NL2003019C2

NL2003019C2 - Vloerpaneel en vloerbedekking bestaande uit meerdere van dergelijke vloerpanelen.

Info

Publication number: NL2003019C2
Application number: NL2003019A
Authority: NL
Inventors: Antonio Giuseppe Perra
Original assignee: 4Sight Innovation Bv
Priority date: 2009-06-12
Filing date: 2009-06-12
Publication date: 2010-12-15
Also published as: EP3231959B1; PT3070228T; EP4325070A2; ES2474465T3; TR201902376T4; CY1121585T1; HUE029427T2; CY1123806T1; US20190218792A1; CA2764957C; SI2440724T1; PL3070228T3; CY1120298T1; PT3231959T; DK3231959T3; SI3070228T1; CA3101282A1; CN104831899A; CA2764957A1; LT3231959T

Description

Vloerpaneel en vloerbedekking bestaande uit meerdere van dergelijke vloerpanelen

De uitvinding heeft betrekking op een vloerpaneel, in het bijzonder een 5 laminaatvloerpaneel. De uitvinding heeft tevens betrekking op een vloerbekleding bestaande uit meerdere, onderling gekoppelde vloerpanelen overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het onderling koppelen van twee vloerpanelen, in het bijzonder laminaatvloerpanelen, overeenkomstig de uitvinding.

10

Laminaat heeft de afgelopen tien jaar een enorme opmars doorgemaakt in de markt van harde vloerbekleding. Een belangrijk aspect tijdens de productontwikkeling van het laminaat is het gemak waarmee een laminaatvloer kan worden gelegd. Het Amerikaanse octrooi US 6,490,836 beschrijft een laminaat bestaande uit onderling 15 koppelbare vloerpanelen, waarbij de koppeling van twee vloerpanelen kan worden gerealiseerd middels het onder een hoek op elkaar laten aangrijpen van de vloerpanelen, gevolgd door het kantelen van de vloerpanelen ten opzichte van elkaar waardoor de vloerpanelen de facto in elkaar kunnen worden gehaakt. Alhoewel het bekende laminaat relatief eenvoudig kan worden gelegd door een gebruiker heeft de bekende 20 vloerbekleding tevens meerdere nadelen. Een belangrijk nadeel van de bekende vloerbekleding is dat door de kantelbeweging die benodigd is voor het kunnen realiseren van de koppeling relatief grote krachten worden uitgeoefend op de vloerdelen, hetgeen permanente beschadiging (afbreken) tot gevolg kan hebben. Een ander nadeel van het bekende laminaat is dat relatief veel ruimte benodigd is voor het 25 onderling kunnen koppelen van de vloerpanelen, hetgeen het koppelen van een vloerpaneel aan een naburig vloerpaneel in een beperkte ruimte, zoals bijvoorbeeld nabij een wand of onder een radiator, aanzienlijk bemoeilijkt of zelfs ónmogelijk maakt.

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterd vloerpaneel dat op 30 verbeterde wijze kan worden gekoppeld aan een naastgelegen vloerpaneel.

De uitvinding verschaft daartoe een vloerpaneel, omvattende: een centraal gelegen kem voorzien van een bovenzijde en een onderzijde, ten minste één met overliggende randen van de kem verbonden eerste verend koppeldeel respectievelijk tweede verend 2 koppeldeel, welk eerste koppeldeel ten minste één opwaartse tong, ten minste één op afstand van de opwaartse tong gelegen opwaartse flank, en ten minste één tussen de opwaartse tong en de opwaartse flank gevormde opwaartse groef omvat, waarbij: ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse 5 tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de bovenzijde van de kem, ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong een zoekrand vormt voor het koppelen van het eerste koppeldeel met een tweede koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, ten minste een deel van een van de opwaartse flank afgekeerde zijde van de opwaartse tong is voorzien van een eerste 10 vergrendelelement ingericht voor samenwerking met een tweede vergrendelelement van een tweede koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, welk tweede koppeldeel ten minste één neerwaartse tong, ten minste één op afstand van de neerwaartse tong gelegen neerwaartse flank, en ten minste één tussen de neerwaartse tong en de neerwaartse flank gevormde neerwaartse groef omvat, waarbij:ten minste een deel van een naar de 15 neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de onderzijde van de kem, ten minste een deel van een van de neerwaartse flank afgekeerde zijde van de neerwaartse tong een zoekrand vormt voor het koppelen van het tweede koppeldeel met een eerste koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, de neerwaartse flank is voorzien van een tweede vergrendelelement 20 ingcricht voor samenwerking met een eerste vergrendelelement van een eerste koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, waarbij de opwaartse groef is ingericht voor opname van ten minste een deel van een neerwaartse tong van een naastgelegen paneel, en waarbij de neerwaartse groef is ingericht voor opname van ten minste een deel van een opwaartse tong van een naastgelegen paneel. Doordat de koppeldelen 25 specifiek zijn vormgegeven en bovendien (enigszins) verend zijn uitgevoerd, kunnen de in hoofdzaak complementair gevormde koppeldelen van naastgelegen vloerpanelen relatief eenvoudig doch duurzaam en efficiënt met elkaar worden gekoppeld. Daarbij zal tijdens het koppelen van naastgelegen vloerpanelen een kracht worden uitgeoefend op één of beide koppeldelen, waardoor het door de neerwaartse groef en/of opwaartse groef 30 ingenomen volume zodanig zal worden vergroot dat de opwaartse tong en de neerw aartse tong relatief eenvoudig in de neerwaartse groef respectievelijk de opwaartse groef kunnen worden aangebracht. Door vervolgens de geforceerde koppeldelen te laten terugveren naar de oorspronkelijke toestand zal een solide, geborgde koppeling tussen beide koppeldelen en daarmee tussen beide vloerpanelen 3 worden gerealiseerd. Deze geborgde koppeling, waarbij beide koppeldelen relatief solide in elkaar grijpen, zal wrijving van delen van de koppeling langs elkaar tegengaan, waardoor de koppeling als zodanig doorgaans relatief geluidsarm zal zijn. De toegepaste zoekranden, doorgaans tevens aangeduid als afschuiningen of 5 geleidingsvlakken, faciliëren daarbij het, door het in hoofdzaak lineair verplaatsen van de koppeldelen ten opzichte van elkaar, in elkaar laten haken van beide koppeldelen.

