NL2008902C2 - Container voor het bevatten van een gas bevattende en/of gas producerende substantie, afdekfolie voor het afdekken van een substantie in een dergelijke container, en werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijke afdekfolie in een container. - Google Patents

Description

CONTAINER VOOR HET BEVATTEN VAN EEN GAS BEVATTENDE EN/OF GAS PRODUCERENDE SUBSTANTIE, AFDEKFOLIE VOOR HET AFDEKKEN VAN EEN SUBSTANTIE IN EEN DERGELIJKE CONTAINER, EN WERKWIJZE 5 VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN DERGELIJKE AFDEKFOLIE IN EEN CONTAINER

De uitvinding heeft betrekking op een container voor het bevatten van een gas bevattende en/of gas producerende 10 substantie, welke container omvat: - een bodem en een aan de bodem aansluitende opstaande wand, en - een afdekfolie voor het afdekken van de substantie in de container.

15 Een dergelijke container is bijvoorbeeld bekend uit de internationale octrooipublicatie met nummer WO-A-2010/136885. Voor het afdekken van de substantie in de container, omvat de container uit WO-A-2010/136885 een eerste membraan en eventueel een tweede membraan, waarbij 20 het eerste membraan een kamer voor het opslaan van gas definieert en het tweede membraan een luchtdrukkamer met een vaste positie en vorm definieert. Het eerste membraan is ingericht om zich verticaal te verplaatsen tussen twee posities, die overeenkomen met een volledig gevulde kamer en 25 een volledig lege kamer.

Een nadeel van de container uit WO-A-2010/136885 is, dat door het opslaan van gas in de door het eerste membraan gedefinieerde kamer, het eerste membraan zich in zijn gedeeltelijk gevulde positie tot aan zijn volledig gevulde 30 positie relatief ver boven het oppervlak van de substantie uitstrekt, waardoor het eerste membraan kwetsbaar is voor weersomstandigheden als wind en regen en geen veilige afdekking van de substantie wordt verschaft. Dit probleem 2 wordt in WO-A-2010/136885 ondervangen door het verschaffen van het tweede membraan, welk tweede membraan extra materiaal en kosten met zich meebrengt.

Het is een doel van de uitvinding om het 5 bovenbeschreven nadeel althans ten dele te ondervangen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om een container van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, waarin een gas bevattende en/of gas producerende substantie eenvoudig en/of gasdicht en/of veilig kan worden afgedekt 10 met gebruik van slechts één afdekfolie.

Hiertoe vertoont de container van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding de bijzonderheid, dat: - een centraal eerste deel van de afdekfolie zich tijdens gebruik in direct contact met een centraal eerste 15 deel van het oppervlak van de substantie bevindt; - de afdekfolie nabij de opstaande wand een op de substantie drijfbaar drijflichaam omvat, waarbij de afdekfolie zich zodanig over het drijflichaam uitstrekt, dat een tweede deel van de afdekfolie zich nabij de binnenzijde 20 van het drijflichaam schuin opwaarts naar het drijflichaam uitstrekt, waarbij het tweede deel van de afdekfolie vrij is van contact met een tweede deel van het oppervlak van de substantie, zodanig, dat een ruimte is gevormd voor het bevatten van uit de substantie afkomstig gas, welke ruimte 25 is begrensd door althans een deel van het binnenoppervlak van het drijflichaam, het tweede deel van de afdekfolie en het tweede deel van het oppervlak van de substantie; en - aan de container gasafzuigmiddelen zijn toegevoegd voor het afzuigen van gas uit de genoemde ruimte, zodanig, 30 dat in gebruik een onderdruk tussen de afdekfolie en de substantie wordt gecreëerd, waardoor het eerste deel van de afdekfolie tegen het centrale eerste deel van het oppervlak van de substantie wordt gehouden.

3

Door het afzuigen van gas uit de genoemde ruimte, die zich nabij de wand van de container bevindt, wordt het centrale eerste deel van de afdekfolie tegen het eerste deel van het oppervlak van de substantie gehouden. Hierdoor 5 strekt de afdekfolie zich in een centraal deel van de container niet of nauwelijks boven het oppervlak van de substantie uit, waardoor de afdekfolie althans minder vatbaar is voor weersomstandigheden als wind en een veilige afdekking van de substantie met slechts één afdekfolie kan 10 worden verschaft.

