NL2025895B1 - Werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende het in een reservoir opvangen van uitgescheiden dierlijke mest, het scheiden van althans een gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest in een vast gedeelte en een vloeibaar gedeelte, het in een afgesloten ruimte actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, zodat een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling ontstaat, en het in het reservoir inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling.

Description

Werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest.

Werkwijzen voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium houdende dierlijke mest zijn als zodanig bekend. Een bekend voorbeeld hiervan is het wassen van stallucht met een zogeheten luchtwasser die doorgaans in rechtstreekse fluidumverbinding staat met de IO binnenruimte van een veestal.

Een dergelijke luchtwasser “filtert” ammoniak uit de lucht van de veestal, die door de in de veestal aanwezige ammonium-houdende dierlijke mest in de lucht is terechtgekomen. De luchtwasser bestaat uit een filterpakket omvattende een poreus dragermateriaal waar de lucht uit de veestal doorheen wordt geleid. Van bovenaf wordt het pakket dragermateriaal middels sproeiers met zogeheten waswater bevochtigd en dit waswater wordt met een pomp gerecirculeerd en weer van bovenaf op het filterpakket gesproeid. Op deze manier wordt de lucht in contact gebracht met het waswater en kan de ammoniak oplossen in het waswater.

Een nadeel van het gebruik van een luchtwasser volgens de stand van de techniek is echter dat de luchtwasser enkel de ammoniak en fijnstof uit stallucht verwijdert voordat de lacht de stal verlaat. De daardoor gerealiseerde vermindering in uitstoot van stikstof laat veelal te wensen over.

Het is een derhalve doel van de onderhavige uitvinding om uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest verder te verlagen.

Daartoe voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende het in een reservoir opvangen van uitgescheiden dierlijke mest, het scheiden van althans een gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest in een vast gedeelte en een vloeibaar gedeelte, het in een afgesloten ruimte actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, zodat een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling ontstaat, en het in het reservoir inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling. Hierdoor wordt de in het reservoir aanwezige mest verdund met de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling, zodanig dat de concentratie van ammonium in de in het reservoir aanwezige mest wordt verlaagd. Als gevolg daarvan neemt de ammoniakuitstoot en derhalve de stikstofuitstoot uit de in het reservoir aanwezige mest af. Directe ammoniakemissie naar de atmosfeer alsook naar het grond- en oppervlaktewater wordt hierdoor gereduceerd. Tevens zorgt de verdunning door het in het reservoir inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling in een reductie van de ammoniakuitstoot bij het uitrijden van de in het reservoir aanwezige mest over het land. Bij voorkeur omvat het reservoir een onder een vloer van een veestal aanwezige mestkelder. Het reservoir is echter niet daartoe beperkt. Het reservoir kan tevens een al dan niet naast de veestal aanwezige mestsilo en/of een ander daartoe geschikt vergaar- en/of opslagmiddel omvatten. Belangrijk om te vermelden is dat de mest in het reservoir wordt verdund met een vloeibaar gedeelte van de mest die reeds in het reservoir aanwezig was en door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding ammoniumarm is geworden.

Bij voorkeur wordt de ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de mest door toepassing van de werkwijze met ten minste 50% gereduceerd. Met meer voorkeur wordt de IO ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de mest met behulp van de inrichting met 50- 80% gereduceerd. Hoewel het reduceren van het ammoniumgehalte met meer dan 80% als voordeel heeft dat de behandelde mest nog minder stikstofuitstoot veroorzaakt, heeft dit als nadeel dat het realiseren van een dergelijke reductie zodanig veel tijd en/of energie Kost, dat het weinig rendabel is.

Als alternatief kan de in het reservoir aanwezige mest worden verdund met een andere vloeistof, zoals water. Verdunnen met de ammoninmarme vloeibare mestsamenstelling heeft echter als bijzonder voordeel dat de opvangcapaciteit van het reservoir, zoals een onder een vloer van een veestal aanwezige mestkelder of een al dan niet naast de veestal aangebrachte mestsilo, grotendeels behouden blijft, daar er geen vloeistof wordt toegevoegd maar enkel een deel van de reeds in het reservoir aanwezig zijnde mest wordt ingebracht in het reservoir, nadat deze behandeld is door toepassing van de werkwijze.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze voorts vóór het scheiden, het uit het reservoir verwijderen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het uit het reservoir verwijderen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest het uit het reservoir zuigen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze voorts na het scheiden, het verwijderen van het vaste gedeelte van de mest en, bij voorkeur, het in een van de atmosfeer afgesloten opslageenheid opslaan van het verwijderde vaste gedeelte van mest.

