NL2006011C2 - Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. - Google Patents
Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2006011C2 NL2006011C2 NL2006011A NL2006011A NL2006011C2 NL 2006011 C2 NL2006011 C2 NL 2006011C2 NL 2006011 A NL2006011 A NL 2006011A NL 2006011 A NL2006011 A NL 2006011A NL 2006011 C2 NL2006011 C2 NL 2006011C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- die
- packaging material
- unit
- roller
- opening
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65B—MACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
- B65B61/00—Auxiliary devices, not otherwise provided for, for operating on sheets, blanks, webs, binding material, containers or packages
- B65B61/02—Auxiliary devices, not otherwise provided for, for operating on sheets, blanks, webs, binding material, containers or packages for perforating, scoring, slitting, or applying code or date marks on material prior to packaging
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B31—MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31F—MECHANICAL WORKING OR DEFORMATION OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31F1/00—Mechanical deformation without removing material, e.g. in combination with laminating
- B31F1/08—Creasing
- B31F1/10—Creasing by rotary tools
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65B—MACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
- B65B61/00—Auxiliary devices, not otherwise provided for, for operating on sheets, blanks, webs, binding material, containers or packages
- B65B61/18—Auxiliary devices, not otherwise provided for, for operating on sheets, blanks, webs, binding material, containers or packages for making package-opening or unpacking elements
- B65B61/184—Auxiliary devices, not otherwise provided for, for operating on sheets, blanks, webs, binding material, containers or packages for making package-opening or unpacking elements by applying tabs over discharge openings, e.g. over discharge openings defined by tear or score lines
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D75/00—Packages comprising articles or materials partially or wholly enclosed in strips, sheets, blanks, tubes or webs of flexible sheet material, e.g. in folded wrappers
- B65D75/52—Details
- B65D75/58—Opening or contents-removing devices added or incorporated during package manufacture
- B65D75/5827—Tear-lines provided in a wall portion
- B65D75/5833—Tear-lines provided in a wall portion for tearing out a portion of the wall
- B65D75/5838—Tear-lines provided in a wall portion for tearing out a portion of the wall combined with separate fixed tearing means, e.g. tabs
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D85/00—Containers, packaging elements or packages, specially adapted for particular articles or materials
- B65D85/70—Containers, packaging elements or packages, specially adapted for particular articles or materials for materials not otherwise provided for
- B65D85/72—Containers, packaging elements or packages, specially adapted for particular articles or materials for materials not otherwise provided for for edible or potable liquids, semiliquids, or plastic or pasty materials
- B65D85/76—Containers, packaging elements or packages, specially adapted for particular articles or materials for materials not otherwise provided for for edible or potable liquids, semiliquids, or plastic or pasty materials for cheese
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B31—MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B—MAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B50/00—Making rigid or semi-rigid containers, e.g. boxes or cartons
- B31B50/25—Surface scoring
- B31B50/254—Surface scoring using tools mounted on belts or chains
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B31—MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B—MAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B50/00—Making rigid or semi-rigid containers, e.g. boxes or cartons
- B31B50/25—Surface scoring
- B31B50/256—Surface scoring using tools mounted on a drum
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B31—MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B—MAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
- B31B50/00—Making rigid or semi-rigid containers, e.g. boxes or cartons
- B31B50/74—Auxiliary operations
- B31B50/81—Forming or attaching accessories, e.g. opening devices, closures or tear strings
- B31B50/812—Applying tabs, patches, strips or strings on blanks or webs
- B31B50/8122—Applying patches
- B31B50/8123—Applying patches the blanks remaining stationary during application of the patches
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Auxiliary Devices For And Details Of Packaging Control (AREA)
- Packages (AREA)
Description
STANSEENHEID, WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET STANSEN VAN EEN OPENING IN EEN VERPAKKINGSMATERIAAL
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stanseenheid, een inrichting 5 en werkwijze voor het stansen van een of meer openingen in een materiaal, zoals een verpakkingsmateriaal voor het verpakken van een product. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting en werkwijze voor het vervolgens verpakken van een product in het verpakkingsmateriaal voorzien van de een of meer gestanste openingen.. De uitvinding heeft tevens betrekking op een verpakt product.
10 Producten kunnen worden verpakt in een krimpfolie. Dergelijke verpakkingsfolie bestaat uit kunststof materiaal met een zodanige eigenschap dat het door verwarming de neiging heeft te gaan krimpen. Deze eigenschap wordt gebruikt om de om het product aangebrachte verpakkingsfolie te krimpen zodat deze nauw aansluit rondom het product en deze het product goed van de buitenwereld kan afsluiten. Het is bekend, 15 bijvoorbeeld bij het verpakken van natuurproducten zoals bepaalde soorten kaas en in het bijzonder bepaalde soorten zachte roomkaas (bijv. Brie), om in de strak rondom het product gekrompen verpakking een snede te maken. Een gebruiker kan de snede bijvoorbeeld met een handmes of schaar aanbrengen. De bedoelding is dat de gebruiker bij het openen van de verpakking zijn vinger deels door de snede in de verpakkingsfolie 20 steekt, waarna de gebruiker aan de folie gaat trekken om de deze open te kunnen scheuren. Omdat de verpakking echter strak over het product gekrompen is en/of omdat de gebruikte krimpfolie na een krimpproces te hebben ondergaan, tamelijk taai is, is het moeilijk om de verpakking snel en zonder beschadiging van het product te verwijderen. Wanneer bijvoorbeeld het product vervaardigd is van relatief zacht of indrukbaar 25 materiaal, is vervorming of zelfs beschadiging van het product soms onvermijdelijk.
Bij roomkazen of soortgelijke producten is verder de snede in de langsrichting van het product aangebracht, zodat de folie in dwarsrichting moet worden opengescheurd. Het in dwarsrichting openscheuren van de verpakking blijkt moeilijk te zijn en beschadiging van het product is vaak het gevolg.
30 Een verder bezwaar van specifiek de toepassing van krimpfolie is dat dergelijke folie weliswaar taai is nadat het verwarmd is, maar voordat het verwarmd is, tamelijk slap en buigzaam is. Bovendien zijn krimpfolies vaak in alle richtingen vrij rekbaar en kunnen ze gemakkelijker inscheuren dan nadat ze gekrompen zijn. Dit maakt het 20 060 1 1 2 moeilijk bewerkingen op de verpakking, zoals het stansen van een snede in de folie, uit te voeren voordat de folie het krimpproces heeft ondergaan. Soortgelijke bezwaren gelden voor stretch-folies (of gecombineerde stretch-krimp-folies) en kunnen zich bijvoorbeeld ook bij skinfolies voordoen.
5 Het is mogelijk om met behulp van een perforatie-snijrol de folie plaatselijk van perforaties te voorzien waarbij de perforaties een perforatielijn in de langsrichting van de folie definiëren. Daarna plakt men een etiket over de perforatielijn om de folie af te dichten. Daarna kan de folie om een product worden gekrompen. Voor het openen van de verpakking trekt de gebruiker het etiket dwars op het product weg om zodoende de 10 perforatie te verbreken en de folie naar de zijkant van het product te trekken. Gebleken is echter dat in de praktijk een dergelijke perforatielijn niet altijd naar behoren kan worden losgetrokken. Afhankelijk van de productvorm en/of de eigenschappen van het product zelf, kan een product niet eenvoudig uit een verpakking worden gehaald wanneer de verpakking op deze wijze in dwarsrichting geopend is.
15 Voedselproducten zoals een stuk kaas zijn in het algemeen niet gelijk van vorm en grootte. Het kan derhalve een wens zijn om het stansen van een opening te kunnen aanpassen afhankelijk van de vorm, grootte of andere eigenschappen van het product en/of om de afstand tussen na elkaar gestanste openingen te kunnen variëren.
Meer in het algemeen is het moeilijk om relatief slap en flexibel verpakkings-20 materiaal (anders dan krimp- of stretchfolie) op geschikte wijze te kunnen verwerken en te kunnen voorzien van een opening waarmee het verpakkingsmateriaal later, bij voorkeur, op eenvoudige wijze van het product kan worden verwijderd.
Het is een doel van de uitvinding een werkwijze en inrichting voor het verpakken van producten te verschaffen waarin een of meer van de bovengenoemde en/of andere 25 bezwaren van de stand van de techniek zijn ondervangen.
Het is verder een doel van de uitvinding om een stanseenheid, werkwijze en inrichting te verschaffen waarmee in relatief slap en flexibel verpakkingsmateriaal een of meer openingen kunnen worden aangebracht.
In het bijzonder is het is een doel van de uitvinding om een stanseenheid te 30 verschaffen waarin een of meer van de bovengenoemde en/of andere bezwaren van de stand van de techniek zijn ondervangen en welke in het bijzonder geschikt is voor het stansen van een of meer openingen in verpakkingsmateriaal, zoals folie voor het verpakken van kaas, of in andersoortige films of folies op een flexibele wijze.
3
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een stanseenheid verschaft omvattende een draaibare tegendrukrol, een draaibare stansrol, en een gestel waarin de tegendrukrol en stansrol ten opzichte van elkaar opgesteld zijn, waarbij de stansrol onafhankelijk van de tegendrukrol draaibaar is, met het kenmerk, dat 5 de stanseenheid is ingericht volgens één van de volgende opstellingen: • de stansrol is voorzien zijn van een eerste looprol en een tweede looprol, welke eerste en tweede looprollen aan weerszijden van de stansrol zijn aangebracht; en • de stansrol in het gestel is gerangschikt om de eerste en tweede looprollen 10 van de stansrol tegen de tegendrukrol te laten lopen; waarbij de eerste en tweede looprollen van de stansrol draaibaar ten opzichte van de stansrol gelagerd zijn, of • de tegendrukrol is voorzien van een derde looprol en een vierde looprol, 15 welke derde en vierde looprollen aan weerszijden van de tegendrukrol zijn aangebracht; en • de tegendrukrol en de stansrol zijn in het gestel gerangschikt om de derde en vierde looprollen van de tegendrukrol tegen de stansrol te laten lopen; waarbij de derde en vierde looprollen draaibaar ten opzichte van de tegendrukrol 20 gelagerd zijn.
of • de stansrol is voorzien van de eerste en tweede looprollen en de tegendrukrol is voorzien zijn van de derde en vierde looprollen; en • de tegendrukrol en de stansrol zijn in het gestel gerangschikt om de eerste en 25 tweede looprollen van de stansrol, respectievelijk tegen de derde en vierde looprollen van de tegendrukrol te laten lopen; waarbij de eerste en tweede looprollen van de stansrol, respectievelijk de derde en vierde looprollen van de tegendrukrol draaibaar ten opzichte van respectievelijk de stansrol en de tegendrukrol gelagerd zijn.
Doordat de tegendrukrol en de stansrol onafhankelijk van elkaar draaibaar zijn, is het mogelijk deze met verschillende snelheden te laten draaien. Met een dergelijke stanseenheid kan bijvoorbeeld de tegendrukrol met een zelfde snelheid bewegen als 30 4 daarover gevoerd verpakkingsmateriaal, terwijl de snelheid van de stansrol wordt gevarieerd tussen bijvoorbeeld deze zelfde snelheid tijdens het stansen van een doorstansing vanaf een beginpositie en een tweede, andere snelheid waarmee de stansrol na het voltooien van de doorstansing kan doordraaien naar een wachtpositie 5 voor een volgende doorstansing. Ook kan de stansrol in een wachtpositie worden stilgehouden. Hierdoor kan bijvoorbeeld de afstand tussen twee opeenvolgende doorstansingen naar believen gevarieerd worden. Wanneer de stansrol op bekende wijze slechts afhankelijk van de tegendrukrol draaibaar is, en zowel de stansrol en de tegendrukrol met een zelfde snelheid als daartussen doorgevoerd verpakkingsmateriaal 10 zou draaien, is de afstand tussen twee opeenvolgende doorstansingen gelijk aan de omtrek van de stansrol, wanneer deze is voorzien van een enkele stans, danwel van de afstand langs de omtrek tussen twee opeenvolgende stansen op de omtrek van de stansrol wanneer de stansrol is voorzien van meerdere stansen. In bekende stanseenheden ligt derhalve de afstand tussen twee opeenvolgende doorstansingen vast 15 door de eigenschappen van de stansrol. Met een stanseenheid volgens de uitvinding kan derhalve worden voorzien in een meer flexibele stanseenheid, waarmee bijvoorbeeld de afstand tussen twee opeenvolgende doorstansingen kan worden gevarieerd zonder het bedrijf te onderbreken. Ook kan bijvoorbeeld de afstand tussen doorstansingen worden aangepast tussen een eerste bedrijf met een, bijvoorbeeld vaste, eerste afstand en een 20 tweede bedrijf met een, bij voorbeid vaste, tweede afstand, zonder dat de stansrol hoeft te worden vervangen door bijvoorbeeld een stansrol met een ander aantal stansen en/of een andere omtrek.
In uitvoeringsvormen is de stansrol voorzien van ten minste een op de stansrol aangebrachte stans voor het vanaf een beginpositie stansen van een opening in met een 25 aanvoersnelheid aangevoerd verpakkingsmateriaal.
In verdere uitvoeringsvormen is het aangevoerde verpakkingsmateriaal voorzien is van een of meer afdekelementen. De stanseenheid kan zijn ingericht om door het verpakkingsmateriaal tot net tegen het afdekelement een opening te stansen. De opening is bijvoorbeeld geschikt is om het verpakkingsmateriaal in een eerste richting 30 en vervolgens in een tweede richting, bij voorkeur in hoofdzaak tegengesteld aan of in hoofdzaak dwars op de eerste richting te scheuren om het verpakkingsmateriaal ten minste gedeeltelijk van het product te kunnen verwijderen.
