NL2023287B1 - Inrichting voor het monteren van muurplaten, een combinatie van een inrichting, muurplaten en montagehulpstukken en een werkwijze voor het monteren van muurplaten - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van muurplaten, omvattend: 5 — een lichaam met een hoofdas, welk lichaam twee doorgaande montagegaten omvat, aangebracht loodrecht op de hoofdas; — twee doorgaande sleufgaten, aangebracht aan weerszijden van de montagegaten; 10 — vier doorgaande getapte stelgaten, paarsgewijs aangebracht aan weerszijden van de montagegaten, waarbij ieder paar stelgaten aangebracht is op een stel—as, welke stel—as haaks staat ten opzichte van de hoofdas en waarbij een eerste stelgat van het paar aan een eerste zijde van de hoofdas is 15 aangebracht en waarbij een tweede stelgat van het paar aan een tweede zijde van de hoofdas is aangebracht, waarbij verder de assen van de montagegaten, de assen van de sleufgaten en de assen van de stelgaten parallel zijn aan elkaar en haaks staan ten opzichte van de hoofdas en 20 de stel—assen, waarbij de inrichting verder tenminste een waterpas, zoals een doosniveau, omvat, welke aangebracht is in een vlak parallel aan de hoofdas en de assen van de montagegaten.

Description

Inrichting voor het monteren van muurplaten, een combinatie van een inrichting, muurplaten en montagehulpstukken en een werkwijze voor het monteren van muurplaten De uitvinding heeft betrekking een inrichting voor het monteren van muurplaten, omvattend een lichaam met een hoofdas, welk lichaam twee doorgaande montagegaten omvat, aangebracht loodrecht op de hoofdas.

Bij het aanleggen van kraanaansluitingen met een voorziening voor warm en koud water, moeten de aansluitingen voor de montage van verdere appendages liefst loodrecht op de muur, horizontaal uitgelijnd, op de juiste hartafstand en de juiste diepte ten opzichte van het oppervlak van de muur geplaatst worden. Hiervoor bestaan mallen voorzien van montagegaten met de juiste hartafstand. Ook zijn er muurbeugels die aan de muur verankerd kunnen worden, waarop de aansluitingen op de juiste afstand voorgemonteerd zijn.

Nadat de aansluitingen op de muur gepositioneerd zijn, moeten de bovengenoemde montage-eisen gerealiseerd worden. Als de aansluitingen, ook wel muurplaten, gepositioneerd zijn, kan de muur met de muurplaten aangewerkt worden met specie. De muurplaten gebruikt in sanitairtoepassingen vormen een overgang tussen de toevoerleidingen en de appendages die aan de muur bevestigd worden, zoals bijvoorbeeld mengkranen.

Een nadeel van de bestaande hulpmiddelen voor het monteren van muurplaten is dat ze slechts één, of slechts een aantal van de montage-eisen ondersteunen. Zo helpt een mal bijvoorbeeld wel bij het bereiken van de juiste hartafstand, maar niet bij het bereiken van een loodrechte plaatsing ten opzichte van de muur.

Het plaatsen van muurplaten is hierdoor tijdrovend en neemt al gauw 30-40 minuten in beslag. Daarbij bestaat een groot risico dat het eindresultaat niet aan de gewenste eisen voldoet.

Het is nu een doel van de uitvinding om bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen.

Dit doel wordt bereikt door een inrichting volgens de aanhef die gekenmerkt wordt doordat het lichaam verder omvat: — twee doorgaande sleufgaten, aangebracht aan weerszijden van de montagegaten; — vier doorgaande getapte stelgaten, paarsgewijs aangebracht aan weerszijden van de montagegaten, waarbij ieder paar stelgaten aangebracht is op een stel-as, welke stel-as haaks staat ten opzichte van de hoofdas en waarbij een eerste stelgat van het paar aan een eerste zijde van de hoofdas is aangebracht en waarbij een tweede stelgat van het paar aan een tweede zijde van de hoofdas is aangebracht, waarbij verder de assen van de montagegaten, de assen van de sleufgaten en de assen van de stelgaten parallel zijn aan elkaar en haaks staan ten opzichte van de hoofdas en de stel-assen, waarbij de inrichting verder tenminste een waterpas, zoals een doosniveau, omvat, welke aangebracht is in een vlak parallel aan de hoofdas en de assen van de montagegaten.

