bandondersteuningsbeginpunt (b) en het band-25 ondersteuningseindpunt (e) met een zo veel mogelijk, per eenheid van lengte, constante transversale kracht tegen de bandondersteuningsrichel (22) te drukken, met het kenmerk, - dat de bandondersteuningsrichel (22), in een aanzicht 30 op een uitslag van het bandgeleidingsorgaan (13, 19) in een plat vlak, aan diens naar de magneetband gekeerde zijde een convex profiel bezit, met een top (t) ongeveer midden tussen het bandondersteuningsbeginpunt (b) en het bandondersteuningseindpunt (e), 35. dat het genoemde convexe profiel van de bandgeleidings- richel (22) bestaat uit een kromme, welke in vergelijking met een cirkelboog beschreven door het bandondersteu--ningsbeginpunt (b), het bandondersteuningseindpunt—(-E-)-- 790 5 2 78 PHN 9522 . ................... 25 en de top (τ) van liet profiel, ter plaatse van de top een wat sterkere kromming en ongeveer midden tussen’het bandondersteuningsbeginpunt (b) en de top (t), respek-tievelijk ongeveer midden tussen de top (t) en het band-5 ondersteuningseindpunt (e), een wat geringere kromming bezit en - dat de drukorganen (66, 67) zich bevinden ter weerszijden van het bandgeleidingsorgaan (13, 19) nabij het bandonders teuningsbeginpunt (b) en het bandondersteuningseind-10 punt (e) van de bandondersteuningsrichel (22), ten einde de magneetband (21) over de bandondersteuningsrichel (22) een buiging in het vlak van de magneetband te doen ondergaan overeenkomstig het convexe profiel en aldus de magneetband met de gewenste zo veel mogelijk per eenheid 15 van lengte constante transversale kracht tegen de bandonders teuningsrichel (22) te drukken,
2, Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ieder der drukorganen (66, §£)fop op zich bekende wijze, beweegbaar is en met een transversale zijkant (68) 20 van de magneetband (21) samenwerkt op een plaats waar de magneetband wordt geleid om een bandomleidorgaan (63, 64) met een kromtestraal die klein is in verhouding tot de transversale afmeting van de magneetband (21), ten einde het omvouwen van de magneetband ten gevolge van de trans-25 versale drukkracht te voorkomen,
3. Apparaat volgens conclusie 1, geschikt voor het opnemen en weergeven van signalen van grote bandbreedte in schuingerichte, naast elkaar gelegen, sporen (89, 90) op de magneetband (21) waarbij: 30. de genoemde magneetkop(pen) (l6, 17) om een rotatieas (12) in een cirkelvormige baan beweegbaar is (zijn) voor het optekenen en uitlezen van de schuingerichte sporen op de magneetband, - de magneetkop(pen) is (zijn) aangebracht op een om de 35 genoemde rotatieas (12) roteerbare magneetkopdrager (13) .en - het bandgeleidingsorgaan bestaat uit een met de rotatie- —_as van de magneetkop(pen) coaxiaal bandgeleidingstrommel— 790 5 2 78 PHN 9522 -. ______________________________________________________________________________________________________ . 26 stelsel (13» 19)» niet een manteloppervlak waarlangs de magneetband (21) in een in hoofdzaak schroeflijnvormige baan door de bandondersteuningsrichel (22) wordt geleid langs de cirkelvormige baan van de magneetkop(pen) (16, 17)» 5 met het kenmerk, dat het genoemde manteloppervlak is gelegen op het oppervlak van een denkbeeldige kegel waarvan de top ten opzichte van de magneetband is gelegen aan de zijde van de met de bandondersteuningsrichel (22) samenwerkende transversale zijkant (68), ten einde de bandondersteu-10 ningsrichel zo veel mogelijk een richel met constante spoed te doen benaderen. 15 20 25 30 35 790 5 2 78 "
NL7905278A 1979-07-06 1979-07-06 Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband. NL7905278A (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7905278A NL7905278A (nl) 1979-07-06 1979-07-06 Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband.
DE8080200630T DE3064916D1 (en) 1979-07-06 1980-07-02 Apparatus for recording and reading signals in tracks on a magnetic tape
EP80200630A EP0022298B1 (en) 1979-07-06 1980-07-02 Apparatus for recording and reading signals in tracks on a magnetic tape
US06/165,890 US4348706A (en) 1979-07-06 1980-07-03 Edge guide for a magnetic tape
DD80222382A DD152873A5 (de) 1979-07-06 1980-07-03 Geraet zum aufzeichnen und auslesen von signalen in spuren auf einem magnetband
PL1980225435A PL131626B1 (en) 1979-07-06 1980-07-03 Apparatus for recording and playback of signals on tracks on longitudinal magnetic tape
AU60062/80A AU537445B2 (en) 1979-07-06 1980-07-03 Apparatus for recording and reading signals in tracks on a magnetic tape
CA000355361A CA1157558A (en) 1979-07-06 1980-07-03 Apparatus for recording and reading signals in tracks on a magnetic tape
AT0348380A AT368651B (de) 1979-07-06 1980-07-03 Geraet zum aufzeichnen und auslesen von signalen in spuren auf einem magnetband
ES493121A ES493121A0 (es) 1979-07-06 1980-07-04 Un aparato para grabar y leer seÿales en unas pistas sobre una cinta magnetica en forma de tira estrecha.
JP55091246A JPS6023417B2 (ja) 1979-07-06 1980-07-05 磁気式信号記録読取装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7905278A NL7905278A (nl) 1979-07-06 1979-07-06 Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband.
NL7905278 1979-07-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7905278A true NL7905278A (nl) 1981-01-08