Het is de aanvrager bovendien gebleken, dat het opslaan van gas in een kamer tussen de afdekfolie en de substantie onnodig is, en in een aantal gevallen zelfs nadelig. Het op deze wijze opslaan van gas is bijvoorbeeld nadelig wanneer 15 de container een zogenaamde silo is en mest bevat. Er kan namelijk sprake van zijn, dat een gebruiker van een dergelijke silo op een bepaalde locatie een maximaal volume aan gas mag opslaan. Bij de inrichting volgens WO-A-2010/136885 wordt dit maximale volume gelijkgesteld aan het 20 volume van de kamer in de volledig gevulde positie van het eerste membraan, zelfs wanneer de kamer gedeeltelijk gevuld is of zelfs leeg. Hierdoor kan de gebruiker in totaal minder gas opslaan en/of minder silo's hebben. De genoemde ruimte volgens de uitvinding heeft een relatief klein volume in 25 vergelijking met het volume van de kamer uit WO-A- 2010/136885, waardoor dit nadeel ondervangen kan worden.

Een ander voordeel van de container volgens de uitvinding is, dat door het, bij voorkeur continu, afzuigen van de gassen uit de genoemde ruimte, daarin een onderdruk 30 wordt gecreëerd, waardoor de gassen uit de substantie zich naar de genoemde ruimte zullen versplaatsen. Hierdoor kan in vergelijking met de container uit bijvoorbeeld WO-A-2010/136885 meer en/of sneller gassen uit de substantie, 4 bijvoorbeeld mest, gewonnen worden, welke gassen gebruikt kunnen worden voor diverse doeleinden, bijvoorbeeld als brandstof.

Nog weer een ander voordeel van de container volgens de 5 uitvinding is, dat de afdekfolie met behulp van het drijflichaam drijvend op het oppervlak van de substantie is aangebracht, waardoor de afdekfolie ten opzichte van de bodem van de container verticaal verplaatsbaar is met het substantieniveau in de container, bijvoorbeeld tijdens het 10 vullen of legen van de container. De afdekfolie is hierbij niet verbonden met bijvoorbeeld de wand van de container, zodat de afdekfolie vrij verplaatsbaar is met de substantie in de container.

Tijdens het verwijderen van de afdekfolie en tijdens 15 het uitvoeren van onderhoud aan de container wordt de gasafzuiging tijdelijk stopgezet of zelfs omgedraaid, zodat tijdelijk gas aan de genoemde ruimte wordt toegevoerd in plaats van afgezogen. Hierdoor zal het centrale eerste deel van de afdekfolie zich met een bepaalde, kleine afstand van 20 de substantie verplaatsen, ofwel enigszins bol komen te staan, waardoor het verwijderen van de afdekfolie met minder weerstand kan plaatsvinden en het onderhoud van de container eenvoudig kan plaatsvinden.

Het drijflichaam strekt zich bij voorkeur over de 25 gehele omtrek van de container uit. Alternatief kan het drijflichaam een aantal drijflichamen omvatten, die verdeeld over de omtrek van de container zijn opgesteld. De omtreksvorm van het drijflichaam, of de omtreksvorm van de contour van de afzonderlijke drijflichamen, is bij voorkeur 30 aangepast aan de doorsnedevorm van de container, welke container elke willekeurige doorsnedevorm kan vertonen, zoals cirkelvormig, ovaal, veelhoekig, zoals vierkant of 5 rechthoekig. De doorsnedevorm van het drijflichaam of de drijflichamen is bij voorkeur cirkelvormig.

De substantie kan elke willekeurige substantie zijn. In het bijzonder is de substantie een min of meer vloeibare 5 substantie, bijvoorbeeld mest.

Duidelijk is, dat de afmetingen van het centrale eerste deel en het tweede deel van de afdekfolie en/of het centrale eerste deel en het tweede deel van het oppervlak van de substantie afhankelijk zijn van een aantal parameters, 10 zoals, maar niet uitsluitend, de afmetingen en de vorm van de container, de afmetingen en de vorm van het drijflichaam, de flexibiliteit van de afdekfolie, en hoe strak de afdekfolie met het drijflichaam is verbonden.

De afdekfolie is bij voorkeur van een gasdicht 15 materiaal vervaardigd, bijvoorbeeld van gewapende PVC.

In een uitvoeringsvorm van de container volgens de uitvinding strekt een aan het tweede deel van de afdekfolie aansluitend derde deel van de afdekfolie zich aan de buitenzijde van het drijflichaam uit, welk derde deel een 20 vooraf bepaalde lengte vertoont, die groter is dan de afstand tussen het drijflichaam en de wand van de container, waarbij het derde deel van de afdekfolie een gastoevoeropening vertoont, via welke gastoevoeropening in gebruik gas onder druk kan worden toegevoerd aan een naar de 25 substantie toegekeerde zijde van het derde deel van de afdekfolie, zodanig, dat het derde deel van de afdekfolie tegen de wand van de container wordt gedrukt voor het gasdicht afsluiten van de container.

Door het toevoeren van gas aan een naar de substantie 30 toegekeerde zijde van het derde deel van de afdekfolie, wordt in een gebied tussen het drijflichaam en de wand druk opgebouwd, waardoor het derde deel van de afdekfolie zich van de substantie af zal verplaatsen en bol zal komen te 6 staan, waarbij het derde deel van de afdekfolie zich tot aan de wand van de container zal uitstrekken. Hierdoor wordt een gasdichte afdichting van de substantie in de container verschaft. Hierbij is het mogelijk, dat de substantie 5 maximaal tot aan de onderzijde van het drijflichaam wordt weggedrukt.

Tijdens het vullen of legen van de container wordt bijvoorkeur geen gas toegevoerd aan het derde deel van de afdekfolie. Hierdoor zal het derde deel van de folie zich 10 tijdens het vullen of legen van de container niet tegen de wand van de container uitstrekken, zodat tijdens het verticaal verplaatsen van de afdekfolie door het vullen en legen van de container geen wrijving tussen de afdekfolie en de wand van de container optreedt. Hierdoor kan het vullen 15 en legen van de container met minder weerstand plaatsvinden en/of kunnen beschadigingen aan de afdekfolie door wrijving voorkomen worden.

Bij voorkeur zijn de gasafzuigmiddelen inricht om een deel van het uit de genoemde ruimte afgezogen gas terug te 20 voeren naar de gastoevoeropening van het derde deel van de afdekfolie. Op deze wijze is een volledige kringloop van het gas verschaft, zodat geen externe gasbron nodig is voor het verschaffen van de gasdichte afdichting.

Bij voorkeur zijn aan de container drukmeetmiddelen 25 toegevoegd voor het meten van de druk aan de naar de substantie toegekeerde zijde van het derde deel van de afdekfolie, en aanstuurmiddelen voor het op basis van de gemeten druk aansturen van de gasafzuigmiddelen voor het terugvoeren van een deel van het gas naar de 30 gastoevoeropening van het derde deel van de afdekfolie. De aansturing kan hierbij zodanig zijn ingericht, dat slechts als de druk onder een vooraf bepaalde minimale druk komt gas aan het derde deel van de afdekfolie wordt toegevoerd.

7

Opgemerkt wordt, dat het derde deel van de afdekfolie gasdicht met bijvoorbeeld de bovenzijde of de buitenzijde van het drijflichaam is verbonden, zodanig, dat wordt voorkomen, dat er aan de bovenzijde van het drijflichaam een 5 gasdoorstromende verbinding tussen het tweede deel van de afdekfolie en het derde deel van de afdekfolie aanwezig is.

Om te waarborgen, dat het derde deel van de afdekfolie zich zijwaarts naar de wand van de container verplaatst en niet uitsluitend opwaarts in een richting loodrecht op het 10 substantie-oppervlak, omvat het van het drijflichaam afgekeerde einde van het derde deel van de afdekfolie een gewicht. De massa van het gewicht is hierbij zodanig gekozen, dat de door het gas, dat aan het derde deel van de afdekfolie wordt toegevoerd, opgebouwde druk voldoende is 15 voor het opliften en zijwaarts verplaatsen van het derde deel van de afdekfolie, maar niet voldoende om het derde deel van de afdekfolie volledig uit de substantie te verplaatsen, ofwel weg te blazen. Het gewicht biedt verder het voordeel, dat tijdens het legen of vullen van de 20 container, wanneer, zoals hierboven is beschreven, de gastoevoer tijdelijk wordt stopgezet, het derde deel van de afdekfolie langs de buitenzijde van het drijflichaam omlaag zakt in de substantie, en derhalve niet aanligt tegen de wand van de container voor het voorkomen van wrijving.

25 Het einde van het derde deel van de afdekfolie omvat bij voorkeur verbindingsmiddelen voor het verbinden van het einde met het gewicht. Bijvoorbeeld kan het einde een lus omvatten of tot een lus zijn omgevouwen, zodanig, dat het gewicht in de lus geaccommodeerd kan worden.

30 Volgens een andere uitvoeringsvorm van de container volgens de uitvinding wordt het drijflichaam gevormd door een vierde deel van de afdekfolie, welk vierde deel een afgesloten ruimte omsluit, die met een schuim gevuld is. Het 8 schuim kan bijvoorbeeld Polyurethaan-(PU)-schuim zijn.

Voor het opvangen van regenwater kan de afdekfolie een centraal opgestelde opvanginrichting omvatten, waarbij aan de container pompmiddelen zijn toegevoegd voor het uit de 5 opvanginrichting pompen van zich daarin bevindend regenwater.

De uitvinding heeft verder betrekking op een afdekfolie voor het afdekken van een substantie in een container zoals hierboven beschreven, omvattende: 10 - een nabij de omtrek van de afdekfolie aangebracht drijflichaam, en - een nabij het drijflichaam aan de binnenzijde daarvan in de afdekfolie aangebrachte afvoeropening voor het afvoeren van gas.

15 Zoals hierboven is beschreven omvat de container gasafzuigmiddelen voor het afzuigen van gas uit de genoemde ruimte. De afdekfolie volgens de uitvinding vertoont hiertoe een afvoeropening voor het afvoeren van gas, welke opening nabij het drijflichaam en aan de binnenzijde daarvan in de 20 afdekfolie is aangebracht, ofwel aan de naar het midden van de afdekfolie gekeerde zijde van het drijflichaam.

Zoals verder is beschreven, kan tijdens het vullen of legen van de container, of tijdens het verwijderen van de afdekfolie, de afvoeropening voor het afvoeren van gas ook 25 als toevoeropening voor het toevoeren van gas dienen, zodat het vullen of leggen van de container, of het verwijderen van de afdekfolie eenvoudig en/of met minder weerstand kan plaatsvinden.

In een uitvoeringsvorm van de afdekfolie volgens de 30 uitvinding omvat de afdekfolie een nabij het drijflichaam aan de buitenzijde daarvan aangebrachte toevoeropening voor het toevoeren van gas.

9

Zoals hierboven is beschreven, dient deze toevoeropening voor het toevoeren van gas aan een naar de substantie gekeerde zijde van een derde deel van de afdekfolie voor het verschaffen van een gasdichte afdichting 5 van de container.

Voor het eenvoudig kunnen aanbrengen van de afdekfolie in de container vertoont het drijflichaam een opening voor het toevoeren van lucht en/of schuim, en afvoermiddelen voor het afvoeren van lucht. Dit zal hieronder nader worden 10 toegelicht. De afvoermiddelen voor het afvoeren van lucht kunnen bijvoorbeeld een luchtafvoeropening omvatten. Ook kan het drijflichaam permeabel voor lucht zijn.

De afdekfolie bevindt zich voorafgaand aan het aanbrengen in de container bij voorkeur in een min of meer 15 opgevouwen toestand, waarbij de afdekfolie in de container kan worden uitgevouwen naar een uitgevouwen toestand. Dit zal hieronder nader worden toegelicht.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een afdekfolie in een container voor 20 het bevatten van een gas bevattende en/of gas producerende substantie, omvattende de volgende, in een geschikte volgorde uit te voeren, stappen: a) het verschaffen van de afdekfolie volgens conclusie 9, welk folie omvat: 25 - een nabij de omtrek van de afdekfolie aangebracht drijflichaam met een opening voor het toevoeren van lucht en/of schuim, en afvoermiddelen voor het afvoeren van lucht; - een nabij het drijflichaam aan de binnenzijde 30 daarvan aangebrachte afvoeropening voor het afvoeren van gas; en 10 - eventueel een nabij het drijflichaam aan de buitenzijde daarvan aangebrachte toevoeropening voor het toevoeren van gas, b) het in de container plaatsen van de afdekfolie; 5 c) het via de opening toevoeren van lucht in het drijflichaam, zodanig, dat de afdekfolie zich neerlegt over de bodem van de container of over zich in de container bevindende substantie; en d), uit te voeren na stap c), het via de opening 10 toevoeren van schuim in het drijflichaam, waarbij de lucht via de afvoermiddelen uit het drijflichaam wordt afgevoerd.

De werkwijze volgens de uitvinding biedt het voordeel, dat de afdekfolie pas nadat deze in de container is aangebracht zijn uiteindelijke gestalte aanneemt door het 15 toevoeren van lucht. Hierdoor is de afdekfolie voorafgaand aan het aanbrengen in de container eenvoudig te hanteren, waardoor deze eenvoudig in de container kan worden aangebracht, bijvoorbeeld met gebruik van hijsmiddelen zoals een hijskraan.

20 Bij voorkeur bevindt de afdekfolie zich in de stappen a) en b) in een eerste, min of meer opgevouwen toestand, waarbij in stap c), door het toevoeren van lucht, de afdekfolie wordt uitgevouwen naar een tweede, uitgevouwen toestand. In een dergelijke opgevouwen toestand is de 25 afdekfolie relatief compact, zodat deze tijdens opslag en vervoer weinig ruimte in beslag neemt. Door zijn compactheid kan de afdekfolie bovendien eenvoudig in de container worden aangebracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 30 van in een tekening weergegeven figuren, waarbij figuur 1 een perspectivische doorsnede van de container met afdekfolie volgens de uitvinding toont; 11 figuur 2 de afdekfolie nabij de wand van de container in detail weergeeft; de figuren 3A, 3B de afdekfolie nabij de wand aan een tegenover gelegen zijde van de container in detail 5 weergeven; respectievelijk wanneer geen of wel gas wordt toegevoerd; figuur 4 een in het midden van de afdekfolie opgestelde put toont; en de figuren 5A - 5C de stappen van een werkwijze voor 10 het in de container aanbrengen van de afdekfolie weergeven.

Figuren 1 toont een silo 1 met een bodem 4 en een aan de bodem aansluitende opstaande omtrekswand 5. De silo 1 is voor een deel gevuld met min of meer vloeibare mest 2. De mest 2 stoot gassen uit, welke gassen niet aan de omgeving 15 mogen worden afgegeven, en welke bovendien gebruikt kunnen worden voor diverse doeleinden, bijvoorbeeld als brandstof. Hiertoe is op de mest 2 een daarop drijfbare afdekfolie 3 van gewapende PVC aangebracht, welke uitstoot van de gassen aan de omgeving voorkomt en mogelijk maakt, dat de gassen 20 gewonnen kunnen worden. Een centraal eerste deel 7 van de afdekfolie 3 bevindt zich hierbij in direct contact met een centraal eerste deel 11 van het oppervlak van de mest 2, waardoor de afdekfolie 3 beschermd is opgesteld tegen bijvoorbeeld de wind.

25 De figuren 1, 2, 3A en 3B tonen, dat de afdekfolie 3 nabij de opstaande wand 5 van de container 1 een op de mest drijfbaar ringvormig drijflichaam 6 omvat. De afdekfolie 3 strekt zich hierbij zodanig over het drijflichaam 6 uit, dat een tweede deel 8 van de afdekfolie 3 zich nabij de 30 binnenzijde van het drijflichaam 6 schuin opwaarts naar het drijflichaam 6 uitstrekt. Dit tweede deel 8 is vrij van contact met een tweede deel 12 van het oppervlak van de mest 2, zodat een ruimte 13 is gevormd voor het bevatten van uit 12 de mest 2 afkomstig gas. Zoals blijkt uit de figuren 3A, 3B, is de ruimte 13 begrensd door althans een deel van het binnenoppervlak 14 van het drijflichaam 6, het tweede deel 8 van de afdekfolie 3 en het tweede deel 12 van het oppervlak 5 van de mest.

Uit de ruimte 13 kan gas worden afgezogen voor het winnen van het gas en voor het tegen het eerste deel 11 van het oppervlak van de mest 2 houden van het eerste deel 7 van de afdekfolie 3. Hierdoor is de afdekfolie 3 nog verder 10 beschermd tegen de wind. Voor het afzuigen van het gas is nabij de silo 1 een pomp 15 opgesteld, welke pomp 15 via een leiding 16 mediumdoorstromend met de ruimte 13 is verbonden. Het tweede deel 8 van de afdekfolie 3 vertoont hiertoe een opening 27 waarop de leiding 16 is aangesloten. Zoals blijkt 15 uit de figuren 3A, 3B, is de pomp 15 via een leiding 17 tevens mediumdoorstromend verbonden met een derde deel 9 van de afdekfolie 3, welk derde deel 9 zich aan de buitenzijde van het drijflichaam 6 uitstrekt en een lengte vertoont, die groter is dan de afstand tussen het drijflichaam 6 en de 20 wand 5 van de silo 1. Voor het toevoeren van gas aan het derde deel 9 omvat dit derde deel 9 van de afdekfolie 3 een opening 26 waarop de leiding 17 is aangesloten. Het gas, dat door de pomp 15 uit de ruimte 13 wordt afgezogen, kan door de pomp 15 gedeeltelijk worden teruggevoerd naar het derde 25 deel 9 van de afdekfolie 3, zodat een gasdichte afdichting van de silo 1 wordt verschaft, zie figuur 3B, zoals nu nader zal worden toegelicht.

Figuur 3A toont de situatie, dat geen gas aan het derde deel 9 wordt toegevoerd. Hieruit blijkt, dat in dat geval 30 het derde deel 9 verticaal neerwaarts langs het buitenoppervlak 18 van het drijflichaam 16 in de mest 2 hangt. Dit verticaal neerwaarts hangen van het derde deel 9 wordt mede bereikt door een gewicht 19, dat in een lus 20 13 van een van het drijflichaam 6 afgekeerd einde van het derde deel 9 is aangebracht. De lus 20 is gevormd door het van het drijflichaam 6 afgekeerde einde van het derde deel 9 om te vouwen. De stand van het derde deel 9 van de afdekfolie 3 5 volgens figuur 3A is voordelig wanneer de silo 1 gevuld of geleegd wordt, omdat tijdens het vullen of legen de afdekfolie 3 zich verticaal opwaarts, respectievelijk neerwaarts verplaatst met het mestniveau in de silo 1 en bij de stand volgens figuur 3A het derde deel 9 niet tegen de 10 wand 5 van de silo 1 aanligt en derhalve geen wrijving daartussen kan optreden.

Figuur 3B toont de situatie, dat aan een naar de mest 2 gekeerde zijde van het derde deel 9 van de afdekfolie 3 gas wordt toegevoerd. Hierdoor wordt in een gebied 29 tussen het 15 drijflichaam 6 en de wand 5 van de silo 1 druk opgebouwd, waardoor het derde deel 9 van de afdekfolie 3 zich van de mest 2 af zal verplaatsen en bol zal komen te staan, waarbij het derde deel 9 van de afdekfolie 3 zich tot aan de wand 5 van de silo 1 zal uitstrekken en zo de silo 1 gasdicht 20 afdicht. Zoals blijkt uit figuur 3B kan hierdoor de mest 2 tot maximaal aan de onderzijde van het drijflichaam 6 worden weggedrukt.

Het in de figuren 3A, 3B in detail getoonde drijflichaam 6 wordt gevormd door een afgesloten ruimte met 25 cirkelvormige doorsnede, die door het vierde deel 10 van de afdekfolie 3 is omsloten. De door het vierde deel 10 omsloten ruimte is met Polyurethaan-schuim gevuld, voor het verschaffen van de gewenste drijfkracht van het drijflichaam 6. Opgemerkt wordt, dat in plaats van Polyurethaan-schuim 30 elke geschikte (kunststof) schuim toegepast kan worden.

Figuur 2 toont, dat de afdekfolie 3 een aantal lussen 21 omvat, die nabij het drijflichaam 6 aan de binnenzijde daarvan aan de afdekfolie 3 zijn bevestigd. Deze lussen 21 14 dienen als bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van eerste einden van riemen 22, welke riemen 22 zich uitstrekken tussen enerzijds nabij het midden van de afdekfolie 3 en anderzijds nabij het drijflichaam 6. Met 5 behulp van de riemen 22 kan de afdekfolie 3 opgespannen worden. De riemen 22 zijn aan een naar de mest 2 toegekeerde zijde van de afdekfolie 3 opgesteld, ofwel aan de onderzijde van de afdekfolie 3. Alternatief kan er sprake van zijn, dat de riemen aan de van de mest 2 afgekeerde zijde van de 10 afdekfolie 3 zijn opgesteld, ofwel aan de bovenzijde van de afdekfolie 3.

