NL1035423C2 - Werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct. - Google Patents

Description

f

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct.

Oe onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct waarbij twee substraten gezamenlijk 5 tussen geleidewalsen worden doorgeleid.

Een dergelijke werkwijze is op zich bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.789.604 ten name van de onderhavige aanvrager. Volgens voornoemd document wordt op een substraat, bijvoorbeeld kraftpapier, een vloeibare laag aangebracht, welke vloeibare laag door middel van straling kan 10 worden gepolymeriseerd. Na het aanbrengen van de vloeibare laag op het substraat wordt op de vloeibare laag een kunststoffilm aangebracht, waarna het samenstel van substraat, vloeibare laag en kunststoffilm aan een stralingseenheid wordt toegevoerd, waarbij na het verlaten van de stralingseenheid de kunststoffilm wordt weggenomen. Vervolgens wordt het aldus, van een geharde laag voorziene 15 substraat opnieuw van een vloeibare laag voorzien, welke vloeibare laag transparant is. De vloeibare, transparante laag wordt vervolgens onder toepassing van een kunststoffilm bedekt, waarna opnieuw het geheel door een stralingseenheid wordt geleid, waarna de kunststoffilm wordt verwijderd ter verkrijging van een van twee geharde lagen voorzien substraat. Voor het aldus verkrijgen van een substraat dat 20 van twee gescheiden lagen is voorzien dient steeds in afzonderlijke processtappen een enkele, vloeibare laag apart te worden aangebracht. Dit betekent dat voor de twee gescheiden lagen steeds twee afzonderlijke coatingstations zijn vereist, of dat meerdere passages langs een coatingstation moeten worden uitgevoerd.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een 25 werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct waarbij het aantal processtappen voor het aanbrengen van een of meer vloeibare lagen tot een minimum is beperkt.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct waarbij het 30 insluiten van lucht tussen de afzonderlijke lagen tot een minimum is beperkt.

De werkwijze zoals vermeld in de aanhef wordt gekenmerkt doordat op ten minste een substraat zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden.

Onder toepassing van een dergelijke werkwijze wordt aan een of 1035423 / 2 meer van de voornoemde doelstellingen voldaan. Door in het bijzonder ten minste een van de substraten te voorzien van twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen, is gebleken dat het insluiten van lucht tot een minimum is beperkt. Bovendien is gebleken dat de afzonderlijke lagen na geleiding tussen de 5 geleidewalsen niet zijn vermengd of versmeerd waarbij aldus de lagenopbouw na passage door de geleidewalsen niet ongewenst is verstoord.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is het gewenst dat zich op ten minste een substraat een drietal, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevindt, waarbij het met name de voorkeur verdient dat de 10 zich op het substraat bevindende, nog niet uitgeharde vloeistoflagen zijn verkregen door middel van een curtaincoating proces.