Het toepassen van de onderling samenwerkende vergrendelelementen gaan een in hoofdzaak verticale verschuiving van beide vloerpanelen ten opzichte van elkaar tegen. Doorgaans zal de opwaartse groef van het eerste koppeldeel zodanig zijn vormgegeven 10 dat deze is ingericht voor geborgde opname van ten minste een deel van een neerwaartse tong van een tweede koppeldeel van een naastgelegen vlocrpanccl. Aldus zal een eerste vergrendeling worden gevormd door het opsluiten van de neerwaartse tong van een vloerpaneel in de opwaartse groef van een naastgelegen vloerpaneel, en door het opsluiten van de opwaartse tong van het naastgelegen vloerpaneel in de 15 opwaartse groef van het vloerpaneel, en zal een tweede vergrendeling worden gevormd door toepassing van de vergrendelelementen. Onder de normaal wordt een normaalvector van een vlak, id est een vector die loodrecht staat op dat vlak.

In een voorkeursuitvoering omvat elk koppeldeel een met de kem verbonden brugdeel 20 en een verend met het bmgdccl verbonden einddeel, waarbij het einddeel is ingcricht om (elastisch) te veren in een richting die een hoek, in het bijzonder een in hoofdzaak loodrechte hoek, insluit met een door de kem opgespannen vlak. De einddelen van de koppeldelen veren daarbij aldus doorgaans in opwaartse en/of neerwaartse richting. Daarbij maakt de opwaartse flank van het eerste koppeldeel deel uitmaakt van het 25 brugdeel van het eerste koppeldeel, waarbij de opwaartse tong van het eerste koppeldeel deel uitmaakt van het einddeel van het eerste koppeldeel. Tevens maakt daarbij de neerwaartse flank van het tweede koppeldeel deel uit van het brugdeel van het tweede koppeldeel, waarbij de neerwaartse tong van het tweede koppeldeel deel uitmaakt van het einddeel van het tweede koppeldeel. Zoals reeds aangegeven kunnen middels vering 30 de groeven van de koppeldelen tijdelijk worden verwijd, waardoor het realiseren van een koppeling tussen beide koppeldelen kan worden vergemakkelijkt.

Met name teneinde de treksterkte een samenstel van gekoppelde vloerpanelen te vergroten zijn de koppeldelen zodanig ontworpen dat ten minste een deel van een naar 4 de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de bovenzijde van de kern, en dat ten minste een deel van een naar de neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de onderzijde van de kern. In een uitvoeringsvorm is de 5 hoek die ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong en de normaal van de bovenzijde van de kem onderling insluiten in hoofdzaak gelijk aan de hoek die ten minste een deel van een naar de neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong en de normaal van de onderzijde van de kem onderling insluiten. Hierdoor kan een nauwe aansluiting van beide tongdelen op elkaar 10 worden gerealiseerd, hetgeen doorgaans de stevigheid van de koppeling tussen beide vlocrpanclcn ten goede komt. Daarbij is, in een uitvocringsvariant, de hoek die wordt ingesloten door enerzijds de richting waarin ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong zich uitstrekt en anderzijds de normaal van de bovenzijde van de kern gelegen tussen 0 en 60 graden, in het bijzonder 15 tussen 0 en 45 graden, meer in het bijzonder tussen 0 en 10 graden. In een andere uitvoeringsvariant is de hoek die wordt ingesloten door enerzijds de richting waarin ten minste een deel van een naar de neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong zich uitstrekt en anderzijds de normaal van de onderzijde van de kem gelegen tussen 0 en 60 graden, in het bijzonder tussen 0 en 45 graden, meer in het bijzonder 20 tussen 0 en 10 graden. De uitcindclijkc schuinte van de naar de flank tocgckccrdc tongzijde hangt veelal tevens af van de productiemiddelen die worden toegepast ter vervaardiging van het vloerpaneel.

In een variant strekt ten minste een deel van een bovenzijde van de opwaartse tong zich 25 uit in een naar de normaal van de bovenzijde van de kem toegekeerde richting. Dit heeft als gevolg dat de dikte van de opwaartse tong in de richting van de van de opwaartse flank afgekeerde zijde van de tong afneemt. Door de neerwaartse groef in hoofdzaak te laten aansluiten op de bovenzijde van de opwaartse tong, in een gekoppelde toestand van twee vloerpanelen overeenkomstig de uitvinding, waarbij een bovenzijde van de 30 neerwaartse groef zich uitstrekt in de richting van de normaal van de onderzijde van de kem, kan een tweede koppeldeel worden verschaft dat enerzijds relatief stevig en massief is en anderzijds voldoende vering kan waarborgen om koppeling met een eerste koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel te kunnen realiseren.