Family

ID=19833494

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7905278A NL7905278A (nl) 1979-07-06 1979-07-06 Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4348706A (nl)
EP (1) EP0022298B1 (nl)
JP (1) JPS6023417B2 (nl)
AT (1) AT368651B (nl)
AU (1) AU537445B2 (nl)
CA (1) CA1157558A (nl)
DD (1) DD152873A5 (nl)
DE (1) DE3064916D1 (nl)
ES (1) ES493121A0 (nl)
NL (1) NL7905278A (nl)
PL (1) PL131626B1 (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5720954A (en) * 1980-07-11 1982-02-03 Hitachi Ltd Magnetic tape running mechanism
JPS58100201A (ja) * 1981-12-10 1983-06-14 Fuji Photo Film Co Ltd テ−プ走査方法および装置
JPS58121170A (ja) * 1982-01-13 1983-07-19 Hitachi Ltd 磁気記録再生装置のテ−プ案内機構
NL8201573A (nl) * 1982-04-15 1983-11-01 Philips Nv Magneetband-loopwerk.
JPS5977665A (ja) * 1982-09-17 1984-05-04 アムペックス コ−ポレ−ション ビデオテ−プレコ−ダおよびそのガイド組立体
JPS5965963A (ja) * 1982-10-05 1984-04-14 Hitachi Ltd 磁気記録再生装置
GB2169572B (en) * 1985-01-03 1988-02-10 Boeing Co A helicopter weight and torque advisory system
JPS61170950A (ja) * 1985-01-24 1986-08-01 Matsushita Electric Ind Co Ltd テ−プロ−デイング装置
KR880000656Y1 (ko) * 1985-07-09 1988-03-14 대우전자주식회사 비디오 테이프 레코더의 신형드럼 어셈블리
EP0360365A3 (en) * 1986-03-28 1990-05-30 Koninklijke Philips Electronics N.V. Magnetic-tape apparatus
JPH0633559Y2 (ja) * 1988-02-12 1994-08-31 シャープ株式会社 磁気記録再生装置
EP0386837A1 (en) * 1989-03-08 1990-09-12 Koninklijke Philips Electronics N.V. Tape apparatus
JP2564242B2 (ja) * 1993-03-31 1996-12-18 セイキ住工株式会社 折り畳み式網戸
JPH0823979B2 (ja) * 1993-08-23 1996-03-06 インターナショナル・ビジネス・マシーンズ・コーポレイション テープガイド
US6115218A (en) * 1993-08-30 2000-09-05 Seagate Technology, Inc. Tape support system for arcuate scan rotating head
DE69623410T2 (de) * 1995-11-13 2003-05-15 Eastman Kodak Co., Rochester Gemusterte Dünnfilm-Mehrspurköpfe für Filmbildbereichaufzeichnung/-wiedergabe auf eine magnetische Schicht

