NL2023078B1 - Inrichting en houder voor het houden van pluimvee - Google Patents

Abstract

Een inrichting voor het houden van pluimvee omvat een verblijf met een voor een pluimveedier toegankelijke zitstok (5), die aan het dier bij duisternis een zitplaats boven een vloerniveau (1) verschaft. Vanuit een schuilplaats (15), in het bijzonder voor rode vogelmijt (Dermanyssus gallinae), is de zitplaats voor ectoparasieten bereikbaar via een migratiepad dat ten dele over de zitstok (5) loopt. Tussen de zitplaats (5) voor het pluimveedier en de schuilplaats (15) is een barrière (20) in het migratiepad voorzien, welke barrière in ten minste één, tegen genoemde ectoparasieten werkzaam, afweermiddel voorziet. Het afweermiddel bevindt zich daarbij in het bijzonder in een praktische houder.

Description

Inrichting en houder voor het houden van pluimvee De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het houden van pluimvee, omvattende een verblijf met een voor een pluimveedier toegankelijke zitstok, die aan het dier bij duisternis ten minste één zitplaats boven een vloerniveau verschaft, en omvattende een schuilplaats voor ectoparasieten, in het bijzonder voor rode vogelmijt (Dermanyssus gallinae), waarbij de ten minste ene zitplaats vanuit de schuilplaats voor ectoparasieten via een migratiepad bereikbaar is, welk migratiepad ten minste ten dele over de zitstok loopt.

Hoewel niet uitsluitend gaat het daarbij met name om het houden van kippen, zowel als hobbydieren maar vooral ook voor een intensieve pluimveehouderij. De dieren worden gewoonlijk in een hok of stal gehouden waarbij één of meer zitstokken op hoogte zijn voorzien waarop de dieren de nacht doorbrengen. Dit sluit aan bij een natuurlijk gedrag van kippen die bij duisternis vaak een veilige slaapplaats op een tak in een boom opzoeken.

Besmetting met ectoparasieten is een veel voorkomende klacht bij het houden van pluimvee. Het gaat daarbij vooral om de rode vogelmijt (Dermanyssus gallinae), die in de volksmond ook wel wordt aangeduid als bloedluis. Bloedluis is de meest voorkomende parasiet bij kippen. Een bloedluis is tussen de 0,1 en 1 mm groot en veelal herkenbaar aan de rode kleur, waaraan hij ook zijn bijnaam te danken heeft. Een bloedluis kent vijf stadia in zijn leven: De bloedluis begint als ei. Na drie dagen komt de larve uit het ei. Na twee dagen wordt het eerste nimf stadium bereikt (Protonimf}, na weer twee dagen verandert de nimf en bereikt deze de Deutonimf fase, Na twee dagen is de bloedluis volwassen en kan hij na twee dagen zelf beginnen met eieren leggen en is de cirkel rond. De totale levenscyclus omvat dus elf dagen, waarbij dit aantal dagen overigens sterk afhankelijk is van de omgevingstemperatuur. Alle stadia, behalve de eieren, sterven af bij een temperatuur boven de 40 graden en beneden de 3 graden. Ze gedijen het beste bij een temperatuur boven 25 graden Celsius en bij een luchtvochtigheid vanaf 40%; kortom bij zomerse omstandigheden. Een volwassen bloedluis leeft ongeveer dertig dagen en legt zo'n acht eieren per dag. De eieren kunnen na twee jaar nog steeds uitkomen. Met name dit laatste maakt een bestrijding van bloedluizen zo lastig en hardnekkig.

-2- Bloedluizen kunnen grote gevolgen hebben voor de conditie van de dieren. Een volwassen bloedluis eet circa eens per acht dagen zich vol met bloed van zijn prooi. Omdat een bloedluis nooit alleen van hetzelfde dier eet, veroorzaakt een bloedluis kruisbesmetting en op den duur ernstige bloedarmoede bij de dieren. Naast het bloedtekort geven de bijtwonden bovendien ernstige irritaties en kunnen bloedluizen ziektes overbrengen als pseudovogelpest. Wanneer er niets aan een bloedluis besmetting wordt gedaan, zullen de dieren qua gezondheid ernstig achteruit gaan wat zich onder meer in een verminderde leg zal uiten. Uiteindelijk kan het dier zelfs overlijden ten gevolge van een bloedluis besmetting.

Maar bloedluis is niet alleen schadelijk voor kippen en ander pluimvee; de kleine mijten kunnen ook bij mensen huidirritaties veroorzaken en in zeldzame gevallen hebben ze ook al ziektes overgebracht. Onderzoekers hebben aangetoond dat bloedluizen, als ze in contact komen met het bloed van de mens, ziektes kunnen overdragen zoals pasteurellose, ziekte van Lyme en Q-koorts. Ook kunnen ze vogelgriep verspreiden. Denkbaar is dat de Dermanyssus gallinae zich op steeds grotere schaal aanpast aan de mens of andere zoogdieren als gastheer. Vastgesteld is dat de bloedluizen enige tijd kunnen overleven in de directe nabijheid van mensen, knaagdieren, konijnen, paarden en gezelschapsdieren. Verspreiding van bloedluizen wereldwijd is een serieus probleem. In Europa kampt de overgrote meerderheid van de pluimveebedrijven met bloedluizen. In de Nederlandse leghennensector is 94% van de bedrijven "besmet". De mijten kunnen enige tijd overleven in mest en kadavers.

Om een besmetting door ectoparasieten tegen te gaan, worden tal van middelen voorgesteld. Een veel voorkomende methode bij hobbydieren is om hygroscopische aarde of tabaksblad in het hok te verspreiden. De hygroscopische werking van de aarde zuigt de parasieten leeg, waardoor deze zullen sterven, en tabaksblad geeft een geurstof af die de mijten op afstand houdt. Voor de intensieve pluimvee houderij zijn deze methoden echter minder geschikt en veelal te arbeidsintensief. Daarnaast veroorzaakt de gestrooide hygroscopische aarde irritatie aan de luchtwegen en staat deez methode daarom op de zogeheten RUB lijst van middelen die voor hun verdere markttoelating een beoordeling op veiligheid behoeven.

Bijzonder effectief blijkt een chemische bestrijding met insecticiden. Daarbij wordt het verblijf van de dieren geruimd en goed bezemschoon gemaakt. Vervolgens worden de vloeren, wanden en de overige inrichting met het middel bespoten. Het middel Exzolt heeft in dit verband een

_3- positief advies gekregen van de Europese commissie voor veterinaire producten. Het mag worden gebruikt bij kippen voor de bestrijding van bloedluis, Het middel, met als hoofdbestanddeel fiuralaner, kan worden opgelost in water en doodt 99% van de mijten, zonder wachttijd. De eieren van behandelde kippen zijn bij een juist gebruik beweerdelijk geschikt voor consumptie.

Dit laatste bleek niet het geval met een ander commercieel verkrijgbaar middel op basis van fipronil. Het gebruik van dit middel is inmiddels, na veroorzaking van de zogeheten fipronil-crisis, inmiddels verboden nadat was gebleken dat het middel ook voorkwam in voor menselijke consumptie bestemde eieren van kippen uit daarmee behandelde stallen. Fluralaner, de werkzame stof van Exzolt, is een isoxazoline ectoparasiticide, Dit is, net als fipronil, vooral bekend als middel tegen vlooien bij honden en katten. Her blijft de vraag hoelang het zal duren vooraleer ook dit middel in de eieren opduikt en evenals fipronil een crisis veroorzaakt.

Met de onderhavige uitvinding wordt daarom onder meer beoogd te voorzien in een inrichting voor het houden van pluimvee waarin de incidentie, verspreiding en proliferatie van ectoparasieten, in het bijzonder (Dermanyssus gallinae}, effectief kan worden tegengegaan zonder daarbij een risico voor de menselijke voedselketen op te werpen.

Daartoe heeft een inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat tussen de ten minste ene zitplaats voor het pluimveedier en de schuilplaats een barrière in het migratiepad is voorzien, welke barrière in ten minste één, tegen genoemde ectoparasieten werkzaam, afweermiddel voorziet. De uitvinding berust daarbij op het inzicht dat een bloedluis een lichtschuw dier is en voornamelijk 's nachts leeft. Bloedluizen kruipen, nadat ze hebben gegeten, in kieren of naden die zo als schuilplaats dienen. Bij duisternis, als de kippen op stok zijn, komen de bloedluizen te voorschijn op weg naar hun prooi. In de inrichting volgens de uitvinding treffen ze daarbij op hun weg een barrière die het migratiepad naar de dieren doorkuist. Deze barrière biedt ten minste één tegen de mijten gericht afweermiddel en is aldus voor de mijten onoverbrugbaar. De mijten kunnen daardoor niet langer hun gastheer/prooi bereiken en zullen op den duur door voedselgebrek sterven. De uitvinding biedt aldus een bijzonder diervriendelijke en milieuvriendelijke maatregel ter bestrijding, althans indamming, van een besmetting met ectoparasieten in een pluimvee omgeving.

A- Om te vermijden dat de dieren met het afweermiddel in aanraking komen, heeft een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de barrière een voor het pluimvee ondoordringbare houder omvat waarin het ten minste ene afweermiddel is opgenomen. Aldus is het afweermiddel veilig buiten bereik van de dieren, zodat er in het geheel geen gevaar voor de volksgezondheid vanuit gaat. In een bijzonder is de inrichting daarbij gekenmerkt doordat de houder een kamer omvat die met het afweermiddel navulbaar is. In dat geval kan de houder eenvoudig worden herladen zodra het afweermiddel een verminderde werking dreigt te vertonen als alternatief voor een verse houder die in een dergelijk geval anders zou worden aangebracht.

Bij voorkeur worden de houder in de inrichting op een strategische positie ingezet, om een totaal aantal houders in de inrichting te beperken. In dat kader heeft een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de zitstok zich vanaf een staander uitstrekt, waarbij de houder binnen een koppeling tussen de staander en de zitstok is aangebracht. Hierbij bevindt de houder zich op een kruispunt tussen de zitstok en de staander, dat gewoonlijk ook naar een boven en/of onderliggende zitstok en een naburige zitstok leidt. Hiermee worden als deze paden door de houder doorkruist en bovendien parasieten uit dit kruispunt verjaagt, dat anders als dankbare schuilplaats zou dienen.

In een bijzonder praktische uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de houder een doorgang omvat met een rondom gesloten wand die nauwsluitend aanligt over een omtrek van de zitstok. In het algemeen zijn de zitstokken voor de dieren rechtstreeks toegankelijk, zodat de houder relatief eenvoudig kan worden aangebracht. De houder sluit daarbij nauw, dat wil zeggen kiervrij aan op een {buiten}omtrek van de zitstok, zodat de parasieten geen onbelemmerde weg om of door de barrière heen kunnen vonden. Dit biedt tevens een betrekkelijk directe bescherming aan de dieren die op de zitstok plaats nemen doordat de parasieten aldus effectief van de zitstok worden geweerd.

Om het plaatsen of herplaatsen van de houder op een zitstok te vergemakkelijken heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de houder ten minste twee onderling losneembaar verbonden houderdelen omvat die elk een deel van de wand van de doorgang verschaffen. Hierbij sluiten beide houderdelen eenvoudig om of over de zitstok die daartussen wordt opgesloten. Bij voorkeur wordt hierbij een zekere

-5- klemming toegepast om een kiervrije aansluiting te verzekeren. Beide delen zijn overigens losneembaar met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door een daartussen werkzame snapverbinding of klempassing, zodat de houder na gebruik of ten behoeve van een navulling ook weer eenvoudig kan worden afgenomen, zonder de zitstok zelf te behoeven wegnemen.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de zitstok een U-profiel omvat met een profietholte die zich tussen een bodem en overstaande benen van het U-profiel uitstrekt en dat de houder nauwsluitend in de profielholte steekt. Hierbij steekt de houder vooral in de profielholte zodat een migratiepad via de profielholte door de barrière wordt doorkruist. Lichtschuwe parasieten, zoals met name de vogelmijt, hebben gewoonlijk een voorkeur voor een pad via deze holte omdat die omgevingslicht afschermt. Plaatsing van de houder juist {ook} in die holte is daarmee een bijzonder effectieve maatregel tegen een migratie van vogelmijten.

Het binnen het kader van de uitvinding toegepaste afweermiddel kan van uiteenlopende aard zijn en het zelfde geldt voor de inwerking daardoor op de parasieten. In een eerste bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding in dit verband gekenmerkt doordat het afweermiddel een afwerende geurstof omvat, in het bijzonder een geurstof in tabaksblad. Gebleken is dat een aantal geurstoffen, zoals bijvoorbeeld die in tabaksblad, een bijzonder sterke en effectieve repulsieve uitwerking op vogelmijten sorteren. Vogelmijten mijden die geur en blijven aldus uit de buurt in plaats van het eventueel ingezette migratiepad te vervolgen. De geurstof is overigens volledig diervriendelijke en indien verpakt in de hiervoor beschreven houder onbereikbaar voor de dieren. Er is derhalve geen gevaar voor de dieren en volksgezondheid te duchten.

In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het afweermiddel een hygroscopische stof omvat, in het bijzonder calciumoxide, diatomeeénaarde of silicaat, als korrels of al of niet samengeperst poeder. De barrière functie berust hierbij op de hygroscopische werking van de toegepaste korrels of poeder. Zodra de parasieten daarmee in contact komen of daarbij in de buurt komen, drogen ze uit en zullen ze sterven. De parasieten mijden dit effect en blijven aldus uit de buurt in plaats van het eventueel ingezette migratiepad te vervolgen. Het pluimvee zelf ondervindt hier daarentegen geen hinder van. Er is derhalve geen gevaar voor de dieren en volksgezondheid te duchten.

-6- In plaats van of naast een dergelijke chemische of olfactorische werking kan ook langs voornamelijk fysische weg een afweer tegen parasieten worden opgeworpen.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft in dat verband als kenmerk dat het afweermiddel een lichtbron omvat die is ingericht om een naar de schuilplaats gericht lichtbeeld af te werpen.

Deze variant is met name inzetbaar tegen vogelmijten en andere lichtschuwe ectoparasieten.

Deze mijden het licht dat door de lichtbron wordt afgegeven en blijven aldus uit de buurt in plaats van het eventueel ingezette migratiepad te vervolgen.

Met het oog op een voortdurende elektrische voeding van de lichtbron, heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm daarbij als kenmerk dat de lichtbron een licht emitterende diode (LED) omvat en dat de houder tevens een elektrische voedingsbron voor de lichtbron omvat in de vorm van een herlaadbare batterij die is gekoppeld met een foto-voltaische laadinrichting.

Aldus voorziet de houder in een eigen stroomvoorziening.

De foto-voltaïsche inrichting kan bovendien worde benut om daarmee de lichtbron te schakelen.

In dat verband heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de lichtbron door een schakeleenheid schakelbaar is, welke schakeleenheid schakelt bij een vooraf bepaalde drempelwaarde van een door de laadinrichting afgegeven laadstroom.

Bij voldoende omgevingslicht, en dus laadstroom, schakelt de schakeleenheid de lichtbron hierbij uit, om aldus energie te besparen wanneer de lichtschuwe parasieten zich schuil zullen houden en zich niet verplaatsen.

Onder een bepaald lichtniveau, corresponderend met de drempelwaarde in de dan lagere laadstroom, ontstaat het gevaar op migratie bij de parasieten en schakelt de schakeleenheid de lichtbron aan.

De drempelwaarde kan daarbij desgewenst instelbaar zijn.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een houder ten gebruike met een zitstok in een verblijf voor pluimvee, omvattende een aan weerszijden open doorgang met een rondom gesloten wand die nauw aansluit over een omtrek van de zitstok, en in het bijzonder is ingericht om daarop klemmend aan te liggen, en omvattende ten minste één tegen ectoparasieten werkzaam afweermiddel. in een voorkeursuitvoeringsvorm is de houder volgens de uitvinding daarbij gekenmerkt doordat de houder ten minste twee onderling losneembare houderdelen omvat die de zitstok daartussen passend insluiten, en in het bijzonder daarop klemmend aanliggen.

ys Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een bijbehorende tekening.

In de tekening toont: Figuur 1 een relevant deel van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens uitvinding; Figuur 2 een frontaal aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding, toepasbaar in de inrichting van figuur 1; Figuur 3 een frontaal aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding, toepasbaar in de inrichting van figuur 1; Figuur 4 een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 2 van de daarin getoonde houder; en Figuur 5 een frontaal aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding, toepasbaar in de inrichting van figuur 1; Overigens zij daarbij opgemerkt dat de figuren zuiver schematisch en niet steeds op (eenzelfde) schaal zijn getekend.

Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven.

Overeenkomstige delen zijn in de figuren met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

De in figuur 1 getoonde stellage maakt deel uit van een verblijf, zoals een stal, waarin pluimvee wordt gehouden.

In dit voorbeeld gaat het daarbij om een pluimveehouderij voor leghennen.

In de figuur is daarbij het deel getoond waarop de dieren bij nacht verblijven.

Kippen hebben van nature de neiging om bij duisternis een positie op een hoogte boven vloerniveau te kiezen, zoals in de natuur bijvoorbeeld een tak van een boom of een opstand.

Om hierin te voorzien omvat het verblijf een stel zitstokken 5 die zich op hoogte boven een scharrelvloer 1 horizontaal uitstrekken tussen opeenvolgende staanders 10. Hoewel de benaming zitstok wellicht doet vermoeden dat deze uit hout zijn vervaardigd, wordt daarvoor in de praktijk overwegend roestvast of verduurzaamd staal toegepast, Hetzelfde geldt voor de staanders 10. De staanders 10 en stokken 5 grijpen in elkaar volgens een daarin toegepast systeem van gleuven en wangen zodat daarmee een stellage van een gewenste omvang en samenstelling kan worden opgericht.

Daarbij bevinden zich op de staanders 10 op verschillende hoogten koppelingen 15 met de zich zijdelings uitstrekkende zitstokken 5. De kieren en groeven in deze koppelingen zijn een ideale schuilplaats voor ectoparasieten, zoals in het bijzonder de vogelmijt (Dermanyssus gallinae}, oftewel bloedluis.

Deze zijn lichtschuw en zoeken bij dageraad een veilig, donker heenkomen op een verscholen plek, zoals binnenin de koppelingen 15. De dieren zullen daardoor bij dag weinig of geen last hebben van vogelmijten en worden eerst als zijn ‘s-avonds op stok 5 gaan daar weer door belaagd en gehinderd.

Om dit tegen te gaan wordt volgens de uitvinding in een migratiepad tussen de schuilplaats 15 van de bloedluizen en de plaats waarop de dieren op de zitstok 5 zich ‘s-nachts ophouden een barrière 20 opgeworpen. Die barrière voorziet in ten minste één tegen de ectoparasieten gericht afweermiddel zodanig dat de parasieten de dieren niet langer vanuit hun schuilplaats kunnen en zullen bereiken. Uiteindelijk mist de parasiet daardoor de voor zijn overleving noodzakelijke voedingsstoffen en zullen de parasieten sterven. Gelijktijdig blijven de kippen gevrijwaard van diezelfde parasieten, hetgeen de conditie, het welzijn en de leg bereidheid van de dieren belangrijk ten goede komt.

De barrière kan verschillende vormen aannemen en van uiteenlopende aard zijn. In dit voorbeeld is gekozen voor een doos-vormige houder, zie figuur 2 en 3, uit twee delen 21,22 die om de zitstok 5 kunnen worden aangebracht. Hiertoe bieden beide delen 21,22 een doorgang waarin de zitstok 5 passend en enigszins klemmend wordt ontvangen. De uitvoeringsvorm van figuur 2 is naar zijn aard bestemd voor zitstokken 5 die uit een U-profiel zijn gevormd, waarbij de doorgang een overeenkomstige U-vorm heeft, nagenoeg gelijke of een weinig kleinere dimensies met het oog op een nauwe, kiervrije opsluiting van de zitstok 5 over een volledige omtrek daarvan. In figuur 3 is een vergelijkbare houder getoond die voor zowel holle als massieve cilindrische zitstokken 5 geschikt is en daarom in een ronde uitsparing voorziet. Het moge duidelijk zijn dat door een passende afstemming van de doorgang in de houder op een specifiek profiel, bijvoorbeeld met een al of niet massieve polygonale doorsnede, dat als zitstok werd toegepast, in de praktijk steeds een afdoende nauwe passing daartussen kan worden gerealiseerd. Beide delen 21,22 van de houder zijn onderling losneembaar met elkaar verbonden, c.g. verbindbaar, doordat daartussen geschikte, niet nader getoonde, verbindingsmiddelen, zoals een snapverbinding, een pasfitting of een verkleving, zijn voorzien.

Eén van de delen 21,22 van de doos-vormige houder van figuur 2 is in figuur 4 in dwarsdoorsnede weergegeven. Voor de houder van figuur 3 geldt een vergelijkbare doorsnede. De houder kan bijvoorbeeld door spuitgieten uit een geschikte kunststof zoals polyethyleen of polypropyleen worden gevormd. Het gaat daarbij in wezen om twee delen, te weten een q- komvormige bodem 23 een daarop aansluitende deksel 25. Daarbinnen bevindt zich een kamer die gevuld is met een adequaat afweermiddel 30 zoals bijvoorbeeld een afstotende geurstof of een hygroscopische materiaal. In dit voorbeeld is voor de vulling 30 tabaksblad toegepast waarvan vaststaat dat de geur daarvan ectoparasieten zoals met name de vogelmijt op afstand houdt. Het deksel 25 omvat een groot aantal perforaties en is daardoor ademend. De geurstof kan aldus naar buiten treden maar de vulling 30 is voor de dieren onbereikbaar. Ongeacht de aard en samenstelling van de vulling kan aldus worden vermeden dat de dieren daarmee in aanraking komen en dat de stof bijvoorbeeld via eieren in de voedselketen terecht zou kunnen komen. Het deksel 25 sluit klemvast binnen de bodem 23, waardoor de houder eventueel navulbaar is door het deksel 25 weg te nemen, de vulling 30 te verversen en het deksel 25 te herplaatsen. Desgewenst kan tussen de vulling nog een ademende folie als filter worden toegepast, om ook fijne poeders en korrels als vulling te kunnen toepassen. Een toepassing daarbij is bijvoorbeeld diatomeeënaarde, ongebluste kalk of silicagel in poeder- of korrevorm. De sterke hygroscopische werking hiervan zuigt de parasieten leeg zodra deze zich over het oppervlak van de houder 20 begeven, hetgeen een dodend of ten minste afschrikwekkend effect op de parasieten levert, Het filter zorgt er tezamen met het deksel 25 ook in dit geval voor, dat de inhoud 30 buiten het bereik van de dieren blijft en daarmee niet in aanraking komt.

Naast of in plaats van een dergelijke olfactorische respectievelijk chemisch inwerking op de parasieten kan ook worden uitgegaan van een optische afschrikking door middel van licht. Figuur 5 geeft hiervan een voorbeeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de lichtschuwheid van vogelmijten. De houder 20 omvat in dit geval een lichtbron 35 die een lichtbeeld in de richting van de schuilplaats van de parasieten afgeeft. Hiertoe kunnen dergelijke houders 20 in de profielholte van een U-profiel worden geduwd. Niet alleen de zitstokken 5, maar ook de staanders zijn in veel gevallen vanuit een U-profiel gevormd en lenen zich aldus voor deze toepassing. In dat verband wordt de hier getoonde houder met voordeel in of bij de koppeling toegepast opdat parasieten zich daar niet zullen ophouden.

De lichtbron 35 omvat een licht emitterende diode en schijnt in de profielholte waarin het migratiepad van de parasieten verloopt. De lichtbron 35 wordt gevoed door een herlaadbare batterij (accu) die eveneens in de houder 20 is opgenomen. Verder omvat de houder een

-10- foto-voltaïsche cel die de batterij bij daglicht van een laadstroom voorziet. Een schakeleenheid in de houder registreert deze laadstroom en schakelt de lichtbron 35 aan zodra de laadstroom onder een voorafbepaalde drempelwaarde daalt.