5

In een andere uitvoeringsvariant is ten minste een deel van de zoekrand van het tweede koppeldeel in hoofdzaak vlakker georiënteerd dan ten minste een deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel. Door toepassing van deze maatregel ontstaat in een gekoppelde toestand doorgaans een luchtspleet tussen de zoekrand van het tweede 5 koppeldeel en een flank van het eerste koppeldeel. Deze bewust gecreëerde speling tussen beide koppeldelen is veelal voordelig tijdens het koppelen van naastgelegen vloerpanelen, doordat deze speling een tijdelijke deformatie van de koppeldelen niet tegenwerkt, hetgeen het koppelen van de koppeldelen facilieert. Bovendien is de gecreëerde speling voordelig voor het opvangen van uitzetten van het vloerpaneel 10 bijvoorbeeld als gevolg van vochtopname, hetgeen niet ondenkbaar is ingeval het vloerpaneel ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit hout.

Een op de kern aansluitend deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel vormt in een uitvoeringsvariant een aanslagvlak voor ten minste een deel van de van de 15 neerwaartse flank afgekeerde zijde van de neerwaartse tong. Op deze wijze kan een nauwe aansluiting van althans de bovenzijde van de vloerpanelen worden gerealiseerd, hetgeen vanuit gebruikersoogpunt veelal voordelig is. Daarbij is bij voorkeur een op de kem aansluitend deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel in hoofdzaak verticaal georiënteerd. Tevens is daarbij ten minste een deel van de van de neerwaartse 20 flank afgckccrdc zijde van de neerwaartse tong bij voorkeur in hoofdzaak verticaal georiënteerd. Het toepassen van in hoofdzaak verticale aanslagvlakken in beide koppeldelen heeft als voordeel dat de koppeldelen in gekoppelde toestand op relatief nauwsluitende en stevige wijze op elkaar kunnen aansluiten.

25 Het is doorgaans voordelig ingeval de opwaartse groef is ingericht voor het onder klempassing opnemen van een neerwaartse tong van een naastgelegen paneel. Het onder klempassing opnemen van de opwaartse groef, of althans een deel daarvan, in de neerwaartse tong, heeft als voordeel dat de neerwaartse tong relatief nauwsluitend wordt omgeven door de opwaartse groef, hetgeen de stevigheid van de gekoppelde constructie 30 veelal ten goede komt. Hetzelfde geldt voor de uitvoeringsvariant waarin de neerwaartse groef is ingericht voor het onder klempassing opnemen van een opwaartse tong van een naastgelegen paneel.

6

In een uitvoeringsvariant strekken de opwaartse flank en de neerwaartse flank zich in een in hoofdzaak parallelle richting uit. Dit maakt het mogelijk de flanken, alsmede de vergrendelelementen, relatief nauw op elkaar te laten aansluiten in een gekoppelde toestand, hetgeen het vergrendelende effect dat wordt bewerkstelligd door de 5 vergrendelelementen doorgaans ten goede komt.

In een andere uitvoeringsvariant omvat het eerste vergrendelelement ten minste één uitstulping, en omvat het tweede vergrendelelement ten minste één uitsparing, welke uitstulping is ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden opgenomen in een 10 uitsparing van een naastgelegen gekoppeld vloerpaneel voor het realiseren van een vergrendelde koppeling. Deze uitvoeringsvariant is doorgaans voordelig vanuit productietechnisch oogpunt.

Het is denkbaar dat het eerste koppeldeel meerdere op afstand van elkaar gelegen 15 opwaartse tongen omvat, waarbij tussen iedere twee naastgelegen opwaartse tongen een opwaartse groef is gepositioneerd, en dat het tweede koppeldeel meerdere op afstand van elkaar gepositioneerde neerwaartse groeven omvat voor opname van voomoemde opwaartse tongen.

20 Het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel maken bij voorkeur integraal deel uit van de kern. Vanuit constructief, productietechnisch, en logistiek oogpunt geniet deze integrale verbinding tussen de kern en de koppeldelen doorgaans de voorkeur.

In een uitvoeringsvariant is het vloerpaneel ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit 25 hout. Daarbij kan het vloerpaneel een houten plank en/of een parketvloerpaneel vormen. Echter, het vloerpaneel overeenkomstig de uitvinding is tevens bijzonder geschikt om te worden toegepast als laminaatvloerpaneel, waarbij het vloerpaneel een laminaat van een een houtproduct omvattende dragerlaag, en ten minste één op een bovenzijde van de draaglaag aangebrachte toplaag omvat. De toplaag zal daarbij doorgaans verhard 30 (slijtvast) en transparant zijn uitgevoerd, en in het bijzonder zijn geïmpregneerd met hars. De dragerlaag omvat doorgaans een houtvezelplaat, in het bijzonder een MDF-plaat (Medium Density Fibre Board) of HDF-plaat (High Density Fibre Board).Tussen de toplaag en de dragerlaag kan een decorlaag zijn aangebracht die doorgaans wordt gevormd door een foto van hout of van tegels die gedrukt wordt op papier die veelal is 7 gedrenkt in melaminehars. In de toplaag kan verder een hout- of tegelstructuur zijn geperst, waardoor de toplaag de facto tevens een dessinlaag vormt.