Figuur 4 toont het midden van de afdekfolie 3 in detail, waaruit blijkt, dat de afdekfolie 3 een centraal opgestelde put 23 voor het opvangen van regenwater omvat.

15 Voor het uit de put 23 afvoeren van het regenwater strekt zich in de put 23 een leiding 24 met dompelaar 25 van een waterpomp (niet afgebeeld) uit. Rondom de put 23 strekt een flens 28 zich uit, aan welke flens 28 de andere einden van de riemen 22 zijn verbonden.

20 De figuren 5A - 5C tonen de stappen van een werkwijze voor het in de silo 1 aanbrengen van de afdekfolie 3, welke stappen hieronder nader beschreven zullen worden.

In de figuren 5A en 5B wordt het met behulp van een takel 30 in de silo 1 hijsen van de afdekfolie 3 getoond. In 25 figuur 5A bevindt de afdekfolie 3 zich boven de silo 1.

Zodra de afdekfolie 3 zich gedeeltelijk in de silo 1 bevindt, zie figuur 5B, wordt via een opening in het drijflichaam (niet afgebeeld) lucht daaraan toegevoerd, zodanig, dat het drijflichaam 6 naar buiten wordt gedreven 30 en de afdekfolie 3 zich over zich in de silo 1 bevindende mest 2 neerlegt. De aan het drijflichaam 6 toegevoerde lucht wordt onder druk aan het drijflichaam 6 toegevoerd, zodanig, dat het drijflichaam 6 een bepaalde mate van stijfheid en 15 drijfkracht verkrijgt. Zodra de afdekfolie 3 zich tot nabij de wand 5 uitstrekt, zie figuur 5C, wordt via de opening 31 Polyurethaan-schuim aan het drijflichaam 6 toegevoegd, zodat het drijflichaam zijn permanente drijfkracht verkrijgt. De 5 lucht wordt hierbij afgevoerd via een luchtafvoeropening (niet afgebeeld). Eventueel kan voor het spannen van de afdekfolie 3 de in de figuren 1-4 getoonde riemen 22 aangespannen worden.

In figuur 5A is de afdekfolie 3 in een slappe, 10 neerhangende toestand weergegeven. In plaats hiervan kan er tevens sprake van zijn, dat de afdekfolie zich in een min of meer opgevouwen toestand bevindt, waarbij in de in figuur 5B en 5C getoonde stappen, door het toevoeren van lucht, de afdekfolie 3 wordt uitgevouwen naar een uitgevouwen 15 toestand.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar zich tevens uitstrekt tot andere varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

20 Zo is duidelijk, dat hoewel de silo met een ronde doorsnede is weergegeven, de silo of container elke gewenste doorsnedevorm kan vertonen.

Verder is duidelijk, dat de container elke willekeurige gas bevattende en/of gas producerende substantie kan 25 bevatten.

Claims (11)

1. Container voor het bevatten van een gas bevattende en/of gas producerende substantie, welke container omvat: 5. een bodem en een aan de bodem aansluitende opstaande wand; - een afdekfolie voor het afdekken van de substantie in de container; met het kenmerk, dat 10. een centraal eerste deel van de afdekfolie zich tijdens gebruik in direct contact met een centraal eerste deel van het oppervlak van de substantie bevindt; - de afdekfolie nabij de opstaande wand een op de substantie drijfbaar drijflichaam omvat, waarbij de 15 afdekfolie zich zodanig over het drijflichaam uitstrekt, dat een tweede deel van de afdekfolie zich nabij de binnenzijde van het drijflichaam schuin opwaarts naar het drijflichaam uitstrekt, waarbij het tweede deel van de afdekfolie vrij is van contact met een tweede deel van het oppervlak van de 20 substantie, zodanig, dat een ruimte is gevormd voor het bevatten van uit de substantie afkomstig gas, welke ruimte is begrensd door althans een deel van het binnenoppervlak van het drijflichaam, het tweede deel van de afdekfolie en het tweede deel van het oppervlak van de substantie; en 25 - aan de container gasafzuigmiddelen zijn toegevoegd voor het afzuigen van gas uit de genoemde ruimte, zodanig, dat in gebruik een onderdruk tussen de afdekfolie en de substantie wordt gecreëerd, waardoor het eerste deel van de afdekfolie tegen het centrale eerste deel van het oppervlak 30 van de substantie wordt gehouden.