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE458164A (nl) * 1945-02-09
NL70435C (nl) * 1945-02-09
DE1282701B (de) * 1965-12-29 1968-11-14 Telefunken Patent Fuehrung fuer laufende bandfoermige Aufzeichnungstraeger
US3768717A (en) * 1972-02-07 1973-10-30 Echo Science Corp Spring biased tape guide with means for distributing tape edge forces along the tape length
JPS5335445Y2 (nl) * 1973-02-26 1978-08-30
JPS5634945B2 (nl) * 1973-06-13 1981-08-13
JPS5087906U (nl) * 1973-12-14 1975-07-25
JPS5125108A (nl) * 1974-08-27 1976-03-01 Sony Corp
DE2448445A1 (de) * 1974-10-10 1976-04-22 Budapesti Radiotechnikai Gyar Vorrichtung zur magnetischen signalaufzeichnung
US4012792A (en) * 1975-08-11 1977-03-15 Eastman Kodak Company Magnetic head drum configuration having a friction reducing helical step
JPS5393807A (en) * 1977-01-28 1978-08-17 Hitachi Ltd Guide drum for magnetic tape
DE2847550C2 (de) * 1978-11-02 1983-09-01 Grundig E.M.V. Elektro-Mechanische Versuchsanstalt Max Grundig & Co KG, 8510 Fürth Gerät zur Aufzeichnung und Wiedergabe von Videosignalen
DE3070547D1 (en) * 1979-05-18 1985-05-30 Matsushita Electric Ind Co Ltd Tape guide device of rotary head type video tape recorder

Also Published As

Publication number Publication date
JPS5611640A (en) 1981-02-05
AT368651B (de) 1982-10-25
ES8104613A1 (es) 1981-04-16
EP0022298B1 (en) 1983-09-21
US4348706A (en) 1982-09-07
ES493121A0 (es) 1981-04-16
CA1157558A (en) 1983-11-22
AU537445B2 (en) 1984-06-21
PL131626B1 (en) 1984-12-31
ATA348380A (de) 1982-02-15
DD152873A5 (de) 1981-12-09
PL225435A1 (nl) 1981-07-10
AU6006280A (en) 1981-01-15
JPS6023417B2 (ja) 1985-06-07
EP0022298A1 (en) 1981-01-14
DE3064916D1 (en) 1983-10-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7905278A (nl) Apparaat voor het optekenen en uitlezen van signalen in sporen op een magneetband.
US4837646A (en) Tape guide apparatus for helically wound tape
JPH06105493B2 (ja) 回転型アクチュエータ・システム
US4195322A (en) Record/playback head and data storage apparatus therefor
EP0068758A2 (en) Signal-recording/reproducing apparatus
US4100585A (en) Magnetic-tape guide arrangement
CA1075809A (en) Video tape recorder
JPH10116455A (ja) マルチトラック・テープ・レコーダにおける横方向トラック位置決め用のテープ・ステッパ
JP2543278B2 (ja) フレキシブル移動ウェブ用のガイド、テ―プガイド及びテ―プ駆動装置
US4067581A (en) Stepper for slow motion disc recorder
US5982590A (en) Magnetic recording/reproducing apparatus with tilting head drum for dynamic tracking
JP3619316B2 (ja) 磁気ヘッドの方位角調整装置
EP0671722B1 (en) Magnetic recording/reproduction apparatus
US5838520A (en) Magnetic recording/reproducing apparatus with tilting head drum for dynamic tracking
US4156258A (en) Head positioning device for multi-track tape recorders
JPS6323278A (ja) 光学式デイスク装置
EP0550085B1 (en) Magnetic-tape apparatus comprising a magnetic-head unit for scanning a magnetic tape
JP2926868B2 (ja) 回転ヘッド装置
JPH10116408A (ja) 互いに相対的に第1の要素と第2の要素をあらくそして細かく位置決めするための装置
JP2541195B2 (ja) ヘツドドラム装置
KR860001741Y1 (ko) 자기식 신호 기록 판독 장치
JPH0378147A (ja) 回転ヘツドアセンブリ
JPS63257968A (ja) 磁気ディスク記憶装置
JPH03235272A (ja) ヘッド移送装置
JPH0258785A (ja) 磁気記録再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed