NL2013025B1 - Inrichting voor het daar aan bevestigen van ten minste één plat beeldscherm. - Google Patents

Abstract

De uitvinding verschaft een inrichting voor het daar aan bevestigen van ten minste één plat beeldscherm. De inrichting omvat een bevestigingsorgaan en, voor ieder te bevestigen beeldscherm, een paar steunorganen. leder steunorgaan omvat een bevestigingsbeugel via welke het steunorgaan losmaakbaar bevestigbaar is aan het bevestigingsorgaan, een met de bevestigingsbeugel gekoppelde tussenbeugel, eerste verstelmiddelen voor het verstellen van een verticale positie van de tussenbeugel ten opzichte van de bevestigingsbeugel, een zwenkbaar om een horizontale, zich in gebruik evenwijdig aan het bijbehorende beeldscherm uitstrekkende, zwenkas met de tussenbeugel gekoppelde, langwerpige, schermbeugel waaraan een beeldscherm losmaakbaar bevestigbaar is, tweede verstelmiddelen voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een hoger, boven de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel en derde verstelmiddelen voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een lager, onder de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel.

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het daar aan bevestigen van ten minste één plat beeldscherm

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het daar aan bevestigen van ten minste één plat beeldscherm. Met name richt de uitvinding zich op een inrichting waaraan een aantal naast en/of boven elkaar voorzien beeldschermen kunnen worden bevestigd. Het beeld dat op de individuele beeldschermen wordt weergegeven kan deel uitmaken van een groter gezamenlijk beeld maar dit is binnen het kader van de onderhavige uitvinding geen voorwaarde. Met name, maar niet uitsluitend, indien de beeldschermen een groter gezamenlijk beeld weergeven is het van belang dat de beeldschermen juist ten opzichte van elkaar kunnen worden uitgelijnd. De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting volgens de inleidende zin te verschaffen waarmee het mogelijk is om op relatief snelle wijze voor een correcte onderlinge uitlijning/positionering van beeldschermen die aan de inrichting volgens de uitvinding zijn bevestigd mogelijk te maken. Hiertoe omvat de inrichting volgens de uitvinding een bevestigingsorgaan en, voor ieder te bevestigen beeldscherm, een paar steunorganen, ieder steunorgaan omvattende een bevestigingsbeugel via welke het steunorgaan losmaakbaar bevestigbaar is aan het bevestigingsorgaan, een met de bevestigingsbeugel gekoppelde tussenbeugel, eerste verstelmiddelen voor het verstellen van een verticale positie van de tussenbeugel ten opzichte van de bevestigingsbeugel, een zwenkbaar om een horizontale, zich in gebruik evenwijdig aan het bijbehorende beeldscherm uitstrekkende, zwenkas met de tussenbeugel gekoppelde, langwerpige, schermbeugel waaraan een beeldscherm losmaakbaar bevestigbaar is, tweede verstelmiddelen voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een hoger, boven de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel en derde verstelmiddelen voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een lager, onder de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel. Daar waar in het voorgaande of navolgende de begrippen verticaal of horizontaal worden gebruikt, dienen deze te worden geïnterpreteerd in de situatie waarin de inrichting volgens de uitvinding toepassing vindt. De uitvinding biedt diverse mogelijkheden tot verstelling van de beeldschermen dusdanig dat deze correct ten opzicht van elkaar uitgelijnd of althans gepositioneerd kunnen worden indien de beeldschermen bevestigd zijn aan de inrichting volgens de uitvinding.

Een uiterst praktische uitvoeringsvorm wordt verkregen indien het bevestigingsorgaan een, althans in gebruik, zich horizontaal uitstrekkend, langwerpig profiel omvat. Aan een dergelijk profiel kunnen naast elkaar een aantal paren steunorganen worden bevestigd voor een zelfde aantal beeldschermen.

Een betrouwbare bevestiging van de steunorganen aan een bevestigingsorgaan kan worden verkregen indien de bevestigingsbeugel opsluitmiddelen omvat voor het vormgesloten kunnen aangrijpen van het bevestigingsorgaan.

Bij verdere voorkeur omvatten de opsluitmiddelen dan bedieningsmiddelen voor het tussen een vrijgavestand en een opsluitende stand schakelen van de opsluitmiddelen.

Alternatief of in combinatie omvat de bevestigingsbeugel bij voorkeur klemmiddelen voor het klemmend kunnen aangrijpen van het bevestigingsorgaan.

Ook voor deze mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding geldt dat het gunstig kan zijn indien de klemmiddelen bedieningsmiddelen omvatten voor het tussen een niet-klemmende stand en een klemmende stand schakelen van de klemmiddelen.

Een eenvoudige verstelbaarheid middels bediening van de eerste verstelmiddelen kan worden verkregen de eerste verstelmiddelen een eerste schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de bevestigingsbeugel en de tussenbeugel.

Om vergelijkbare redenen kan het ook voordelig zijn indien de tweede verstelmiddelen een tweede schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de tussenbeugel en het hogere deel van de schermbeugel zodat ook een eenvoudige verstelbaarheid van de tweede verstelmiddelen kan worden verkregen.

Een constructief eenvoudige uitvoeringsvorm kan worden verkregen indien de tweede verstelmiddelen een overbrengingspen omvatten die is voorzien van een gat met inwendig schroefdraad waarbij het tweede schroeforgaan zich door het gat uitstrekt voor het door verdraaiing van het tweede schroeforgaan in verticale richting verstellen van de verticale positie van de overbrengingspen, waarbij de overbrengingspen zich uitstrekt door ten minste één verticaal sleufgat in de tussenbeugel en één hellend sleufgat in het hogere deel van de schermbeugel. Door verticale verplaatsing van de overbrengingspen kan, vanwege de samenwerking tussen de overbrengingspen enerzijds en het verticale sleufgat en het hellende sleufgat anderzijds, een verplaatsing in horizontale richting of althans in een richting althans in hoofdzaak loodrecht op het betreffende beeldscherm van de schermbeugel ten opzichte van de tussenbeugel worden verwezenlijkt.

Het kan verder om vergelijkbare redenen voordelig zijn indien de derde verstelmiddelen een derde schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de tussenbeugel en het onderste deel van de schermbeugel, waarbij het verder voordelig kan zijn indien de derde verstelmiddelen een verdere overbrengingspen omvatten die is voorzien van een verder gat met inwendig schroefdraad waarbij het derde schroeforgaan zich door het gat uitstrekt voor het door verdraaiing van het derde schroeforgaan in verticale richting verstellen van de verticale positie van de verdere overbrengingspen, waarbij de overbrengingspen zich uitstrekt door ten minste één verticaal sleufgat in de tussenbeugel en één hellend sleufgat in het onderste deel van de schermbeugel.

Ter voorkoming dat tijdens het in verticale richting verstellen van tussenbeugel ten opzichte van de bevestigingsbeugel, de tussenbeugel ook in horizontale richting zich ten opzichte van de bevestiginsgbeugel verplaatst, kan het voordelig zijn indien de bevestigingsbeugel is voorzien van een geleidingsorgaan dat zich uitstrekt door een verticaal sleufgat in de tussenbeugel.

Ter voorkoming dat tijdens het in horizontale richting verstellen van het hogere deel en/of het lagere deel van de schermbeugel ten opzichte van de tussenbeugel, de schermbeugel en de tussenbeugel ook in verticale richting zich ten opzichte van elkaar verplaatsen kan het voordelig zijn indien de tussenbeugel een zwenkorgaan heeft met een hartlijn welke samen valt met de zwenkas welk zwenkorgaan zich uitstrekt door een althans in hoofdzaak horizontaal georiënteerd sleufgat in de schermbeugel.

Het bedieningsgemak en daarmee de snelheid waarmee een scherm correct kan worden bevestigd met behulp van de inrichting volgens de uitvinding, kan hoog zijn indien de eerste verstelmiddelen, de tweede verstelmiddelen en de derde verstelmiddelen, en bij verdere voorkeur de verstelmiddelen voor de eventuele opsluitmiddelen, vanaf eenzelfde zijde, bij voorkeur vanaf de (in gebruik) bovenzijde, benaderbaar zijn voor bediening daarvan.

Specifiek voor bevestiging van een aantal beeldschermen die op een bepaalde wijze ten opzichte van elkaar gepositioneerd dienen te zijn, kan het de voorkeur genieten dat de inrichting is ingericht voor het daar aan bevestigen van een aantal naast en/of boven elkaar voorziene beeldschermen, waartoe de inrichting is voorzien van een aantal paren steunorganen die, in gebruik, zijn bevestigd aan hetzelfde bevestigingsorgaan en/of dat de inrichting is voorzien van een aantal boven elkaar voorziene bevestigingsorganen, ieder voor bevestiging daaraan van één of een aantal naburige beeldschermen via respectievelijk één of een aantal paren steunorganen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in isometrisch aanzicht een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding met een aantal bijbehorende platte beeldschermen;

Figuur 2 toont in zijaanzicht een enkel beeldscherm met de bijbehorende voorzieningen van de inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3 toont in explosieweergave diverse onderdelen zoals deze deel uitmaken van de inrichting volgens de uitvinding;

Figuren 4a, 4b, 4c tonen drie verschillende stadia tijdens het bevestigen dan wel losmaken van een steunorgaan aan een bevestigingsorgaan;

Figuren 5a en 5b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting volgens de uitvinding in een eerste uiterste horizontale positie;

Figuren 6a en 6b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting volgens de uitvinding in een tweede uiterste horizontale positie;

Figuren 7a en 7b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting in een lage stand;

Figuren 8a en 8b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting in een hoge stand;

Figuren 9a en 9b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting volgens de uitvinding in een eerste uiterste zwenkstand; Figuren 10a en 10b tonen respectievelijk in isometrisch aanzicht en in zijaanzicht de inrichting volgens de uitvinding in een tweede uiterste zwenkstand; Figuur 11 toont in een zijaanzicht vergelijkbaar met die van figuur 2 de inrichting in een service stand.

Figuur 1 toont een vijftal platte beeldschermen 1 die in een matrix van twee bij drie zijn bevestigd aan een inrichting volgens de uitvinding. Ten behoeve van de duidelijkheid is het zesde beeldscherm niet weergegeven waardoor een deel van de bevestigingsinrichting 2 in figuur 1 zichtbaar is. De beeldschermen 1 sluiten op elkaar aan en zijn ten opzichte van elkaar uitgelijnd zodat de zes beeldschermen 1 een gezamenlijk beeld kunnen vormen dat zes keer zo groot is als het beeld dat op de individuele beeldschermen 1 kan worden getoond. Bevestigingsinrichting 2 is ingericht om op eenvoudige en snelle wijze een correcte positionering van de beeldschermen 1 ten opzichte van elkaar mogelijk te maken. In het onderhavige voorbeeld betekent dit dat de beeldschermen 1 in hetzelfde vlak zijn gelegen maar bij andere toepassingen is het binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook denkbaar dat de beeldschermen 1 bijvoorbeeld een hoek met elkaar insluiten, bijvoorbeeld om een kijker als het ware te omgeven met beeldschermen 1. Ook is het mogelijk dat de beeldschermen hellend zijn opgehangen, bijvoorbeeld indien de beeldschermen relatief hoog zijn voorzien en neerwaarts gericht zijn naar publiek.

Bevestigingsinrichting 2 omvat per horizontale rij van beeldschermen 1 een als aluminium profiel uitgevoerde bevestigingsorgaan 3. Het bevestigingsprofiel 3 is aan de vaste wereld bevestigd. Deze vaste wereld kan bijvoorbeeld worden gevormd door een wand 4 (zie ook figuur 2) in een ruimte aan welke wand 4 het bevestigingsprofiel met een aantal beugels 5 is bevestigd. Alternatief is het ook denkbaar dat de vaste wereld wordt gevormd door een aantal staanders waaraan de bevestigingsorganen 3 zijn bevestigd. In een dergelijke situatie vormen de verticale staanders en de horizontaal georiënteerde bevestigingsorganen 3 een raamwerk dat bijvoorbeeld met poten op een vloer kan rusten. Aan de uiteinden van de bevestigingsorganen 3 zijn afdekplaten 6 voorzien waarmee de open uiteinden van de bevestigingsprofielen 3 worden afgedekt. Deze afdekplaten 6 zijn niet weergegeven in de figuren 3 en verder.

Per scherm 1 omvat de bevestigingsinrichting 2 verder een tweetal steunorganen 7. leder steunorgaan 7 omvat een bevestigingsbeugel 8, een tussenbeugel 9 en een schermbeugel 10 die onderling ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn op een wijze die nog nader zal worden toegelicht.

Bevestigingsbeugel 8 omvat een beugellichaam 11 met een aanligvlak 12 en twee haakranddelen 13a, 13b. De vorm van de haakranddelen 13a, 13b is afgestemd op de vorm van de bovenzijde van het bevestigingsprofiel 3 zodat bevestigingsbeugel 8, en daarmee het volledige steunorgaan 7 kan worden opgehangen aan het bevestigingsprofiel 3 waarbij de haakranddelen 13a, 13b haken om een deel van de bovenzijde van bevestigingsprofiel 3 en langszijde 14 van bevestigingsprofiel 3 aanligt tegen aanligvlak 12.

Bevestigingsbeugel 8 omvat verder een haaklichaam 15, bijvoorbeeld uitgevoerd als een kunststof spuitgietproduct. Het haaklichaam 15 strekt zich uit tussen twee neerwaarts gerichte poten 16a, 16b aan de onderzijde van beugellichaam 11. In ieder van de poten 16a, 16b is een verticaal sleufgat 17a, 17b voorzien. Haaklichaam 15 omvat een horizontale, zich evenwijdig aan de lengterichting van bevestigingsprofiel 3 uitstrekkende scharnierpen 18 waarvan de uiteinden zich door de sleufgaten 17a, 17b uitstrekken. Haaklichaam 15 is enerzijds op en neer verplaatsbaar waarbij zwenkpen 18 op en neer beweegt in sleufgaten 17a, 17b, en bovendien zwenkbaar om zwenkpen 18 tussen twee uiterste standen. Ter illustratie wordt verwezen naar de figuren 4b en 4c waarbij in figuur 4b haaklichaam 15 zich in een bovenste stand en een eerste zwenkstand bevindt en in figuur 4c het haaklichaam 15 zich in een onderste stand en in een tweede zwenkstand bevindt.

Zwenkpen 18 is verbonden met een gebogen draadlichaam 19 dat zich met beperkte speling uitstrekt door gat 20 in bovenplaatdeel 21 van beugellichaam 11. Het bovenste uiteinde van schroefdraadpen 19 is voorzien van schroefdraad dat samenwerkt met inwendig schroefdraad in stelbus 22. Stelbus 22 strekt zich uit door gat 23 in plaatdeel 24 van het nog nader aan de orde te komen beugellichaam 25 van tussenbeugel 9. Met het onderste uiteinde rust stelbus 22 op bovenplaatdeel 21.

Haaklichaam 15 heeft een haakbek 49 waarvan de vorm is aangepast op die van de onderzijde van bevestigingsprofiel 3 zodat nadat bevestigingsbeugel 8 is opgehangen aan bevestigingsprofiel 3, bevestigingsbeugel 8 ook de onderzijde van bevestigingsprofiel 3 kan aangrijpen met haaklichaam 15, door haaklichaam 15 door bus 22 te verdraaien omhoog te bewegen gebruikmakend van de geleiding tussen zwenkpen 18 en de twee sleufgaten 17a, 17b. Deze op bevestigingsprofiel 3 aangrijpende stand van haaklichaam 15 is weergegeven in figuur 4b. Vanwege deze vergendeling kan een scherm niet van het bevestigingsprofiel 3 afvallen, ook niet bij calamiteiten zoals bij aardbevingen. Door het in tegengestelde richting verdraaien van bus 22 kan deze klemmende aangrijping door haaklichaam 15 ongedaan worden gemaakt waarna haaklichaam 15 om zwenkpen 18 weg van scherm kan worden gezwenkt zoals is weergegeven in figuur 4c, waarna het scherm 1 tezamen met het bijbehorend steunorgaan 7 kan worden losgenomen van bevestigingsprofiel 3.

Tussenbeugel 9 is iets groter uitgevoerd dan bevestigingsbeugel 8 waardoor bevestigingsbeugel 8 althans grotendeels wordt omgeven door de twee tegenover elkaar gelegen langsvlakken 26a, 26b van beugellichaam 25. In ieder van de langsvlakken 26a, 26b zijn een viertal sleufgaten voorzien. Aan de bovenzijde van de langsvlakken 26a, 26b zijn dit sleufgaten 27a, 27b. Aan de onderzijde van langsvlakken 26a, 26b zijn dit sleufgaten 28a, 28b. Tussen de sleufvlakken 27a, 27b enerzijds en de sleufgaten 28a, 28b anderzijds zijn dit verder de kortere sleufgaten 29, 30 (slecht zichtbaar voor langsvlak 26a).

Behalve gat 23 zijn in plaatdeel 24 van beugellichaam 25 gaten 31, 32 en 33 voorzien. Gat 33 is voorzien van een niet nadere getoonde persmoer waarin stelhout 36 omhoog en omlaag kan worden verdraaid. Direct onder plaat 24 zijn stelhouten 34, 35 ieder voorzien van niet nader getoonde zelf borgende moeren, bijvoorbeeld van het Nyloc type, welke samen met de bijbehorende stelhouten 34, 35 verdraaid kunnen worden. De koppen van de stelhouten 34, 35 blijven daardoor bij verdraaiing boven op plaat 24 aan liggen. De stelhouten 34, 35, 36 kunnen geacht worden eveneens deel uit te maken van tussenbeugel 9. Tussenbeugel 9 omvat verder twee stelpennen 37, 38 en een koppellichaam 39. Koppellichaam 39 is aan het bovenste uiteinde voorzien van een schroefdraadgat 40 waarin het onderste uiteinde van stelhout 35 aangrijpt. Aan het onderste uiteinde is koppellichaam 39 voorzien van twee in lijn met elkaar gelegen ronde gaten 41a, 41b. In geassembleerde toestand bevinden deze gaten 41a, 41b zich in lijn met sleufgaten 28a, 28b en strekt stelpen 38 zich door de sleufgaten 28a, 28b alsmede door de gaten 41a, 41b uit. Stelpen 37 is voorzien van een gat 42 met inwendig schroefdraad waarop het onderste uiteinde van stelhout 34 aangrijpt. Door de sleufgaten 29, 39 strekken zich geleidingspennen 43, 44 uit die middels gaten 45, 46 in de twee tegenover elkaar gelegen langsvlakken 47 van beugellichaam 11 vast met beugellichaam 11 zijn verbonden.

Tussenbeugel 9 is in verticale richting verstelbaar tussen een lage stand volgens de figuren 7a en 7b en een hoge stand volgens de figuren 8a en 8b. Een dergelijke verstelling wordt bewerkstelligd door verdraaiing van bout 36 waarvan het onderste uiteinde aanligt op plaatdeel 21 van beugellichaam 11. De stelmogelijkheden die met behulp van bouten 34 en 35 kunnen worden bewerkstelligd worden navolgend nader toegelicht na de beschrijving van schermbeugel 10.

Schermbeugel 10 omvat een aanligvlak 51 dat via de sleufgaten 52 of de ronde gaten 53 die in het aanligvlak 51 zijn voorzien, tegen de achterzijde van een beeldscherm 1 kan worden geschroefd met niet nader getoonde bouten. Aldus kan schermbeugel 10 star worden bevestigd aan een beeldscherm 1. Aan één langszijde van aanligvlak 51 omvat schermbeugel 10 verder twee langsvlakken 54a, 54b. Langsvlakken 54a en 54b zijn deels vergelijkbaar vormgegeven maar verschillen ook van elkaar. De bovenste uiteinden van langsvlakken 54a, 54b liggen tegen over elkaar maar het onderste uiteinde van langsvlak 54b is lager gelegen dan het onderste uiteinde van langsvlak 54a. Langsvlak 54b is verder iets boven het midden van haar lengte onderbroken waardoor langsvlak 54b feitelijk bestaat uit een bovenste langsvlakdeel 54b1 en een onderste langvlakdeel 54b2. Nabij de bovenzijden van langsvlak 54a en langsvlakdeel 54b1 zijn twee tegenover elkaar gelegen sleufgaten 55a, 55b voorzien die zich hellend, in dit voorbeeld onder een hoek van ca. 45 graden, uitstrekken. Nabij de onderzijde van langsvlak 54a en aan de bovenzijde van het onderste langsvlakdeel 54b2 zijn eveneens twee sleufgaten 56a, 56b voorzien die eveneens recht tegenover elkaar zijn gelegen en een hellende oriëntatie hebben als sleufgaten 55a, 55b. In het midden van langsvlak 54a en aan de onderzijde van langsvlakdeel 54b1 zijn tenslotte nog twee horizontaal georiënteerde tegen over elkaar voorzien sleufgaten 57a, 57b voorzien.

In geassembleerde toestand van steunorgaan 7 bevinden de sleufgaten 55a, 55b zich in lijn met de sleufgaten 27a, 27b en kruisen deze. De uiteinden van stelpen 37 strekt zich uit door de sleufgaten 55a, 55b. Op vergelijkbare wijze kruisen de sleufgaten 56a, 56b de sleufgaten 28a, 28b en strekken de uiteinden van de stelpen 38 zich uit door de sleufgaten 56a, 56b. Op de buitenzijden van de langsvlakken 26a, 26b zijn verder twee tegenover elkaar gelegen geleidingspennen 58 voorzien die zich uitstrekken door de horizontale sleufgaten 57a, 57b.

Verdraaiing van stelhout 34 leidt ertoe dat stelpen 37 omhoog dan wel omlaag zal bewegen. Vanwege deze beweging wordt aan schermbeugel 10 een zwenkende beweging ten opzichte van tussenbeugel 9 opgelegd. Naarmate stelpen 37 een lagere positie in zal nemen zal dit tot gevolg hebben dat schermbeugel 10 in het gebied van de hellende sleufgaten 55a, 55b in de richting van tussenbeugel 9 zal zwenken totdat een uiterste stand wordt bereikt volgens de figuren 5a, 5b of volgens de figuren 9a, 9b. Indien stelpen 37 echter naar een hoge positie wordt bewogen door verdraaiing van stelhout 34 zal het bovenste deel van schermbeugel 10 juist weg bewegen van tussenbeugel 9 volgens figuren 10a en 10b en enigszins volgens figuren 6a en 6b.

Op een volstrekt vergelijkbare wijze zal verdraaiing van stelhout 35 ertoe leiden dat stelpen 38 omhoog of omlaag wordt bewogen. Bij beweging naar een hoge positie beweegt schermbeugel 10 in het gebied van sleufgaten 56a, 56b van tussenbeugel 9 af (figuren 6a, 6b of figuren 9a, 9b), terwijl bij neerwaartse beweging van stelpen 38 schermbeugel 10 in het gebied van sleufgaten 56a, 56b juist in de richting van tussenbeugel 9 zal bewegen zodat de situatie volgens 5a en 5b of volgens figuren 10a, 10b kan worden bereikt. Tijdens verdraaiing van een van de stelbouten 34, 35 bewegen de sleufgaten 57a, 57b enigszins langs geleidingspennen 58 waardoor deze geleidingspennen 58 als zwenkassen kunnen worden beschouwd voor de zwenking van schermbeugel 10 ten opzichte van tussenbeugel 9. De horizontale oriëntatie van de sleufgaten 57a, 57b bewerkstelligt dat er geen verticale verplaatsing van schermbeugel 10 ten opzichte van tussenbeugel 9 plaatsvindt tijdens verdraaiing van een van de stelbouten 34, 35.

Door het verdraaien van stelbouten 34, 35 kunnen niet alleen twee uiterste zwenkstanden volgens enerzijds figuren 9a en 9b en anderzijds figuren 10a en 10b worden bewerkstelligd, maar, kan schermbeugel 10, en daarmee het bijbehorende beeldscherm 1, ook in horizontale richting loodrecht op het vlak van beeldscherm 1 worden versteld zoals blijkt uit de figuren 5a, 5b enerzijds en 6a, 6b anderzijds.

Steunorgaan 7 omvat verder een langwerpig steunorgaan 60 waarvan het onderste uiteinde steunorgaan 60 biedt de mogelijkheid om uitgaande van de situatie volgens figuur 2 het beeldscherm 1 aan de onderzijde aan te grijpen en van wand 4 weg te bewegen waarna het vrije uiteinde van steunorgaan 60 af kan steunen tegen wand 4 zodat het beeldscherm 1 een grotere helling kan maken met de verticaal dan mogelijk zou zijn indien haaklichaam 15 aan zou grijpen op de onderzijde van bevestigingsprofiel 3. Deze situatie is weergegeven in figuur 11. Aldus is het mogelijk om de stelhouten 34, 35, 36 of bus 22 van een daaronder gelegen steunorgaan 7 te bereiken. Het gemak waarmee verstelling kan plaatsvinden wordt bevorderd door het feit dat stelhouten 34, 35, 36 en bus 22 dicht bij elkaar zijn gelegen en vanaf dezelfde zijde, in casu vanaf de bovenzijde, benaderbaar zijn voor bediening door verdraaiing daarvan.

Claims (18)

1. Inrichting voor het daar aan bevestigen van ten minste één plat beeldscherm, de inrichting omvattende een bevestigingsorgaan en, voor ieder te bevestigen beeldscherm, een paar steunorganen, ieder steunorgaan omvattende een bevestigingsbeugel via welke het steunorgaan losmaakbaar bevestigbaar is aan het bevestigingsorgaan, een met de bevestigingsbeugel gekoppelde tussenbeugel, eerste verstelmiddelen (36) voor het verstellen van een verticale positie van de tussenbeugel ten opzichte van de bevestigingsbeugel, een zwenkbaar om een horizontale, zich in gebruik evenwijdig aan het bijbehorende beeldscherm uitstrekkende, zwenkas met de tussenbeugel gekoppelde, langwerpige, schermbeugel waaraan een beeldscherm losmaakbaar bevestigbaar is, tweede verstelmiddelen (34) voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een hoger, boven de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel en derde verstelmiddelen (35) voor het in horizontale, of althans in gebruik althans in hoofdzaak loodrecht op het beeldscherm uitstrekkende, richting verstellen van een lager, onder de zwenkas gelegen, deel van de schermbeugel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het bevestigingsorgaan een, althans in gebruik, zich horizontaal uitstrekkend, langwerpig profiel omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bevestigingsbeugel opsluitmiddelen omvat voor het vormgesloten kunnen aangrijpen van het bevestigingsorgaan.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de opsluitmiddelen bedieningsmiddelen (22) omvatten voor het tussen een vrijgavestand en een opsluitende stand schakelen van de opsluitmiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, waarbij de bevestigingsbeugel klemmiddelen omvat voor het klemmend kunnen aangrijpen van het bevestigingsorgaan.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de klemmiddelen bedieningsmiddelen omvatten voor het tussen een niet-klemmende stand en een klemmende stand schakelen van de klemmiddelen.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste verstelmiddelen een eerste schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de bevestigingsbeugel en de tussenbeugel.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede verstelmiddelen een tweede schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de tussenbeugel en het hogere deel van de schermbeugel.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de tweede verstelmiddelen een overbrengingspen omvatten die is voorzien van een gat met inwendig schroefdraad waarbij het tweede schroeforgaan zich door het gat uitstrekt voor het door verdraaiing van het tweede schroeforgaan in verticale richting verstellen van de verticale positie van de overbrengingspen, waarbij de overbrengingspen zich uitstrekt door ten minste één verticaal sleufgat in de tussenbeugel en één hellend sleufgat in het hogere deel van de schermbeugel.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de derde verstelmiddelen een derde schroeforgaan omvatten dat werkzaam is tussen de tussenbeugel en het onderste deel van de schermbeugel.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de derde verstelmiddelen een verdere overbrengingspen omvatten die is voorzien van een verder gat met inwendig schroefdraad waarbij het derde schroeforgaan zich door het gat uitstrekt voor het door verdraaiing van het derde schroeforgaan in verticale richting verstellen van de verticale positie van de verdere overbrengingspen, waarbij de overbrengingspen zich uitstrekt door ten minste één verticaal sleufgat in de tussenbeugel en één hellend sleufgat in het onderste deel van de schermbeugel.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsbeugel is voorzien van een geleidingsorgaan dat zich uitstrekt door een verticaal sleufgat in de tussenbeugel.

13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tussenbeugel een zwenkorgaan heeft met een hartlijn welke samen valt met de zwenkas welk zwenkorgaan zich uitstrekt door een althans in hoofdzaak horizontaal georiënteerd sleufgat in de schermbeugel.

14. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is ingericht voor het daar aan bevestigen van een aantal naast en/of boven elkaar voorziene beeldschermen, waartoe de inrichting is voorzien van een aantal paren steunorganen die, in gebruik, zijn bevestigd aan hetzelfde bevestigingsorgaan.

15. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste verstelmiddelen, de tweede verstelmiddelen en de derde verstelmiddelen vanaf eenzelfde zijde benaderbaar zijn voor bediening daarvan.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de eerste verstelmiddelen, de tweede verstelmiddelen en de derde verstelmiddelen vanaf de bovenzijde benaderbaar zijn voor bediening daarvan.

17. Inrichting volgens conclusie 4 en volgens conclusie 15 of 16, waarbij de bedieningsmiddelen vanaf dezelfde zijde benaderbaar zijn voor bediening daarvan als de zijde waar van af de eerste verstelmiddelen, de tweede verstelmiddelen en de derde verstelmiddelen benaderbaar zijn voor bediening daarvan.

18. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een aantal boven elkaar voorziene bevestigingsorganen, ieder voor bevestiging daaraan van één of een aantal naburige beeldschermen via respectievelijk één of een aantal paren steunorganen.