NL7903500A - Verbrandingsflitslamp en flitsinrichting voorzien van verscheidene verbrandingsflitslampen. - Google Patents

Description

’ i -

V

4

N.V. PHILIPS* GLOEILAMPENFABRIEKEN· te EINDHOVEN

1.5.1979 1 PHN 9446 "Verbrandingsflitslamp en flitsinrichting voorzien van verscheidene verbrandingsi’lltslampen”

De uitvinding heeft betrekking op een verbrandingsflitslamp voor hoogspanningsontsteking met een lichtdoorlatend lampvat,waarin zich een massa actinisch brandbare metaaistroken en een oxyderend gas bevinden 5 er waarbij stroomgeleiders vacuumdicht door de wand van het lampvat zijn gevoerd en binnen in het lampvat verbonden zijn door een ontsteekmassa, waarbij een eerste stroomgeleider zich door de ontsteekmassa heen tot in de massa metaaistroken uitstrekt. De uitvinding heeft 10 tevens betrekking op een flitsinrichting met verscheidene van die verbrandingsflitslampen-*

Een dergelijke verbrandingsflitslamp is bekend uit het Duitse Auslegeschrift 2.504.188.

Door hoogspanning ontstoken verbrandings-10 flitslampen hebben het bezwaar dat ze spontaan tot ontbranding kunnen komen als in de lamp bijvoorbeeld tengevolge van wrijving een electrostatische lading is ontstaan, die door de ontsteekmassa naar de stroomgeleider afvloeit. Dit bezwaar wordt ondervangen door één stroomgeleider zodanig 20 uit te voeren, dat hij voortdurend in kontakt is met de massa metaalstroken in het lampvat. Ontstaat er een electrostatische lading in de lamp, dan kan deze onmiddellijk door de betreffende stroomgeleider afvloeien. Een lading van voldoende energie-inhoud om doorslag door de ontsteekmassa en dientengevolge ontbranding daarvan te veroorzaken k ' 7903500

V

1.5.1979 2 ΡΗΝ 9446 * kan bij die constructie niet ontstaan.

Het is evenwel gebleken, dat verbrandings-flitslampen met een dergelijke met de massa metaal-stroken in verbinding staande eerste stroomgeleider 5 onvoldoende zekerheid bieden, dat ze bij het aanleggen van een hoge spanning, tot ontsteking komen.

De uitvinding beoogt nu verbrandingsflitslampen te verschaffen, waarbij dit bezwaar ondervangen is.

Deze doelstelling wordt bij verbrandingsflits-10 lampen van de in de openingsparagraaf genoemde soort daardoor bereikt, dattussen de tweede stroomgeleider en de massa metaalstroken een poreuze massa van een electrische isolator is aangebracht.

De lampen volgens de uitvinding berusten op ^ het inzicht, dat, wanneer een eerste stroomgeleider in contact is met de massa metaalstroken, bij het aanleggen van de ontsteekspanning over de stroomgeleiders stroom kan gaan vloeien van de eerste stroomgeleider naar de massa metaalstroken en vandaar via de ontsteekmassa naar de 20 tweede stroomgeleider. Als de weg door de ontsteekmassa te kort is heeft doorslag in de ontsteekmassa echter niet de ontbranding van de ontsteekmassa tot gevolg. Doorslag van de massa metaalstroken naar de tweede stroomgeleider wordt bij lampen volgens de uitvinding bestreden.

20 De poreuze isolatormassa kan bestaan uit al dan niet gevlochten vezels of uit een geperforeerd plaatje.

In een zeer eenvoudig te realizeren uitvoeringsvorm wordt een korrelig materiaal toegepast, bijvoorbeeld bolletjes.

30 De massa kan bestaan uit glas, kwarts, silicaten, isolerende metaaloxyden zoals A120^ en ZrÖ^.

Door toepassing van de isolatormassa wordt de afstand van de massa metaalstroken tot de tweede stroomgeleider vergroot. Als deze afstand groter is dan de kleinste afstand tussen de stroomgeleiders in de ontsteekmassa, vindt bij het aanleggen van een spanningsverschil over de stroomgeleiders doorslag in de ontsteekmassa plaats, die tot ontbranding van de lamp leidt. Aangezien bij hoog- 7903500 1.5.1979 3 ρηη 9446 spanningsontstoken verbrandingsflitslampen de kleinste afstand tussen de stroomgeleiders in een lamp circa -1 mm bedraagt, is er derhalve maar heel weinig isolatormassa nodig om te bewerkstelligen, dat de massa metaalstroken 5 op voldoende afstand van de tweede stroomgeleider blijft.