Verdere uitvoeringsvormen worden beschreven in afhankelijke conclusies.
5
Volgens een verder aspect wordt een inrichting voor het verpakken van een product verschaft, welke inrichting omvat: - een aanvoereenheid voor het aanvoeren van verpakkingsmateriaal, bijvoorbeeld krimpfolie, stretchfolie of gecombineerde stretch-krimp-folie; 5 - een stanseenheid volgens een uitvoeringsvorm van het eerste aspect; en - een verpakkingseenheid voor het met het verpakkingsmateriaal verpakken van het product.
In uitvoeringsvormen omvat de inrichting verder een afdekelementaanbrengeenheid voor het op het verpakkingsmateriaal aanbrengen van 10 ten minste een afdekelement.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat de uitvinding een werkwijze voor het met een verpakkingsmateriaal verpakken van een product, omvattend: • het beschikbaar stellen van een hierboven gedefinieerde inrichting, • het toevoeren van het verpakkingsmateriaal, 15 «het stansen van een opening in het verpakkingsmateriaal met de stanseenheid van deze inrichting, het met het verpakkingsmateriaal verpakken van een product, ofwel in een in-line ofwel een off-line verpakkingsproces.
Volgens een verder aspect wordt een verpakt product verschaft, verkregen met 20 het gebruik van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm.
Het product is bijvoorbeeld een stuk kaas, in het bijzonder een stuk roomkaas is.
Het verpakkingsmateriaal is bijvoorbeeld krimpfolie, stretchfolie, gecombineerde stretch-krimp-folie, of skinfolie. Verdere uitvoeringsvormen worden beschreven in afhankelijke conclusies.
25 Volgens een verder aspect omvat de werkwijze: - het op het verpakkingsmateriaal aanbrengen van ten minste een afdekelement; - het ter plaatse van het aangebrachte afdekelement aanbrengen van ten minste een opening in het verpakkingsmateriaal, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen, met de stanseenheid.
30 Het verpakken kan zijn geïntegreerd met de overige stappen van de werkwijze zodat een geheel "in-line" verpakkingsproces gerealiseerd kan worden. In andere uitvoeringen vindt enerzijds het aanbrengen van de afdekelementen (bijv. de etiketten) en het aanbrengen van de openingen en anderzijds het verpakken van de producten 6 afzonderlijk van elkaar in een "off-line" verpakkingsproces plaats. In het “off-line” verpakkingsproces wordt het verpakkingsmateriaal met daarop aangebrachte afdekelementen tussentijds opgeslagen op een rol.
Het afdekelement kan een al dan niet zelfklevend label of etiket zijn, maar 5 uitvoeringen waarin het afdekelement gevormd wordt door een langgerekte strip zijn ook mogelijk. Het afdekelement kan voorts op al dan niet behandelde folie worden aangebracht. Daarna wordt ter plaatse van het afdekelement de opening aangebracht, bijvoorbeeld door een stanseenheid of een lasersnijeenheid. Door de aanwezigheid van het afdekelement kan de folie plaatselijk minder slap worden gemaakt, zodat het 10 positioneren van de folie en het met de eenheid op de juiste positie aanbrengen van de opening gemakkelijker wordt gemaakt. De in de verpakking aangebrachte opening kan zodanig van vorm zijn, dat de verpakking door een gebruiker gemakkelijk kan worden opengescheurd en het product uit de verpakking verwijderd kan worden. De opening kan een langgerekte, in hoofdzaak ononderbroken opening zijn. In andere uitvoeringen 15 is een rij kleinere openingen of perforaties aangebracht en vormen de openingen samen een perforatielijn waarlangs de verpakking gemakkelijk open te scheuren is.
Het in het verpakkingsmateriaal verpakken van het product kan overigens het geheel omgeven van het product met verpakkingsmateriaal omvatten, maar andere vormen van verpakken zijn eveneens mogelijk en vallen alle binnen de hierin gegeven 20 definitie van verpakken. Het is bijvoorbeeld mogelijk het verpakkingsmateriaal te gebruiken voor het afdichten van ander verpakkingsmateriaal, bijvoorbeeld het met het verpakkingsmateriaal afdichten van een in een ander verpakkingsmateriaal, zoals bijvoorbeeld een kunststof houder, bakje of onderbaandrager (bijv. bij een dieptrek- of topseal-machine), aangebracht product.
25 In een voorkeursuitvoering omvat de werkwijze verder: - het vanaf een aanvoerrol aanvoeren van verpakkingsmateriaal; - het op het verpakkingsmateriaal aanbrengen van ten minste een afdekelement; - het vervolgens leiden van het van ten minste een afdekelement voorzien verpakkingsmateriaal langs een stanseenheid; 30 - het ter plaatse van het afdekelement stansen van een opening in het verpakkingsmateriaal, welke opening is uitgevoerd voor het handmatig openen van de verpakking.
7
Het afdekelement wordt met hechtmiddelen zoals bijvoorbeeld lijm, aan het verpakkingsmateriaal gehecht en vervolgens als referentie gebruikt bij het stansen van de opening het verpakkingsmateriaal. Het stansen wordt bij voorkeur door het verpakkingsmateriaal heen, tot tegen het afdekelement, uitgevoerd. Het afdekelement 5 blijft derhalve in essentie intact. Dit zorgt er niet alleen voor dat het afdekelement van buiten af gezien een fraai uiterlijk kan behouden, maar tevens dat de verpakking ondanks de aanwezigheid van een opening, het product luchtdicht kan blijven afsluiten (zolang uiteraard het afdekelement op de verpakkingsfolie gehecht blijft).
In plaats van het aanbrengen van een opening door middel van een stanseenheid 10 kan de opening ook op andere wijze worden aangebracht, bijvoorbeeld door het leiden van het van ten minste een afdekelement voorzien verpakkingsmateriaal langs een lasereenheid en het ter plaatse van het afdekelement laseren van een opening in het verpakkingsmateriaal. Een lasereenheid heeft als voordeel dat deze over het algemeen een lichte constructie kent en bovendien geen zware aandrijving nodig heeft, zoals 15 bijvoorbeeld het geval is bij het stansen van het afdekelement.
Nadat het afdekelement en de opening zijn aangebracht, kunnen één of meer producten op het verpakkingsmateriaal worden aangebracht waarna het verpakkingsmateriaal daaromheen wordt gerangschikt. Vervolgens wordt het verpakkingsmateriaal afgedicht (geseald) zodat het geheel van product en 20 verpakkingsmateriaal gereed is om verder verwerkt te worden.
In het geval dat het verpakkingmateriaal gevormd wordt door krimpfolie kan het verder verwerken het verwarmen van het geheel van product en folie omvatten zodat de folie om het product gekrompen kan worden.
Het verpakkingsmateriaal kan krimpfolie van elk willekeurig type zijn, 25 bijvoorbeeld een barrière-folie (d.w.z. een krimpfolie die is uitgevoerd om een barrière te vormen, bijvoorbeeld voor lucht (gas)) of een folie zonder speciale barrière-eigenschappen, een enkel- of meerlaags folie, een gelamineerde, gecoëxtrudeerde, gecoate en/of gemetalliseerde folie. Afhankelijk van het type verpakkingsmateriaal kan ook de keuze voor het materiaal van het afdekelement aangepast worden. Wanneer 30 bijvoorbeeld het verpakkingsmateriaal een barrièrefolie is, heeft het de voorkeur om ook het afdekelement van een barrière te voorzien. Op deze wijze kan de lekdichtheid van de verpakking verbeterd worden.
8
Zoals boven reeds genoemd is, is krimpfolie relatief slap en flexibel, hetgeen de verwerking daarvan moeilijk maakt. Voorbeelden van componenten gebruikt in verpakkingsmaterialen zijn ondermeer evoh (etheen-vinylalcohol), eva (ethyleen vinyl acetaat), polypropyleen, polyethyleen, polyvinylchloride, nylon, polyamide, polyester 5 en diverse copolymeren. Deze materialen kunnen slap en flexibel zijn, bijvoorbeeld wanneer het verpakkingsmateriaal een dikte van tussen 5 en 35 pm heeft.
In een verdere uitvoering omvat de werkwijze: - het leiden van een strook verpakkingsmateriaal naar een afdekelementaanbrengeenheid; 10 - het met de afdekelementaanbrengeenheid aanbrengen van reeks afdekelementen op de strook verpakkingsmateriaal; - het leiden van de strook verpakkingsmateriaal voorzien van afdekelementen langs een openingaanbrengeenheid; - het door de openingaanbrengeenheid telkens bij het passeren van een 15 afdekelement aanbrengen van een opening in alleen het verpakkingsmateriaal, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen.
In uitvoeringsvormen kan de tussenafstand tussen opeenvolgende afdekelementen naar believen worden ingesteld, zodat telkens een gewenste afslaglengte wordt 20 gerealiseerd. De afslaglengte is bijvoorbeeld afhankelijk van de vorm en/of afmetingen van het betreffende te verpakken product en/of van de voor de goede werking van de verpakkingsinrichting benodigde tussenruimte tussen de producten.
In een uitvoeringsvorm omvat de openingaanbrengeenheid een lasersnij eenheid voor het telkens bij het passeren van een afdekelement laseren van een opening in 25 alleen het verpakkingsmateriaal, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen.
In een uitvoeringsvorm omvat de openingaanbrengeenheid een stanseenheid voor het stansen van de opening.
In een verdere uitvoering omvat de werkwijze: 30 - het leiden van een strook verpakkingsmateriaal naar een afdekelementaanbrengeenheid; - het met de afdekelementaanbrengeenheid aanbrengen van reeks afdekelementen op de strook verpakkingsmateriaal; 9 - het leiden van de strook verpakkingsmateriaal voorzien van afdekelementen langs een stanseenheid; - het door de stanseenheid telkens bij het passeren van een afdekelement stansen van alleen het verpakkingsmateriaal tot tegen het afdekelement.
5 Op deze wijze kan snel en efficiënt een groot aantal afdekelementen met een of meer opening worden uitgevoerd. De tussenafstand tussen opeenvolgende afdekelementen (bijv. etiketten) kan verder naar believen worden ingesteld, zodat telkens de gewenste afslaglengte kan worden gerealiseerd. De afslaglengte is bijvoorbeeld afhankelijk van de vorm en/of afmetingen van het betreffende te 10 verpakken product, van de voor de goede werking van de verpakkingsinrichting benodigde tussenruimte tussen de producten, van toolingafmetingen van de verpakkingsinrichting, van eventuele herkenningspunten op het verpakkingsmateriaal, etc., of kan bijvoorbeeld een vooraf ingestelde waarde zijn.
Het instellen kan handmatig gebeuren, bijvoorbeeld voordat een aantal producten 15 van vooraf bekende afmetingen moet worden verpakt, maar kan ook plaatsvinden op basis van een elektronisch signaal van een externe scanner. De externe scanner kan bijvoorbeeld de producten tijdens het aanvoeren scannen en afhankelijk van de scanbeelden kan dan voor elk product afzonderlijk een optimale afslaglengte worden berekend en doorgegeven worden.
20 In een verdere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze: - het ter plaatse van het aangebrachte afdekelement aanbrengen van ten minste een eerste opening in het verpakkingsmateriaal, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen, welke eerste opening is uitgevoerd voor het handmatig openen van de verpakking; en 25 - het ter plaatse van het aangebrachte afdekelement aanbrengen van ten minste een tweede opening in een combinatie van het verpakkingsmateriaal en het daarachter gelegen afdekelement.
De tweede opening kan hierbij zijn uitgevoerd om een ontluchtingsopening te vormen, maar de opening kan ook voor andere doeleinden zijn aangebracht.
30 De eerste opening is bestemd voor het bij verwijderd afdekelement kunnen openmaken van de verpakking. De tweede opening in het verpakkingsmateriaal en de corresponderende opening in het afdekelement maken het mogelijk een al dan niet afsluitbare ontluchtingsmogelijkheid te bieden. In sommige situaties is het raadzaam 10 om tijdelijk lucht/gas uit een verpakt product te laten ontsnappen om pas daarna het product definitief luchtdicht af te kunnen sluiten. Dit laatste kan tot stand worden gebracht door over de tweede opening een tweede afdekelement aan te brengen. Het aanbrengen van het tweede afdekelement kan plaatsvinden voor en/of na het passeren 5 van een verpakkingseenheid, in het bijzonder een afdichtingseenheid daarvan, en ook voor en/of na het passeren van een krimpeenheid voor het doen krimpen van het verpakkingsmateriaal.
De opening(en) in het verpakkingsmateriaal kan(kunnen) talloze verschillende vormen aannemen. In het geval van langgerekte producten heeft het vaak de voorkeur 10 de opening zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van het product te laten uitstrekken. De bedoeling is dan om de verpakking via de opening aan te grijpen en in langsrichting open te scheuren. Indien de verpakking in langsrichting wordt opengetrokken, zal de verpakking over een relatief grote lengte opengescheurd kunnen worden voordat men een "seal"-lijn tegenkomt. Seal-lijnen kunnen nog taaier zijn dan 15 de rest van het verpakkingsmateriaal zodat de verpakking ter plaatse van de seal-lijnen vaak extra moeilijk open te scheuren is. Eventueel kan de opening op een paar plaatsen zijn voorzien van inscheurdelen om het openscheuren te vergemakkelijken en/of om het op de juiste posities inscheuren van de verpakking te bevorderen.
In alle toch nog toe bekende verpakkingen zijn de openingen zodanig uitgevoerd, 20 dat de verpakking in één enkele richting kan worden opengescheurd. In een bijzonder voordelige uitvoering is de opening in alleen het verpakkingsmateriaal niet alleen gevormd om het verpakkingsmateriaal in een eerste richting open te kunnen scheuren, maar tevens gevormd om de verpakking vervolgens in een tweede, in hoofdzaak tegengestelde richting te scheuren opdat het verpakkingsmateriaal (nog) gemakkelijker 25 van het product te verwijderen is. De opening kan bijvoorbeeld voorzien zijn van twee verschillende sets inscheurdelen. De eerste set is ingericht om de verpakking in een eerste richting in te scheuren, terwijl de tweede set is ingericht om de verpakking vervolgens in een tweede richting in te scheuren. De eerste set kan bijvoorbeeld gevormd worden door een aantal zich dwars op de opening uitstrekkende scheurlijnen 30 in een eerste langsrichting, terwijl de tweede set dan gevormd wordt door een aantal zich dwars op de opening uitstrekkende scheurlijnen in tegenovergestelde langsrichting.
11
In een bepaalde uitvoering worden de werkwijzestappen een aantal keren achter elkaar uitgevoerd. De werkwijze kan bijvoorbeeld omvatten: - het uitvoeren van de werkwijze stappen voor het met een eerste verpakkingsmateriaal verpakken van het product; 5 - het nogmaals uitvoeren van de werkwijzestappen voor het met een tweede verpakkingsmateriaal verpakken van hetzelfde product.
Het verpakkingsmateriaal kan hierbij hetzelfde type verpakkingsmateriaal zijn, maar uitvoeringen waarin een van het eerste verpakkingsmateriaal afwijkend verpakkingsmateriaal worden toegepast, zijn eveneens mogelijk.
10 Het ene verpakkingsmateriaal kan door het andere verpakkingsmateriaal worden ingesloten en/of verbonden, bijvoorbeeld door (strak) te omsluiten, door te krimpen, door de materialen te lijmen, sealen en/of te lassen.
De werkwijze kan het aanbrengen van een of meer openingen in het verpakkingsmateriaal omvatten. Wanneer twee of meer openingen worden aangebracht 15 is het mogelijk deze uit te voeren als een rij achter elkaar gesitueerde perforaties. Op deze wijze kan in het verpakkingsmateriaal een perforatielijn verschaft worden. De grootte en tussenafstand van de perforaties is dan bij voorkeur zodanig gekozen, dat bij het lostrekken van het afdekelement, de perforatielijn openscheurt.
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een verpakt product verschaft 20 dat is verkregen volgens een van de hierin beschreven werkwijzen volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding. In uitvoeringsvormen omvat het verpakte product een stuk kaas, bijvoorbeeld een stuk roomkaas.
Zoals eerder reeds genoemd is, strekt de opening in het verpakkingsmateriaal zich in bepaalde uitvoeringsvormen in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de strook 25 uit. In andere uitvoeringen kan de opening zich juist beter in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekken. In een verdere uitvoering omvat het afdekelement een hechtingsmiddel vrij gebied zodat een los van de verpakking staande treklip gerealiseerd kan worden waarmee het afdekelement van het verpakkingsmateriaal te verwijderen is. De treklip kan door een gebruiker van het, nog verpakte, product 30 worden aangegrepen. Wanneer de gebruiker vervolgens de treklip het afdekelement ten minste gedeeltelijk lostrekt van het verpakkingsmateriaal, kan de gebruiker tevens een deel van het verpakkingsmateriaal meetrekken voor het openscheuren van het 12 verpakkingsmateriaal vanaf bijvoorbeeld uiteinden van de opening of inscheuringen aan de opening.
Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het verpakken van een product, de inrichting omvattende: 5 - een aanvoereenheid aanvoeren van verpakkingsmateriaal; - een afdekelementaanbrengeenheid voor het op het verpakkingsmateriaal aanbrengen van ten minste een afdekelement; - een openingaanbrengeenheid voor het ter plaatse van het aangebrachte afdekelement aanbrengen van ten minste een opening in het verpakkingsmateriaal, 10 waarbij de openingaanbrengeenheid is ingericht om de opening door het verpakkingsmateriaal tot aan het afdekelement te vormen, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen; - een verpakkingseenheid voor het met het verpakkingsmateriaal verpakken van het product.
15 De verpakkingseenheid kan zijn geïntegreerd met de overige eenheden van de inrichting zodat een geheel "in-line" verpakkingsproces gerealiseerd kan worden. In andere uitvoeringen vindt enerzijds het aanbrengen van de afdekelementen (bijv. de etiketten) en het aanbrengen van de openingen en anderzijds het verpakken van de producten afzonderlijk van elkaar in een "off-line" verpakkingsproces plaats. Het 20 gebruik van een “in-line” verpakkingsproces waarbij het niet noodzakelijk is om het van afdekelementen voorziene verpakkingsmateriaal weer op te rollen, kan het bijvoorbeeld mogelijk maken om een relatief dun verpakkingsmateriaal te gebruiken met relatief dikke afdekelementen. Wanneer voor een “off-line” verpakkingsprocess een dergelijk dun verpakkingsmateriaal voorzien van relatief dikke afdekelementen 25 opgerold zou moeten worden, kan het risico bestaan dat een onregelmatige rol wordt verkregen vanwege de relatief grote dikteverschillen tussen delen van het verpakkingsmateriaal zonder afdekelementen en delen van het verpakkingsmateriaal waarop afdekelementen zijn aangebracht (waarbij de gezamenlijke dikte van verpakkingsmateriaal met afdekelement sterk verschilt van die van het 30 verpakkingsmateriaal alleen).
In een voorkeursuitvoering omvat het verpakkingsmateriaal krimpfolie en heeft de verpakkingseenheid een afdichtingseenheid, in het bijzonder een flowpack seal eenheid, voor het sealen van het product, en/of een verwarmingseenheid, in het 13 bijzonder een krimptunnel, voor het strak rondom het product krimpen van het verpakkingsmateriaal. In plaats van een flowpack seal eenheid kunnen ook andere afdichtingseenheden zoals een op zich bekende dieptrekeenheid, top seal eenheid, of skinmachine worden toegepast.
5 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de stans van de stanseenheid ingericht om een eerste opening in het verpakkingsmateriaal, in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het daarachter gelegen afdekelement, aan te brengen alsmede om een tweede opening in zowel het verpakkingsmateriaal als het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen.
10 De stanseenheid kan uitgevoerd zijn met een eerste stansdeel met een relatief kleine hoogte en een tweede stansdeel met een relatief grote hoogte zodat bij het door de stanseenheid stansen met het eerste stansdeel de opening zich slechts door het verpakkingsmateriaal uitstrek en bij het stansen met het tweede stansdeel de opening zich zowel door het verpakkingsmateriaal als door het afdekelement uitstrekt.
15 Een verdere uitvoeringsvorm omvat een afdekelementaanbrengeenheid voor het na het aanbrengen van een (ontluchtings-) opening in het afdekelement aanbrengen van een verder (tweede) afdekelement om de ontluchtingsopening weer (lucht-) dicht af te sluiten. Het tweede etiket wordt ten minste gedeeltelijk overlappend met het eerste etiket aangebracht teneinde de genoemde opening in het etiket te bedekken. De 20 afdekelementaanbrengeenheid kan een afzonderlijke eenheid zijn.
Volgens een verdere uitvoering omvat de stanseenheid een draaibare tegendrukrol, een aandrijfmotor voor het aandrijven van de tegendrukrol, een snelheidsdetector voor het meten van de aanvoersnelheid van het verpakkingsmateriaal en het afgeven van een voor de aanvoersnelheid representatief snelheidsignaal, en een 25 met de aandrijfmotor en de snelheidsdetector gekoppelde besturingseenheid voor het afhankelijk van het snelheidssignaal aanpassen van de draaisnelheid van de tegendrukrol. In een verdere uitvoering is de besturingseenheid ingericht om een besturingssignaal af te geven waarmee de verplaatsingssnelheid en/of -versnelling van de tegendrukrol in hoofdzaak zonder tijdsvertraging overeenkomt met die van het 30 aangevoerde verpakkingsmateriaal. Hierdoor en door een encoder die ingestelde stappen kan tellen en zodoende exact kan bepalen wanneer een afdekelement moet worden afgegeven, kan het afdekelement op exact de juiste positie op het 14 verpakkingsmateriaal worden aangebracht, ook in het geval het verpakkingsmateriaal zeer flexibel en slap is.
In een bepaalde uitvoeringsvorm is de tegendrukrol lichtgewicht uitgevoerd. Het lichte gewicht kan gerealiseerd worden door de tegendrukrol ten minste gedeeltelijk of 5 zelfs hoofdzakelijk hol uit te voeren. Kenmerkend kan een redelijke gewichtsbesparing bereikt worden door de tegendrukrol voor ten minste 50%, bij voorkeur voor ten minste 80% hol uit te voeren waardoor de massa van de tegendrukrol dienovereenkomstig kleiner kan worden gemaakt.
In verdere uitvoeringen omvat de stanseenheid: 10 - een tegendrukrol, eventueel voorzien van twee looprollen; - een draaibare stansrol, eventueel voorzien van twee, bij voorkeur gelagerde, looprollen; en - een gestel waarin de tegendrukrol en stansrol ten opzichte van elkaar opgesteld, worden. De looprollen zorgen ervoor dat de tussenafstand tussen de tegendrukrol en de 15 stansrol tijdens het draaien op de gewenste, constante waarde wordt gehouden.
In een verdere uitvoering zijn de twee looprollen van de stansrol draaibaar ten opzichte van deze stansrol doordat deze gelagerd zijn. Hierdoor kan de stansrol onafhankelijk van de tegendrukrol draaien, en toch als gevolg van de aanwezigheid van de looprollen de gewenste tussenafstand bewaren.
20 In een verdere uitvoering omvat de stanseenheid een draaibare tegendrukrol en een in hoofdzaak vrij ten opzichte van de tegendrukrol draaibare stansrol, waarbij de stansrol is een centraal deel en een ten opzichte van het centrale deel lateraal verschuifbaar aangebracht stansdeel heeft, waarbij het stansdeel op een willekeurige laterale positie ten opzichte van de tegendrukrol te fixeren is. Door deze uitvoering kan 25 het gewicht van de stansrol ook beperkt blijven en kan de positie van de stans eenvoudig ingesteld worden voor het op een juiste plaats aanbrengen van de openingen in zijwaartse richting.
In uitvoeringen van de uitvinding draait de stansrol wanneer deze stanst met exact de zelfde snelheid als de tegendrukrol die op zijn beurt weer exact de snelheid draait als 30 de foliebaan. De stansrol heeft een beginstand. Zodra het afdekelement vlak voor de stansrol wordt gedetecteerd gaat de stansrol draaien met exact de snelheid van de tegendrukrol. De folie wordt nu doorgestanst en de doorstansing zit achter het afdekelement. Als de stansvorm net voorbij de tegendrukrol is, gaat deze met een 15 verhoogde snelheid weer naar zijn beginstand en stopt daar en wacht weer op de nieuwe puls om te gaan draaien. De beginstand kan ook met de term wachtstand worden aangeduid.
In uitvoeringen heeft de stansrol een enkele stansvorm op de buitenomtrek van de 5 stansrol en correspondeert bij voorkeur de beginstand van de stansrol met een enkele voorafbepaalde omwentelingspositie van de stansrol waarop de stansvorm klaar kan staan om een doorstansing te bewerkstelligen. In uitvoeringen heeft de stansrol een veelvoud van stansvormen op verschillende posities langs de buitenomtrek van de stansrol welke in een voorafbepaalde volgorde, bijvoorbeeld beurtelings, kunnen 10 worden gebruikt, en correspondeert bij voorkeur de beginstand van de stansrol met een volgende omwentelingspositie van een veelvoud van voorafbepaalde omwentelingsposities van de stansrol waarop steeds een volgende stansvorm van het veelvoud van stansvormen klaar kan staan om een volgende doorstansing te bewerkstelligen. De stansrol kan dan tussen twee opeenvolgende doorstansingen 15 bijvoorbeeld naar de volgende omwentelingspositie draaien, waardoor de stansrol bijvoorbeeld in minder tijd klaar kan staan voor de volgende doorstansing dan met een enkele stansvorm en aldus bijvoorbeeld een hogere doorvoersnelheid kan worden verkregen.
Het versneld doordraaien van de stansrol kan in een uitvoeringsvorm worden 20 gerealiseerd doordat de stansrol is voorzien van twee gelagerde looprollen. De twee looprollen van de stansrol zijn aldus draaibaar ten opzichte van deze stansrol. Hierdoor kan de stansrol onafhankelijk van de tegendrukrol draaien. De tegendrukrol kan derhalve met de snelheid van de foliebaan draaien, terwijl de stansrol versneld naar de beginstand voor een volgende doorstansing kan doordraaien nadat een doorstansing is 25 voltooid. Als gevolg van de aanwezigheid van de looprollen kan daarbij de gewenste tussenafstand worden bewaard, zodat de stansrol op een voor stansen geschikte druk tegen de tegendrukrol is aangedrukt. In een andere uitvoeringsvorm is de tegendrukrol voorzien van twee gelagerde looprollen, en zijn de twee looprollen van de tegendruk aldus draaibaar ten opzichte van deze tegendrukrol. Hierdoor kan op alternatieve wijze 30 de stansrol onafhankelijk van de tegendrukrol draaien.
In uitvoeringen worden de stansrol en de tegendrukrol door respectievelijke aandrijfmotoren aangedreven en worden de aandrijfmotoren aangestuurd met respectievelijke besturingseenheden. De besturingseenheid van de tegendrukrol kan 16 zijn ingericht voor het aansturen van de aandrijfmotor van de tegendrukrol zodanig dat de verplaatsingssnelheid en/of -versnelling van de tegendrukrol in hoofdzaak overeenkomen met die van het aangevoerde verpakkingsmateriaal, zoals boven beschreven. De besturingseenheid van de stansrol kan zijn ingericht voor het aansturen 5 van de aandrijfmotor van de stansrol zodanig dat de verplaatsingssnelheid en/of - versnelling overeenkomt met die van het aangevoerde verpakkingsmateriaal tijdens het stansen en, bij voorkeur, na het voltooien van een doorstansing versneld doordraait naar de beginpositie voor een volgende doorstansing. De respectievelijke besturingseenheden zijn in een verdere uitvoeringsvorm geïntegreerd in een enkele 10 besturingseenheid waarmee beide aandrijfmotoren kunnen worden aangestuurd.
In een verdere uitvoering omvat de stansrol ten minste een magneetelement voor het losmaakbaar bevestigingen van een stanselement aan het buitenoppervlak van de stansrol. Indien een ander stanselement (bijv. andere vorm of andere hoogte) moet worden toegepast, behoeft aldus de stansrol niet in zijn geheel verwijderd te worden en 15 kan worden volstaan met het alleen verwisselen van het stanselement.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de inrichting: - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur 20 en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; - besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner bepalen hoeveel verpakkingsmateriaal voor elk van de producten bij het verpakken te gebruiken is.
Volgens een verdere uitvoering omvat de inrichting: 25 - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; - besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner 30 bepalen van de gewenste eigenschappen, in het bijzonder de positie, vorm en/of afmetingen, van de in het verpakkingsmateriaal te maken openingen.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting: - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; 17 - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; - besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner 5 bepalen van de gewenste positie waarop de afdekelementen op het verpakkingsmateriaal zijn aan te brengen.
De aanvoertransporteur is bijvoorbeeld een eindeloze transportband, een reeks geschakelde dragers of houders, zoals bakjes, of een foliebaan in ketting.
De scanner kan elk type optische scanner zijn en kan bestaan uit een verzameling 10 scanners die de producten bijvoorbeeld onder verschillende hoeken of op verschillende posities kunnen waarnemen. De scanners kunnen van het optische type zijn, bijvoorbeeld een of meer met de besturingsmiddelen gekoppelde (CCD-) camera's. Wanneer bijvoorbeeld de inrichting gebruikt wordt voor het verpakken van producten van verschillende vorm en afmetingen, kan voor elk aangevoerd product bepaald 15 worden over hoeveel lengte (afslaglengte) verpakkingsfolie moet worden aangevoerd om het betreffende product goed te kunnen verpakken. Als alternatief of aanvullend kan bepaald worden op welke plaats een afdekelement en/of een opening op respectievelijk in het verpakkingsmateriaal moet worden aangebracht. Naast of in aanvulling op de afslaglengte kunnen de besturingsmiddelen en de scanner zodanig zijn 20 uitgevoerd dat gewenste eigenschappen van de in het verpakkingsmateriaal te maken openingen kunnen worden bepaald en eventueel zelfs automatisch (d.w.z. zonder handmatige bewerkingen) kunnen worden ingesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de positie, vorm en/of afmetingen van de openingen ten opzichte van het te verpakken product. Wanneer de besturingsmiddelen (bijv. een microcontroller) 25 gekoppeld zijn met ten minste één van de afdekelementaanbrengeenheid, openingaanbrengeenheid en de verpakkingseenheid kunnen deze eenheden elk afzonderlijk of gezamenlijk worden ingesteld in afhankelijkheid van het van de scanner afkomstige detectiesignaal.
Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een stanseenheid verschaft 30 omvattende: - een tegendrukrol, eventueel voorzien van twee looprollen; - een draaibare stansrol, eventueel voorzien van twee, bij voorkeur gelagerde, looprollen; en 18 - een gestel waarin de tegendrukrol en stansrol ten opzichte van elkaar opgesteld, worden.
In uitvoeringen zijn de twee looprollen van de stansrol draaibaar ten opzichte van deze stansrol doordat deze gelagerd zijn.
5 In uitvoeringen omvat de stanseenheid een draaibare tegendrukrol en een in hoofdzaak vrij ten opzichte van de tegendrukrol draaibare stansrol.
In uitvoeringen worden de stansrol en de tegendrukrol door respectievelijke aandrijfmotoren aangedreven en worden de aandrijfmotoren aangestuurd met respectievelijke besturingseenheden. De besturingseenheid van de tegendrukrol kan 10 zijn ingericht voor het aansturen van de aandrijfmotor van de tegendrukrol zodanig dat de verplaatsingssnelheid en/of -versnelling van de tegendrukrol in hoofdzaak overeenkomen met die van het aangevoerde verpakkingsmateriaal, zoals boven beschreven. De besturingseenheid van de stansrol kan zijn ingericht voor het het aansturen van de aandrijfmotor van de stansrol zodanig dat de verplaatsingssnelheid 15 en/o f -versnelling overeenkomt met die van het aangevoerde verpakkingsmateriaal tijdens het stansen en, bij voorkeur, na het voltooien van een doorstansing versneld doordraait naar de beginpositie voor een volgende doorstansing. De respectievelijke besturingseenheden zijn in een verdere uitvoeringsvorm geïntegreerd in een enkele besturingseenheid waarmee beide aandrijfmotoren kunnen worden aangestuurd.
20 Verdere uitvoeringsvormen van de stanseenheid zijn hierboven beschreven.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de volgende figuren.
25 Figuur 1 toont een opengewerkt zij-aanzicht van een uitvoeringsvorm van een verpakkingsinrichting voor het verpakken van producten, inclusief verpakkingsfolie;
Figuur 2 toont een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een stanseenheid volgens de uitvinding, zonder de verpakkingsfolie;
Figuur 3 toont een gedeeltelijk opengewerkt gedetailleerd zij-aanzicht van de 30 stanseenheid van figuur 1 en 2, meer in het bijzonder de aandrijving van een magneetcilinder en tegendrukcilinder daarvan; 19
Figuren 4A en 4B geven geschematiseerde zijaanzichten van een stanscilinder en tegendrukciUnder, resp. op uitgangspositie A vóór het stansen en op positie B net na het stansen;
Figuren 5A-5D zijn gedeeltelijk opengewerkte bovenaanzichten van de door een 5 gebruiker uitgevoerde stappen voor het openen van een verpakt product;
Figuur 6 toont een bovenaanzicht van een stans waarmee een opening in de krimpfolie van een product is aangebracht;
Figuur 7 toont op schematische wijze de vorm van een op het product van figuur 4 aangebracht etiket; 10 Figuur 8 toont een product waarin naast de opening voor het openmaken van de verpakking een ontluchtingsopening is voorzien;
Figuren 9a - 9h tonen schematisch enkele details van voorbeelden van geschikte openingen.
Verwijzend naar figuur 1 wordt een verpakkingsinrichting weergegeven voor het 15 verpakken van een willekeurig product. In het hiernavolgende voorbeeld zal het product bestaan uit een onregelmatig gevormd natuurproduct zoals een stuk roomkaas. Meer in het bijzonder beschrijft het product de vorm van een “taartstuk” en moet om deze vorm een krimpverpakking worden aangebracht. De verpakking dient hierbij zodanig te zijn uitgevoerd, dat deze op relatief eenvoudige wijze door een gebruiker, 20 zonder verdere hulpmiddelen, handmatig te verwijderen is van het product.
De verpakkingsinrichting 1 omvat een afwikkeleenheid 2 voor het aanvoeren van een op rol gebracht strook krimpfolie, een afdekelementaanbrengeenheid, in het bijzonder een etiketteereenheid 3, voor het aanbrengen van afdekelementen, in het bijzonder etiketten, op de krimpfolie, een stanseenheid 5 voor het aanbrengen van een 25 of meer stansingen in de krimpfolie, een aanvoertransporteur 6 voor het aanvoeren van de te verpakken producten (p), een invoertransporteur 7 voor het invoeren van de producten (p) in de krimpfolie en een flow pack seal eenheid 8 voor het afdichten (sealen) van de verpakking en het vervolgens doen krimpen van de verpakking rondom het betreffende product.
30 De afwikkeleenheid 2 van de verpakkingsinrichting 1 omvat een op een ondergrond (o) opgesteld gestel 10. Op het gestel 10 is een afwikkelrol 11 voorzien. De afwikkelrol 11 is roteerbaar in het gestel 10 gelagerd. Op de afwikkelrol 11 is een hoeveelheid krimpfolie 12 gewikkeld. Deze krimpfolie 12 heeft over het algemeen een 20 dikte van tussen de 5 tot en met 35 micrometer. Indien andere folies worden gebruikt heeft deze folie over het algemeen een dikte tussen de 5 en 150 pm, bij voorkeur tussen 5 en 80 pm. De krimpfolie wordt met behulp van een aantal aan het gestel 10 aangebrachte verdere rollen 14-21 geleid naar de eerder genoemde invoertransporteur 5 7. Rollen 14-21 zijn in de getoonde uitvoering niet aangedreven. De verplaatsing van de krimpfolie 12 wordt veroorzaakt door de beweging van de eindloze band van de invoertransporteur 7. De invoertransporteur trekt het van de afwikkelrol 11 gewikkelde strook krimpfolie 13 strak en trekt deze strook langs de etiketteereenheid 3 en vervolgens langs de stanseenheid 5. De invoertransporteur is bijvoorbeeld een 10 transportband , een reeks geschakelde dragers of houders, zoals bakjes, of een foliebaan in ketting.
Tevens is aan het gestel 10 een etiketteereenheid 3 aangebracht. De etiketteereenheid 3 omvat op een rol dragermateriaal 20 aangebrachte etiketten die op bekende wijze via een afgifte-eenheid 18 op een eerste zijde van de krimpfoliestrook 13 15 kunnen worden vastgehecht. De etiketteereenheid 3 is hierbij gekoppeld aan een centrale besturingseenheid 25 en geeft telkens een etiket af wanneer er vanuit de besturingseenheid 25 een desbetreffend etiketteersignaal ontvangen wordt.
De stanseenheid 5 is opgebouwd uit een gestel 30 waaraan een aantal cilinders draaibaar is aangebracht. Zoals in meer detail in figuren 2 en 3 is weergegeven, omvat 20 het gestel een tweetal opstaande gesteldelen 31, 32 waartussen een bovenste rol 33 en een onderste rol 34 zijn aangebracht. De onderste rol 34, hierna ook wel de tegendrukcilinder 34 van de stanseenheid genoemd, heeft een in hoofdzaak cilindrische vorm. De tegendrukcilinder is aan de binnenzijde in hoofdzaak hol uitgevoerd, om het gewicht daarvan zo klein mogelijk te maken. Dit heeft te maken met de mogelijke eis 25 dat de tegendrukcilinder 34 zeer snel moet kunnen reageren op variaties in de aanvoersnelheid van de krimpfoliestroken 13 en derhalve grote versnellingen of vertragingen moet kunnen ondergaan. In een alternatieve uitvoeringsvorm is de tegendrukcilinder 34 in hoofdzaak massief uitgevoerd.
De tegendrukcilinder 34 kan aan de beide kopse uiteinden voorzien zijn van 30 looprollen 35, 36. Deze looprollen 35 en 36 zitten vast aan de tegendrukcilinder 34 en zijn, evenals de tegendrukcilinder zelf, vervaardigd van gehard materiaal, bij voorkeur metaal. In andere uitvoeringen is de tegendrukcilinder glad uitgevoerd en zijn aparte loopringen achterwege gelaten. Het geheel van tegendrukcilinder en looprollen is 21 voorzien van een tweetal asdelen 37, 38 die via respectieve lageringen 39,40 draaibaar in de opstaande delen 31, 32 van het gestel 30 zijn gerangschikt.
Aandrijving van de tegendrukcilinder 34 vindt plaats via een servomotor 50 waarvan de uitgaande aandrijfas 51 via een overbrengingsriem (bijv. een tandriem) 52 5 met de tegendrukcilinder 34 gekoppeld. De servomotor 50 wordt aangestuurd door een zogenaamde codeerrol (tacho alsmede encoder). Deze codeerrol is in figuur 1 met referentienummer 17 aangeduid. De codeerrol meet de actuele snelheid van de daarlangs geleide krimpfoliestrook 13 en geeft een signaal dat representatief voor de gemeten actuele snelheid daarvan door (hetzij direct hetzij via de eerdergenoemde 10 besturing) naar de servomotor 50. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de tegendrukcilinder 34 binnen relatief kleine marges de variërende snelheid van de krimpfoliestrook 13 volgen.
De aan de bovenzijde van de stanseenheid 5 gesitueerde bovenrol 33, ook wel stansrol of magneetcilinder 33 genoemd, is bestemd voor het vasthouden van de stans 15 waarmee de opening in de krimpfolie wordt aangebracht. De magneetcilinder 33 omvat een langgerekt centraal deel 42 dat met een lagerblok 28 draaibaar aan het gestel 30 is aangebracht. Het langgerekte centrale deel 42 heeft in het midden daarvan een rol 54. De rol bevat het stanselement waarmee de opening in het verpakkingsmateriaal kan worden aangebracht, zoals later uiteengezet zal worden.
