NL1033484C2

NL1033484C2 - Drukcilinder of drukhuls met inzetstuk.

Info

Publication number: NL1033484C2
Application number: NL1033484A
Authority: NL
Inventors: Michiel Van Der Meulen
Original assignee: Drent Holding B V
Priority date: 2007-03-02
Filing date: 2007-03-02
Publication date: 2008-09-03
Also published as: EP2142371A2; WO2008108632A3; WO2008108632A2; EP2142371B1; US20100192790A1; ATE508871T1; ES2366002T3

Description

Korte aanduiding: Drukcilinder of drukhuls met inzetstuk

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het gebied van drukken, offsetdrukken in het bijzonder.

5 Drukcilinders of drukhulzen zijn bekend in de stand der techniek. Bij offsetdrukken wordt doorgaans gebruik gemaakt van drie cilinders. Een eerste cilinder is aan de buitenzijde bedekt met een printplaat waarop het drukbeeld is aangebracht. Een tweede cilinder is bedekt met een rubberdoek die in staat is om een beeld van de 10 eerste cilinder over te nemen. Een dergelijke rubberdoek kan rechtstreeks op de cilinder zijn verlijmd, of verlijmd zijn op een metalen plaat die aan de cilinder wordt bevestigd. Ten slotte is er een derde cilinder die als tegendruk cilinder fungeert.

Zowel de printplaat als het rubberdoek dienen in de praktijk op 15 gezette tijden gewisseld te worden.

De onderhavige constructie heeft in het bijzonder betrekking op de eerste en tweede cilinder.

De tweede cilinder bevindt zich in hoofdzaak tussen de eerste en derde cilinder. De draaiingsassen van de cilinders strekken zich 20 in hoofdzaak parallel aan elkaar uit.

Uit EP0127953 is een drukcilinder bekend, die een deels open inwendige constructie heeft en dus een relatief laag gewicht bereikt.

Een nadeel van de drukcilinder volgens EP0127953 is dat deze minder geschikt is om een printplaat of rubberdoekplaat op aan te 25 brengen.

Het is een doel van de uitvinding om een of meer van de genoemde nadelen ten minste gedeeltelijk op te heffen.

Het is een verder doel van de uitvinding om een drukcilinder of drukhuls te verschaffen met een laag gewicht en een stevige 30 aansluiting voor een mantel die om de drukcilinder of drukhuls kan worden aangebracht.

Ten minste een van deze doelen worden bereikt door een drukcilinder of drukhuls die omvat: - een inwendige constructie die ten minste gedeeltelijk open 35 is, zodat een of meer holle ruimtes worden gedefinieerd, - een in hoofdzaak vloeistofdichte cilindrische buitenlaag om de inwendige constructie heen; 1033484 - 2 - - koppelmiddelen, zoals een gleuf, voor een plaat, waarbij de koppelmiddelen zich althans gedeeltelijk in, aan of onder de buitenlaag bevinden, en waarbij om en/of onder de koppelmiddelen in een inzetstuk is 5 voorzien dat is ingericht om stevigheid te verschaffen aan de koppelmiddelen, en waarbij het inzetstuk wordt ondersteund door de inwendige constructie.

De uitvinding voorziet tevens in een werkwijze voor het vervaardigen van een drukcilinder of drukhuls volgens de kenmerken 10 van conclusie 15.

De open inwendige constructie ondersteunt de buitenlaag en maakt aldus het uitoefenen van druk met de drukcilinder of drukhuls mogelijk. Door de holle ruimtes wordt tegelijk een lichtere cilinder verkregen dan bij een massieve cilinder. Door de koppelmiddelen, 15 zoals een opnamegleuf, in het inzetstuk aan te brengen wordt voorkomen dat de koppelmiddelen een vloeistofdoorlatende opening vormen waardoorheen bijvoorbeeld inkt en/of water de holle ruimtes in de cilinder zou kunnen indringen.

Het inzetstuk zal doorgaans langwerpig zijn, de vorm van een 20 balk hebben en zich uitstrekken in de richting van de as van de drukcilinder.