In een voorkeursuitvoeringsvorm bevindt het reservoir zich onder een vloer van een veestal, en omvat de werkwijze voorts het beperken van een oppervlaktegedeelte van de vloer dat door de uitgescheiden mest wordt vervuild en/of het van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest.

Bij voorkeur wordt de stap van het beperken van het oppervlakgedeelte van een vloer dat door de uitgescheiden mest wordt vervuild bewerkstelligd door een afwijking van vloerbalken van de vloer en/of het ontbreken van urinesleufjes in de vloer.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest het met een mestschuif en/of een mestrobot van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest en/of het met een ammoniakarme vloeistof besproeien van de vloer.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest het actief verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in het vloeibare gedeelte van de mest en het van het vloeibare gedeelte van de mest scheiden van uit het vloeibare gedeelte van mest vrijgekomen ammoniak, omvattende het afvoeren van uit het vloeibare gedeelte van de mest vrijgekomen ammoniak, zodanig dat de vrijgekomen ammoniak niet wordt uitgestoten en een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling wordt verkregen.

Bij voorkeur omvat de stap van het actief verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in het vloeibare gedeelte van de mest ten minste één van de volgende stappen het verhogen van de pH-waarde van het vloeibare gedeelte van de mest, het verhogen van een ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de mest en het verhogen van een temperatuur van het vloeibare gedeelte van de mest.

Bij voorkeur omvat de stap van het verhogen van de pH-waarde van het vloeibare gedeelte van de mest het toevoegen van een base aan het vloeibare gedeelte van de mest, waarbij de base ten minste één van calciumhydroxide, natriumhydroxide en kaliumhydroxide omvat.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het afvoeren van uit het vloeibare gedeelte van mest vrijgekomen ammoniak het vergroten van het blootstellingsoppervlak van het vloeibare gedeelte van de mest dat aan omringende lacht wordt blootgesteld en het afvangen van de vrijgekomen ammoniak.

Bij voorkeur omvat de stap van het afvangen van de vrijgekomen ammoniak het met waswater in contact brengen van de vrijgekomen ammoniak, waarbij het waswater salpeterzuur en/of zwavelzuur omvat.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het actief reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest het net zolang reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, totdat het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest met ten minste 50% is afgenomen. Bij voorkeur omvat de stap van het actief reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest het net zolang reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, totdat het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest met 50-80% is afgenomen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de stap van het actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest uitgevoerd door een daartoe geschikte en bestemde inrichting voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende een reactoreenheid, omvattende een reactorhuis met een van de atmosfeer afgesloten binnenruimte en in de binnenruimte van het reactorhuis aangebrachte middelen voor het verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in een vloeibaar gedeelte van de mest; en een luchtwassereenheid, omvattende een luchtwasserhuis met een van de atmosfeer afgesloten binnenruimte en in de binnenruimte van het luchtwasserhuis aangebrachte middelen voor het afvangen van ammoniak uit de in de binnenruimte van het luchtwasserhuis aanwezige tocht, waarbij de binnenruimte van het reactorhuis en de binnenruimte van het luchtwasserhuis onderling in flaidumverbinding staan via een eerste luchtleiding en een van de eerste lachtleiding gescheiden tweede luchtleiding, en waarbij de inrichting luchtverplaatsingsmiddelen omvat, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht om een luchtstroom tussen de binnenruimte van het reactorhuis en de binnenruimte van het luchtwasserhuis op te wekken, zodanig dat lucht via de eerste luchtleiding van de binnenruimte van het reactorhuis naar de binnenruimte van het luchtwasserhuis stroomt en via de tweede luchtleiding van de binnenruimte van het tuchtwasserhuis naar de binnenruimte van het reactorhuis stroomt.