Indien de isolatormassa enige samenhang-vertoont, zoals in het geval vezels worden toegepast, kan de massa zich los in het lampvat bevinden. Bij gebruik van een korrelig materiaal kan dit in het lampvat gebracht worden, 10 als de ontsteekmassa nog niet al het verdunningsmiddel, dat het bij het aanbrengen in het lampvat bevatte, heeft verloren. De korrels blijven dan aan de ontsteekmassa plakken. Het is ook mogelijk de isolatormassa kort na het aanbrengen van de pasta, waaruit na indrogen de ontsteekmassa ont-^ staat, in het lampvat te brengen. De isolatormassa, vezels of korrels,kan dan geheel of gedeeltelijk in de oppervlakte-laag van de ontsteekmassa worden opgenomen. Voorts is het mogelijk gebleken korrelig materiaal met ontsteekpasta vermengd in het lampvat te brengen, 20 Het is gebleken, dat de isolatormassa geen nadelige invloed heeft op het functioneren van de lamp. Integendeel, bij lampen, waarbij de samenstelling van de ontsteekmassa erop gericht is na het flitsen van de lamp een geleidende verbinding tussen de stroomgeleiders te 25 geven, bleek met grotere zekerheid na het flitsen een lage weerstand tussen de stroomgeleiders te ontstaan dan zonder toepassing van de isolatormassa het geval was.

Zeer gemakkelijk is het gebleken lampen volgens de uitvinding te vervaardigen met behulp van korrelig 20 materiaal, in het bijzonder glasparels, met een diameter in het algemeen liggend tussen 100 en lOOO^um.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3*930.784 een verbrandingsflitslamp met gloei-draadontsteking bekend is waarbij zich op de bodem van het oc 0 lampvat glaskogeltjes bevinden. Deze kogeltjes hebben echter niet ten doel de lamp in een bepaalde toestand te houden voor het flitsen, zoals dat bij lampen volgens de uitvinding het geval is, maar om een bepaalde toestand in de 7903500 1.5.1979 4 ΡΗΝ 9446 *, ΐ~ lamp na het flitsen te bereiken.

Bij deze bekende lamp dienende glaskogeltjes namelijk om te voorkomen, dat na het flitsen van de lamp metaaldeeltjes op de bodem van het lampvat neerslaan en een 5 geleidende verbinding tussen de stroomgeleiders van de lamp vormen.

De uitvinding heeft mede betrekking op een flitsinrichting, waarin verscheidene van de verbrandings-flitslampen volgens de uitvinding zijn opgenomen.

10 De lampen en de inrichting volgens de uitvinding kunnen worden gebruikt voor het verlichten van de scene bij het maken van fotografische opnamen.

Uitvoeringsvormen van lampen en van een inrichting volgens de uitvinding worden in de tekening ge-15 toond. Daarin toont fig. 1 een verbrandingsflitslamp in langsdoor-.

snede, fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm van zo'n lamp in langsdoorsnede, 20 fig. 3 een electrisch principeschema van een flitsinrichting, fig. 4 een flitsinrichting in aanzicht.

In fig. 1 bevat een glazen lampvat 1 een massa metaalstroken 2 en zuurstof als oxyderend gas. Stroomge-25 leiders 3 en 4 zijn vacuumdicht in de wand van het lampvat 1 ingesmolten. De stroomgeleiders 3 en k komen uit in een konrvormig bakje 6, waarin zich een ontsteekmassa 5 bevindt, dat de stroomgeleiders verbindt. Een eerste stroomgeleider 3 strekt zich door de ontsteekmassa 5 heen uit tot in de 30 massa metaalstroken 2. Een poreuze massa van een electrische isolator in de vorm van glasvezels 7 bevindt zich tussen de tweede stroomgeleider k en de massa metaalstroken 2.

In fig. 2 is de ontsteekmassa 5 die de stroomgeleiders 3 en k verbindt op de bodem van het lampvat 1 35 aangebracht. Een poreuze massa van een electrische isolator in de vorm van glasparels 8 bevindt zich tussen de tweede stroomgeleider k en de massa metaalstroken 2.

In fig. 3 zi-jn. 25 tot en met 28 elk een ver- 7903500 1.5.1979 5 phm 9446 % brandingsflitslamp.Met 29, 30 en 31 zijn warmtegevoelige verbreekschakelaars aangeduid. Met behulp -van de ingangs-contacten 23 en 24 kan de schakeling worden aangesloten op de uitgangscontacten 21 en 22 van een hoogs pannings-5 bron 20.