20 Het centrale deel 42 is via respectievelijke lageringen 43 en 44 gekoppeld met een tweetal verdere looprollen 57, 58. Ook deze looprollen zijn vervaardigd van gehard materiaal. De looprollen 57, 58 lopen door middel van de genoemde lageringen 43, 44 tegen de onderste looprollen 35, 36 van de tegendrukcilinder 34 en zorgen ervoor dat er een constante (kleine) afstand tussen de buitenwand van de tegendrukcilinder 34 en de 25 buitenwand van de rol 54 gehandhaafd blijft. Om deze tussenafstand te handhaven zijn boven de magneetcilinder een tweetal looprollen 29 voorzien. De looprollen 29 is bevestigd aan een stelbrug 45 die in hoogterichting te verstellen is door middel van een tweetal stelknoppen 46,46'. De loopvlakken van looprollen 29 kunnen de looprollen 57,58 van de magneetcilinder in neerwaartse richting duwen en zorgen er zo voor dat 30 de magneetcilinder een juiste afstand ten opzichte van de onderdrukrol bewaart.
De rol 54 heeft een breedte bi (figuur 2) die kleiner is dan de breedte \>2 van de daaronder gelegen tegendrukcilinder 34. Verder is de rol 54 in laterale richting (richting Ri, figuur 2) verschuifbaar en op willekeurige posities langs het cilinderdeel 42 met 22 behulp van bevestigingsmiddelen 60 bevestigbaar opdat de stansing door het stansmes op de lateraal gewenste positie in de krimpfoliestrook 13 kan worden aangebracht.
De magneetcilinder 33 wordt aangedreven door middel van een verdere servomotor 62. Servomotor 62 heeft een uitgaande as 63 die met behulp van een aandrijffiem 64 5 aangrijpt op de magneetcilinder 33 en deze kan aandrijven. De getoonde constructie maakt het mogelijk om de magneetcilinder 33 en de tegendrukcilinder 34 onafhankelijk van elkaar te laten draaien. Ook indien de tegendrukcilinder voortdurend draait (althans, met snelheidsvariaties overeenkomstig de snelheidsvariaties in de krimpfoliestrook 13), kan de magneetcilinder 33 stil staan of versneld of vertraagd 10 worden, terwijl men de op het buitenoppervlak van de rol 54 voorziene stans 70 (figuren 4A en 4B) met de juiste positie en met de juiste timing ten opzichte van de op de krimpfoliestrook 13 gehechte etiketten kan positioneren.
De magneetcilinder 33 of althans de rol 54 daarvan is op het buitenoppervlak voorzien van een flexibele metalen plaat 71 die met behulp van (niet weergegeven) 15 magneten losmaakbaar aan het buitenoppervlak van de rol 54 van de magneetcilinder 33 kan worden bevestigd. Plaat 71 is voorzien van ten minste een stans (-element of -mes) 70, bijvoorbeeld van een stanselement met een vorm zoals in figuur 6 is weergegeven. De stans 70 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een langgerekt, in hoofdzaak golfvormig deel 119, met een aantal uitsteeksels 116,117 en uiteinden 112. 20 Zoals later in meer detail zal worden uitgelegd, is het mogelijk om met behulp van stans 70 in de krimpfolie een dienovereenkomstige opening te stansen. Laatstgenoemde uitsteeksels 116,117 zorgen hierbij voor corresponderende inscheurdelen 106,107.
Nadat de aangevoerde krimpfoliestrook 13 de stanseenheid 5 verlaten heeft wordt deze geleid langs een aantal rollen 19-21 en een aantal fotocellen 75. Met behulp van 25 de fotocellen 75 kan het passeren van een etiket op de krimpfoliestrook 13 gedetecteerd worden. De krimpfolie wordt verder geleid naar de eerdergenoemde invoertransporteur 7.
Invoertransporteur 7 omvat een eindloze transportband 78 die door middel een aantal al dan niet aangegeven rollen (waarvan alleen de linkerrol 79 in figuur 1 is 30 weergegeven) verplaatst kan worden. De krimpfoliestrook 13 wordt op de bovenzijde van de eindloze transportband 78 gelegd en verplaatst zich met dezelfde snelheid in de richting van de eerdergenoemde flow pack seal eenheid 8. De flow pack seal eenheid kan van een op zich bekend type zijn en is daarom niet in de figuren weergegeven. De 23 functie van de flow pack seal eenheid is het afdichten (sealen) van de op een product aangebrachte folie en vervolgens leiden van het geheel van product en gesealde folie door een krimptunnel. De krimptunnel omvat een oven waarin men door middel van warme lucht de krimpfolie 13 zodanig ver doet krimpen, dat de folie zich strak rondom 5 het product gaat uitstrekken.
De aanvoertransporteur tenslotte is van een op zich bekend type en omvat een eindloze transportband 80 die door middel van een aantal rollen 81 en 82 in beweging wordt gezet. Op de aanvoertransporteur worden de te verpakken producten (p) aangevoerd. De producten kunnen met één of meer tegelijk in een verpakking worden 10 aangebracht. In figuur 1 zijn slechts enkele producten (p) weergegeven voor de eenvoud van de tekening, maar in de praktijk kan dit aantal uiteraard veel groter zijn.
In werking voert de afwikkeleenheid 2 een strook krimpfolie 13 aan in de richting van de stanseenheid. De eerdergenoemde codeerrol (tacho en encoder) 17 meet de snelheid van de daarlangs gevoerde krimpfoliestrook 13 en geeft een 15 dienovereenkomstig signaal af aan de besturingseenheid 25 en/of aan de servomotor 50 van de tegendrukcilinder 34. De servomotor 50 zorgt er nu voor dat de tegendrukcilinder 43 met in hoofdzaak gelijke snelheid gedraaid wordt (dat wil zeggen dat de snelheid van het buitenoppervlak van de tegendrukcilinder welk oppervlak contact maakt met de krimpfoliestrook 13, in hoofdzaak gelijk is aan de snelheid van de 20 krimpfolie).
Een eigenschap van de krimpfolie is dat deze zeer flexibel is en derhalve het niet eenvoudig is om in een dergelijk transportmechanisme een constante snelheid te realiseren. In de getoonde constructie is het echter niet nodig om een constante snelheid van de krimpfoliestrook te realiseren, omdat met behulp van de codeerrol (tacho en 25 encoder )17 en de servomotor 50 van de tegendrukcilinder eventuele variaties in de snelheid van de strook opgevangen kunnen worden.
Op een gegeven moment krijgt de etiketteereenheid van via de besturingseenheid 25 en door rol 17 waar ook een encoder op zit die via stappen de lengte meet, de opdracht een afdekelement of etiket af te geven. De afgifte-eenheid 18 geeft vervolgens 30 op bekende wijze een etiket af en hecht deze vast op de zijde 22 van de krimpfolie-strook 13 (figuur 1). Dit etiket is in de figuur 1 schematisch met referentienummer 26 aangeduid. Bij alle verdere etiketten 26 zal door een besturing die in de servomotor 50 zit, worden berekend wat de afslaglengte (dat wil zeggen de gewenste eindlengte van 24 de foliestrook per product) is. Zodra deze afslaglengte bereikt is, krijgt de etiketteereenheid 3 opnieuw het signaal om een etiket af te geven. Vervolgens geeft de afgifte-eenheid 18 een verder etiket 26 af en hecht deze vast aan de krimpfoliestrook 13.
5 De afslaglengte is ondermeer afhankelijk van de voor de goede werking van de verpakkingsinrichting benodigde tussenruimte tussen de producten. Wanneer de producten bijvoorbeeld gevormd worden van kaasjes van circa 170 mm lengte en de benodigde tussenruimte bijvoorbeeld 50 mm is, is de in te stellen afslaglengte 220 mm.
In uitvoeringsvormen kan de afslaglengte worden ingesteld afhankelijk van 10 bijvoorbeeld onderlinge posities, soorten, vormen en/of afmetingen van de producten P op de aanvoertransporteur 6. Hiervoor kan een scanner 86 zijn voorzien die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten P op de aanvoertransporteur 6 en en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal aan de besturingseenheid 25. De 15 besturingseenheid 25 kan vervolgens afhankelijk van het detectiesignaal van de scanner 86 bepalen hoeveel verpakkingsmateriaal voor elk van de producten bij het verpakken te gebruiken is. In uitvoeringsvormen is de besturingseenheid 25 alternatief of aanvullend ingericht voor het afhankelijk van het detectiesignaal van de scanner 86 bepalen van de gewenste eigenschappen, in het bijzonder de positie, vorm en/of 20 afmetingen, van de in het verpakkingsmateriaal te maken openingen. In uitvoeringsvormen is de besturingseenheid 25 alternatief of aanvullend ingericht voor het afhankelijk van het detectiesignaal van de scanner 86 bepalen van de gewenste positie waarop de afdekelementen (etiketten 26) op het verpakkingsmateriaal zijn aan te brengen. De besturingseenheid 25 kan gekoppeld zijn met ten minste één van de 25 afdekelementaanbrengeenheid (etiketteereenheid 3), de openingaanbrengeenheid (stanseenheid 5) en de verpakkingseenheid (flow pack seal eenheid 8) zodat deze eenheden elk afzonderlijk of gezamenlijk worden ingesteld in afhankelijkheid van het van de scanner 86 afkomstige detectiesignaal. De scanner 86 is in het getoonde voorbeeld een CCD-camera.
30 Zodra een etiket 26 door een in de nabijheid van de codeerrol (tacho en encoder) 17 voorziene fotocel 85 (of een andere sensor van een geschikt type) gedetecteerd wordt, wordt een signaal afgegeven aan de besturingseenheid 25 en/of direct aan de servomotor 62 van de magneetcilinder 33. De magneetcilinder 33 of althans de daarop 25 aangebrachte stans 70 staat klaar in een vooraf ingestelde uitgangspositie (bijvoorbeeld positie A, figuur 4A) . De servomotor 62 draait nu de stans 70 vanaf de uitgangspositie (A) naar een stand tussen de tegendrukcilinder en magneetcilinder en zorgt ervoor dat dit net op dat moment gebeurt, waarop een etiket de tegendrukcilinder-5 /magneetcilinder-combinatie passeert. Verder is, op basis van het door de codeerrol 17 afgegeven signaal dat representatief voor de gemeten actuele snelheid van het verpakkingsmateriaal, de draaisnelheid van de magneetcilinder aangepast aan die van de tegendrukcilinder en dus aan de momentane verplaatsingssnelheid van de folie.
Door een aantal oorzaken zal de verplaatsingssnelheid van het verpakkings-10 materiaal (folie) over het algemeen niet in de tijd constant zijn. Doordat er bijvoorbeeld rek in de folie kan zitten, doordat de verwerking in de (transporteur van de) verpakkingseenheid zelf, bijvoorbeeld bij de seal-balken van een flow pack seal machine, een opschuivende beweging geeft, kunnen er variaties in de verplaatsingssnelheid van het langs de stanseenheid lopende verpakkingsmateriaal 15 optreden. Het is van belang dat de beide cilinders van de stanseenheid deze verplaatsingssnelheid exact volgen.
Overigens is de hoogte h (figuur 4A) van de stans hierbij zodanig uitgevoerd, dat alleen de folie 13 zelf gestanst wordt, maar het etiket (in hoofdzaak) niet. Met andere woorden, er wordt in de folie achter het etiket een opening (insnede, stansing etc.) 20 aangebracht, zonder dat daarbij een corresponderende opening in het etiket wordt aangebracht. De magneetcilinder draait door tot de in figuur 4B weergegeven positie B. Daarna zorgt servomotor 62 ervoor dat de magneetcilinder met grote snelheid doordraait naar de in figuur 4A weergegeven uitgangspositie A. De draaisnelheid is dermate groot dat het stans 70 op tijd weer op uitgangspositie A gearriveerd is om een 25 volgende stansing aan te kunnen brengen. Dit proces herhaalt zich telkens als de krimpfoliestrook 13 over een vooraf bepaalde afslaglengte verplaatst is en er weer een nieuw etiket tussen de tegendrukcilinder en magneetcilinder gepositioneerd wordt.
De krimpfoliestrook 13 vervolgt zijn weg in de richting van de invoertransporteur 7. Als het betreffende etiket 26 met de doorgestanste folie bij de bovenste fotocellen 75 30 aankomt, genereren deze een signaal dat al dan niet via de besturing 25 de aanvoertransporteur 6 ertoe brengt een product (p) bovenop de folie op de invoertransporteur 7 te schuiven en wel zodanig dat een etiket 26 zich exact onder (met daartussen uiteraard de folie) het product (p) bevindt. De invoertransporteur is hierbij 26 ingericht om tussen de producten de voor de verpakkingseenheid gewenste tussenruimte te creëren (bijvoorbeeld 50 mm). Deze tussenafstand kan anders zijn dan de tussenafstand tussen de producten wanneer deze zich nog op de transporteur 80 bevinden.
5 De invoertransporteur 7 transporteert het product vervolgens verder naar de flow pack seal eenheid 8 waarin de folie rond het product dicht wordt geseald en het product vervolgens door een krimptunnel wordt geleid om de folie strak om het product te laten krimpen. In een flowpack seal eenheid zijn bijvoorbeeld sensoren aanwezig die detectiesignalen afgeven op basis waarvan de sealbalken precies tussen twee 10 opeenvolgende producten naar beneden komen en de producten rondom dichtsealen. In het geval van het eerder genoemde kaasje, wordt het product langs drie zijden dichtgeseald. Dit zorgt ervoor dat bij de voorzijde bij het brede gedeelte van het kaasje, bij de punt en de zijkant verdikkingen gecreëerd worden (als gevolg van op elkaar krimpen van relatief grote delen verpakkingsmateriaal). Deze verdikkingen zijn vaak 15 zodanig taai, dat het inscheuren van het verpakkingsmateriaal tot voorbij deze verdikkingen niet of slechts moeilijk gerealiseerd kan worden.
