NL192789C - Installatie voor het pneumatisch transporteren van stortgoederen. - Google Patents

Description

1 192789

Installatie voor het pneumatisch transporteren van stortgoederen

De uitvinding heeft betrekking op een installatie voor het pneumatisch transporteren van stortgoed, met een transportleiding en een nevenleiding voor schone lucht, welke nevenleiding opgebouwd is uit stukken 5 nevenleiding die onderling verbonden zijn via afsluitkleppen, die in de ene stand een stroomverbinding tussen de stukken nevenleiding verschaffen en in de andere stand een stroomverbinding tussen het stroomopwaartse stuk nevenleiding en het inwendige van de transportleiding en de stukken nevenleiding verder elk door ten minste twee overstroomkleppen met het inwendige van de transportleiding verbonden zijn, welke transportleiding uit afzonderlijke secties bestaat, die ieder bestaan uit een starre buitenbuis met 10 aan beide kopranden een profielring en uit een binnenbuis van elastische slang met in drukloze toestand een kleinere uitwendige diameter dan de inwendige diameter van de buitenbuis, waarbij van de, de binnenbuis vormende slang beide einden over de beide profieiringen van de buitenbuis naar buiten omgeslagen zijn, en waarbij opeenvolgende secties van de transportleiding steeds met behulp van een tussenliggend ringiichaam, dat afdichtende zittingen vormt voor de sectie-einden, met elkaar verbonden zijn. 15 Een dergelijke installatie is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 3.437.560. Bij deze bekende installatie zijn de starre buitenbuizen voorzien van opgelaste profieiringen, waar de elastische binnenhuis over omgeslagen is. Tussen de buissecties is steeds een centreerring geplaatst, en de buissecties zijn telkens met elkaar verbonden met behulp van twee spanringen, die ter weerszijden van de tegenover elkaar staande profieiringen van twee buissecties aangebracht zijn en met behulp van bouten naar elkaar toe 20 getrokken worden, om de centreerring tussen de kopse einden van de buissecties vast te klemmen. De afsluit- en overstroomkleppen zijn op bepaalde plaatsen langs de buissecties aangebracht en kunnen door de binnen- en buitenbuis heen met het inwendige van de transportleiding een verbinding vormen. De afsluitkleppen zijn beweegbaar tussen een stand, waarin het stroomafwaartse gedeelte van de nevenleiding verbonden is met het stroomopwaartse gedeelte en een verbindingsstand met de transportleiding, waarbij 25 het stroomafwaartse gedeelte is afgesloten. De overstroomkleppen laten de schone lucht uit de nevenleiding door naar de transportleiding wanneer de druk in de nevenleiding hoger is dan de druk in de transportleiding ter plaatse. De overstroomkleppen zijn meestal terugslagkleppen. Met deze installatie wordt verdichting of verstopping van het stortgoed in de transportleiding opgelost of voorkomen, ook bij langzaam transport van moeilijk te transporteren, in het bijzonder vettige stortgoederen.

30 Een nadeel van de bekende installatie is, dat de vervaardiging betrekkelijk ingewikkeld is, temeer daar slechts de recht'. stukken van de transportleiding in serie vooraf vervaardigd kunnen worden, waarbij aanpassingen naderhand praktisch niet mogelijk zijn. Voor bochten in de leiding moeten de secties afzonderlijk vervaardigd worden.

Het is een doel van de uitvinding een installatie van de in de aanhef aangegeven soort te verbeteren wat 35 betreft opzet, uitvoering en montage.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een installatie van de in de aanhef aangegeven soort, waarbij elke starre buitenbuis aan beide kopranden voorzien is van een los opgeschoven profielring, waarbij de ringlichamen elk een flens hebben en twee ringlichamen een sectie van de transportleiding tussen zich klemmen met behulp van ten minste vier buiteniiggende, symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van de 40 transportleidingsectie tussen de flenzen aangebrachte trekorganen, en waarbij in ieder van een flens voorzien ringiichaam een radiale boring is aangebracht, waarmee een afsluitklep of een overstroomklep verbonden is, om de nevenleiding met het inwendige van de transportleiding te verbinden.