2. Container volgens conclusie 1, waarbij een aan het tweede deel van de afdekfolie aansluitend derde deel van de afdekfolie zich aan de buitenzijde van het drijflichaam uitstrekt, welk derde deel een vooraf bepaalde lengte vertoont, die groter is dan de afstand tussen het drijflichaam en de wand van de container, waarbij het derde 5 deel van de afdekfolie een gastoevoeropening vertoont, via welke gastoevoeropening in gebruik gas onder druk kan worden toegevoerd aan een naar de substantie toegekeerde zijde van het derde deel van de afdekfolie, zodanig, dat het derde deel van de afdekfolie tegen de wand van de container wordt 10 gedrukt voor het gasdicht afsluiten van de container.

3. Container volgens conclusie 2, waarbij de gasafzuigmiddelen zijn inricht om een deel van het uit de genoemde ruimte afgezogen gas terug te voeren naar de 15 gastoevoeropening van het derde deel van de afdekfolie.

4. Container volgens conclusie 2 of 3, waarbij het van het drijflichaam afgekeerde einde van het derde deel van de afdekfolie een gewicht omvat. 20

5. Container volgens een der conclusies 1-4, waarbij het drijflichaam wordt gevormd door een vierde deel van de afdekfolie, welk vierde deel een afgesloten ruimte omsluit, die met een schuim gevuld is. 25

6. Container volgens een der conclusies 1-5, waarbij de afdekfolie een centraal opgestelde opvanginrichting voor het opvangen van regenwater omvat, en waarbij aan de container pompmiddelen zijn toegevoegd voor het uit de 30 opvanginrichting pompen van zich daarin bevindend regenwater.

7. Afdekfolie voor het afdekken van een substantie in een container volgens een der conclusies 1-6, omvattende: - een nabij de omtrek van de afdekfolie aangebracht drijflichaam, en 5. een nabij het drijflichaam aan de binnenzijde daarvan in de afdekfolie aangebrachte afvoeropening voor het afvoeren van gas.

8. Afdekfolie volgens conclusie 7, omvattende een nabij het 10 drijflichaam aan de buitenzijde daarvan aangebrachte toevoeropening voor het toevoeren van gas.

9. Afdekfolie volgens conclusie 7 of 8, waarbij het drijflichaam een opening vertoont voor het toevoeren van 15 lucht en/of schuim, en afvoermiddelen voor het afvoeren van lucht.

10. Werkwijze voor het aanbrengen van een afdekfolie in een container voor het bevatten van een gas bevattende en/of gas 20 producerende substantie, omvattende de volgende, in een geschikte volgorde uit te voeren, stappen: a) het verschaffen van de afdekfolie volgens conclusie 9, welk folie omvat: - een nabij de omtrek van de afdekfolie 25 aangebracht drijflichaam met een opening voor het toevoeren van lucht en/of schuim, en afvoermiddelen voor het afvoeren van lucht; - een nabij het drijflichaam aan de binnenzijde daarvan aangebrachte afvoeropening voor het afvoeren van 30 gas; en - eventueel een nabij het drijflichaam aan de buitenzijde daarvan aangebrachte toevoeropening voor het toevoeren van gas, b) het in de container plaatsen van de afdekfolie; c) het via de opening toevoeren van lucht in het drijflichaam, zodanig, dat de afdekfolie zich neerlegt over de bodem van de container of over zich in de container 5 bevindende substantie; en d) , uit te voeren na stap c), het via de opening toevoeren van schuim in het drijflichaam, waarbij de lucht via de afvoermiddelen uit het drijflichaam wordt afgevoerd.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij in de stappen a) en b) de afdekfolie zich in een eerste, min of meer opgevouwen toestand bevindt, en waarbij in stap c), door het toevoeren van lucht, de afdekfolie wordt uitgevouwen naar een tweede, uitgevouwen toestand. 15