Een voorbeeld van een volgens de beschreven werkwijze en/of in de beschreven verpakkingsinrichting 1 vervaardigd product is in figuur 5A weergegeven. In figuur 5A is het betreffende product een stuk roomkaas, dat op gebruikelijke wijze de vorm heeft 20 van een “taartpunt”. Rondom de roomkaas 90 is een krimpfolie 91 aangebracht. Verder is zichtbaar dat de folie 91 aan de bovenzijde voorzien is van een zich in dwarsrichting van de roomkaas uitstrekkende gestanste opening 94, waarbij bovenop de folie en de gestanste opening 94 afdekkend etiket 93 is aangebracht. De vorm van dit etiket 93 is in meer detail in figuur 7 weergegeven. Het etiket omvat een lijfgedeelte 95 dat met 25 behulp van hechtmiddel (bijvoorbeeld lijm) aan de folie vastgehecht is. Het etiket 93 bevat aan haar bovenzijde tevens een lijmvrij gedeelte of lijmvrije strook 96. De lijmvrije strook 96 (waaronder mede wordt verstaan een van lijm voorziene strook waarvan de lijm op bekende wijze geneutraliseerd is) vormt een uitsteeksel of lip 97 en is bedoeld om door een gebruiker van het product aangegrepen te worden.
30 In figuur 5A is weergegeven hoe de door de stans aangebrachte opening 94 zich onder het etiket 93 uitstrekt. Tevens zijn met stippellijnen 100 respectievelijk 101 de betreffende delen (bijvoorbeeld al dan niet denkbeeldige scheurlijnen) weergegeven waar de folie ingescheurd kan worden.
27
Het inscheuren van de folie gebeurt als volgt. De gebruiker trekt het lipje 97 naar beneden toe. Doordat de lijmvrije strook 96 en het daarvan onderdeel uitmakende lipje 97 niet voorzien is van lijm, kan dit gemakkelijk worden beetgepakt. Wanneer de gebruiker het geheel naar beneden trekt (zie step SI, figuren 5A en 5B) zal op een 5 gegeven moment als gevolg van de hechting tussen het etiket en de krimpfolie, de meest bovenste delen 109 (zie figuur 6) van de krimpfolie net onder de gestanste opening 94 met het etiket 93 worden meegetrokken en daarmee loskomen van het product. Wanneer de gebruiker verder trekt en op een gegeven moment de folie lostrekt tot de uiteinden 102 van de opening 94 zal bij het verder trekken de folie ongeveer 10 langs de (denkbeeldige) stippellijnen 100, welke zich vanaf de uiteinden 102 van de opening 94 uitstrekken, verder opengescheurd worden (openingsstap S1, figuur 5B) tot aan de rand van de verpakking. Wanneer de gebruiker verder trekt, kan de folie langs (denkbeeldige) stippellijnen 100' verder opengescheurd worden. In deze toestand kan de verpakking soms al eenvoudig van het product verwijderd worden.
15 Het bezwaar blijft echter dat de bovenzijde van de folie, dat wil zeggen de folie ter plaatse van het breedste uiteinde van de roomkaas 90, nog niet is verwijderd. Door de speciale vorm van de opening 94 is echter een deel van de folie (dat wil zeggen deel 105, figuur 5A) als treklip te gebruiken. Wanneer de gebruiker vervolgens aan deze treklip 105 trekt, zal de folie loskomen en mede als gevolg van de aanwezigheid van 20 zich in opwaartse richting uitstrekkende inscheurdelen 106 de krimpfolie ongeveer langs (denkbeeldige) stippellijnen 101, welke zich vanaf de respectievelijke inscheurdelen 106 uitstrekken, in opwaartse richting ingescheurd worden zodat ook de bovenzijde van de folie gemakkelijk verwijderd kan worden (openingsstap S2, figuur 5C). Deze situatie is in figuur 5C weergegeven. In de getoonde uitvoeringsvorm is de 25 langgerekte opening 94 voorzien van verdere inscheurdelen of inscheuropeningen 108. Deze inscheuropeningen 107 maken een schuin zijwaarts inscheuring via (denkbeeldige) scheurlijnen 108, welke zich vanaf de inscheuropeningen 107 uitstrekken, mogelijk, zoals in figuur 5D is weergegeven, teneinde de resterende hoekdelen van de verpakking gedeeltelijk los te kunnen scheuren (openingsstappen S3 30 en S4, figuur 5D).
In een andere, niet-weergegeven uitvoeringsvorm is naast de lijmvrije strook 96 en de hechtende deel van het etiket een deel van het etiket voorzien van een speciale 28 lijmlaag 110 (figuur 7) die een hersluitbare verpakking mogelijk maakt. Dit maakt het mogelijk om een (deels) geopende verpakking weer tijdelijk af te sluiten.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een andere stans toegepast dan de eerder onder verwijzing naar referentienummer 70 beschreven stans.
5 De alternatieve stans heeft een tweetal stansdelen. Het eerste stansdeel heeft een eerste hoogte en is bestemd om alleen in de folie en niet in het etiket een opening te maken, een en ander conform hetgeen eerder beschreven is. Een verschil met de stans van figuur 6 is echter dat er maar twee uitsteeksels zijn in plaats van vier voor het verschaffen van inscheurdelen 106 (waarbij inscheurdelen 107 achterwege blijven).
10 Een tweede stansdeel heeft echter een grotere hoogte zodat bij het stansen niet alleen een opening 114 in de folie 13 wordt aangebracht, maar eveneens een opening 120 (figuur 8) in het etiket 93. Wanneer het product met de op deze wijze gestanste folie en etiket naar de flow pack seal eenheid 8 wordt geleid, wordt het product dichtgeseald en door de krimptunnel gevoerd, waarbij lucht nu via de opening in het etiket kan 15 ontsnappen. Dit kan het "flow pack proces" ten goede komen aangezien aangezien tijdens het krimpen gassen via de opening 120 kunnen ontsnappen. Nadat het product op de beschreven wijze geseald en gekrompen is, wordt er een tweede etiket 113 bovenop het eerste etiket gehecht en wel zodanig dat de eerdergenoemde opening 114 in de verpakking en in het eerste etiket 93 wordt afgedicht zodat het product luchtdicht 20 kan worden afgesloten ten opzichte van de buitenwereld.
De opening 120 heeft bij voorkeur een U-vorm, maar andere vormen zijn uiteraard ook mogelijk. Overigens is het in een krimpfolie aanbrengen van een ontluchtingsopening op zich al bekend. De bestaande ontluchtingsopeningen worden echter vaak aangebracht op een andere positie, bijvoorbeeld op een positie tegenover 25 die van het etiket. Volgens de onderhavige uitvoeringsvorm kan de ontluchtingsopening 120 echter aan dezelfde zijde van het product of zelfs ter plaatse van het eerste etiket worden aangebracht. Wanneer de ontluchtingsopening na het krimpproces wordt afgedicht met een tweede etiket, kan het tweede etiket aan dezelfde zijde van het product respectievelijk bovenop het eerste etiket gehecht worden.
30 Figuur 9a - 9h tonen enkele voorbeelden van uitvoeringsvormen van opening 94 met een geschikte vorm voor het verwijderen van verpakkingsmateriaal van een verpakt product. De opening is steeds gevormd om het verpakkingsmateriaal in een eerste richting en vervolgens in een andere, tweede, richting te scheuren om het 29 verpakkingsmateriaal ten minste gedeeltelijk van het product te verwijderen. In uitvoeringsvormen is de tweede richting in hoofdzaak tegengesteld aan de eerste richting. In alternatieve of verdere uitvoeringsvormen staat de tweede richting schuin ten opzichte van de eerste richting, bijvoorbeeld in hoofdzaak dwars op de eerste 5 richting. In de getoonde uitvoeringsvormen is het tevens mogelijk, maar voor het verwijderen van de folie van het product wellicht niet altijd noodzakelijk, om vervolgens het verpakkingsmateriaal in nog een of meer andere richtingen van het product te verwijderen, bijvoorbeeld in zijwaartse richting. De opening is aldus in het verpakkingssignaal gevormd om het verpakkingsmateriaal in twee, drie of meer 10 richtingen te openen.
Figuur 9a toont nogmaals de aan de hand van Figuur 5a - 5d beschreven opening 94 met een langgerekt golfvormig deel met twee zich in opwaartse richting uitstrekkende inscheurdelen 106 en twee verdere, zich schuin zijwaarts uitstrekkende, verdere inscheurdelen 107. Daarnaast toont Figuur 9a ook nogmaals de meest bovenste 15 delen 109 van de folie, net onder de gestanste opening 94. De delen 109 worden zoals boven beschreven met het etiket 93 meegetrokken en komen daarmee los van het product, wanneer de gebruiker lip 97 naar beneden trekt. Ook toont Figuur 9a het door de speciale vorm van de opening 94 als treklip te gebruiken deel van de folie: dit is aangeduid met deel 105. Met deel 105 kan de gebruiker, zoals boven beschreven, de 20 folie in de opwaartse richting van het product losscheuren.
De in Figuur 9b getoonde alternatieve opening verschilt van de opening getoond in Figuur 9a doordat het deel 105 welke als treklip is te gebruiken zich verder uitstrekt vanaf de dwarsrichting van de opening 94. Hierdoor wordt een langere treklip gevormd welke voor de gebruiker eenvoudiger aan te grijpen kan zijn dan de relatief korte 25 treklip gevormd door deel 105 in Figuur 9a.
Figuur 9c toont een kruisvormige opening 94, in hoofdzaak gevormd door twee inscheurdelen 104a welke zich schuin naar beneden uitstrekken vanuit het centrum van de opening tot uiteinden 102, en twee inscheurdelen 104b welke zich schuin naar boven uitstrekken vanaf het centrum van de opening tot uiteinden 103. Tussen de twee 30 inscheurdelen 104a vormt zich aldus een driehoekig deel 109, welk op vergelijkbare wijze als de delen 109 van Figuur 9a, wordt meegetrokken wanneer de gebruiker lip 97 naar beneden trekt. De folie zal dan vanaf de uiteinden 102 van de inscheurdelen 104a uitscheuren langs (denkbeeldige) inscheurlijnen die zich vanaf de uiteinden schuin naar 30 beneden uitstrekken. Tussen de twee inscheurdelen 104b vormt zich een driehoekig treklip 105, waarmee de gebruiker vervolgens, op vergelijkbare wijze als boven beschreven, de folie in een (schuin) opwaartse richting van het product kan losscheuren. De folie zal dan vanaf de uiteinden 103 van de inscheurdelen 104b 5 uitscheuren langs (denkbeeldige) inscheurlijnen die zich vanaf de uiteinden 103 schuin naar boven uitstrekken en kan aldus in die richting van het product worden verwijderd. Tussen de twee inscheurdelen 104a en 104b vormen zich, zowel links als rechts, respectievelijke zijwaarts-gerichte driehoekig treklip (ongenummerd), waarmee de gebruiker vervolgens de folie in de zijwaartse richtingen van het product kan 10 verwijderen.
De in Figuur 9d getoonde alternatieve opening verschilt van de opening getoond in Figuur 9c doordat de opening 94 een cirkelvormig centrum heeft, van waaruit zich in kruislingse richting de inscheurdelen 104a en 104b op vergelijkbare wijze als in Figuur 9c uitstrekken.
15 Figuur 9e toont een stervormige opening 94, in hoofdzaak gevormd door twee inscheurdelen 104a welke zich schuin naar beneden uitstrekken vanuit het centrum van de opening tot uiteinden 102, en een inscheurdelen 104c welk zich naar boven uitstrekt vanaf het centrum van de opening tot uiteinde 103. Tussen de twee inscheurdelen 104a vormt zich aldus een driehoekig deel 109, welk op vergelijkbare wijze als het 20 driehoekige deel 109 van Figuur 9c, wordt meegetrokken wanneer de gebruiker lip 97 naar beneden trekt. De folie zal dan vanaf de uiteinden 102 van de inscheurdelen 104a uitscheuren langs (denkbeeldige) inscheurlijnen die zich vanaf de uiteinden schuin naar beneden uitstrekken. Tussen inscheurdeel 104c en inscheurdelen 104a vormen zich twee in hoofdzaak driehoekig treklippen 105a en 105b. Met de driehoekig treklippen 25 105a en 105b de gebruiker vervolgens de folie verder van het product kan losscheuren.
Door aan treklip 105a te trekken in een schuin naar links gerichte opwaartse richting kan de gebruiker de folie verder inscheuren langs een inscheurlijn welke zich vanaf inscheurdeel 104c uitstrekt. De folie komt dan los van het product en kan dan in de richting van de linkerbovenhoek van het product worden losgetrokken. Door aan treklip 30 105b te trekken in een schuin naar rechts gerichte opwaartse richting kan de gebruiker de folie verder lostrekken van het product in de richting van de linkerbovenhoek van het product.