Hierdoor is het mogelijk om gladde buitenbuizen uit eenvoudige buisstukken toe te passen, aangezien de afsluit- en overstroomkleppen niet op de buitenbuizen maar op de ringlichamen zijn aangesloten. Bijzondere 45 lengten, bijvoorbeeld voor het aansluiten op houders, of buissecties voor bochten, kunnen ter plaatse tijdens de montage op lengte gebracht worden en vereisen geen verdere bewerking. Voor de verbinding hoeft men de profieiringen alleen op de buitenbuiseinden te schuiven. Nadat de binnenbuisslang over de einden is omgeslagen kan er via de flenzen aan de ringlichamen en de trekorganen een doorlopende transportleiding worden samengesteld.

50 Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 1.681.381 bekend is om buisstukken tegen elkaar te drukken met behulp van trekankers tussen flenzen. Dit octrooischrift betreft echter een leiding voor stoom of lucht en dergelijke, en niet een transportleiding voor stortgoed met een nevenleiding voor schone lucht.

55 In de tekening is een installatie volgens de uitvinding in schematisch vereenvoudigde vorm weergegeven. Hierbij toont: figuur 1 een totaal aanzicht in perspectief, 192789 2 figuur 2 een langsdoorsnede door een deel van een transportleiding en van een hieraan gekoppelde nevenleiding, figuur 3 een bovenaanzicht op het in figuur 2 weergegeven deel van de transportleiding, figuur 4 een doorsnede door de transportleiding volgens de lijn A-A in figuur 2, 5 figuur 5 een gedeeltelijke langsdoorsnede over een flensverbinding voor de transportleiding op vergrote schaal, en figuur 6 een uit stukken transportleiding samengestelde boog over 90°.

De installatie volgens figuur 1 bestaat uit een afgeefstation 1, waaruit het te transporteren stortgoed in een 10 transportleiding 2 gevoed wordt. Het voeden of het afgeven heeft op bekende wijze plaats, bijvoorbeeld uit een drukvat (zoals schematisch aangeduid) of door middel van een cellenradsluis. Evenwijdig aan de uit afzonderlijke stukken transportleiding 2a, 2b.......2n bestaande transportleiding verloopt een zuiver gasvoerende nevenleiding 3, welke door met de transportleidng 2 verbonden en op het drukverschil tussen de nevenleiding en de transportleiding aansprekende afsluitkleppen 4 in stukken onderverdeeld is, waarvan 15 elk meervoudig door middel van overstroomkleppen 5 met de transportleiding verbonden is. De transportleiding 2 eindigt in een ontvanghouder 6, bijvoorbeeld in een afscheider of een silo.

Zoals figuur 2 toont, bestaat elk stuk transportleiding 2n uit een starre buitenbuis, bijvoorbeeld een metaalbuis 10 en een elastische binnenbuis, bijvoorbeeld een door weefsels gewapende rubber slang 11.

De rubber slang 11 heeft in de drukloze toestand een buitendiameter welke kleiner is dan de binnen-20 diameter van de metaalbuis 10. De slang is aan zijn beide einden met de metaalbuis 10 drukdicht verbonden. De op deze wijze tussen de metaalbuis 10 en de slang 11 aanwezige kamer 12 is met de atmosfeer via een tegen regen beschermd stoffilter 15 verbonden.

Voor het drukdicht verbinden van enerzijds de rubber slang 11 met de metaalbuis 10 en anderzijds van het stuk transportleiding 2n met de naburige stukken 2m respectievelijk 2o zijn de flensverbindingen volgens 25 de figuren 2 tot en met 4 op de volgende wijze uitgevoerd. Op de koprand van de metaalbuis 10 is als randbescherming een profielring 17 bij voorkeur uit een kunststof geschoven. Om deze profielring 17 is de rubber slang 11 naar buiten omgeslagen. De kopwand van de aangrenzende metaalbuis van het naburige stuk transportleiding draagt een soortgelijke profielring, over welke de betreffende rubber slang eveneens naar buiten omgeslagen is. Tussen de twee profielringen 17 ligt een van een flens voorzien ringlichaam 18, 30 dat aan weerszijden ringgroeven 18a heeft, om een centrering, een gelijkmatige vlaktedruk en een groot afdichtoppervlak te bereiken. Het ringlichaam 18 heeft aan de bovenzijde een schroefkcopeling 18b, waarvan het inwendige via een radiaal-boring 18c met de inwendige ruimte van het ringlichaam verbonden is. In deze schroefkoppeling 18b is hetzij een afsluitklep 4 hetzij een overstroomklep 5 geschroefd. Het ringlichaam 18 verschaft zodoende een verbinding tussen het inwendige van de rubber slang 11 en de 35 nevenleiding 3.

