NL194497C - Opzetinrichting voor op een trekhaakkogel van een voertuig. - Google Patents

Description

1 194497

Opzetinrichting voor op een trekhaakkogel van een voertuig

De uitvinding betreft een opzetinrichting voor op een trekhaakkogel, omvattende een gestel en een met het gestel verbonden koppelinrichting voor het bevestigen daarvan op een trekhaakkogel, waarbij de koppel* 5 inrichting is voorzien van een huis; van twee met het huis verbonden klemorganen; van een enerzijds op een van de klemorganen en anderzijds op het huis aangrijpend kniehefboommechanisme; en van een van buiten af bedienbaar drukelement, om een kniehefboom van het kniehefboommechanisme in strekkende zin te belasten, om de klemorganen op een trekhaakkogel vast te zetten.

Een dergelijke opzetinrichting is beschreven in de niet-voorgepubliceerde Europese octrooiaanvrage 10 665.135, waar de klemorganen een het huis in en uit beweegbare klem vormen. Deze klem wordt bekrachtigd en vergrendeld in de klemstand door een stop aan een arm van het kniehefboommechanisme, nadat de klem met hierin opgenomen de autotrekhaakkogel terug in het huis is gebracht, te drukken in een uitsparing van het betreffende klemorgaan. De stop wordt in huissleuven geleid.

De opzetinrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat de klemorganen worden gevormd 15 door een vast met het huis verbonden klemorgaan, en een beweegbaar klemorgaan, dat in het huis lineair van en naar het vaste klemorgaan beweegbaar is geleid.

Hierdoor wordt een eenvoudige opzetinrichting verschaft.

Een geschikte uitvoering is gekenmerkt doordat de kniehefboom door een van het kniehefboom-mechanisme deel uitmakende verbindingsarm met het huis is verbonden. Het niet met het beweegbare 20 klemorgaan verbonden einde van de kniehefboom kan zich hierdoor verplaatsen, zodat het deel van de kniehefboom waar het drukelement mee samenwerkt, ten opzichte van dit drukelement op dezelfde positie kan blijven.

In het bijzonder wordt dit bereikt bij een uitvoering die is gekenmerkt, doordat de verbindingsarm met speling met het huis is verbonden via een op afstand van zijn scharnier met de kniehefboom op deze arm 25 aangebracht en van de kniehefboom afgekeerd uitsteeksel.

Een zeer geschikte uitvoeringsvorm met relatief lage vervaardigingskosten is gekenmerkt, doordat de kniehefboom en de verbindingsarm door drie schakels van een aandrijf-schakelketting zijn gevormd. De montagehandelingen voor het kniehefboommechanisme blijven door toepassing van deze maatregel zeer beperkt, doordat de kniehefboom en de arm reeds in feite voorgemonteerd kunnen worden aangeschaft.

30 Een zeer geschikte uitvoering van de klemorganen wordt gekenmerkt, doordat de klemorganen op één lijn liggende cirkelvormige uitsparingen voor een trekhaakkogel hebben. De cirkelvormige uitsparingen vormen cirkelvormige randen die volgens een lijn aanliggen tegen het bolle buitenvlak van de trekhaakkogel. Hierdoor wordt een hoge oppervlaktedruk bereikt en dus een zeer goede klemverbinding van de koppeling met de trekkogel.

35 Een voorkeursuitvoering wordt verder gekenmerkt, doordat het beweegbare klemorgaan aan zijn ondereinde althans één in de richting naar het vaste klemorgaan uitstekend steunorgaan draagt, voor afsteunen op een trekhaak onder de kogel hiervan. Als een steunorgaan tegen de hals van de trekkogel steunt, kan het achterover kantelen van de opzetinrichting worden voorkomen.

Door het althans ene steunorgaan instelbaar in de richting naar het vaste klemorgaan uit te voeren, 40 wordt op gunstige wijze de mogelijkheid verkregen om de zwenkstand ofwel de helling van de opzetinrichting ten opzichte van het voertuig in te stellen.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de figuren.

Figuur 1 toont een opzetinrichting volgens de uitvinding, uitgevoerd als fietsendrager.

45 Figuur 2 toont in gedeeltelijk weggebroken perspektivisch aanzicht de koppelinrichting van de opzetinrichting van figuur 1.

Figuur 1 toont een opzetinrichting 1, uitgevoerd als drager voor een fiets 4, die door middel van een koppelinrichting 3 gemonteerd is op de kogel van een trekhaak 5 van een auto 6. De opzetinrichting 1 50 omvat een gestel 2 waaraan steunen zijn bevestigd voor het dragen van de fiets 4 en, waar de koppelinrichting 3 vast mee is verbonden.

Deze koppelinrichting 3 is meer in detail getoond in figuur 2.

De koppelinrichting 3 omvat een huis 10. in dit huis kan een kogel 6 van de trekhaak 5 worden vastgeklemd tussen een vast klemorgaan 11 en een beweegbaar klemorgaan 12 . Beide klemorganen 11, 55 12 zijn voorzien van cirkelvormige uitsparingen 13. De hartlijnen van deze cirkelvormige uitsparingen 13 liggen op één lijn. De uitsparingen 13 bepalen cirkelvormige randen die aanliggen tegen het bolvormige oppervlak van de kogel 6. Door het door deze randen gevormde lijncontact kan een hoge contactdruk tot

Claims (7)

194497 2 stand worden gebracht, waardoor een goede inklemming van de kogel 6 wordt bereikt Het beweegbare klemorgaan 12 is verschuifbaar in het huis 10 opgenomen. Het beweegbare klemorgaan 12 staat onder invloed van voorbelastingsmiddelen in de vorm van een veer 14, waaromheen een beschermingshuls 15 is aangebracht en die het beweegbare klemorgaan 12 in de richting weg van het 5 vaste klemorgaan 11 dwingt. Op het beweegbare klemorgaan 12 grijpt een kniehefboommechanisme 16 aan. Dit kniehefboom-mechanisme omvat een kniehefboom 17 die aan het in figuur 2 rechtereinde scharnierbaar verbonden is met het beweegbare klemorgaan 12, ter hoogte van de hartlijn van de cirkelvormige uitsparingen 13, zodat de krachtinleiding van de kniehefboom 17 op de hartlijn van de kogel 6 geschiedt. Het andere einde van de 10 kniehefboom 1& is via een arm 20 met het huis 10 verbonden. Zoals weergegeven zijn de kniehefboom 17 en de arm 20 gevormd door drie schakels van een op zichzelf bekende aandrijfketting. De kniehefboom 17 en de arm 20 kunnen dus als een vooraf gemonteerde eenheid worden aangeschaft. De arm 20 is met speling met het huis 10 verbonden, door middel van een bout 21 die door de 15 tussenruimte in de arm 20 steekt en slechts gedeeltelijk aangeschroefd is. Voor het spannen van de koppeling 3, dat wil zeggen het naar het vaste klemorgaan 11 toe bewegen van het beweegbare klemorgaan 12 wordt een drukelement 19 in de vorm van een schroefstang aangedraaid. De schroefstang 19 werkt met zijn einde op de knieas 18 van de kniehefboom 17, en belast deze dus in strekkende zin. De kniehefboom 17 zet zich aan zijn in figuur 2 gezien linkereinde af tegen het huis 20 10 en drukt aldus met zijn rechter einde het klemorgaan 12 vast tegen de kogel 6. Het losnemen van de koppeling geschiedt door het terugschroeven van de schroefstang 19. Door de belasting van de veer 14 schuift daarbij het beweegbare klemorgaan 12 in figuur 2 naar links. Door de verplaatsbare bevestiging van het linker einde van de kniehefboom 17 door middel van de arm 20 kan het linkereinde van de kniehefboom 17 zich enigszins naar rechts verplaatsen, zodat de knieas 18 onder de 25 schroefstang 19 blijft. Hierdoor kan de schroefstang 19 dus direct op de knieas 18 aangrijpen. In het verlengde van de schroefstang 19 is aan de onderzijde van het huis een aanslagschroef 22 aangebracht, die de neerwaartse beweging van de knieas 18 begrenst, en dus bij een juiste instelling voorkomt dat de kniehefboom 17 tot in of door zijn dodelijk punt wordt gedrukt, waardoor de hefboom 17 niet meer terug zou kunnen bewegen. 30 De aanslagschroef 22 begrenst ook de teruggaande beweging van de kniehefboom 17. De rol van de met het beweegbare klemorgaan 12 verbonden schakel loopt aan het einde van de teruggaande beweging aan tegen en enigszins op de schroef 22 . Daardoor wordt voorkomen dat deze schakel geheel verticaal onder de schroefstang 19 zou blokkeren. Daarnaast wordt hierdoor een gunstige krachtenverdeling verkregen bij de beginbeweging vanuit de teruggetrokken stand. De genoemde rol rolt namelijk eerst 35 gedeeltelijk af over de schroef 22, zodat de verticale kracht pas geheel op het klemorgaan 12 wordt overgebracht wanneer de schakel weer een redelijke hoek met de verticaal maakt. De door de verticale krachtcomponent veroorzaakte wrijving van het klemorgaan 12 blijft hierdoor op gunstige wijze beperkt. Het beweegbare klemorgaan 12 draagt aan zijn ondereinde twee schroefbouten 23 , die als steun-organen dienen. De steunorganen 23 liggen aan tegen de hals van de trekhaak 25 onder de kogel 6. De 40 steunorganen vormen aldus een aanslag die de zwenkbeweging van de koppeling om de kogel 6, in figuur 2 gezien tegen de richting van de klok in, begrenst. Door een geschikte instelling van de schroeven 23 kan een gewenste zwenkstand worden verkregen, zodanig dat bijvoorbeeld het gestel 2 van de opzetinrichting 1 in de langsrichting van de auto 6 horizontaal wordt gesteld. 45

