NL192426C - Strooier. - Google Patents

Description

1 192426

Strooier

De uitvinding heeft betrekking op een strooier bestaande uit een voorraadreservoir, in de bovenwand waarvan een aantal afvoerpoorten met afvoeropeningen is aangebracht, waarbij de vorm van de afvoer-5 opening(en) in de ene afvoerpoort verschilt van de vorm van de afvoeropening(en) in elke andere afvoer-poort, waarbij ten minste de omtrek van één van de afvoerpoorten wordt bepaald door een kraag, welk voorraadreservoir is voorzien van een op de bovenwand geplaatst deksel met een dekseldeel, dat ten opzichte van de rest van het deksel schamierbaar is, welk dekseldeel is vooizien van een ter afsluiting met de kraag samenwerkende afdichtring, een en ander zodanig dat het dekseldeel schamierbaar is tussen een 10 eerste sluitstand, waarin de afdichtring aangrijpt op de kraag ter afsluiting van de afvoerpoort en een tweede geopende stand, waarin de afvoerpoort open is.

Een dergelijke strooier is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.262.606. Bij deze bekende strooier bezit het deksel twee schamierbare dekseldelen, waarbij het ene dekseldeel is voorzien van een afdichtring die samenweikt met een in de bovenwand van het voorraadreservoir gevormde kraag, terwijl het andere 15 dekseldeel is voorzien van uitstekende pennen die aanbrengbaar zijn in in de bovenwand gevormde afvoeropeningen. Het deksel is permanent verbonden met de bovenwand.

_________________De uitvinding beoogt een verbeterde strooierJe. verschaffen die, vergeleken met de bekende strooier, ____ meer gebruiksmogelijkheden bezit.

Hiertoe bezit de strooier volgens de uitvinding het kenmerk, dat de omtrekken van alle afvoerpoorten 20 worden bepaald door even grote gelijk gevormde kragen en het deksel afneembaar is uitgevoerd en is voorzien van een met het aantal afvoerpoorten corresponderend aantal, eveneens even grote gelijk gevormde afdichtringen, waarbij de kragen en afdichtringen via een elastische snapveibinding onderling verbindbaar zijn en waarbij het deksel in een met het aantal afdichtringen corresponderend aantal posities aanbrengbaar is op de bovenwand, zodanig dat de op het schamierbare dekseldeel aangebrachte 25 afdichtring met elk van de aanwezige kragen in samenwerking brengbaar is.

Voor het met behulp van de strooier volgens de uitvinding afgeven van materiaal is het thans slechts vereist, dat het deksel wordt afgenomen en met het schamierbare dekseldeel in de gewenste stand weer aangebracht wordt op de bovenwand, waarna het schamierbare dekseldeel naar de openingsstand wordt verzwenkt. Voor het sluiten van de betreffende afvoerpoort wordt het schamierbare dekseldeel naar de 30 sluitstand verzwenkt, waarbij de betreffende afdichtring snappend aangrijpt op de, de betreffende afvoerpoort omringende kraag. Wanneer anders uitgevoerde afvoeropeningen in een andere afvoerpoort moeten worden gebruikt wordt het deksel afgenomen en in een zodanige andere positie op de bovenwand aangebracht, dat het schamierbare dekseldeel, in het bijzonder de hierop aangebrachte afdichtring, zich ter plaatse van de betreffende andere afvoerpoort bevindt.

35 Een belangrijk voordeel van de strooier volgens de uitvinding is, dat met één schamierbaar dekseldeel openen.

De uitvinding zal worden toegelicht met een beschrijving van de bijgaande tekening.

40 Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van de smaakstofstrooier volgens de onderhavige uitvinding met het deksel daarop in de gesloten stand.

Figuur 2 is een soortgelijk perspectivisch aanzicht als figuur 1 met het deksel in een open stand, waarbij een van de afleverpoorten vrij is, terwijl de overige poorten zijn afgesloten.

Figuur 3 is een perspectivisch aanzicht van de strooier, waarbij het gehele deksel daarvan verwijderd is.

45 Figuur 4 is een doorsnede op grotere schaal volgens een vlak, dat gaat door de lijn IV-IV in figuur 1.

Figuur 5 is een gedeeltelijke doorsnede, waarbij onderdelen van elkaar verwijderd zijn, volgens een vlak, dat gaat door de lijn V-V in figuur 1.

Figuur 6 is een onderaanzicht van de bovenwand van de strooier.

Figuur 7 is een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van het bovendeel van de houder, waarbij het deksel 50 ten opzichte van figuur 2 anders is georiënteerd om een tweede afleverpoort vrij te maken.