Met de reactoreenheid wordt het vloeibare gedeelte van de mest zodanig behandeld dat een evenwicht in de evenwichtsreactie: NH," + OH <=> NH; + HO zodanig verschuift dat ammoniak uit de ammonium-houdende dunne fractie wordt vrijgemaakt.

Vervolgens wordt de vrijgekomen ammoniak met behulp van de luchtverplaatsingsmiddelen via de eerste luchtleiding naar de binnenruimte van het luchtwasserhuis verplaatst.

De daarin verschafte middelen vangen de ammoniak uit de lucht af, op een zodanige wijze dat het evenwicht in de hierboven genoemde evenwichtsreactie terug de andere kant opschuift.

De met behulp van de tachtverplaatsingsmiddelen opgewekte luchtstroom verplaatst vervolgens de “gewassen” lucht, dat wil zeggen de in het luchtwasserhuis behandelde lucht die van ammoniak ontdaan is, via de tweede luchtleiding terug naar de binnenruimte van het reactorhuis.

Met behulp van de inrichting wordt derhalve de ammoniumconcentratie van het vloeibare gedeelte van de mest actief gereduceerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de werkwijze uitgevoerd door een systeem voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende het reservoir voor het daarin opvangen van uitgescheiden dierlijke mest, mestverplaatsingsmiddelen die zijn ingericht om in het reservoir opgevangen mest uit het reservoir te verwijderen, een scheider die is ingericht om een vast gedeelte van door de mestverplaatsingsmiddelen verwijderde mest te scheiden van een vloeibaar gedeelte van de verwijderde mest, een inrichting zoals gedefinieerd in de hierboven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze, waarbij de reactoreenheid van de inrichting zodanig met de scheider in fluïdumverbinding staat, dat het gehalte aan vrije ammoniak in het door de scheider gescheiden vloeibare gedeelte van de verwijderde mest door de inrichting wordt verhoogd teneinde de ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de verwijderde mest te verlagen, en tussen de inrichting en het reservoir aangebrachte middelen die zijn ingericht om een door de inrichting verkregen ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling in de mestkelder in te brengen. Bij voorkeur omvatten de 5 mestverplaatsingsmiddelen mestafzuigmiddelen die zijn ingericht om de in het reservoir opgevangen mest middels afzuiging uit het reservoir te verwijderen. Bij voorkeur omvatten de middelen voor het in het reservoir inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling een tussen de inrichting en het reservoir aangebrachte leiding voor het daardoorheen transporteren van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling en het aan het reservoir toevoeren van die IO mestsamenstelling.

Door toepassing van de werkwijze met behulp van dit systeem kan de stikstofuitstoot op drie complementaire wijzen worden gereduceerd: door (i) met behulp van de scheider het vaste gedeelte van de mest van het vloeibare gedeelte van de mest te scheiden en het vaste gedeelte vervolgens buiten de veestal afgesloten van de buitenlucht op te slaan, (ij) met de inrichting de ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de mest te verlagen en (iii) met de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling de in het reservoir aanwezige mest te verdunnen, zodanig dat de ammoniumconcentratie van de mest in het reservoir wordt verminderd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het reservoir een onder een vloer van een veestal aangebrachte mestkelder en/of een al dan niet naast de veestal aangebrachte mestsilo.

De onderhavige uitvinding wordt voorts toegelicht aan de hand van de volgende figuren, die voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting en de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding tonen en niet bedoeld zijn om de beschermingsomvang van de uitvinding op enigerlei wijze te beperken, waarbij: - figuur 1 een stroomdiagram van een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding toont; - figuur 2 een stroomdiagram van een verdere voorkeursuitvoermgsvorm van werkwijze volgens de onderhavige uitvinding laat zien; - figuur 3 een stroomdiagram van een voorkeursuitvoeringsvorm van een van de werkwijzestappen van de in figuur | en figuur 2 getoonde werkwijze.