In een uitvoeringsvariant is het vloerpaneel ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit 5 kunststof. Het is daarbij denkbaar het vloerpaneel overeenkomstig de uitvinding in hoofdzaak volledig te vervaardigen uit kunststof.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een vloerbekleding bestaande uit onderling gekoppelde vloerpanelen overeenkomstig de uitvinding.

10

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het onderling verbinden van twee vloerpanelen overeenkomstig de uitvinding, omvattende de stappen: A) het laten aangrijpen van een tweede koppeldeel van een eerste vloerpaneel op een eerste koppeldeel van een tweede vloerpaneel, B) het uitoefenen van een kracht op het tweede 15 koppeldeel van het eerste vloerpaneel in de richting van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel, zodanig dat een einddeel van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel zal zwenken in opwaartse richting en/of een einddeel van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel zal zwenken in een neerwaartse richting, waardoor een neerwaartse tong van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel 20 zich ten minste gedeeltelijk, in het bijzonder in hoofdzaak, in een opwaartse groef van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel wordt aangebracht, en C) het opheffen van de tijdens stap B) uitgeoefende kracht, waardoor het ten minste ene gedeformeerde koppeldeel zal terugzwenken naar een oorspronkelijke toestand en de neerwaartse tong van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel zal worden vergrendeld in de 25 opwaartse groef van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel. Tijdens stap B) zal daarbij doorgaans een hoofdzaak lineaire verplaatsing van de vloerpanelen ten opzichte van elkaar plaatsvinden, hetgeen resulteert in een tijdelijke deformatie van althans één van de koppeldelen en het opvolgend realiseren van een klikverbinding tussen beide koppeldelen. Doorgaans zullen in de gekoppelde toestand het eerste 30 koppeldeel en het tweede koppeldeel niet langer gedeformeerd zijn en zullen het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een oorspronkelijke (ontspannen) vormgegeven weer in hoofdzaak hebben aangenomen. Verwacht wordt dat deze relaxatie in de gekoppelde toestand de duurzaamheid van de koppeldelen en daarmee de duurzaamheid van de koppeling van de vloerpanelen ten goede komt.

8

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een zijaanzicht op een vloerpaneel overeenkomstig de uitvinding, 5 figuur 2 een zijaanzicht op een samenstel van gekoppelde vloerpanelen volgens figuur 1, figuur 3 een zijaanzicht op een ander vloerpaneel overeenkomstig de uitvinding, figuur 4 een zijaanzicht op een deel van een samenstel van gekoppelde vloerpanelen volgens figuur 3, 10 figuur 5 een perspectivisch aanzicht op het vloerpaneel volgens figuur 3, figuur 6 een zijaanzicht op weer een ander vloerpaneel overeenkomstig dc uitvinding, en figuren 7a-7f successievelijke werkwijzestappen voor het realiseren van een koppeling tussen twee vloerpanelen volgens figuur 6.

15

Figuur 1 toont een zijaanzicht op een vloerpaneel 1 overeenkomstig de uitvinding. Het vloerpaneel 1 omvat een uit vezelplaat, in het bijzonder MDF (medium density fiberboard) of HDF (high density fiberboard), of spaanplaat vervaardigde plaatvormige leem 2 waarop een toplaag 3 is aangebracht. De overliggende langszijden van de kern 2 20 zijn voorzien van ccn eerste koppcldccl 4 en ccn tweede koppcldccl 5. Het tussen het eerste koppeldeel 4 en het tweede koppeldeel 5 gelegen deel van het vloerpaneel 1, zoals aangegeven middels de onderbroken lijnstukken, vormt het centrale deel 6 van het vloerpaneel 1. Het eerste koppeldeel 4 omvat een opwaartse tong 7, een opwaartse flank 8, en een tussen de opwaartse tong 7 en opwaartse flank 8 gevormde opwaartse groef 9. 25 Het tweede koppeldeel 5 omvat een neerwaartse tong 10, een neerwaartse flank 11, en een tussen de neerwaartse tong 10 en neerwaartse flank 11 gevormde neerwaartse groef 12. Zoals getoond strekken de opwaartse tong 7, de opwaartse flank 8, en de opwaartse groef 9 zich uit in de richting (weergegeven middels pijl A) van de normaal van het centrale deel 6 (weergegeven middels pijl Ni) van het centrale vloerpaneel 1. Hetzelfde 30 geldt voor de richting waarin de neerwaartse tong 10, de neerwaartse flank 11, en de neerwaartse groef 12 zich uitstrekken (zie pijlen B en N2). In dit uitvoeringsvoorbeeld is de hoek α die wordt ingesloten door pijlen A en NI gelijk aan de hoek β die wordt ingesloten door pijlen B en N2, welke hoeken gelijk zijn aan 30°. Het eerste koppeldeel 4 is voorzien van een richel 13 die in gekoppelde toestand samenwerkt met een 9 uitsparing 14 aangebracht in een tw eede koppeldeel 5 van een naastgelegen vloerpaneel 1 (zie figuur 2) voor het realiseren van een vergrendeling tussen beide vloerpanelen 1. Daarnaast zijn beide koppeldelen 4,5 voorzien van een afschermende lip 15,16 ingericht om te worden opgenomen in een complementaire opneemruimte 17, 18 van de 5 koppeldelen 4, 5. De neerwaartse tong 10 is voorzien van een gehoekte uiteinde 10a, waarvan één zijde in hoofdzaak horizontaal is gepositioneerd en één zijde in hoofdzaak verticaal. Op deze wijze wordt een in hoofdzaak horizontaal aanslagvlak alsmede een in hoofdzaak verticaal aanslagvlak gevormd ingericht voor samenwerking met de complementair gevormde opwaartse groef 9, waardoor stabilisatie (borging) van de 10 koppeling tussen de twee vloerpanelen 2 optreedt (zie figuur 2). Zoals getoond in figuur 2 grijpen de koppeldelen 4, 5 vormsluitcnd in elkaar. Het koppelen van geschiedt door het eerste koppeldeel 4 van een vloerpaneel 1 eenvoudigweg in lineaire richting (weergegeven middels pijl C) te verplaatsen richting het tweede koppeldeel 2 van een naastgelegen vloerpaneel 1, waardoor de koppeldelen in elkaar vast grijpen. Op het 15 samenstel uitgeoefende horizontale krachten, bijvoorbeeld als gevolg van krimpen of uitzetten van de vloerdelen 1, of op het samenstel uitgeoefende verticale krachten, bijvoorbeeld als gevolg van uitzetten van de vloerdelen 1, zullen de gerealiseerde koppeling niet negatief beïnvloeden, waardoor geen ontkoppeling van de vloerdelen 1 of kiervorming tussen de vloerdelen 1 zal plaatsvinden.