De werking van de schakeling is als volgt. Wanneer de spanningsbron 20 met zyn uitgangscontacten 21 en 22 op de ingangscontacten 23 en 2k aangesloten is en de spanningsbron voor het eerst een spanningspuls geeft zal 10 de keten 23, 25, 29, 2k doorlopen worden. De lampen 26, 27 en 28 zijn dan nog door de verbreekschakelaar 29 kortgesloten. De lamp 25 wordt door de spanningspuls ontstoken en straalt verbreekschakelaar 29 aan,die daarop hoogohmig wordt. De lamp 26 is nu gereed om ontstoken te 15 worden. Bij het opwekken van een tweede spanningspuls wordt de keten 23, 25, 26, 3°, 24 doorlopen, ontsteekt lamp 26 en wordt schakelaar 30 geopend.

De flitsinrichting ko van fig. k heeft twee series van vier lampen, teweten: 25, 26, 27, 28 en 25&, 26a, 25 27a, 28a en twee paar ingangscontacten nl. 23, 24 en 23a, 24a,

Indien de inrichting met zijn ingangscontacten 23 en 24 verbonden wordt met de uitgangscontacten van een hoog-spanningsbron kunnen, de lampen 25 t/m 28 ontstoken worden. Worden de ingangscontacten 23a en 24a met een 25 hoogspanningsbron verbonden dan kunnen de lampen 25a tot en met 28a geflitst worden.

Voorbeeld

Een hoogspanningsontstoken verbrandingsflitslamp met een hardglazen lampvat met een inwendige diameter

O

35 van 5,1 mm en een inhoud van 0,28 cnr was voorzien van 14,5 mg zirkoonstroken (afmetingen 0,02 x 0,025 x 7 mm) en zuurstof tot een druk van 15 bar.

Twee stroomgeleiders (18 gew.^ó Co, 28 gew.^ Mi, 54 gew,$ Fe); diameter 0,4 mm waren vacuumdicht in de wand van het lampvat ingesmolten en in het lampvat verbonden door een op de bodem daarvan aangebrachte ontsteek-massa bestaande uit 88 gew.$ Zr en 12 gew.$ KC10^ in 1 gew.$ hydroxy ethylcellulose berekend op het gewicht van 7903500 ί 1.5.1979 6 PHN 9446 4*.- de voornoemde componenten.

Aan het oppervlak van de ontsteekmassa bevonden .zich glazen pareltjes met een diameter van 820^um«

Een der stroomgeleiders strekte zich over een 5 afstand van 1/3 van de lengte van het lampvat daarin uit en was door de massa zirkoonstroken omgeven.

Bij het vervaardigen van de lamp werd na het insmelten van de stroomgeleiders in de wand van het lampvat de ontsteekmassa aangebracht in de vorm van een dispersie 10 in water. Terwijl de ontsteekmassa nog nat was, werden de glasparels in de lamp gebracht. Deze werden daarbij althans voor een deel in de ontsteekmassa opgenomen* Na het dro.gen van de ontsteekmassa werden de airkoonstroken in . het lampvat gebracht, waarna het lampvat aan zijn open 10 einde tot een capillair werd uitgetrokken. Daarna werd het lampvat met zuurstof gevuld en afgesloten.

Aldus uitgevoerde lampen bleken betrouwbaar zowel ten aanzien van hun bestendigheid tegen electrostatische lading, alswel voor wat betreft het ontsteken bij het 20 aanleggen van een spanningspuls van 2kY. De lampen hadden na flitsen een weerstand van <” 10^ Ohm tegen l3° Ohm voor het flitsen.

25 30 35 7903500

Claims (4)

3b ^ 1.5.1979 f ïhn 9kkS

1. Verbrandingsflitslamp voor hoogspannings ontsteking met een liclitdoorlatend lampvat, waarin zich. een massa actinisch brandbare metaalstroken en een oxyderend gas bevinden en waarbij stroomgeleiders vacuumdicht door de 5 wand van het lampvat zijn gevoerd en binnen in het lampvat verbonden zijn door een ontsteekmassa, waarbij een eerste stroomgeleider zich door de ontsteekmassa heen tot in de metaalstroken uitstrekt met het kenmerk, dat tussen de tweede stroomgeleider en de massa metaalstroken een poreuze 10 massa van een eledrische isolator is aangebracht.

2. Verbrandingsflitslamp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de poreuze massa van een electrische isolator bestaat uit een korrelig materiaal.

3. Verbrandingsflitslamp volgens conclusie 1, met 15 het kenmerk, dat de deeltjes van het korrelige materiaal althans gedeeltelijk in de ontsteekmassa zijn opgenomen.

4. Flitsinrichting met verscheidene hoogspannings-ontstoken verbrandingsflitslampen, met hetlenmerk, dat de inrichting lampen volgens een of meer der voorgaande 20 conclusies bevat. 7903500