1. Opzetinrichting voor op een trekhaakkogel, omvattende een gestel en een met het gestel verbonden koppelinrichting voor het bevestigen daarvan op een trekhaakkogel, waarbij de koppelinrichting is voorzien 50 van een huis ; van twee met het huis verbonden klemorganen; van een enerzijds op een van de klem-organen en anderzijds op het huis aangrijpend kniehefboommechanisme; en van een van buiten af bedienbaar drukelement, om een kniehefboom van het kniehefboommechanisme in strekkende zin te belasten, om de klemorganen op een trekhaakkogel vast te zetten, met het kenmerk, dat de klemorganen (11, 12) worden gevormd door een vast met het huis (10) verbonden klemorgaan (11), en een beweegbaar 55 klemorgaan (12), dat in het huis lineair van en naar het vaste klemorgaan (11) beweegbaar is geleid.

2. Opzetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kniehefboom (17) door een van het kniehefboommechanisme deel uitmakende verbindingsarm (20) met het huis (10) is verbonden. 3 194497

3. Opzetinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verbindingsarm (20) met speling met het huis (10) is verbonden via een op afstand van zijn scharnier met de kniehefboom (17) op deze arm aangebracht en van de kniehefboom afgekeerd uitsteeksel (21).

4. Opzetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kniehefboom (17) en de verbindingsarm 5 (20) door drie schakels van een aandrijf-schakelketting zijn gevormd.

5. Opzetinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemorganen (11, 12. op één lijn liggende cirkelvormige uitsparingen (13) voor een trekhaakkogel hebben.

6. Opzetinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het beweegbare klemorgaan (12) aan zijn ondereinde althans één in de richting naar het vaste klemorgaan (11) uitstekend 10 steunorgaan (23) draagt, voor afsteunen op een trekhaak onder de kogel hiervan.

7. Opzetinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het althans ene steunorgaan (23) instelbaar in de richting naar het vaste klemorgaan is uitgevoerd. Hierbij 2 bladen tekening