Het inzetstuk heeft van zichzelf een substantiële stevigheid, en hoeft niet over de gehele lengte daarvan ondersteund te worden door de inwendige constructie. Dit maakt het mogelijk dat de 25 inwendige constructie gedeeltelijk open is en holle ruimtes definieert. Ondanks de holle ruimtes is het inzetstuk stevig genoeg om een stevige koppeling te vormen tussen de drukcilinder en de daaromheen aan te brengen mantel.

Het inzetstuk is ingericht om bij te dragen aan het fixeren van 30 een mantel die om de buitenlaag heen kan worden aangebracht. Wanneer een gleuf wordt toegepast dan kan daarin een strook van de mantel worden ingeklemd. Het is natuurlijk ook mogelijk om andere geschikte koppelingsmiddelen toe te passen die bekend zijn voor een vakman.

In een aspect bevindt het inzetstuk zich in en/of onder een 35 uitsparing in de in hoofdzaak dichte buitenlaag. Dit is een simpele wijze om de vereiste stevigheid te bieden.

Het inzetstuk kan de gleuf definiëren en aldus de koppelmiddelen vormen.

- 3 -

In een aspect omvat de deels open constructie van de drukcilinder of drukhuls schotten of schotels die de buitenlaag ondersteunen. Aldus wordt een lichte cilinder bereikt.

In een uitvoeringsvorm hebben de schotten uitsparingen voor het 5 daarin opnemen van het inzetstuk. Op deze wijze kan een simpele ondersteuning van het inzetstuk worden bereikt.

Bij voorkeur omvat ten minste een deel van de schotten een conisch deel. Dit leidt tot een goede stapelbaarheid van de schotten.

Bij voorkeur omvat het inzetstuk aansluitoppervlakken die 10 aansluiten op corresponderende aansluitoppervlakken van de buitenlaag. Dit maakt een eenvoudige vloeistofdichte verbinding mogelijk tussen het inzetstuk en de buitenlaag, bij voorkeur door verlijmen.

In een aspect strekt ten minste een aansluitoppervlak zich 15 schuin ten opzichte van een radiale richting. Hiermee wordt en goede vloeistofdichte verbinding verkregen.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting en werkwijze zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

De genoemde en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de 20 onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke onderdelen 25 aanduiden, en waarin:

Figuren IA en 1B een dwarsdoorsnede tonen door een drukcilinder volgens de uitvinding;

Figuur 2 een detail in dwarsdoorsnede toont van de drukcilinder volgens de uitvinding; 30 Figuur 3A en 3B nadere details in dwarsdoorsnede tonen van de buitenrand en binnenrand van de drukcilinder volgens de uitvinding;

Figuren 4A en 4B een schotel in dwarsdoorsnede tonen met en zonder buitenrand;

Figuur 4C een schotel in perspectief toont; 35 Figuur 4D een vooraanzicht van een schotel toont;

Figuur 4E een perspectivisch aanzicht van een schotel toont waarvan een deel is weggenomen;

Figuur 5 een schematische weergave toont van de vervaardiging van de drukcilinder of drukhuls volgens de werkwijze; - 4 -

Figuur 6 een dwarsdoorsnede toont van de drukcilinder loodrecht op de draaiingsas, met een gleuf voor het opnemen van een mantel;

Figuur 7 een grafiek toont waarin de dikte en de onderlinge afstand van de schotels tegen elkaar zijn afgezet.

5 Figuur 8 in detail een dwarsdoorsnede toont van een uitvoeringsvorm van het inzetstuk;

Figuur 9 in detail een dwarsdoorsnede toont van een andere uitvoeringsvorm van het inzetstuk;

Figuur 10 in detail een dwarsdoorsnede toont van nog een andere 10 uitvoeringsvorm van het inzetstuk;

Figuur 11 in detail een dwarsdoorsnede toont van weer een andere uitvoeringsvorm van het inzetstuk;

Figuur 12 in detail een dwarsdoorsnede toont van een uitvoeringsvorm van het inzetstuk; 15 Figuur 13 in detail een dwarsdoorsnede toont van een andere uitvoeringsvorm van het inzetstuk;

Figuur 14 in detail een dwarsdoorsnede toont van nog een andere uitvoeringsvorm van het inzetstuk; en

Figuur 15 een dwarsdoorsnede van een drukcilinder toon met 20 daarin een gleuf.