Onder toepassing van voornoemd curtaincoating proces is het mogelijk dat aan de nog niet-uitgeharde vloeistoflagen verschillende eigenschappen worden toegekend, hetgeen het "op maat mogelijk maken" van substraten toelaat. 15 Voor specifieke informatie ten aanzien van het curtaincoating proces wordt verwezen naar de internationale aanvrage PCT/NL2007/000013 ten name van de onderhavige aanvrager, welk document hier volledig als ingelast kan worden beschouwd. Het is met name gewenst dat de vloeistoflagen een zodanige viscositeit bezitten dat, voordat geleiding tussen de geleidewalsen optreedt, geen onderlinge 20 menging van de vloeistoflagen optreedt. Voor het “multilayer curtain coaten" wordt een coatingapparaat toegepast dat een “die” bezit voor het tot stand brengen van een gordijn, bestaande uit een aantal afzonderlijke deklaagvloeistoffen. De die omvat een aantal spleten of uitstroomopeningen voor de deklaagvloeistof, welke spleten parallel ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt en loodrecht zijn 25 gepositioneerd ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de ondergrond, te weten het substraat, waarop de deklaagvloeistof(fen) moet(en) worden aangebracht. Het is gewenst om de deklaagvloeistoffen, voordat die aan de die worden toegevoerd, zoveel mogelijk van luchtinsluitingen en mogelijk opgeloste gassen te ontdoen, bijvoorbeeld door toepassing van vacuüm. De lengte van de 30 spleet komt nagenoeg overeen met de breedte van de ondergrond. De ondergrond, waarvan het oppervlak moet worden bedekt met de deklaagvloeistof(fen) die uit de die stroomt, wordt onder de die eindloos getransporteerd door middel van transportmiddelen. Door de vloeistoffilm, die onder vrije val uit de die treedt, op de daaronder bewegende ondergrond te laten vallen, wordt een ondergrond verkregen € 3 die voorzien is van een deklaag, samengesteld uit een aantal verschillende 1 deklaagvloeistoffen, aangevoerd via de in de die aanwezige spleten. Doordat de spleten in de richting van de verplaatsende ondergrond achter elkaar, op enige onderlinge afstand, in de die zijn gepositioneerd, zal een uit meer lagen bestaande 5 vloeistoffilm in de die worden ontwikkeld, waarbij de vloeistoffiim bij het verlaten van de die reeds de laagstructuur bezit van de deklaag die op de daaronder bewegende ondergrond zal worden aangebracht. De uit meer lagen bestaande vloeistoffilm, verkregen door de aanwezigheid van meerdere, evenwijdig gerangschikte uitstroomopeningen of spleten, zal onder invloed van de zwaartekracht in wezen 10 verticaal op de daaronder bewegende ondergrond terecht komen, waarbij de vloeistoffilm tussen de ondergrond en de die een gordijn zal vormen. Door het juist instellen van de procesparameters kan een stabiel gordijn worden verkregen, waarbij tevens het insluiten van lucht en het opmengen van de ten minste twee deklagen op de ondergrond wordt voorkomen. De op het substraat aldus gevormde 15 vloeibare deklaag, die volgens de onderhavige uitvinding uit ten minste twee boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bestaat, zal aansluitend tussen geleidewalsen worden doorgeleid en aan een handeling worden onderworpen om de deklaag te harden of vernetten.

Voor het verkrijgen van een specifieke matteringsgraad en/of 20 krasbestendigheid van het samenstel van substraat en de daarop aanwezige vloeistoflaag is het gewenst dat na het doorleiden tussen de geleidewalsen een van de substraten van het aldus verkregen samenstel wordt weggenomen.

De nog niet uitgeharde vloeistoflagen worden na het doorlelden tussen de geleidewalsen aan een bestraling van actinische straling, in het bijzonder 25 gekozen uit de groep van EB (electron beam) en UV-straling, onderworpen, om in de nog niet uitgeharde vloeistoflagen een verknopingsreactie tot stand te brengen, waarna aldus de vloeistoflagen zijn uitgehard.

Als een geschikt substraat kunnen een met hars geïmpregneerd decorpapier en films van kunststof worden genoemd, waarbij het met name gewenst 30 is dat als substraat waarop zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden een met fenolhars geïmpregneerd decorpapier wordt toegepast.

Verder ziet de onderhavige uitvinding toe op een samenstel verkregen onder uitvoering van de onderhavige werkwijze waarbij de hoeveelheid 4 luchtbellen, met een diameter van meer dan 100 μπι, in de geharde vloeistoflagen ten hoogste 100 bedraagt, per m2 substraatoppervlak, en waarbij minder dan één luchtinsluitsel met een oppervlak van 0,3 mm2 substraatoppervlak aanwezig is.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op de toepassing 5 van geleidewalsen voor het daartussen geleiden van twee substraten, waarbij op ten minste een substraat zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden, voor het minimaliseren van het insluiten van lucht.