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter een enkele uitvoeringsvoorbeeld nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.

Zo kan de houder, in plaats van als navulbare cassette (cartridge) te zijn uitgevoerd, ook voor eenmalig gebruik worden uitgerust. Het deksel zal in een dergelijk geval niet losneembaar zijn maar bijvoorbeeld door middel van klemming, verlijming of versmelting tot een geheel! praktisch onlosmakelijk met de bodem zijn verbonden. Ook zijn de genoemde materialen slechts als voorbeeld gegeven, maar lenen ook andere kunststof en niet-kunststoffen zich binnen het kader van de uitvinding. Naast licht, geur en een hygroscopische werking, kunne ook ander mechanismen als afweer tegen parasieten worden ingezet en als zodanig conform de uitvinding als barrière worden opgeworpen in een migratiepad van de parasieten naar de plek van de dieren op de zitstok.

Claims (14)

-11- Conclusies:

1. Inrichting voor het houden van pluimvee, omvattende een verblijf met een voor een pluimveedier toegankelijke zitstok, die aan het dier bij duisternis ten minste één zitplaats boven een vloerniveau verschaft, en omvattende een schuilplaats voor ectoparasieten, in het bijzonder voor rode vogelmijt (Dermanyssus gallinae), waarbij de ten minste ene zitplaats vanuit de schuilplaats voor ectoparasieten via een migratiepad bereikbaar is, welk migratiepad ten minste ten dele over de zitstok loopt, met het kenmerk dat tussen de ten minste ene zitplaats voor het pluimveedier en de schuilplaats een barrière in het migratiepad is voorzien, welke barrière in ten minste één, tegen genoemde ectoparasieten werkzaam, afweermiddel voorziet.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de barrière een voor het pluimvee ondoordringbare houder omvat waarin het ten minste ene afweermiddel is opgenomen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de houder een kamer omvat die met het afweermiddel navulbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de zitstok zich vanaf een staander uitstrekt, waarbij de houder binnen een koppeling tussen de staander en de zitstok is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk dat de houder een doorgang omvat met een rondom gesloten wand die nauwsluitend aanligt over een omtrek van de zitstok.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de houder ten minste twee onderling losneembaar verbonden houderdelen omvat die elk een deel van de wand van de doorgang verschaffen.

7. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de zitstok een U-profiel omvat met een profielholte die zich tussen een bodem en overstaande benen van het U-profiel uitstrekt en dat de houder nauwsluitend in de profielholte steekt.

-12-

8. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afweermiddel een afwerende geurstof omvat, in het bijzonder een geurstof in tabaksblad.

9. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afweermiddel een hygroscopische stof omvat, in het bijzonder calciumoxide, diatomeeénaarde of silicaat, als korrels of al of niet samengeperst poeder.

10. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afweermiddel een lichtbron omvat die is ingericht om een naar de schuilplaats gericht lichtbeeld af te werpen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de lichtbron een licht emitterende diode (LED) omvat en dat de houder tevens een elektrische voedingsbron voor de lichtbron omvat in de vorm van een herlaadbare batterij die is gekoppeld met een foto-voltaïsche laadinrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de lichtbron door een schakeleenheid schakelbaar is, welke schakeleenheid schakelt bij een vooraf bepaalde drempelwaarde van een door de laadinrichting afgegeven laadstroom.

13. Houder voor gebruik met een zitstok in een verblijf voor pluimvee, omvattende een aan weerszijden open doorgang met een rondom gesloten wand die nauw aansluit over een omtrek van de zitstok, en in het bijzonder is ingericht om daarop klemmend aan te liggen, en omvattende ten minste één tegen ectoparasieten werkzaam afweermiddel.

14. Houder volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de houder ten minste twee onderling losneembare houderdelen omvat die de zitstok daartussen passend insluiten, en in het bijzonder daarop klemmend aanliggen.