31
De in Figuur 9f getoonde alternatieve opening verschilt van de opening getoond in Figuur 9d doordat de opening 94 een U-vormig deel heeft, van waaruit zich in de inscheurdelen 104a en 104b op vergelijkbare wijze als in Figuur 9d uitstrekken. De basis van de U-vormige opening is hier in opwaartse richting gericht, waardoor deel 5 109 gevormd wordt door het langwerpige binnendeel van de U. In een alternatieve, niet-getoonde, uitvoeringsvorm is de basis van het U-vormige deel in neerwaartse richting gericht, en vormt het langwerpige binnendeel treklip 105.Figuur 9g toont een andere alternatieve opening 94 met een langgerekt golfvormig deel met twee uiteinden 102 en met twee zich in opwaartse richting uitstrekkende inscheurdelen 106. Het 10 langgerekte deel voorziet op vergelijkbare wijze als in Figuur 9a in twee bovenste delen 109 van de folie, net onder de gestanste opening 94. De delen 109 worden zoals boven beschreven met het etiket 93 meegetrokken en komen daarmee los van het product, wanneer de gebruiker lip 97 naar beneden trekt. De speciale vorm van de opening 94 is, op vergelijkbare wijze als bij Figuur 9a, als treklip te gebruiken en is aangeduid met 15 deel 105. Wanneer de gebruiker lip 97 naar beneden trekt, zal de folie dan vanaf de uiteinden 102 van de opening uitscheuren langs (denkbeeldige) inscheurlijnen die zich vanaf de uiteinden 102 schuin naar beneden uitstrekken. Daarna kan de gebruiker, vergelijkbaar als beschreven bij Figuur 9a, met de treklip 105 de folie in opwaartse richting van het product verwijderen. Tussen de schuin opwaarts gerichte inscheurdelen 20 106 en de schuin naar beneden gerichte delen van de opening (welke zich tot aan uiteinden 102 uitstrekken) vormen zich, zowel links als rechts, respectievelijke zijwaarts-gerichte driehoekige treklippen (ongenummerd), waarmee de gebruiker vervolgens de folie in de zijwaartse richtingen van het product kan verwijderen.
Figuur 9h toont een nog andere alternatieve opening 94. De opening 94 van 25 Figuur 9h heeft een langgerekt deel met een recht middenstuk van waaraf zich twee schuin naar beneden gerichte delen uitstrekken tot twee uiteinden 102 en verder voorzien van twee zich in opwaartse richting uitstrekkende inscheurdelen 106. Met de opening 94 kan op vergelijkbare wijze als de opening getoond in Figuur 9g de folie van het product worden verwijderd.
30 Als alternatief voor de eerdergenoemde mechanische stans waarbij met behulp van een stans(element) 70 of soortgelijk element een opening in de folie en/of het etiket wordt aangebracht, kunnen ook andere middelen worden toegepast om een opening aan te brengen. Hierbij kan gedacht worden aan een lasersnijeenheid. Hierin wordt met een 32 behulp van een geconcentreerde laserbundel een opening in de folie en eventueel in het etiket aangebracht. Het voordeel van een dergelijk lasersysteem is dat dit zeer nauwkeurig kan werken en bovendien contactloos is zodat er minder slijtage optreedt. Het bezwaar van een dergelijke laseruitvoering is uiteraard dat de kosten hiervan 5 meestal hoger zijn.
In verdere uitvoeringen van de uitvinding wordt het product een eerste keer door de verpakkingsinrichting geleid voor het in verpakkingsmateriaal van een eerste type verpakken van het product, waarna het product voor een tweede keer door dezelfde (of een andere) verpakkingsinrichting geleid wordt voor het in een verpakkingsmateriaal 10 van een tweede type verpakken van het product.
In de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden is de verpakkingsinrichting uitgevoerd in een onderrol-confïguratie (ook wel onder-invoer-configuratie genoemd), maar andere configuraties zoals een bovenrol-configuratie (boven-invoer-configuratie) vallen eveneens binnen het bereik van de vakman. Andere voorbeelden van binnen de 15 uitvinding vallende configuraties zijn die waarin het van een afdekelement voorzien verpakkingsmateriaal gebruikt wordt in horizontale of verticale flowpack-, topseal-, dieptrek-, skin machines, (hoek) sealers of soortgelijke sealers.
De hierin beschreven inrichting en werkwijze kunnen het verpakken van een primair product, maar ook voor het verpakken van het product en/of als secundaire 20 en/of als tertiaire verpakking van een product (of producten). Het verpakkingsmateriaal kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het verpakken van (een reeks van ) een reeds een keer (of meer dan één keer) verpakt product.
Alhoewel in de uitvoeringsvoorbeelden voor een groot deel verwezen is naar verpakkingsinrichtingen voor het verpakken van voedselproducten, is de uitvinding niet 25 hiertoe beperkt. De werkwijze en inrichting kunnen bijvoorbeeld ook in tal van markten buiten de voedselmarkt worden ingezet, zoals bij bijvoorbeeld het verpakken van (een reeks) elektronische of optische gegevensdragers (CD’s, DVD's), het dichtmaken (afsealen) van kartonnen dozen en het eenvoudig openscheuren daarvan (via de in de verpakking voorziene openingen voor het verwijderen van de verpakking), en het 30 verpakken van medicijnen. In het laatste geval kan bijvoorbeeld met de nieuwe werkwijze een vorm van verzegeling (sluitzegelzekerheid) verschaft worden.
Skinmachines zijn tegenwoordig in diverse varianten te verkrijgen variërend van een traditionele skinmachine werkend vanaf een rol maar ook nieuwere skinvarianten 33 zoals bijvoorbeeld werkend met voorgevormde trays op topsealers die voorzien worden van een skinmateriaal als ook nieuwere dieptrekkers met warmte nabehandeling die nadien via water of dompelbad de folie nauw om het product laat krimpen. De bovenstaande skinmachines vallen in de onderhavige uitvinding alle onder het begrip 5 ’’skinmachine”. De materialen gebuikt voor het skinnen vallen onder het begrip “een door een skinmachine gebruikt verpakkingsmateriaal”.
De beschreven eigenschap van het moeilijk te verwijderen van krimpfolie van het product zonder dit te beschadigen is ook van toepassing op producten verpakt met folie soorten zoals de stretch en skinfolies. De hier beschreven uitvinding helpt deze 10 problemen te ondervangen en het openen te vereenvoudigen en ook kan door de werkwijze en de inrichting de kans op lekkage van verpakkingen tussen afdekelement en verpakkingsmateriaal verkleinen. Door de dubbele openingsrichting kunnen de producten gemakkelijker uit de verpakking worden gehaald. De optimalisatie die per individueel product mogelijk wordt voor wat betreft de vrij te kiezen plaats van de start 15 van de opening (plaats etiket) door deze uitvinding, welke nu geoptimaliseerd gekozen kan worden tijdens fabricage per individueel product, kan veel bijdragen tot een nadien gemakkelijker te openen verpakking.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven voorkeursuitvoeringsvormen (inrichtingen, werkwijzen en/of producten en/of folie 20 soorten) ervan. De gevraagde rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei aanpassingen en modificaties denkbaar zijn.
2006011
Claims (31)
1. Stanseenheid omvattende: 5. een draaibare tegendrukroi (34); - een draaibare stansrol (33); en - een gestel (30) waarin de tegendrukroi (34) en stansrol (33) ten opzichte van elkaar opgesteld zijn; waarbij de stansrol (33) onafhankelijk van de tegendrukroi (34) draaibaar is, 10 met het kenmerk, dat de stanseenheid is ingericht volgens één van de volgende opstellingen: • de stansrol (33) is voorzien zijn van een eerste looprol (57) en een tweede looprol (58), welke eerste en tweede looprollen aan weerszijden van de stansrol (33) zijn aangebracht; en 15. de stansrol (33) in het gestel (30) is gerangschikt om de eerste en tweede looprollen (57, 58) van de stansrol (33) tegen de tegendrukroi (34) te laten lopen; waarbij de eerste en tweede looprollen (57, 58) van de stansrol (33) draaibaar ten opzichte van de stansrol (33) gelagerd zijn, 20 of • de tegendrukroi (34) is voorzien van een derde looprol en een vierde looprol, welke derde en vierde looprollen aan weerszijden van de tegendrukroi (34) zijn aangebracht; en • de tegendrukroi (34) en de stansrol (33) zijn in het gestel (30) gerangschikt 25 om de derde en vierde looprollen van de tegendrukroi (34) tegen de stansrol (33) te laten lopen; waarbij de derde en vierde looprollen draaibaar ten opzichte van de tegendrukroi (34) gelagerd zijn. of 30 «de stansrol (33) is voorzien van de eerste en tweede looprollen en de tegendrukroi (34) is voorzien zijn van de derde en vierde looprollen; en 2006011 • de tegendrukrol (34) en de stansrol (33) zijn in het gestel (30) gerangschikt om de eerste en tweede looprollen van de stansrol (33), respectievelijk tegen de derde en vierde looprollen van de tegendrukrol (34) te laten lopen; waarbij de eerste en tweede looprollen van de stansrol (33), respectievelijk de 5 derde en vierde looprollen van de tegendrukrol draaibaar ten opzichte van respectievelijk de stansrol (33) en de tegendrukrol (34) gelagerd zijn.
2. Stanseenheid volgens conclusie 1, waarbij, in het geval de stansrol (33) is voorzien van de eerste en tweede looprollen (57, 58), de stanseenheid is voorzien van 10 een vijfde looprol (29) en een zesde looprol (29) met loopvlakken, welke vijfde en zesde looprollen (29) zodanig in een stelbrug (45) zijn bevestigd dat de loopvlakken van de vijfde en zesde looprollen (29) tegen de eerste, respectievelijk tweede looprollen (57, 58) kunnen drukken.
3. Stanseenheid volgens conclusie 2, waarbij de stelbrug (45) is voorzien van twee stelknoppen (46,46’).
4. Stanseenheid volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende - ten minste een op de stansrol (33) aangebrachte stans (70) voor het vanaf een 20 beginpositie stansen van een opening in met een aanvoersnelheid aangevoerd verpakkingsmateriaal (13) dat voorzien is van een afdekelement (26).
5. Stanseenheid volgens conclusie 4, verder omvattende: een besturingseenheid en een met de besturingseenheid verbonden sensor (85) 25 voor het afgeven van een signaal bij het detecteren van een afdekelement (26), waarbij het stansen door de stans (70) wordt aangestuurd afhankelijk van het signaal.
6. Stanseenheid volgens conclusie 4 of 5, waarbij de ten minste ene stans (70) zich zodanig tot een hoogte (h) uitstrekt van de stansrol (33), dat, in gebruik, de stans 30 (70) de opening in het verpakkingsmateriaal (13) stanst en niet, of nagenoeg niet, in het afdekelement (26).
7. Stanseenheid volgens een van de conclusies 1 - 6, waarbij de stanseenheid omvat: - een eerste aandrijfmotor (50) voor het aandrijven van de tegendrukrol (34); - een snelheidsdetector (17) voor het meten van de aanvoersnelheid van het 5 verpakkingsmateriaal (13) en het afgeven van een voor de aanvoersnelheid representatief snelheidsignaal; - een met de eerste aandrijfmotor (50) en de snelheidsdetector (17) gekoppelde besturingseenheid voor het afhankelijk van het snelheidssignaal aanpassen van de draaisnelheid van de tegendrukrol (34), 10 waarbij de besturingseenheid is ingericht om een besturingssignaal af te geven waarmee de verplaatsingssnelheid en/of -versnelling van de tegendrukrol (34) in hoofdzaak overeenkomt met de aanvoersnelheid van het aangevoerde verpakkingsmateriaal (13).
8. Stanseenheid volgens conclusie 7, waarbij de snelheidsdetector een codeerrol (17) omvat waar het verpakkingsmateriaal (13) langs wordt geleid en waarbij de codeerrol een tacho en een encoder omvat welke zijn ingericht voor het meten van de actuele aanvoersnelheid en voor het afgeven van het snelheidssignaal dat representatief is voor de gemeten actuele aanvoersnelheid van het verpakkingsmateriaal (13). 20
9. Stanseenheid volgens conclusie 7 of 8, waarbij de tegendrukrol (34) ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur in hoofdzaak, hol is uitgevoerd.
10. Stanseenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stansrol 25 (33) een centraal deel (42) en een ten opzichte van het centrale deel lateraal verschuifbaar aangebracht stansdeel (70) heeft, waarbij het stansdeel (70) op een willekeurige laterale positie ten opzichte van de tegendrukrol (34) te fixeren is.
11. Stanseenheid volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een 30 elektrische tweede aandrijfmotor (62) voor het aandrijven van de stansrol (33) alsmede een met de tweede aandrijfmotor (62) gekoppelde besturingseenheid voor aansturing van de tweede aandrijfmotor (62), zodanig dat, tijdens het stansen van een opening, de stansrol (33) vanuit een wachtpositie met dezelfde snelheid als die van de tegendrukrol (34) wordt geroteerd, en na het stansen van de opening de stansrol (33) met een hogere snelheid naar een volgende wachtpositie wordt gebracht.
12. Stanseenheid volgens conclusie 11, waarbij de met de tweede aandrijfinotor 5 (62) gekoppelde besturingseenheid is ingericht voor het afgeven van een besturingssignaal aan de tweede aandrijfmotor (62) waarmee de verplaatsingssnelheid en/of -versnelling van de stansrol (33) tijdens het stansen in hoofdzaak overeenkomt met de aanvoersnelheid van het aangevoerde verpakkingsmateriaal (33).
13. Stanseenheid volgens een van de conclusies 1-12, waarbij de stanseenheid is ingericht voor het vormen van de opening waarbij de opening geschikt is om het verpakkingsmateriaal (13) in een eerste richting en vervolgens in een tweede richting, bij voorkeur in hoofdzaak tegengesteld aan of in hoofdzaak dwars op de eerste richting te scheuren om het verpakkingsmateriaal ten minste gedeeltelijk van het product te 15 kunnen verwij deren.
14. Stanseenheid volgens een van de conclusies 1-13, waarbij de stans (70) van de stanseenheid een eerste stansdeel heeft om een eerste opening in het verpakkingsmateriaal (13), in hoofdzaak zonder een corresponderende opening in het 20 daarachter gelegen afdekelement (26), aan te brengen alsmede een tweede stansdeel heeft om een tweede opening in zowel het verpakkingsmateriaal als het daarachter gelegen afdekelement aan te brengen.