Met een inrichting volgens de uitvinding wordt voorzien in een montagehulp waarmee niet alleen de hartafstand van de muurplaten bepaald is, maar ook eenvoudig bereikt kan worden dat de muurplaten tegelijkertijd op dezelfde hoogte, loodrecht op de muur en evenwijdig aan de muur aangebracht worden.

De sleufgaten maken het mogelijk om gebruikmakend van de waterpas de hoofdas en daarmee de muurplaten horizontaal uit te lijnen ten opzichte van in de muur aangebrachte bevestigingspunten zoals bijvoorbeeld draadeinden, stokbouten, etc.

Stelbouten voorzien in de stelgaten maken het mogelijk de muurplaten loodrecht en evenwijdig aan de muur te maken door de stelbouten van de inrichting te verstellen.

Het is gebleken dat met een inrichting volgens de uitvinding de montagetijd van muurplaten drastisch verminderd kan worden, tot slechts 10 minuten, waarbij foutmontage nagenoeg uitgesloten is.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is een inrichting waarbij het lichaam een rand omvat, welke rand zich uitstrekt in het vlak parallel aan de hoofdas en de assen van de montagegaten, waarbij de waterpas is aangebracht in de rand.

Door de waterpas aan te brengen in een rand die zich uitstrekt van het lichaam, is de waterpas in veel gevallen beter zichtbaar tijdens het verstellen van de inrichting.

De uitvinding heeft ook betrekking op een combinatie van een inrichting volgens de uitvinding, twee muurplaten en twee montagehulpstukken, waarbij de montagehulpstukken een verbindingszijde omvatten, welke verbindingszijde verbindingsmiddelen omvat voor het verbinden van de montagehulpstukken met de muurplaten, waarbij de montagehulpstukken aan de verbindingszijde conisch zijn, waarbij de twee montagehulpstukken zich aan een eerste zijde van het lichaam bevinden en de twee muurplaten zich aan de tweede, tegenover de eerste zijde gelegen, zijde van het lichaam bevinden, waarbij de montagehulpstukken elk ten minste deels in een montagegat steken en met de muurplaten verbonden zijn, waarbij verder de montagegaten aan de eerste zijde conisch zijn, corresponderend met de conische verbindingszijde van de montagehulpstukken.

Doordat, aan de zijde van het lichaam die tijdens gebruik van de muur afgericht is, de montagegaten conisch zijn, kan in combinatie met de montagehulpstukken met conische verbindingszijde de muurplaat eenvoudig gecentreerd worden ten opzichte van de montagegaten. De corresponderende conische vlakken van de montagegaten en de montagehulpstukken zullen bij het verbinden van de muurplaten met de montagehulpstukken de montagehulpstukken, en daarmee de muurplaten, centreren in de montagegaten.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het monteren van muurplaten, omvattende de stappen van: — het verschaffen van een inrichting volgens de uitvinding; — het verschaffen van twee muurplaten; — het verschaffen van twee montagehulpstukken; — het door de montagegaten verbinden van de twee montagehulpstukken met de twee muurplaten, waarbij de twee montagehulpstukken zich aan een eerste zijde van het lichaam bevinden en de twee muurplaten zich aan de tweede, tegenover de eerste zijde gelegen, zijde van het lichaam bevinden; — het verschaffen van twee draadstangen, zoals bijvoorbeeld draadeinden of stokeinden; — het ongeveer op dezelfde hoogte en op een met de afstand tussen de sleufgaten corresponderende afstand van elkaar aanbrengen van de draadstangen aan een muur; — het aanbrengen van de inrichting op de draadstangen door de draadstangen door de sleufgaten te steken; — het horizontaal uitlijnen van de hoofdas van de inrichting en het fixeren van de inrichting aan de draadstangen; — het verschaffen van vier stelschroeven, welke stelschroeven corresponderen met de getapte stelgaten;

-— het horizontaal uitlijnen van de assen van de montagegaten door middel van verstelling van de in de getapte stelgaten aangebrachte stelschroeven; — het aanwerken van de muur rondom de muurplaten met 5 bijvoorbeeld specie; — het, na uitharding van de specie, losnemen van de montagehulpstukken en inrichting.

In de stap waarbij de montagehulpstukken door de montagegaten verbonden worden met de muurplaten, wordt de hartafstand van de muurplaten gefixeerd. Tevens zijn in deze stap de muurplaten evenwijdig aan elkaar gefixeerd.