Figuur 8 is een doorsnede van een detail en toont de met snapwerking plaatsvindende in elkaar grijping van een op het deksel gemonteerde afsluitring met een overeenkomstige afleverpoortkraag.

De strooier 10 bestaat uit drie samenwerkende eenheden, namelijk een houderiichaam of voorraadreservoir 55 12, dat een enkel inwendig compartiment vomit, een bovenwand 14, die met snapwerking is bevestigd op een eind van het houderiichaam 12 en een deksel 16, dat toeneembaar is en verstelbaar kan worden gemonteerd over de bovenwand 14.

192426 2

Het houdeiiichaam 12 bezit in verticale richting langwerpige wanden 18 met gelijke breedte en gelijke hoekoriëntatie en vormt in de afgebeelde uitvoering een lichaam, dat in dwarsdoorsnede een gelijkzijdige driehoek is. Elk van de gevormde hoeken 20 tussen de even lange zijden 18 heeft bij voorkeur een gebogen uitvoering, zodat scherpe binnenhoeken zijn vermeden, waarin smaakstof of dergelijke kan blijven 5 vastzitten.

Volgens figuur 4 is het lichaam 12 gevormd met een in één geheel gevormde bodemwand 22. De omtrek van de bodemwand 22 is voorzien van een neerhangende rand 24, die het ondervlak van de bodemwand iets hoger plaatst voor het opnemen van ingegoten merktekens, die worden gebruikt als bronaanduiding of dergelijke zonder de stabiliteit van de staande strooier te beïnvloeden.

10 Het driehoekige houdeiiichaam 12 eindigt in een open boveneind, dat een ononderbroken bovenrand 30 heeft. Een in één geheel gevormd uitsteeksel of rib 28 strekt zich ononderbroken langs de binnenvlakken van de wand onmiddellijk onder de bovenrand 30 uit.

De bovenwand 14, die in één stuk is gegoten, omvat een plat basispaneel 32, waaivan de vorm overeenkomt met de dwarsdoorsnedevorm van het lichaam 12. Het paneel 32 heeft een neerhangende 15 omtreksflens 34, die eindigt in een onderrand 36, die direct aanligt tegen de bovenrand 30 van het lichaam 12 bij uitlijning van de bovenwand 14 daarover. De omtreksflens 34 is over een deel van de lengte ervan, ............ opwaarts van de onderrand ervan uitgespaard om-e en grijpuitsparing 38 te vormen. bij voorkeur langs een_____________________ van de gebogen hoeken, om het naar keuze openen en/of verwijderen van de bovenwand 14 te vergemakkelijken zoals hierna wordt beschreven.

20 Een tweede flens 40 hangt in één stuk aan het paneel 32 op een binnenwaartse afstand van en evenwijdig aan de omtreksflens 34. Deze binnenfiens 40 is geplaatst om aan te grijpen in het bovenste deel van het lichaam 12 als de onderrand 36 van de buitenflens 34 zit op de bovenrand 30 van de open bovenzijde van het lichaam 12. Om te zorgen voor een positieve maar losneembare bevestiging van de bovenwand 14 op het lichaam 12 is het onderste deel van de flens 40, met een grotere hoogte dan de 25 buitenflens 36, voorzien van een buitenwaarts gerichte ononderbroken rib 42, die bij een krachtige neerwaartse beweging van de bovenwand 14 onmiddellijk onder de rib 28 van het lichaam 12 vergrendeld wordt. De beide ribben 28 en 42 bezitten tapse oppervlakken, die, daar de flens 42 en het lichaam 12 zelfbuigzaam zijn, een snapvergrendeling van de bovenwand 14 op het lichaam 12 mogelijk maken. Het is de bedoeling, dat de ribben 28 en 42 zodanig samenwerken, dat de bovenwand 14 positief wordt vastge-30 houden op het lichaam 12 tegen toevallig losraken daarvan, terwijl tegelijk wordt toegelaten, dat de bovenwand met de hand kan worden verwijderd voor vervanging, reiniging of dergelijke.

Het afleveren van de inhoud van de strooier geschiedt via afleverpoorten 44, die elk onmiddellijk binnenwaarts van een van de toppen van de driehoekige bovenwand 14 liggen. Elke poort 44 omvat een of meer afleveropeningen door het bovenpaneel 32 en een omringende bovenwaartse uitstekende ringvormige 35 kraag 46. In de afgebeelde uitvoering vormt één poort een enkele grote opening door het paneel 32. Een _____________ tweede poort is gevormd door twee langwerpige of sleufyormige openingen, de derde poort omvat vier .

cirkelvormige openingen. De kragen van elke poort hebben dezelfde vorm en zijn even groot. Elke kraag, zoals wordt opgemerkt in het detail van figuur 8, omvat verder een binnenwaarts gerichte lip 48.

De toepassing van drie afzonderlijk gevormde poorten zorgt voor het gemakkelijk opnemen van een 40 breed bereik van smaakstoffen of voedingsstoffen, die kunnen worden afgeleverd door schudden, strooien, storten of dergelijke, zoals is vereist door de voedingsstof zelf en de bijzondere gewenste aflevering.

Tengevolge van de verwijderbare aard van de bovenwand kunnen verder zowel de bovenwand als het lichaam gemakkelijk worden gereinigd en gevuld. Verder leent de verwijderbare aard van de bovenwand zich voor gemakkelijke vervanging in die gevallen, waarin nog andere vormen van afleveropeningen 45 gewenst zouden zijn.

UH figuren 5 en 6 blijkt, dat een in één geheel gevormde staaf 50 aan het ondervlak van het paneel 32 hangt en zich in de langsrichting uitstrekt over elk van de poorten 44, die zijn voorzien van meerdere openingen. Op deze manier verstijft en versterkt elke staaf 50 de smalle materiaalbrug van het paneel 32 tussen de openingen. Om de stroming door deze kleine openingen te vergemakkelijken, werkt de staaf 50 50 tevens om smaakstof- of voedingsstofklompen stuk te breken. Dit kenmerk is bijzonder wenselijk in verband met die smaakstoffen, die de neiging hebben om klonten te vormen, zoals suiker, geraspte kaas en dergelijke. Elke staaf 50 loopt langs de lengte ervan vanaf het ondervlak van het paneel 32 taps naar beneden uit tot een smalle mesrand, waardoor deze beter een soepele stroming door de onmiddellijk aangrenzende openingen kan handhaven, en klonten gemakkelijk kan breken.

55 De bovenwand wordt voltooid door de verschaffing van een naar boven en naar buiten gerichte verspringing of schouder 52 onmiddellijk boven de buitenste neerhangende flens 34 voor het opnemen van het deksel 16, zoals hierna wordt beschreven.

Claims (2)