20

Figuur 3 toont een zijaanzicht op een ander vloerpaneel 19 overeenkomstig de uitvinding. Het vloerpaneel 19 omvat een uit vezelplaat, in het bijzonder MDF (medium density fiberboard) of HDF (high density fiberboard), of spaanplaat vervaardigde plaatvormige kern 20 waarop een toplaag 21 is aangebracht. De overliggende 25 langszij den van de kern 20 zijn voorzien van een eerste koppeldeel 22 en een tweede koppeldeel 23 dat complementair is ten opzichte van het eerste koppeldeel 22. Het tussen het eerste koppeldeel 22 en het tweede koppeldeel 23 gelegen deel van het vloerpaneel 19, zoals aangegeven middels de onderbroken lijnstukken, wordt aangemerkt als het centrale deel 24 van het vloerpaneel 19. Het eerste koppeldeel 22 30 omvat een opwaartse tong 25, een opwaartse flank 26, en een tussen de opwaartse tong 25 en opwaartse flank 26 gevormde opwaartse groef 27. Het tweede koppeldeel 23 omvat een neerwaartse tong 28, een neerwaartse flank 29, en een tussen de neerwaartse tong 28 en neerwaartse flank 29 gevormde neerwaartse groef 30. Zoals getoond strekken de opwaartse tong 25, de opwaartse flank 26, en de opwaartse groef 27 zich uit 10 in de richting (weergegeven middels pijl Ai, A2, en A?) van de normaal van het centrale deel 24 (weergegeven middels pijl N) van het vloerpaneel 19. Hetzelfde geldt voor de richting waarin de neerwaartse tong 28 en de neerwaartse groef 30 zich uitstrekken (zie pijlen Bi en B3). De neerwaartse flank 29 strekt zich in dit uitvoeringsvoorbeeld uit in 5 een richting die in hoofdzaak gelijk is aan de normaal van het centrale deel 24 van het vloerpaneel 19. Zoals getoond is het eerste koppeldeel 22 voorzien van een uitstulping 31, en is het tweede koppeldeel 23 voorzien van een complementaire uitsparing 32 voor het kunnen realiseren van een vergrendeling bij koppeling van het vloerpaneel 19 met een naastgelegen vloerpaneel 19 (zie figuur 4). Zoals getoond in figuur 4 sluiten de 10 opwaartse groef 27 van het eerste koppeldeel 22 van een vloerpaneel 19, en een neerwaartse tong 28 van een tweede koppeldeel 23 van ccn naastgelegen vloerpaneel 19 onderling een luchtruimte 33 in. In figuur 5 wordt verder getoond dat de zijranden 34 (kopse zijden) van het vloerpaneel 19 zijn voorzien van een opwaarts profiel 35 en een complementair neerwaarts profiel 36 voor het realiseren van een zijdelingse koppeling 15 tussen twee vloerpanelen 19 die aan de kopse zijden 34 tegen elkaar zijn gepositioneerd.