Met de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt de stikstofuitstoot uit een mestkelder van een veestal en/of een mestsilo gereduceerd door het verlagen van de ammoniakuitstoot uit de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest. Deze ammoniakuitstoot kan met de werkwijze volgens onderhavige uitvinding met een factor 4 worden verlaagd. Onder verwijzing naar het stroomdiagram zoals getoond in figuur 1 wordt daartoe de mest in een reservoir, zoals een mestkelder en/of de mestsilo, opgevangen (S101a), verwijderd en naar een scheider getransporteerd, alwaar een vast gedeelte van de mest, ook wel de dikke fractie genoemd, van een vloeibaar gedeelte van de mest, ook wel de dunne fractie genoemd, wordt gescheiden (S102). De dikke fractie bevat veel organische stof en kan worden opgeslagen om vervolgens te worden uitgereden (S104) op eigen land of te worden verkocht. De dunne fractie wordt verder gewerkt, In het bijzonder wordt het ammoniumgehalte in de dunne fractie actief gereduceerd (S103) in een afgesloten ruimte van een daartoe geschikte en bestemde inrichting. De met deze inrichting verkregen ammoniumarme dunne fractie wordt vervolgens door de inrichting uitgevoerd en terug in het reservoir geleid om in het reservoir te worden ingebracht (S101b). Op deze wijze wordt de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest verdund met de ammoniumarme dunne fractie, oftewel een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling. Deze verdunning van de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest zorgt dat de ammoniumconcentratie van de totale hoeveelheid in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest drastisch wordt gereduceerd. Dientengevolge wordt de hoeveelheid vrije ammoniak in de mest drastisch gereduceerd, waardoor de stikstofuitstoot uit de mestkelder en/of de mestsilo significant, dat wil zeggen met een factor 4, kan worden verminderd. Het effect is tweeërlei. Enerzijds wordt de stikstofuitstoot verminderd door het verwijderen van de dikke fractie en het verarmen van de ammoniumconcentratie in de dunne fractie. Anderzijds wordt de stikstofuitstoot verder verminderd door het inbrengen van de ammoniumarme dunne fractie in de mestkelder en/of de mestsilo, waardoor de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest zodanig wordt verdund, dat de ammoniumconcentratie van de totale hoeveelheid m de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest wordt verlaagd.

Na verwerking van de mest volgens de werkwijze blijven er dus twee mestsamenstellingen over, dat wil zeggen een vaste mestsamenstelling, de dikke fractie, met een hoge concentratie aan organische stof en een vloeibare mestsamenstelling, de dunne fractie, met een Jage concentratie aan ammonium. In toevoeging daarop blijft er, als gevolg van de werkwijzestap van het actief reduceren van het ammoniumgehalte in de dunne fractie, een derde fractie over. Verwezen wordt naar het stroomdiagram zoals getoond in figuur 2. Bij het actief reduceren van het ammoniumgehalte in de dunne fractie (S103) met behulp van de inrichting wordt ammoniak vrijgemaakt, welke in de gasfase in de lucht in de afgesloten ruimte van de inrichting terechtkomt. Deze ammoniak wordt vervolgens uit de lucht verwijderd met behulp van een filterelement en zuurhoudend waswater, waarmee de ammoniak reageert tot een ammonium-houdende zure vloeistof. Deze zure vloeibare fractie kan worden gebruikt voor het produceren van kunstmest {S105). Doordat het actief reduceren van het ammoniumgehalte in de dunne fractie (S103) in een afgesloten ruimte plaatsvindt, treedt er geen uitstoot van ammoniak op.

De werkwijzestap van het actief reduceren van de ammoniumconcentratie in de dunne fractie (S103) wordt nader toegelicht aan de hand van het in figuur 3 getoonde stroomdiagram, dat een voorkeursuitvoeringsvorm van de genoemde werkwijzestap toont. Het ammoniumgehalte in de dunne fractie kan worden gereduceerd door aan de dunne fractie een base toe te voegen (S106), zoals calciumhydroxide, natriumhydroxide of kaliumhydroxide. De pH-waarde van de dunne fractie wordt daarmee verhoogd, waardoor het evenwicht in de evenwichtsreactie: NH," +OH <=> NH; + H,0 zodanig verschuift dat ammoniak uit de ammonium-houdende dunne fractie wordt vrij gemaakt.