Door draadstangen in de muur te bevestigen kan de inrichting vastgezet worden ten opzichte van de muur, zodat de positionering niet verloren gaat en eventuele vervolgstappen, zoals bijvoorbeeld het aanwerken van de muur met specie vereenvoudigd kunnen worden. De bevestigingspunten voor de inrichting worden aan de muur bevestigd op een afstand corresponderend met de afstand tussen de sleufgaten in de inrichting.

Na montage van de inrichting op de draadstangen kan, doordat de sleufgaten ruimte overlaten voor het manoeuvreren van de inrichting ten opzichte van de draadstangen, de hoofdas horizontaal uitgelijnd worden. Hiervoor kan de in de inrichting opgenomen waterpas gebruikt worden. Zodra de muurplaten horizontaal uitgelijnd zijn, kan de inrichting aan de draadstangen gefixeerd worden, zodat de horizontale uitlijning vaststaat. Eventueel kan tijdens deze fixatie ook de hoofdas reeds evenwijdig met de muur uitgelijnd worden.

Door middel van de vier stelschroeven die aangebracht zijn in de vier stelgaten, kunnen ook de nog niet gefixeerde assen verder uitgelijnd worden. Met de stelschroeven, waarvan er zich tijdens gebruik twee boven en twee onder de hoofdas bevinden, kan de inrichting nog om de hoofdas geroteerd worden. Doordat zich ook telkens twee stelschroeven aan weerszijden van de montagegaten bevinden, kan de hoofdas ook evenwijdig aan de muur uitgelijnd worden.

Nu de inrichting gefixeerd en uitgelijnd is in alle belangrijke richtingen, kan de muur waarop de muurplaten aangebracht moeten worden aangewerkt worden met specie. Doordat de positie van de muurplaten positief gefixeerd is kan er snel gewerkt worden, zonder angst dat de positie van de muurplaten door het aanwerken met of uitharden van de specie beïnvloed zal worden.

Nadat de specie voldoende uitgehard is, kan de inrichting weer losgenomen worden van de draadstangen. Hiervoor worden de montagehulpmiddelen ontkoppeld van de muurplaten. Na het losnemen van de inrichting kan deze opnieuw gebruikt worden voor een volgende plaatsing.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat er ook andere dan de hierboven beschreven volgorde van stappen mogelijk zijn die tot hetzelfde resultaat leiden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding, omvat de werkwijze tevens de stappen van: — het verschaffen van vier moeren, zoals bijvoorbeeld flensmoeren of vleugelmoeren, welke moeren corresponderen met de draadstangen; — het, voor het aanbrengen van de inrichting, op beide draadstangen aanbrengen van een eerste moer; — het, na het aanbrengen van de inrichting, op beide draadstangen aanbrengen van een tweede moer; — het fixeren van de inrichting aan de draadstangen door de inrichting tussen de moeren te klemmen.

Het fixeren van de horizontaal uitgelijnde inrichting aan de draadstangen kan bijvoorbeeld door de inrichting te klemmen tussen vier moeren, waarbij de inrichting op iedere draadstang tussen twee moeren geklemd wordt. Door deze wijze van fixeren zal duidelijk zijn dat de hoofdas ook reeds evenwijdig aan de muur uitgelijnd en gefixeerd kan worden. Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen. Figuur 1 toont een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. Figuur 2 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting 1 volgens de uitvinding met een lichaam 2 met een hoofdas 3. Het lichaam 2 heeft twee doorgaande montagegaten 4 welke loodrecht op de hoofdas 3 zijn aangebracht. Aan weerszijden van de montagegaten 4 zijn sleufgaten 5 voorzien. Ook aan weerszijden van de montagegaten 4 zijn getapte stelgaten 6 voorzien. De stelgaten 6 zijn loodrecht op stel-assen 7 geplaatst, die haaks op de hoofdas 3 zijn geplaatst. De in dit figuur getoonde eerste zijde 8 toont verder dat de montagegaten 4 een conische rand 9 hebben.

De inrichting 1 heeft als hoofddimensie over de hoofdas 3 bijvoorbeeld een lengte a, waarbij a ongeveer 310mm is. Hierdoor is de inrichting eenvoudig hanteerbaar. Een veelvoorkomende hartafstand voor muurplaten is 120mm of 150mm. De montagegaten 4 zijn op een afstand b van middenas 10 geplaatst, waarbij b gelijk is aan 60mm of 75mm.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht van de inrichting 1 volgens de uitvinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is in de rand 11 een waterpas 12 aangebracht.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van de inrichting 1 volgens de uitvinding.

