NL2035592A - Slope flexible ecological supporting structure and construction method - Google Patents

Claims (10)

CONCLUSIES

1. Een flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud, omvattende een composiet geomembraan, een vegetatiebeschermingsmat, een U-vormige nagel, een opvanggreppel, een afwateringgreppel, een samengestelde tralieligger, een ankerstang, een afvoerleiding, doorlatend geotextiel en een vegetatie ter bescherming van het talud, waarbij — het composiet geomembraan plat op het binnenoppervlak van de bodemlaag van het taludis gelegd en aan een grondlichaam is bevestigd, waarbij — de vegetatiebeschremingsmat plat op het taludoppervlak in elke tralie-eenheid is gelegd en aan de bodem is bevestigd, en op het talud is vastgezet met U-vormige nagels; — de opvanggreppels bovenaan en onderaan het talud zijn gelegd en de afwateringgreppels aan beide zijden van het talud zijn gelegd; — de samengestelde tralieligger op dat oppervlak van het talud is geplaatst en de samengestelde tralieligger het talud in een aantal tralie-eenheden verdeelt; — de ankerstang een staaflichaam, een ankerschijf en een moer omvat; — een uiteinde van het staaflichaam diep in het talud dringt, en het andere uiteinde van het staaflichaam vanaf het talud blootligt; — het blootliggende uiteinde van het staaflichaam voorzien is van schroefdraad en de moer passend met de schroefdraad is verbonden met het blootliggende uiteinde van het staaflichaam; — de ankerschijf is aangebracht tussen de moer en de vegetatiebeschermingsmat of tussen de moer en de samengestelde tralieligger; — de uitlaat van de afvoerleiding zich in de afvoer van de dwarsbalk van de samengestelde tralieligger bevindt; — de afvoerleiding dieper ligt dan het talud; — de afvoerleiding is voorzien van een afvoergedeelte, een opvanggedeelte en een boorgedeelte; — het afvoergedeelte nauw is verdicht met grond en het doorlatende geotextiel om de afvoerbuis is gewikkeld; en — de bekledingsvegetatie in het vegetatiebeschermingskussen in de tralie-eenheid is geplant.

2. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de vegetatiebeschermingsmat een golvend ruw oppervlak heeft en een dicht net is met om- en-om holten en bollingen, vervaardigd is van langvezelig nylon filament dat is omwonden met een stevig polyester geogaas of is geweven met stevig polyester filament.

3. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de maasruimte van de vegetatiebeschermingsmat ten minste 30% bedraagt.

4. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de ankervoet een stalen plaat is met een dikte van meer dan 10 mm.

5. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij voor de samengestelde tralieliggers H-vormige stalen onderdelen zijn toegepast om de verbinding tussen de tralieliggers te realiseren.

6. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de vegetatiebeschermingsmat en de verbinding tussen de vegetatiebeschermingsmatten een overlapping van minstens 150 mm behelzen en het overlappende deel met de U-vormige nagel is vastgezet.

7. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de afstand tussen de ankerstangen 1 - 2 m bedraagt, het taludshoek tussen het anker en het horizontale vlak 15° - 25° bedraagt en de ankerdiepte 1 m meer is dan het glijvlak van het talud of het taluddiepte.

8. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij de verankeringslengte van de U-vormige nagel = 30 cm is.

9. De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 1, waarbij het samengestelde geomembraan is voorzien van groefverankering aan de bovenkant van het talud.

10. Een werkwijze voor het plaatsen van een De flexibele ecologische ondersteuningsstructuur voor een talud volgens conclusie 9, welke werkwijze de volgende stappen omvat: (1) voorbehandelen van het talud: reinigen van de bomen, wortels, humusgrond, organische grond, plantgrond en afval in het te behandelen gebied en egaliseren van het talud; (2) plaatsen van het samengestelde geomembraan: eerst plaatsen van een groefverankering bovenaan het talud, vervolgens plaatsen van het samengestelde geomembraan op het oppervlak van het talud en na de plaatsing van het samengestelde geomembraan opvullen en verdichten met een laag grond met een dikte van minstens 20 cm; (3) meten en uitzetten, boren en plaatsen: aanpassen van de positie van de boorinstallatie aan de specifieke hellingtechnische situatie om de boorpositie, hellingshoek en openingsgrootte aan de ontwerpvereisten te laten voldoen, zodat het hijsen en plaatsen van drainagepijpen en samengestelde tralieliggers wordt vergemakkelijkt;

(4) installatie van drainageleidingen: uitvoeren van de lay-out volgens het ontwerp van tralieliggers, en toepassen van hellende drainageleidingen om het overtollige grondwater in het talud en het regenwater tijdens de oppervlakte-infiltratie af te voeren; waarbij de lengte van de hellende afvoerleiding meer is dan 2,5 m, en het taludshoek meer is dan 2,5 m, waarbij de lengte van de hellende drainagepijp is meer dan 2,5 m en het taludshoek is 8° - 15°, waarbij het opvanggedeelte meer dan 1,5 m is en er openingen in het opvanggedeelte zijn, en het afvoergedeelte goed is verdicht met aarde en het boorgedeelte meer dan 20 cm bedraagt, en de buitenkant van de afvoerleiding strak is omwikkeld met doorlatend geotextiel;

(5) installatie van ankerstangen: het plaatsen van de ankerstangen volgens het ontwerp van de tralie-eenheid, beginnend vanaf de onderkant van het talud, waarbij de ankergaten de ankerstangen door het midden van de tralie-eenheid laten gaan, en het anker wordt gebruikt om de bevestiging tussen de ankerstangen en de tralie-eenheid te realiseren; waarbij de drainagebuis door de gereserveerde afvoeropening in de dwarsbalk van de tralie-eenheid wordt geleid, en de afvoerleiding uiteindelijk via de afvoergoot samenkomt in de afvoergreppel, het uiteinde van de tralieligger wordt ingebed met H-vormig staal om te voorkomen dat de betonconstructie beschadigd raakt tijdens het uitoefenen van de draagkracht, waarbij wanneer het uiteinde van het geselecteerde H-vormige staal is ingebed, de blootgestelde lengte de helft van de ingebedde diepte is, waarna de verbinding tussen de tralieliggers wordt voltooid met bouten en verbindingsplaten tussen de H-vormige stalen; ten slotte wordt een hijskussen geplaatst op het blootgestelde H- vormige staal;

(6) aanbrengen van vegetatiebeschermingsmatten en graven van opvang-/afvoergreppels aan de voet van het talud: vlak aanbrengen van de vegetatiebeschermingsmatten op het oppervlak van het talud in elke tralie-eenheid en bevestigen ervan met U-vormige nagels, waarbij de verbinding tussen de vegetatiebeschermingsmatten onderling een overlapping van minstens 150 mm behelst en de overlappende delen bevestigd met de

U-vormige nagels worden bevestigd;

(7) het strak in het midden van de tralie-eenheid bevestigen bevestigd en vastzetten met standaardmoeren, het gelijkmatig over het oppervlak van de vegetatiebeschermingsmat verdelen van een laag teelaarde en sproeien van water om de teelaarde nat te maken;

(8) ploegen van de grond om vegetatie te planten: zaaien door middel van strooien om vegetatie te planten, het selecteren van vliesdoek om het taludoppervlak te bedekken en het verwijderen van het vliesdoek nadat de vegetatie 3 cm is gegroeid; en

(9) graven van een opvanggreppel en afvoergreppel.