Figuren IA, IB, 2, 3A en 3B tonen een drukcilinder of drukhuls 10 volgens de uitvinding, voor toepassing in een offsetdrukmachine. Figuren 4A t/m 4E tonen een schotel 18. De drukcilinder 10 heeft een hartlijn of draaiingsas 12, een buitenzijde 14, en een cilindrische 25 uitsparing 16 die is ingericht om om een cilinder-as of doorn (niet getoond) heen geplaatst te worden. De getoonde uitvoeringsvorm van figuur 1 is aldus een drukhuls.

De drukhuls 10 kan vast verbonden zijn met de betreffende cilinder-as, of losneembaar daarmee verbonden zijn. In het laatstbedoelde 30 geval is de cilinderas veelal vast verbonden met de drukmachine en wordt ook wel aangeduid als doorn.

De drukhuls omvat een inwendige constructie 17 die een buitenlaag 56 aan de buitenzijde 14 van de drukhuls 10 ondersteunt.

De inwendige constructie 17 is opgebouwd uit een aantal 35 ringvormige schotels 18. Bij voorkeur zijn de meerdere schotels in hoofdzaak identiek. De schotels 18 bevinden zich in de axiale richting op een onderlinge tussenafstand 21 en definiëren aldus holle ruimtes 23.

- 5 -

De radiaal buitengelegen randen 24 van de meerdere schotels 18 vormen gezamenlijk een in hoofdzaak cilindrisch vlak. Elke radiaal buitengelegen rand 24 (resp. 24a, 24b, 24c enz.) van de respectieve schotels 18 (resp. 18a, 18b, 18c) omvat een conisch wanddeel 26 5 (resp. 26a, 26b, 26c) en een in hoofdzaak cilindrisch wanddeel 28 (resp. 28a, 28b, 28c) (zie figuur 2), welke onder een stompe hoek β met elkaar verbonden zijn.

Het conisch wanddeel 26 wordt begrensd door een binnengelegen conisch vlakdeel 32 en een buitengelegen conisch vlakdeel 34. Het in 10 hoofdzaak cilindrische wanddeel 28 omvat aan zijn binnenzijde eveneens een conisch vlakdeel 37. Het conische vlakdeel 37 van het cilindrische wanddeel 28 is complementair aan het buitengelegen conische vlakdeel 32 van het conische wanddeel 26. Hierdoor kunnen meerdere schotels 18 met elkaar verbonden worden, waarbij het 15 conische vlakdeel 32b van één schotel 18 naar het conische vlakdeel 37a van een naastgelegen schotel is gekeerd voor het vormen van een verbinding.

Het conisch vlakkdeel 34 en het conisch vlakdeel 37 worden van elkaar gescheiden door een cilindrisch vlakdeel 29b. In een 20 uitvoeringsvorm is het cilindrich vlakdeel 29 niet aanwezig, en vormen het conisch vlakdeel 34 en het conisch vlakdeel 37 samen een enkel, doorlopend vlakdeel.

De contactverbinding is in dit uitvoeringsvoorbeeld een lijmverbinding, in het bijzonder een lijmverbinding op basis van 25 acrylaat lijm. Een methylacrylaat lijm is in het bijzonder geschikt. Andere verbindingen, waaronder (punt)lassen, solderen, boutverbindingen, klemverbindingen of andere geschikte verbindingen zijn eveneens mogelijk.

De centrale schijf 30 van de schotel is eveneens conisch, 30 waarbij de centrale schijf 30 een kleinere hoek γ maakt ten opzichte van een denkbeeldig radiaal vlak dan de radiaal buitengelegen rand 24. De centrale schijf 30 van de schotel 18 en de radiaal buitengelegen rand 24 maken een stompe hoek met elkaar.