Figuur 6 toont een zijaanzicht op weer een ander vloerpaneel 37 overeenkomstig de uitvinding. Het vloerpaneel 37 omvat een kern 38 voorzien van een bovenzijde 38a en een onderzijde 38b, en aan overliggende zijden van de kern 38 gepositioneerde, en 20 integraal met dc kem 38 verbonden koppcldclcn 39,40. Een eerste koppeldeel 39 omvat een opwaartse tong 41, een opwaartse flank 42 en een tussen de opwaartse tong 41 en de opwaartse flank 42 gevormde opwaartse groef 43. Een naar de opwaartse flank 42 toegekeerde zijde 41a van de opwaartse tong 41 strekt zich uit in de richting van de normaal Ni van de bovenzijde 38a van de kem 38. De raaklijn Ri en de normaal Ni van 25 de bovenzijde 38a van de kem 38 zijn aldus naar elkaar toe gericht (convergerende oriëntatie), waarbij door Rj en Ni ingesloten hoek 5 graden bedraagt. Een ander naar de opwaartse flank 42 toegekeerde zijde 41b van de opwaartse tong 41 vormt een zoekrand voor het gefacilieerd kunnen realiseren van een koppeling met een naastgelegen vloerpaneel. Zoals getoond is deze als zoekrand fungerende zijde 41b van de normaal 30 NI van de bovenzijde 38a van de kem afgekeerd. Een bovenzijde 41c van de opwaartse tong 41 strekt zich evenwel uit in de richting van de normaal Ni van de bovenzijde 38a van de kem 38, en loopt schuin af in de richting van de van de opwaartse flank 42 afgekeerde zijde 41d van de opwaartse tong 41. Deze afschuining verschaft de mogelijkheid om het complementaire tweede koppeldeel 40 robuuster, en derhalve 11 steviger uit te voeren. De van de opwaartse flank 42 afgekeerde zijde 41d van de opwaartse tong 41 is in hoofdzaak verticaal georiënteerd en is bovendien voorzien van een uitstulping 44. Een onderste deel 42a van de opwaartse flank 42 is diagonaal georiënteerd, onderwijl een bovenste deel 42b van de opwaartse flank 42 in hoofdzaak 5 verticaal is weergegeven en een aanslagvlak vormt voor het tweede koppeldeel 40. Een onderste wanddeel 43 a van de opwaartse groef 43 is in dit uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak horizontaal georiënteerd. Een tussen het onderste wanddeel 43a van de opwaartse groef 43 en een onderzijde 39a gelegen brag 45 is enigszins elastisch van aard en is ingericht om de opwaartse tong 41 te laten zwenken ten opzichte van de 10 opwaartse flank 42, hetgeen een (tijdelijke) verwijding van de opwaartse groef 43 tot gevolg heeft, waardoor koppeling van het vlocrpanccl 37 met een naastgelegen vloerpaneel kan worden vergemakkelijkt (zie figuren 7a-7f). Het tweede koppeldeel 40 is in hoofdzaak complementair aan het eerste koppeldeel 39. Het tweede koppeldeel 40 omvat een neerwaartse tong 46, een neerwaartse flank 47, en een tussen de neerwaartse 15 tong 46 en de neerwaartse flank 47 gevormde neerwaartse groef 48. Een naar de neerwaartse flank 47 toegekeerde zijde 46a van de neerwaartse tong 46 is gericht in de richting van de normaal N2 van de onderzijde 38b van de kern 38. Dit betekent dat een raaklijn R2 van de zijde 46a van de neerwaartse tong 46 en de normaal van de onderzijde 38b van de kern 38 onderling convergeren. In dit uitvoeringsvoorbeeld 20 sluiten de raaklijn R2 en dc normaal T\2 onderling ccn hock in van 5 graden. Een van dc neerwaartse flank 47 afgekeerde zijde 46b is diagonaal georiënteerd, doch is vlakker georiënteerd dan de complementaire zijde 42a van de opwaartse flank 42, waardoor een kier (luchtspleet) zal worden gevormd in de gekoppelde toestand (zie ook figuur 7f), hetgeen koppeling tussen twee vloerpanelen 37 doorgaans zal faciliëren. De schuine 25 zijde 46b van de neerwaartse tong 46 fungeert tevens als zoekrand om de koppeling tussen twee vloerpanelen 37 verder te faciliëren. Een andere van de neerwaartse flank 47 afgekeerde zijde 46c is in hoofdzaak verticaal vormgegeven en vormt een complementair aanslagvlak voor het aanslagvlak 42b van de opwaartse flank 42 (van een naastgelegen vloerpaneel). De neerwaartse tong 46 is verder voorzien van een naar 30 de neerwaartse flank 47 toegekeerde zijde 46d die fungeert als zoekrand voor het eerste koppeldeel 39 van een naastgelegen vloerpaneel. Doordat de bovenzijde 41 d van de opwaartse tong 41 schuin is georiënteerd is een bovenzijde 48a van de neerwaartse groef 48 eveneens schuin georiënteerd, waardoor de (gemiddelde) afstand tussen de bovenzijde 48a van de neerwaartse groef 48 en een bovenzijde 40a van het tweede 12 koppeldeel 40 voldoende groot is om het tweede koppeldeel 40 als zodanig voldoende stevigheid te kunnen geven. De neerwaartse flank 47 is in hoofdzaak verticaal georiënteerd en is voorzien van een uitsparing 49 die is ingericht voor opname van de uitstulping 44 van de opwaartse tong 41 (van een naastgelegen vloerpaneel).

5

Een tussen de bovenzijde 48a van de neerwaartse groef 48 en de bovenzijde 40a gelegen brag 50 is enigszins elastisch van aard en is ingericht om de neerwaartse tong 46 te laten zwenken ten opzichte van de neerwaartse flank 47, hetgeen een (tijdelijke) verwijding van de neerwaartse groef 48 tot gevolg heeft, waardoor koppeling van het 10 vloerpaneel 37 met een naastgelegen vloerpaneel kan worden vergemakkelijkt (zie figuren 7a-7f). Het getoonde vloerpaneel 37 kan een parkctvlocrpanccl, een plank, een laminaatvloerpaneel, of een kunststof vloerpaneel vormen.