De hoeveelheid luchtbellen groter dan een diameter van 100 pm 10 kan worden vastgesteld door middel van een visuele beoordeling van een oppervlak van 100 cm2 van het substraat onder toepassing van een stereomicroscoop. Luchtinsluitsels met een grotere afmeting worden door visuele beoordeling van 5 m2, per m2 substraatoppervlak, beoordeeld.

De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van een aantal 15 voorbeelden worden toegelicht, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat de onderhavige uitvinding in geen geval tot dergelijke bijzondere gegevens is beperkt.

Voorbeeld 1

Baanvormig 1: fenolhars geïmpregneerd decorpapier, 126 g/m2 20 Coating 1: stralendhardend witte coating, 100 micron, viscositeit 1,5 Pas

Coating 2: stralinghardend transparante coating 30 micron, viscositeit 1 Pas Baanvormig 2: 30 g/m2 polyester film rollerdiameter 1: stalen wals 300 mm rollerdiameter 2: rubber wals 200 mm 25 lijndruk 1500 N/m machinesnelheid 150 m/min resultaat: geen luchtinsluitsels, geen vermenging der individuele lagen Voorbeeld 2 30 Baanvormig 1: fenolhars geïmpregneerd decorpapier, 126 g/m2

Coating 1: stralendhardend grijze coating, 40 micron, viscositeit 1,3 Pas Coating 2: stralenhardend metallic coating, 40 micron, viscositeit 1,5 Pas Coating 2: stralinghardend transparante coating 30 micron, viscositeit 1 Pas Baanvormig 2: 30 g/m2 polyester film 5 t rollerdiameter 1: stalen wals 300 mm rollerdiameter 2: rubber wals 200 mm lijndruk 1500 N/m machinesnelheid 150 m/min 5 resultaat: geen luchtinsluitsels, geen vermenging der individuele lagen.

1035423

Claims (12)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een laminaatproduct waarbij twee substraten gezamenlijk tussen geleidewalsen worden doorgeleid, met het 5 kenmerk, dat op ten minste een substraat zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kernmerk, dat zich op ten minste een substraat een drietal, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevindt.

3. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de zich op het substraat bevindende, nog niet uitgeharde vloeistoflagen zijn verkregen door middel van een curtaincoating proces.

4. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vloeistoflagen een zodanige viscositeit bezitten dat, voordat 15 geleiding tussen de geleidewalsen optreedt, geen onderlinge menging van de vloeistoflagen optreedt.

5. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het doorleiden tussen de geleidewalsen een verknopingsreactie van de nog niet uitgeharde vloeistoflagen wordt uitgevoerd onder bestraling van 20 actinische straling.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kernmerk, dat de actinische straling wordt gekozen uit de groep van EB (electron beam) en UV straling.

7. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het doorleiden tussen de geleidewalsen een substraat van het 25 aldus verkregen samenstel wordt weggenomen.

8. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de substraten zijn gekozen uit de groep van met hars geïmpregneerd papier, decorpapier en films van kunststof.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat als substraat 30 waarop zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden een met fenolhars geïmpregneerd decorpapier wordt toegepast.

10. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de substraten uit verschillende materialen zijn vervaardigd. 1035423 ¥

11. Samenstel verkregen na het uitvoeren van een werkwijze zoals omschreven in een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoeveelheid luchtbellen, met een diameter van meer dan 100 pm, in de geharde vloeistoflagen ten hoogste 100 bedraagt, per m2 substraatoppervlak, en waarbij 5 minder dan één luchtinsluitsel met een oppervlak van 0,3 mm2 per m2 substraatoppervlak aanwezig is.

12. Toepassing van geleidewalsen voor het daartussen geleiden van twee substraten, waarbij op ten minste een substraat zich ten minste twee, boven op elkaar aangebrachte, nog niet uitgeharde vloeistoflagen bevinden, voor het 10 minimaliseren van het insluiten van lucht. 1035423