Ook de radiaal binnengelegen rand 36 en de centrale schijf 30 35 van de schotel maken een stompe hoek κ met elkaar. Dergelijke stompe hoeken vergemakkelijken het vervaardigen van de schotel 18 en verkleinen het risico op scheurtjes die kunnen ontstaan tijdens het vervaardigen, of door vermoeiing tijdens gebruik.

- 6 -

Het radiaal binnengelegen deel van de schotel 18 omvat een eerste zich in hoofdzaak axiaal uitstrekkend deel 57 en een tweede zich in hoofdzaak axiaal uitstrekkend deel 59. Het tweede deel 59 heeft een iets grotere afstand tot de hartlijn dan het eerste deel 57. Het 5 eerste deel 57 is in contact met de binnenhuis 41, en is daarmee verbonden, bijvoorbeeld verlijmd, zie ook figuur 5. Het tweede deel 59 is in contact met een eerste deel 57 van een aangrenzende schotel 18 en is daarmee ook gefixeerd en/of vast verbonden. Een overgangsdeel 61 verbindt het eerste deel 57 met het tweede deel 59. 10 Het twwede deel 59 wordt ook aangeduid als het insteekdeel, en het eerste deel wordt ook aangeduid als het uiteinde.

Het in hoofdzaak axiale deel 57 definieert een doorgang op opening 63.

Het is in een andere uitvoeringsvorm voor een cilinder ook 15 mogelijk om een schotel 18 zonder doorgang 63 toe te passen. De schotels zijn ingericht om een aangrenzende schotel elkaar om een gemeenschappelijk virtuele hartlijn 12 gecentreerd te houden. Het is dus mogelijk om een cilinder 10 zonder binnenhuis 41 te vormen.

De schotels 18 zijn vervaardigd uit aluminium. Uit een 20 aluminium schijf wordt met behulp van forceren schotels gevormd. Na het forceren heeft de centrale schijf 30 van de schotel 18 een dikte van in hoofdzaak 1,5 mm. De buitengelegen rand 24 heeft een dikte van in hoofdzaak 2 mm. Andere diktes zijn echter ook mogelijk.

Aan de buitenrand 24 van de hierboven in detail beschreven 25 schotels bevindt zich nog een hulprand 38 die zich in radiale richting van de buitenrand 24 naar buiten uitstrekt.

Zoals getoond is in figuur 2 kan een schotel 18 een luchtopening 70 hebben, voor het voorkomen van drukverschillen tijdens het vervaardigen en tijdens gebruik van de cilinder.

30 Figuur 5 toont een fase in en werkwijze voor het vervaardigen van de drukhuls. De schotels 18 worden gebeitst en voorzien van een eerste lijmcomponent. Vervolgens wordt een binnencilinder 41, in het bijzonder een holle binnencilinder of binnenhuis verschaft. Deze binnenhuis 41 omvat een binnengelegen buis 42 uit glasvezelversterkt 35 kunststof, waar omheen een buitengelegen laag 40 van compressibel open of gesloten kunststofschuim is voorzien. Op de binnenhuis 41 wordt nabij een uiteinde 44 hiervan eerst een registerring 46 aangebracht.

- 7 -

De schotels 18 worden vervolgens één voor één om de binnenhuis 41 geschoven, waarbij de eerste schotel 18 door middel van een lijmverbinding verbonden wordt aan de registerring 46. Nadat een schotel op zijn positie is geschoven, wordt door middel van 5 lijmventielen, in het bijzonder door drie lijmventielen 50, 52, 54 tegelijk (zie fig. 5) een tweede lijmcomponent aangebracht.

Vervolgens wordt een volgende schotel 18 op de binnenhuis 41 geschoven en aangebracht in de lijm van de vorige schotel. Door lijmklemmen (niet getoond) op de hulpranden 38 van twee naast elkaar 10 gelegen schotels 18 te plaatsen wordt een goede klemming verkregen tijdens het lijmen. Tot slot worden op de axiale uiteinden van de aldus gevormde cilinder eindschijven 55 aangebracht, voor het afwerken van de cilinder. De registerring 46 en de eindschijf 55 zorgen voor in hoofdzaak vloeistofdichte kopse einden van de cilinder 15 of huls.