Figuren 7a-7f tonen successievelijke werkwijzestappen voor het realiseren van een 15 koppeling tussen twee vloerpanelen 37a, 37b volgens figuur 6. In een eerste (optionele) stap, zoals getoond in figuur 7a, wordt het tweede koppeldeel 40 van een eerste vloerpaneel 37a verplaatst in de richting van het eerste koppeldeel 39 van een tweede vloerpaneel 37b door het eerste vloerpaneel 37a parallel te verschuiven over het tweede vloerpaneel 37b (zie pijl). Vervolgens zal, zoals getoond in figuur 7b, het tweede 20 koppeldeel 40 van het eerste vloerpaneel 37a in lijn worden gebracht met het eerste koppeldeel 39 van het tweede vloerpaneel 37b door de onderzijde 38b van de kern 38 van het eerste vloerpaneel 37a te laten afschuiven op de bovenzijde 41d van de opwaartse tong 41 van het tweede vloerpaneel 37b (zie pijl) tot dat de zoekrand 46a van de neerwaartse tong 46 van het eerste vloerpaneel 37a afsteunt op de zoekrand 41b van 25 de opwaartse tong 41 van het tweede vloerpaneel 37b (figuur 7c). Daarbij zal doorgaans tevens de andere zoekrand 46b van de neerwaartse tong 46 van het eerste vloerpaneel 37 contact maken met de bovenzijde 38a van de kern 38. Door vervolgens een neerwaartse kracht uit te oefenen op althans de brag 50 van het tweede koppeldeel 40 van het eerste vloerpaneel 37a zal de neerwaartse tong 46 in opwaartse richting zwenken ten opzichte 30 van de neerwaartse flank 47, waarbij doorgaans tevens de opwaartse tong 41 van het tweede vloerpaneel 37b zal zwenken ten opzichte van de opwaartse flank 42 van het tweede vloerpaneel 37b (figuur 7d). Tijdens deze tijdelijke deformatie van de koppeldelen 39,40 zullen zowel de neerwaartse groef 48 van het eerste vloerpaneel 37a en de opwaartse groef 43 van het tweede vloerpaneel 37b worden verwijd, zodanig dat 13 de neerwaartse tong 46 van het eerste vloerpaneel 37a althans gedeeltelijk in de opwaartse groef 43 van het tweede vloerpaneel 37b kan worden aangebracht, en de opwaartse tong 41 van het tweede vloerpaneel 37b althans gedeeltelijk in de neerwaartse groef 48 van het eerste vloerpaneel 37a kan worden aangebracht (figuur 5 7e). Na het ontlasten van de vloerpanelen 37a, 37b zal de deformatie in hoofdzaak ongedaan worden gemaakt, en zullen de vloerpanelen 37a, 37b onderling gekoppeld zijn. Een aanvullende vergrendeling hierbij wordt gerealiseerd doordat de vergrendelelementen 44, 49 van beide vloerpanelen 37a, 37b onderling samenwerken in de gekoppelde toestand. Overigens kan ontkoppeling van de vloerpanelen 37a, 37b 10 geschieden door het, van het tweede vloerpaneel 37b afgekeerde, vrije uiteinde van het eerste vloerpaneel 37a, in opwaartse richting te bewegen, waarna de vloerpanelen 37a, 37b van elkaar los zullen klikken. Het in opwaartse richting bewegen van het eerste vloerpaneel 37a kan eventueel worden vergemakkelijkt door gebruik te maken van een gereedschap, zoals bijvoorbeeld een wig. Een andere wijze om de vloerpanelen 37a, 37b 15 te demonteren is door het vloerpanelen 37a, 37b langs elkaar te laten schuiven, waardoor de koppeldelen 39,40 van elkaar kunnen worden verwijderd, hetgeen tot ontkoppeling van de vloerpanelen 37a, 37b zal leiden.

Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en 20 beschreven uitvocringsvoorbccldcn, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

Claims

1. Vloerpaneel, omvattende: - een centraal gelegen kern voorzien van een bovenzijde en een onderzijde, 5. ten minste één met overliggende randen van de kem verbonden eerste verend koppeldeel respectievelijk tweede verend koppeldeel, o welk eerste koppeldeel ten minste één opwaartse tong, ten minste één op afstand van de opwaartse tong gelegen opwaartse flank, en ten minste één tussen de opwaartse tong en de opwaartse flank gevormde opwaartse 10 groef omvat, waarbij: ten minste een deel van een naar de opwaartse flank tocgckccrdc zijde van de opwaartse tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de bovenzijde van de kem, ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde 15 zijde van de opwaartse tong een opwaartse zoekrand vormt voor het koppelen van het eerste koppeldeel met een tweede koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, ten minste een deel van een van de opwaartse flank afgekeerde zijde van de opwaartse tong is voorzien van een eerste 20 vcrgrcndclclcmcnt ingcricht voor samenwerking met een tweede vergrendelelement van een tweede koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, o welk tweede koppeldeel ten minste één neerwaartse tong, ten minste één op afstand van de neerwaartse tong gelegen neerwaartse flank, en ten 25 minste één tussen de neerwaartse tong en de neerwaartse flank gevormde neerwaartse groef omvat, waarbij: ten minste een deel van een naar de neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong zich uitstrekt in de richting van de normaal van de onderzijde van de kem, 30 ten minste een deel van een van de neerwaartse flank afgekeerde zijde van de neerwaartse tong een neerwaartse zoekrand vormt voor het koppelen van het tweede koppeldeel met een eerste koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, de neerwaartse flank is voorzien van een tweede vergrendelelement ingericht voor samenwerking met een eerste vergrendelelement van een eerste koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel, 5 waarbij de opwaartse groef is ingericht voor opname van ten minste een deel van een neerwaartse tong van een naastgelegen paneel, en waarbij de neerwaartse groef is ingericht voor opname van ten minste een deel van een opwaartse tong van een naastgelegen paneel.

2. Vloerpaneel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk koppeldeel een met de kern verbonden brugdccl en een verend met het brugdccl verbonden einddeel omvat, waarbij het einddeel is ingericht om te veren in een richting die een hoek, in het bijzonder een in hoofdzaak loodrechte hoek, insluit met een door de kern opgespannen vlak.