Van het ringlichaam 18 is de flens bovendien aan weerszijden voorzien van twee stel schroefdraadgaten 18e voor het opnemen van hetzij schroefdraadbouten 19 of van trekankers 20, bijvoorbeeld schroefdraad-stangen. De betrokken schroefdraadbouten zijn door schroefdraadhulzen 21 met de bijbehorende trekankers 20 verbonden. De delen 19, 20, 21 vormen trekorganen, welke door draaien van de betrokken 40 schroefdraadhulzen 21 (met de gebruikelijke combinatie van rechtse en linkse schroefdraad) gespannen kunnen worden en zo voor een drukdichte verbinding van de stukken transportleiding zorgen.

Bovendien heeft de flens van het ringlichaam 18 een aantal schroefdraadboringen 18f (zie figuur 4), welke een aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste, hangende, staande of zijdelingse montage van het leidingensamenstel mogelijk maken.

45 In de figuren 2 en 3 verloopt de transportleidng recht. Figuur 6 toont dat de voorgestelde constructie zonder veranderingen ook een gebogen leidingverloop toelaat, zoals hier een boog over 90°, en wel doordat de ringlichamen niet met evenwijdige kopvlakken of flensoppervlakken uitgevoerd worden maar met kopvlakken die een bepaalde hoek insluiten. In het uitvoeringsvoorbeeld bedraagt deze hoek 15°, zodat vijf stukken buisleiding 2p tot en met 2u een boog van 90° geven, waarvan de krommingsstraal door de lengte 50 van de betrokken metaalbuizen bepaald wordt.

Het gelijke resultaat kan met ringlichamen met ten opzichte van elkaar evenwijdige en ten opzichte van de lengte-assen loodrechte flensoppervlakken bereikt worden door de betrokken metaalbuizen niet loodrecht maar onder een overeenkomstige hoek scheef ten opzichte van hun assen af te snijden.

Claims (1)

1. 3 192789 Installatie voor het pneumatisch transponeren van stortgoed, met een transportleiding en een nevenleiding voor schone lucht, welke nevenleiding opgebouwd is uit stukken nevenleiding die onderling verbonden zijn 5 via afsluitkleppen, die in de ene stand een stroomverbinding tussen de stukken nevenleiding verschaffen en in de andere stand een stroomverbinding tussen het stroomopwaartse stuk nevenleiding en het inwendige van de transportleiding en de stukken nevenleiding verder elk door ten minste twee overstroomkleppen met het inwendige van de transportleiding verbonden zijn, welke transportleiding uit afzonderlijke sectie bestaat, die ieder bestaan uit een starre buitenbuis met aan beide kopranden een profielring en uit een binnenbuis 10 van elastische slang met in drukloze toestand een kleinere uitwendige diameter dan de inwendige diameter van de buitenbuis, waarbij van de, de binnenbuis vormende slang beide einden over de beide profielringen van de buitenbuis naar buiten omgeslagen zijn, en waarbij opeenvolgende secties van de transportleiding steeds met behulp van een tussenliggend ringiichaam dat afdichtende zittingen vormt voor de sectie-einden, met elkaar verbonden zijn, met het kenmerk, dat elke starre buitenbuis (10) aan beide kopranden voorzien 15 is van een los opgeschoven profielring (17), dat de ringlichamen (18) elk een flens hebben en twee ringlichamen (18) een sectie van de transportleiding (2) tussen zich klemmen met behulp van ten minste vier buitenliggende, symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van de transportleidingsectie tussen de flenzen aangebrachte trekorganen (19, 20, 21), en dat in ieder van een flens voorzien ringiichaam (18) een radiale boring (18c) is aangebracht, waarmee een afsluitklep (4) of een overstroomklep (5) verbonden is, om de 20 nevenleiding (3) met het inwendige van de transportleiding (2) te verbinden. Hierbij 4 bladen tekening