Hierdoor ontstaat een verarming van de ammoniumconcentratie in de dunne fractie. De mate van verarming wordt bepaald door de hoeveelheid base die aan de dunne fractie wordt toegevoegd. In de in figuur 3 getoonde werkwijzestap wordt zoveel base aan de dunne fractie toegevoegd dat het ammoniumgehalte in de dunne fractie met ten minste 50% is gereduceerd, alvorens deze als ammoniumarm wordt aangemerkt en kan worden ingebracht in de mestkelder en/of de mestsilo. Het toevoegen van een base geschiedt bijvoorbeeld door het vanaf een bovenzijde van de inrichting door een poreus element benedenwaarts laten sijpelen van de dunne fractie, waarbij de base aan het poreuze element wordt toegevoerd en de dunne fractie. Onderaan poreuze element bevindt zich een opvangbak voor het opvangen van de door het poreuze element heen zijwanden een fractie, waarin zich bij voorkeur een sensor bevindt voor het meten van het ammoniumgehalte. Indien het ammoniumgehalte onvoldoende is gereduceerd, dat wil zeggen met minder dan 50%, dan wordt de opgevangen dunne fractie opgepompt en weer vanaf een bovenzijde van de inrichting door het poreuze element heen geleid, waaraan de base wordt toegevoerd (S106). Dit recirculeren en toevoegen van de base (S106) geschiedt net zolang totdat het ammoniumgehalte is gereduceerd met ten minste 50%.

Door het toevoegen van de base aan de dunne fractie (S106) wordt ammoniak vrijgemaakt dat in de lucht in afgesloten ruimte van de inrichting terechtkomt. Deze ammoniak kan vervolgens uit de lucht worden gehaald door de lucht te “wassen” (S107) met behulp van een luchtwasser, Deze luchtwasser bevat een waswater-houdend filterelement, waar de ammoniakrijke lucht doorheen wordt geleid. Het waswater omvat water met een zuur, waardoor het evenwicht in de evenwichtsreactie: NH," + OH <=> NH; + HO zodanig verschuift dat ammoniak uit de ammoniakrijke lucht in het water wordt afgevangen.

Afhankelijk van het gebruikte zuur, dat bijvoorbeeld salpeterzuur of zwavelzuur kan zijn, ontstaat een vloeibare fractie omvattende bijvoorbeeld respectievelijk vloeibare ammoniumnitraat of ammoniumsulfaat. Deze stof kan worden opgeslagen in een bij de inrichting geplaatste silo en worden gebruikt als kunstmest. Het rendement van de ammoniumverwijdering in de inrichting hangt af van de hoeveelheid toevoeging van de base aan de dunne fractie. Typisch kan de genoemde inrichting een hoeveelheid dunne fractie verwerken die overeenkomt met een jaarlijkse mestuitscheidingshoeveelheid van circa 300 tot 350 koeien, waarbij de vermindering van het ammoniumgehalte, dat wil zeggen van de stoffen die stikstofuitstoot veroorzaken, 50 tot 80% bedraagt. Doordat er in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm geen warmte wordt gebruikt voor het IO verhogen van het gehalte aan vrije ammoniak in de dunne [ractie is het energiegebruik van de daartoe geschikt en bestemde inrichting laag. Duidelijkheidshalve wordt opgemerkt dat vanwege het feit dat de werkwijzestap van het actief reduceren van het ammoniakgehalte in de dunne fractie (§103) in een afgesloten ruimte plaatsvindt, er geen stikstofuitstoot optreedt naar de buitenlucht tijdens de genoemde werkwijzestap.

Met de werkwijze zoals getoond m de figuren 1 tot en met 3 wordt de oppervlakte van het stikstofuitstotende oppervlak van de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest wordt op twee wijzen gereduceerd. Ten eerste vind een reductie van de genoemde oppervlakte plaats door het scheiden en verwijderen (S102 en S104) van de vaste fractie uit de mestkelder en/of de mestsilo. Ten tweede wordt de genoemde oppervlakte verminderd door het inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling (S101b), dat wil zeggen de ammoniumarme danne fractie, in de mestkelder en/of de mestsilo, waardoor de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest zodanig worden verdund dat de ammoniumconcentratie daarvan wordt verlaagd.