3. Vloerpaneel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opwaartse flank van het eerste koppeldeel deel uitmaakt van het brugdeel van het eerste koppeldeel, dat de opwaartse tong van het eerste koppeldeel deel uitmaakt van het einddeel van het eerste koppeldeel. 20

4. Vloerpaneel volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de neerwaartse flank van het tweede koppeldeel deel uitmaakt van het bmgdeel van het tweede koppeldeel, dat de neerwaartse tong van het tweede koppeldeel deel uitmaakt van het einddeel van het tweede koppeldeel. 25

5. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek die ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong en de normaal van de bovenzijde van de kem onderling insluiten in hoofdzaak gelijk is aan de hoek die ten minste een deel van een naar de neerwaartse 30 flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong en de normaal van de onderzijde van de kern onderling insluiten.

6. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek die wordt ingesloten door enerzijds de richting waarin ten minste een deel van een naar de opwaartse flank toegekeerde zijde van de opwaartse tong zich uitstrekt en anderzijds de normaal van de bovenzijde van de kern is gelegen tussen 0 en 60 graden, in het bijzonder tussen 0 en 45 graden.

7. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek die wordt ingesloten door enerzijds de richting waarin ten minste een deel van een naar de neerwaartse flank toegekeerde zijde van de neerwaartse tong zich uitstrekt en anderzijds de normaal van de onderzijde van de kem is gelegen tussen 0 en 60 graden, in het bijzonder tussen 0 en 45 graden. 10

8. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van een bovenzijde van de opwaartse tong zich uitstrekt in een naar de normaal van de bovenzijde van de kem toegekeerde richting.

9. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de zoekrand van het tweede koppeldeel in hoofdzaak vlakker is georiënteerd dan ten minste een deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel.

10. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een 20 op de kem aansluitend deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel ccn aanslagvlak vormt voor ten minste een deel van de van de neerwaartse flank afgekeerde zijde van de neerwaartse tong.

11. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een 25 op de kem aansluitend deel van de opwaartse flank van het eerste koppeldeel in hoofdzaak verticaal georiënteerd is.

12. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de van de neerwaartse flank afgekeerde zijde van de neerwaartse 30 tong in hoofdzaak verticaal georiënteerd is.

13. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opwaartse groef van het eerste koppeldeel zodanig is vormgegeven dat deze opwaartse groef is ingericht voor geborgde opname van ten minste een deel van een neerwaartse tong van een tweede koppeldeel van een naastgelegen vloerpaneel.

14. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 5 opwaartse groef is ingericht voor het onder klempassing opnemen van een neerwaartse tong van een naastgelegen paneel.

15. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de neerwaartse groef is ingericht voor het onder klempassing opnemen van een opwaartse 10 tong van een naastgelegen paneel.

16. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opwaartse flank en de neerwaartse flank zich in een in hoofdzaak parallelle richting uitstrekken. 15

17. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste vergrendelelement ten minste één uitstulping omvat, en dat het tweede vergrendelelement ten minste één uitsparing omvat, welke uitstulping is ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden opgenomen in een uitsparing van een naastgelegen 20 gekoppeld vloerpaneel voor het realiseren van ccn vergrendelde koppeling.

18. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste koppeldeel meerdere op afstand van elkaar gelegen opwaartse tongen omvat, waarbij tussen iedere twee naastgelegen opwaartse tongen een opwaartse groef is 25 gepositioneerd, en dat het tweede koppeldeel meerdere op afstand van elkaar gepositioneerde neerwaartse groeven omvat voor opname van voomoemde opwaartse tongen.

19. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 30 eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel integraal deel uitmaken van de kern.

20. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vloerpaneel ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit hout.

21. Vloerpaneel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het vloerpaneel een laminaat van een een houtproduct omvattende dragerlaag, en ten minste één op een bovenzijde van de draaglaag aangebrachte toplaag omvat.

22. Vloerpaneel volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat ten minste één toplaag met hars is geïmpregneerd.

23. Vloerpaneel volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat ten minste één toplaag een dessinlaag vormt. 10

24. Vloerpaneel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vloerpaneel ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit kunststof.

25. Vloerbekleding bestaande uit onderling gekoppelde vloerpanelen volgens een 15 der conclusies 1-24.

26. Werkwijze voor het onderling verbinden van twee vloerpanelen volgens een der conclusies 1-24, omvattende de stappen: A) het laten aangrijpen van een tweede koppeldeel van een eerste vloerpaneel op 20 ccn eerste koppeldeel van een tweede vloerpaneel, B) het uitoefenen van een kracht op het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel in de richting van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel, zodanig dat een einddeel van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel zal zwenken in opwaartse richting en/of een einddeel van het eerste koppeldeel 25 van het tweede vloerpaneel zal zwenken in een neerwaartse richting, waardoor een neerwaartse tong van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel zich ten minste gedeeltelijk, in het bijzonder in hoofdzaak, in een opwaartse groef van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel wordt aangebracht, en C) het opheffen van de tijdens stap B) uitgeoefende kracht, waardoor het ten minste 30 ene gedeformeerde koppeldeel zal terugzwenken naar een oorspronkelijke toestand en de neerwaartse tong van het tweede koppeldeel van het eerste vloerpaneel zal worden vergrendeld in de opwaartse groef van het eerste koppeldeel van het tweede vloerpaneel.