1. 3 192426 Het deksel 16, dat is uitgevoerd in overeenstemming met de vorm van de bovenwand 14 en het houderlichaan· 12 is in de afgebeelde uitvoering driehoekig met gebogen toppen en omvat een deksel· paneel 54 met in één geheel gevormde neerhangende omtreksflens 56. De flens is onderbroken over een deel van de lengte ervan, dat overeenkomt met één van de gebogen toppen om een grijpuitsparing 58 te 5 vormen, die gelijk is aan de uitsparing 38 in de buitenflens 34 van de bovenwand 14. Het deksel omvat ook neeihangende ringvormige afsluitflenzen of ringen 60, die in aantal overeenkomen met het aantal afleverpoorten 44. De drie ringvormige flenzen 60, die zijn afgebeeld, liggen onmiddellijk binnenwaarts van de drie toppen van het driehoekige deksel en zijn uitgelijnd met de omhoog gerichte kragen 46, die zijn verbonden met de drie afvoerpoorten 44. In het bijzonder blijkt uit figuren 5 en 8, dat 10 elke neerhangende ringvormige flens 60 afdichtend aangrijpt op een overeenkomstige omhoog gerichte afleverpoortkraag 46. De aangrijping tussen elke ringvormige flens 60 en de bijbehorende kraag 46 wordt verbeterd door het verschaffen van een ononderbroken in één geheel gevormd uitsteeksel 62 rondom het buitenvlak van elke ringvormige flens 60. Deze uitsteeksels 62 passen met snapwerking onder de binnenwaarts gerichte lippen 48, die zijn aangebracht om het bovenranddeel van elke kraag 46. Aldus gemonteerd 15 is het deksel 16 afdichtend over de bovenwand 14 bevestigd, op zodanige wijze, dat het gemakkelijk kan worden losgemaakt maar het toevallig losraken ervan is verhinderd. Ook zal duidelijk zijn, dat de omtreks- ___________flens 56 van het deksel 16 bij het monteren van het deksel 16 op de bovenwand 14 aanligt tegen de ringvormige schouder 52 van de bovenwand 14. Bij montage van de drie strooieenheden liggen aldus de buitenvlakken van de eenheden in hetzelfde vlak en vormen ze een glad ononderbroken oppervlak zonder 20 uitsteeksels, zoals blijkt uit figuren 1 en 4. Zoals is aangegeven in figuren 1 en 5 kan het bovenvlak van het dekselpaneel 54 zijn voorzien van drie ondiepe indrukkingen 64, die elk zijn uitgelijnd met een neerhangende ringvormige flens 60 als geleider of vingeropneemvlak om te zorgen, dat de druk op het deksel 16 direct over elke poort wordt uitgeoefend om de gewenste snapvergrendelende dekselbeveiliging te verkrijgen, zoals in detail is aangegeven in figuur 8.
2. 25 Hoewel het gehele deksel als eenheid verwijderd kan worden, zodat alle drie afleverpoorten worden vrijgemaakt, is volgens de uitvinding een bepaald dekseldeel 66 van het deksel 16 schamierbaar aangebracht om naar keuze één van de afleverpoorten 44 vrij te maken, terwijl de andere poorten gesloten blijven. Zoals is opgemerkt, omvat het naar keuze te openen deel 66 van het deksel 16 een van de toppen ervan, bij voorkeur die met de uitsparing 58, die het manipuleren vergemakkelijkt. Dit deel 66 is gevoimd 30 door een langwerpige verzwakkingslijn 68, die een scharnier vormt dat zich dwars over het dekselpaneel 54 uitstrekt, loodrecht op een denkbeeldige lijn, die de ingesloten hoek middendoor snijdt, en de verzwakkingslijn eindigt in tegenovergestelde uitgespaarde zones 70, die zijn aangebracht in de omtreksflens 56. Het. aldus geplaatste scharnier 68 ligt ongeveer even ver van elk van de eenvormige afdichtflenzen 60, waarvan er twee liggen aan één zijde van het scharnier 68 en waarvan er één ligt aan de tegenovergestelde zijden 35 ervan en binnen het deel, dat is gemonteerd om een uitgelijnde afleverpoort naar keuze te openen en te _sluiten......................... . ___ ________________ ______ _ In gebruik wordt het deksel 16 uitgelijnd over de bovenwand 14 met het zwenkbare dekseldeel 66 liggend over de afvoerpoort 44, die moet worden gebruikt. Dit kan zijn gebaseerd op de bijzondere smaakstof, die is opgenomen in de strooier en/of het bepaald type afvoer, dat is gewenst. Het aldus 40 geplaatste deksel 16 wordt op de bovenwand bevestigd met de drie neerhangende ringvormige flenzen 60 met snapwerking afdichtend aangebracht op de overeenkomstige bovenwaarts uitstekende poortkragen 46. Het schamierbaar gemonteerde dekseldeel 66 van het deksel 16 kan gemakkelijk worden gemanipuleerd, dat wil zeggen open of dicht gesnapt, zoals gewenst is in verband met het afleveren van smaakstoffen door de gekozen afvoerpoort. Het overige of vaste deel van het deksel sluit tevens de overige twee poorten af 45 tegen toevallige afvoer daaruit. Hoewel de oriëntatie van de schamieriijn 68 duidelijk het schamierbaar gemonteerde dekseldeel 66 van het deksel 16 bepaalt, kan dit dekseldeel ook gemakkelijk worden onderscheiden doordat de grijpuitsparing 58 daarin is aangebracht. De drie eenheden of onderdelen van de strooier, dat wil zeggen het lichaam 12, dé bovenwand 14 en het deksel 16, worden alle gevormd uit geschikte inerte niet giftige kunststof. 50 Strooier bestaande uit een voorraadreservoir, in de bovenwand waarvan een aantal afvoerpoorten met 55 afvoeropeningen is aangebracht, waarbij de vorm van de afvoen>pening(en) in de ene afvoerpoort verschilt van de vorm van de afvoeropening(en) in elke andere afvoerpoort, waarbij ten minste de omtrek van één van de afvoerpoorten wordt bepaald door een kraag, welk voorraadreservoir is voorzien vaneen op de 192426 4 bovenwand geplaatst deksel met een dekseldeel, dat ten opzichte van de rest van het deksel schamieibaar is, welk dekseldeel is voorzien van een ter afsluiting met de kraag samenwerkende afdichtring, een en ander zodanig dat het dekseldeel schamieibaar is tussen een eerste sluitstand, waarin de afdichtring aangrijpt op de kraag ter afsluiting van de afvoerpoort en een tweede geopende stand, waarin de afvoer> 5 poort open is, met het kenmerk, dat de omtrekken van alle afvoerpoorten (44) wonden bepaald door even grote gelijk gevormde kragen (46), en het deksel (16) afneembaar is uitgevoerd en is voorzien van een met het aantal afvoerpoorten corresponderend aantal, eveneens even grote gelijk gevormde afdichtringen (60), waarbij de kragen en afdichtringen via een elastische snapverbinding (48,62) onderling verbindbaar zijn en waarbij het deksel in een met het aantal afdichtringen corresponderend aantal posities aanbiengbaar is op 10 de bovenwand, zodanig dat de op het schamierbare dekseldeel (66) aangebrachte afdichtring met elk van de aanwezige kragen in samenwerking brengbaar is. Hierbij 2 bladen tekening