De conische rand 9 van de montagegaten 4 aan de eerste, tijdens gebruik van de muur af gerichte, zijde 8 ligt verzonken in het lichaam 2.

Claims (5)

Conclusies

1. Inrichting voor het monteren van muurplaten, omvattend een lichaam met een hoofdas, welk lichaam twee doorgaande montagegaten omvat, aangebracht loodrecht op de hoofdas, gekenmerkt doordat het lichaam verder omvat: — twee doorgaande sleufgaten, aangebracht aan weerszijden van de montagegaten; - vier doorgaande getapte stelgaten, paarsgewijs aangebracht aan weerszijden van de montagegaten, waarbij ieder paar stelgaten aangebracht is op een stel-as, welke stel-as haaks staat ten opzichte van de hoofdas en waarbij een eerste stelgat van het paar aan een eerste zijde van de hoofdas is aangebracht en waarbij een tweede stelgat van het paar aan een tweede zijde van de hoofdas is aangebracht, waarbij verder de assen van de montagegaten, de assen van de sleufgaten en de assen van de stelgaten parallel zijn aan elkaar en haaks staan ten opzichte van de hoofdas en de stel-assen, waarbij de inrichting verder tenminste een waterpas, zoals een doosniveau, omvat, welke aangebracht is in een vlak parallel aan de hoofdas en de assen van de montagegaten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het lichaam een rand omvat, welke rand zich uitstrekt in het vlak parallel aan de hoofdas en de assen van de montagegaten, waarbij de waterpas is aangebracht in de rand.

3. Combinatie van een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, twee muurplaten en twee montagehulpstukken, waarbij de montagehulpstukken een verbindingszijde omvatten, welke verbindingszijde verbindingsmiddelen omvat voor het verbinden van de montagehulpstukken met de muurplaten, waarbij de montagehulpstukken aan de verbindingszijde conisch zijn,

waarbij de twee montagehulpstukken zich aan een eerste zijde van het lichaam bevinden en de twee muurplaten zich aan tweede, tegenover de eerste zijde gelegen, zijde van het lichaam bevinden, waarbij de montagehulpstukken elk ten minste deels in een montagegat steken en met de muurplaten verbonden zijn, waarbij verder de montagegaten aan de eerste zijde conisch zijn, corresponderend met de conische verbindingszijde van de montagehulpstukken.

4. Werkwijze voor het monteren van muurplaten, omvattende de stappen van: — het verschaffen van een inrichting volgens een van de conclusies 1 - 2; — het verschaffen van twee muurplaten; — het verschaffen van twee montagehulpstukken; — het door de montagegaten verbinden van de twee montagehulpstukken met de twee muurplaten, waarbij de twee montagehulpstukken zich aan een eerste zijde van het lichaam bevinden en de twee muurplaten zich aan de tweede, tegenover de eerste zijde gelegen, zijde van het lichaam bevinden; — het verschaffen van twee draadstangen, zoals bijvoorbeeld draadeinden of stokeinden; — het ongeveer op dezelfde hoogte en op een met de afstand tussen de sleufgaten corresponderende afstand van elkaar aanbrengen van de draadstangen aan een muur; - het aanbrengen van de inrichting op de draadstangen door de draadstangen door de sleufgaten te steken; — het horizontaal uitlijnen van de hoofdas van de inrichting en het fixeren van de inrichting aan de draadstangen; — het verschaffen van vier stelschroeven, welke stelschroeven corresponderen met de getapte stelgaten; -— het horizontaal uitlijnen van de assen van de montagegaten door middel van verstelling van de in de getapte stelgaten aangebrachte stelschroeven; — het aanwerken van de muur rondom de muurplaten met bijvoorbeeld specie; — het, na uitharding van de specie, losnemen van de montagehulpstukken en inrichting.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, welke werkwijze tevens omvat de stappen van: — het verschaffen van vier moeren, zoals bijvoorbeeld flensmoeren of vleugelmoeren, welke moeren corresponderen met de draadstangen; — het, voor het aanbrengen van de inrichting, op beide draadstangen aanbrengen van een eerste moer; — het, na het aanbrengen van de inrichting, op beide draadstangen aanbrengen van een tweede moer; — het fixeren van de inrichting aan de draadstangen door de inrichting tussen de moeren te klemmen.