15. Stanseenheid volgens conclusie 14, omvattende een afdekelementaanbreng- 25 eenheid voor het na het aanbrengen van de tweede opening in het afdekelement (26), in het bijzonder het etiket, aanbrengen van een tweede afdekelement voor het afdichten van de tweede opening.
16. Inrichting voor het verpakken van een product, omvattende: 30. een aanvoereenheid voor het aan voeren van verpakkingsmateriaal, bijvoorbeeld krimpfolie, stretchfolie, gecombineerde krimp-stretch-folie of skinfolie; - een stanseenheid volgens een van de conclusies 1 - 15; en - een verpakkingseenheid voor het met het verpakkingsmateriaal verpakken van het product.
17. Inrichting volgens conclusie 16, omvattende een 5 afdekelementaanbrengeenheid voor het op het verpakkingsmateriaal (13) aanbrengen van ten minste een afdekelement.
18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarin de aanvoereenheid, de afdekelementaanbrengeenheid, de stanseenheid en de verpakkingseenheid met elkaar 10 geïntegreerd zijn voor het realiseren van een in-line verpakkingsproces.
19. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarin de verpakkingseenheid afzonderlijk is uitgevoerd van de aanvoereenheid, de afdekelementaanbrengeenheid en de stanseenheid voor het realiseren van een off-line verpakkingsproces. 15
20. Inrichting volgens een van de conclusies 16-19, waarbij de verpakkingseenheid een afdichtingseenheid omvat, waarbij de afdichtingseenheid een horizontale of verticale flowpack-, stretch-, skin-, dieptrek-, (hoek- of algemene) seal - of en/of topsealmachine omvat. 20
21. Inrichting volgens een van de conclusies 16-20, waarin het verpakkingsmateriaal krimpfolie is en de verpakkingseenheid een afdichtingseenheid voor het afdichten (sealen) van het product of een in of op het product aangebracht verpakkingsmateriaal en/of een verwarmingseenheid, in het bijzonder een 25 krimpeenheid, in het bijzonder een krimptunnel of waterbad, voor het doen krimpen van de krimpfolie, omvat.
22. Inrichting volgens een van de conclusies 16-21, waarbij de tussenafstand tussen opeenvolgende afdekelementen instelbaar is voor het realiseren van telkens een 30 gewenste afslaglengte.
23. Inrichting volgens een van de conclusies 16-22, omvattende: - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; - besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner 5 bepalen hoeveel verpakkingsmateriaal voor elk van de producten bij het verpakken te gebruiken is.
24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het bepalen van de gewenste afslaglengte(s). 10
25. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 16-24, omvattende: - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur 15 en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; - besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner bepalen van de gewenste positie waarop de afdekelementen op het verpakkingsmateriaal zijn aan te brengen.
26. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 16-25, omvattende: - een aanvoertransporteur voor het aanvoeren van een reeks producten; - een scanner die is ingericht voor het detecteren van ten minste een van de onderlinge posities, soorten en afmetingen van de producten op de aanvoertransporteur en voor het afgeven van een voor de detectie representatief detectiesignaal; 25. besturingsmiddelen voor het afhankelijk van een detectiesignaal van de scanner bepalen van de gewenste eigenschappen, in het bijzonder de positie, vorm en/of afmetingen, van de in het verpakkingsmateriaal te maken openingen.
27. Inrichting volgens een van de conclusies 16-26, waarbij de 30 besturingsmiddelen koppelbaar of gekoppeld zijn met ten minste één van de afdekelementaanbrengeenheid, stanseenheid en de verpakkingseenheid voor het afhankelijk van het detectiesignaal aansturen.
28. Werkwijze voor het met een verpakkingsmateriaal (13) verpakken van een product, omvattend: • het beschikbaar stellen van een inrichting volgens een van de conclusies 16 -27, 5. het toevoeren van het verpakkingsmateriaal (13), • het stansen van een opening in het verpakkingsmateriaal (13) met de stanseenheid van deze inrichting, • het met het verpakkingsmateriaal (30) verpakken van een product, ofwel in een in-line ofwel een off-line verpakkingsproces. 10
29. Werkwijze volgens conclusie 28, omvattend: • het aanbrengen van ten minste één afdekelement (26) op het verpakkingsmateriaal (13), • het stansen van ten minste één opening in het verpakkingsmateriaal (13) op de 15 plaats van het afdekelement (26) met de stanseenheid, nagenoeg zonder het vormen van een corresponderende opening in het afdekelement (26).
30. Verpakt product verkregen met het gebruik van de inrichting zoals geclaimd in conclusie 28 of 29, waarbij het product een stuk kaas, in het bijzonder een stuk 20 roomkaas is.
31. Verpakt product volgens conclusie 30, waarbij het verpakkingsmateriaal krimpfolie, stretchfolie,gecombineerde stretch-krimp-folie of skinfolie is. 25 ***** 2006011
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2006011A NL2006011C2 (nl) | 2010-01-14 | 2011-01-14 | Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. |
Applications Claiming Priority (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2004092 | 2010-01-14 | ||
NL2004092 | 2010-01-14 | ||
NL2004115 | 2010-01-19 | ||
NL2004115 | 2010-01-19 | ||
NL2005579A NL2005579C2 (nl) | 2010-01-14 | 2010-10-26 | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een product en een verpakt product. |
NL2005579 | 2010-10-26 | ||
NL2006011 | 2011-01-14 | ||
NL2006011A NL2006011C2 (nl) | 2010-01-14 | 2011-01-14 | Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2006011A NL2006011A (nl) | 2011-07-25 |
NL2006011C2 true NL2006011C2 (nl) | 2011-12-08 |
Family
ID=43309406
Family Applications (3)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2005579A NL2005579C2 (nl) | 2010-01-14 | 2010-10-26 | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een product en een verpakt product. |
NL2006010A NL2006010C2 (nl) | 2010-01-14 | 2011-01-14 | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een product en een verpakt product. |
NL2006011A NL2006011C2 (nl) | 2010-01-14 | 2011-01-14 | Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. |
Family Applications Before (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2005579A NL2005579C2 (nl) | 2010-01-14 | 2010-10-26 | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een product en een verpakt product. |
NL2006010A NL2006010C2 (nl) | 2010-01-14 | 2011-01-14 | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een product en een verpakt product. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2762413B1 (nl) |
DK (1) | DK2437983T3 (nl) |
ES (2) | ES2645112T3 (nl) |
FR (1) | FR2955086B1 (nl) |
IT (1) | IT1403439B1 (nl) |
NL (3) | NL2005579C2 (nl) |
NO (1) | NO2762413T3 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN105993744B (zh) * | 2016-07-19 | 2022-03-22 | 玉溪市旭日塑料有限责任公司 | 薄膜定位钻孔机 |
CN107471740A (zh) * | 2017-09-21 | 2017-12-15 | 杭州天琅自动化设备有限公司 | 一种干粉袋自动制袋机及其制袋方法 |
CN110978634B (zh) * | 2019-11-15 | 2021-09-10 | 仓谷医疗科技(浙江)有限公司 | 一种牙科ip袋生产设备 |
Family Cites Families (17)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1511033B1 (de) * | 1963-03-21 | 1969-09-25 | Windmoeller & Hoelscher | Rillvorrichtung zum Vorrillen von Falzlinien in Sackmaschinen |
CH516440A (fr) * | 1969-12-01 | 1971-12-15 | Kustner Freres Cie Sa | Feuille destinée à envelopper un corps |
DE2247516A1 (de) * | 1971-11-18 | 1973-05-30 | Polygraph Leipzig | Rotationsfalzer fuer laengs- und querfalzungen |
US5161350A (en) * | 1988-11-09 | 1992-11-10 | Kennak U.S.A. Inc. | Process and apparatus for manufacturing a dispenser-container |
IN177316B (nl) * | 1989-06-13 | 1996-12-28 | Jones & Co Ltd Samuel | |
US5299410A (en) * | 1992-11-05 | 1994-04-05 | Gunther International, Ltd. | Packaging mechanism and method |
JP2801530B2 (ja) * | 1994-08-17 | 1998-09-21 | 株式会社フジキカイ | 横型製袋充填包装機及びその制御方法 |
US5938013A (en) * | 1994-10-07 | 1999-08-17 | The Procter & Gamble Co. | Resealable pack |
JPH1081361A (ja) * | 1996-09-07 | 1998-03-31 | Komatsu Electron Metals Co Ltd | フィルム包装の開封構造 |
FR2757835B1 (fr) * | 1996-12-31 | 1999-03-19 | Unisabi Sa | Procede de fabrication d'un emballage et emballage a predecoupe laser |
GB9808717D0 (en) * | 1998-04-25 | 1998-06-24 | Locker Air Maze Limited | Pleater with variable pleat height |
FR2811254B1 (fr) * | 2000-07-06 | 2003-02-14 | Rapidex Sm | Machine de traitement de feuilles pour la fabrication d'emballages |
US20040092374A1 (en) * | 2002-11-08 | 2004-05-13 | Chiu-Fu Cheng | Processing structure for plastic film folding |
ITBO20030181A1 (it) * | 2003-03-31 | 2004-10-01 | Ica Spa | Sacchetto flessibile con apertura richiudibile ermeticamente. |
US7717620B2 (en) * | 2004-06-11 | 2010-05-18 | Sonoco Development, Inc. | Flexible packaging structure with a built-in opening and reclose feature, and method for making same |
DE602005025778D1 (de) * | 2005-11-09 | 2011-02-17 | Sealed Air Ltd | Vorrichtung und Verfahren zur Herstellung von leicht zu öffnenden Schrumpf-Verpackungen |
ITPD20080228A1 (it) * | 2008-07-30 | 2010-01-31 | Claudio Ernestino Zanarella | Procedimento e relativa apparecchiatura per la realizzazione di pellicole per l'imballaggio e confezionamento e bobina ottenuta |
-
2010
- 2010-10-26 NL NL2005579A patent/NL2005579C2/nl active
-
2011
- 2011-01-14 NL NL2006010A patent/NL2006010C2/nl active
- 2011-01-14 DK DK11701885.3T patent/DK2437983T3/da active
- 2011-01-14 NO NO14166800A patent/NO2762413T3/no unknown
- 2011-01-14 EP EP14166800.4A patent/EP2762413B1/en active Active
- 2011-01-14 NL NL2006011A patent/NL2006011C2/nl not_active IP Right Cessation
- 2011-01-14 FR FR1150318A patent/FR2955086B1/fr active Active
- 2011-01-14 ES ES14166800.4T patent/ES2645112T3/es active Active
- 2011-01-14 IT ITTO2011A000019A patent/IT1403439B1/it active
- 2011-01-14 ES ES11701885.3T patent/ES2492522T3/es active Active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ES2645112T3 (es) | 2017-12-04 |
IT1403439B1 (it) | 2013-10-17 |
ES2492522T3 (es) | 2014-09-09 |
NL2005579C2 (nl) | 2011-01-18 |
NL2006010C2 (nl) | 2011-12-28 |
NL2006010A (nl) | 2011-07-25 |
NL2006011A (nl) | 2011-07-25 |
EP2762413B1 (en) | 2017-08-09 |
DK2437983T3 (da) | 2014-09-01 |
EP2762413A1 (en) | 2014-08-06 |
FR2955086A1 (fr) | 2011-07-15 |
FR2955086B1 (fr) | 2015-04-10 |
NO2762413T3 (nl) | 2018-01-06 |
ITTO20110019A1 (it) | 2011-07-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA2423164C (en) | Procedure and device for sticking objects | |
EP2822859B1 (en) | Systems and methods for sealing containers having a non-planar flange | |
CN105217300B (zh) | 用于输送包装的输送单元和用于输送包装的方法 | |
AU2017289325B2 (en) | A labelling apparatus | |
EP0752375B1 (fr) | Procédé et machine pour doter un emballage formé d'une pellicule de film déchirable d'un dispositif d'ouverture facile | |
US6041575A (en) | Method and apparatus for applying article to interior surface of flexible package | |
NL2006011C2 (nl) | Stanseenheid, werkwijze en inrichting voor het stansen van een opening in een verpakkingsmateriaal. | |
EP2437983B1 (en) | Punching unit and method of packaging a product with such a punching unit | |
US20240409257A1 (en) | Method, application device, and packaging device for producing packaging units | |
NL1026563C2 (nl) | Verpakkingslijn en werkwijze voor het continu verpakken van discrete producten. | |
CN102556441A (zh) | 包装纸用切割线形成装置 | |
EP3453628B1 (en) | Device and method for applying gripping handles on packaging films | |
GB2349128A (en) | Roll wrapping method, apparatus and materials | |
EP3445664B1 (en) | Apparatus for forming a sleeve on a container | |
EP1882581B1 (en) | A method of applying tear tapes to a packaging material, a method of packaging coffee, a device for applying tear tapes to a packaging material and a packaging machine for packaging coffee | |
JPH10167321A (ja) | 簡易開封手段を有する引き裂き可能なフィルムにより包装された物品及び簡易開封手段の取付方法と装置 | |
NL1021193C2 (nl) | Verpakkingsinrichting en werkwijze voor het gebruik van een verpakkingsinrichting. | |
NL1009163C2 (nl) | Werkwijze voor het verschaffen van informatie. | |
GB2397566A (en) | Method and apparatus for fitting stretchable sleeves | |
CA3143424A1 (en) | System for semi-automatically closing flexible containers | |
CA2560718A1 (en) | Procedure and device for sticking objects | |
IE83932B1 (en) | Method and apparatus for packaging trays of pots |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD | Change of ownership |
Owner name: FRIESLANDCAMPINA NEDERLAND B.V.; NL Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: VERANDERING VAN EIGENAAR(S), OVERDRACHT; FORMER OWNER NAME: EASY2OPEN B.V. Effective date: 20160510 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20210201 |