In aanvulling op het verwijderen van de dikke fractie en het verdunnen van de in de mestkelder en/of de mestsilo aanwezige mest met de ammonium dunne fractie, kan er een aantal extra maatregelen worden getroffen. Zo kan de oppervlakte van het stikstofuitstotende oppervlak van de zich boven de mestkelder bevindende vloer van de veestal worden gereduceerd door de vloer zodanig te ontwerpen dat zoveel mogelijk van de door het in de veestal aanwezige vee uitgescheiden mest in de mestkelder terechtkomt. Zo kan de vloer sleuven bezitten waardoor de mest in de mestkelder valt. Een dergelijke van sleuven voorziene vloer kan leiden tot circa 20% reductie in de oppervlakte van het stikstofuitstotende oppervlak van de vloer ten opzichte van een volledig dichte vloer. Hierbij kan urine ook snel worden afgevoerd. Tevens kan met een tapse wijking van vloerbalken van de vloer aanhechten van de mest aan de vloer worden voorkomen. Daarnaast wordt met het achterwege laten van urinesleufjes in de vloer, die kunnen verstoppen waardoor urine op de vloer blijft liggen, een reductie in de oppervlakte van het stikstofuitstotende oppervlak van de vloer verkregen.

Als alternatief of in aanvulling op bovenstaande maatregelen, kan de oppervlakte van het stikstofuitstotende oppervlak van de vloer van de veestal worden verkleind door het frequent verwijderen van de op de vloer aanwezige mest met behulp van een mestschuif of mestrobot, dan wel door middel van het sproeien van de vloer met een ammoniakarme vloeistof. De mestschuif en/of de mestrobot is dan daarbij bij voorkeur voorzien van een uit Kunststof, bij voorkeur elastisch vervormbaar, vervaardigd materiaal, zodat de vloer goed kan worden gereinigd. Tevens bevat de mestschuif en/of de mestrobot een instelbare tijdschakeling teneinde de voor de stikstofuitstootverlaging benodigde frequentie van het reinigen van de vloer van de veestal te waarborgen.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, doch strekt zich tevens uit tot andere uitvoeringsvormen vallende binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies.

Claims (16)

1. Conclusies i. Werkwijze voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende: het in een reservoir opvangen van uitgescheiden dierlijke mest; het scheiden van althans een gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest in een vast gedeelte en een vloeibaar gedeelte: het in een afgesloten ruimte actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, zodat een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling ontstaat; en het in het reservoir inbrengen van de ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling.
2. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, voorts omvattende: vóór het scheiden, het uit het reservoir verwijderen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest.
3. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stap van het uit het reservoir verwijderen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest omvat: het uit het reservoir zuigen van het genoemde gedeelte van de in het reservoir opgevangen mest.
4. 4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, voorts omvattende: na het scheiden, het verwijderen van het vaste gedeelte van de mest en, bij voorkeur, het in een van de atmosfeer afgesloten opslageenheid opslaan van het verwijderde vaste gedeelte van mest.
5. 5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, waarbij het reservoir zich onder een vloer van een veestal bevindt, en waarbij de werkwijze voorts omvat: het beperken van een oppervlaktegedeelte van de vloer dat door de uitgescheiden mest wordt vervuild; en/of het van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest.
6. 6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de stap van het beperken van het oppervlakgedeelte van een vloer dat door de uitgescheiden mest wordt vervuild wordt bewerkstelligd door een afwijking van vloerbalken van de vloer en/of het ontbreken van urinesleufjes in de vloer.
7. 7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij de stap van het van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest omvat: het met een mestschuif en/of een mestrobot van de vloer verwijderen van de uitgescheiden mest; en/of het met een ammoniakarme vloeistof besproeien van de vloer.
8. 8. Werkwijze volgens een van de conclusies | tot en met 7, waarbij de stap van het actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest omvat: het actief verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in het vloeibare gedeelte van de mest; het van het vloeibare gedeelte van de mest scheiden van uit het vloeibare gedeelte van mest vrijgekomen ammoniak, omvattende: het afvoeren van uit het vloeibare gedeelte van de mest vrijgekomen ammoniak, zodanig dat de vrijgekomen ammoniak niet wordt uitgestoten en een ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling wordt verkregen.
9. 9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de stap van het actief verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in het vloeibare gedeelte van de mest ten minste één van de volgende stappen omvat: het verhogen van de pH-waarde van het vloeibare gedeelte van de mest; het verhogen van een ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de mest; en het verhogen van een temperatuur van het vloeibare gedeelte van de mest.
10. 10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de stap van het verhogen van de pH-waarde van het vloeibare gedeelte van de mest omvat:

    het toevoegen van een base aan het vloeibare gedeelte van de mest, waarbij de base ten minste één van calciumhydroxide, natriumhydroxide en kaliumhydroxide omvat.
11. 11. Werkwijze volgens conclusie 8, 9 of 10, waarbij de stap van het afvoeren van uit het vloeibare gedeelte van mest vrijgekomen ammoniak omvat: het vergroten van het blootstellingsoppervlak van het vloeibare gedeelte van de mest dat aan omringende lucht wordt blootgesteld; en het afvangen van de vrijgekomen ammoniak.
12. 12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de stap van het afvangen van de vrijgekomen ammoniak omvat: het met waswater in contact brengen van de vrijgekomen ammoniak, waarbij het waswater salpeterzuur en/of zwavelzuur omvat.
13. 13. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stap van het actief reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest omvat: het net zolang reduceren van het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest, totdat het ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest met ten minste 50% is afgenomen.
14. 14. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stap van het actief reduceren van een ammoniumgehalte in het vloeibare gedeelte van de mest wordt uitgevoerd door een daartoe geschikte en bestemde inrichting voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest. omvattende: een reactoreenheid, omvattende een reactorhuis met een van de atmosfeer afgesloten binnenrumte, en in de binnenruimte van het reactorhuis aangebrachte middelen voor het verhogen van een gehalte aan vrije ammoniak in een vloeibaar gedeelte van de mest; en een luchtwassereenheid, omvattende een luchtwasserhuis met een van de atmosfeer afgesloten binnenruimte; en in de binnenruimte van het luchtwasserhuis aangebrachte middelen voor het afvangen van ammoniak uit de in de binnenruimte van het luchtwasserhuis aanwezige lacht, waarbij de binnenruimte van het reactorhuis en de binnenruimte van het luchtwasserhuis onderling in fluïdumverbinding staan via een eerste luchtleiding en een van de eerste luchtleiding gescheiden tweede luchtleiding, en waarbij de inrichting luchtverplaatsingsmiddelen omvat, waarbij de tuchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht om een luchtstroom tussen de binnenruimte van het reactorhuis en de binnenruimte van het luchtwasserhuis op te wekken, zodanig dat lucht via de eerste luchtleiding van de binnenruimte van het reactorhuis naar de binnenruimte van het luchtwasserhuis stroomt en via de tweede luchtleiding van de binnenruimte van het luchtwasserhuis naar de binnenruimte van het reactorhuis stroomt.
15. 15. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze wordt uitgevoerd door een systeem voor het verminderen van uitstoot van stikstof uit ammonium-houdende dierlijke mest, omvattende: het reservoir voor het daarin opvangen van uitgescheiden dierlijke mest; mestverplaatsingsmiddelen die zijn ingericht om in het reservoir opgevangen mest uit het reservoir te verwijderen; een scheider die is gericht om een vast gedeelte van door de mestverplaatsingsmiddelen verwijderde mest te scheiden van een vloeibaar gedeelte van de verwijderde mest; een inrichting zoals gedefinieerd in conclusie 14, waarbij de reactoreenheid van de inrichting zodanig met de scheider in fluidumverbinding staat, dat het gehalte aan vrije ammoniak in het door de scheider gescheiden vloeibare gedeelte van de verwijderde mest door de inrichting wordt verhoogd teneinde de ammoniumconcentratie in het vloeibare gedeelte van de verwijderde mest te verlagen; en tussen de inrichting en het reservoir aangebrachte middelen die zijn ingericht om een door de inrichting verkregen ammoniumarme vloeibare mestsamenstelling in de mestkelder in te brengen.
16. 16. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het reservoir een onder een vloer van een veestal aangebrachte mestkelder en/of een al dan niet naast de veestal aangebrachte mestsilo omvat.