Nadat voldoende schotels 18 zijn aangebracht voor de gewenste cilinderlengte en de lijm voldoende is uitgehard, worden de lijmklemmen verwijderd. Eventueel kan de lijm met behulp van UV-licht naharden. Vervolgens wordt de cilinder afgedraaid, waarbij ten minste 20 de hulpranden 38 in hoofdzaak worden verwijderd. Rond de aldus gevormde ruwe cilinder 10 wordt een buitenlaag 56 van een kunststof materiaal aangebracht, bijvoorbeeld door spuiten, gieten en/of walsen. Na uitharden van het kunststof wordt de buitenlaag 56 op de gewenste diameter afgedraaid en geslepen.

25 Opgemerkt wordt dat onder een conische vlak ook wordt verstaan een vlak met een variërende hellinghoek. Een dergelijk vlak is aldus dubbelgekromd, maar kan beschouwd worden als een vlak dat samengesteld is uit telkens in axiale richting gezien korte conische vlakken met een constante hellinghoek.

30 Figuur 6 toont een drukhuls 100 volgens de stand der techniek.

De drukhuls 100 heeft een massief lichaam 102, waarin zich een gleuf 104 bevindt. Het massieve karakter van de drukhuls zorgt op een nadelige wijze voor een groot gewicht van de drukhuls.

Figuur 7 toont een grafiek, waarin op de horizontale as een 35 afstand t is afgezet, die de (gemiddelde) wanddikte van de schotels 18 weergeeft. Op de verticale as is een afstand s uitgezet, die een onderlinge afstand van de schotels 18 in de axiale richting van de drukcilinder of drukhuls weergeeft.

- 8 -

In de grafiek is een eerste lijn 60 getoond, die het vlak verdeelt in twee helften, m+ en m-. M+ geeft het gebied aan waarin de massa van de drukcilinder als voldoende (klein) wordt gezien, en m-geeft een gebied aan waarin de massa van de drukhuls 10 te groot is.

5 In de grafiek is een tweede lijn 62 getoond, die het vlak verdeelt in twee helften, o+ en o-. o+ geeft het gebied aan waarin de stevigheid van de drukcilinder als voldoende (groot) wordt gezien, en o- geeft een gebied aan waarin de stevigheid van de drukhuls 10 als onvoldoende wordt beschouwd.

10 Het gearceerde gebied 64 is het gebied waarin de drukhuls 10 zowel voldoende licht als voldoende stevig is.

Figuur 8 toont in detail een dwarsdoorsnede van het inzetstuk 72 volgens de uitvinding langs de lijn A-A in figuur 1 en 3. Het inzetstuk 72 bevindt zich in een uitsparing 74 in de buitenlaag 56 en 15 strekt zich door het conische deel 26 van de schotels 18 uit.

Het inzetstuk 72 definieert een gleuf 76 die geschikt is om een strook van een om de drukcilinder of drukhuls 10 aan te brengen mantel (niet getoond) , zoals een drukplaat met een beeld of een rubberdoek voor het overbrengen van het beeld, aan te brengen.

20 De gleuf heeft wanden 77 en een bodem 79. Het inzetstuk sluit aan op de buitenlaag 56 door middel van aansluitoppervlakken 80.

In figuur 8 heeft het inzetstuk 72 een in hoofdzaak rechthoekige vorm. Het inzetstuk wordt ondersteund door het conische deel 26 en de centrale schijf 30 van iedere schotel 18. Het conische 25 deel 26 en het centrale schijf 30 hebben een uitsparing om het inzetstuk 72 daarin op te nemen. Het inzetstuk 72 vult de uitsparing geheel.

Het inzetstuk 72 kan een geëxtrudeerd profiel zijn.

Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm van het inzetstuk, waarbij 30 het inzetstuk zich onder de buitenlaag 56 bevindt. Het inzetstuk ondersteunt hier de buitenlaag 56 ter plaatse van de uitsparing 74, die tevens de opening van de gleuf 76 definieert.

Figuur 10 toont een uitvoeringsvorm waarbij de buitenlaag aan de in radiale richting gezien binnenzijde een uitstulping 78 35 definieert, waarbij het inzetstuk 72 de uitstulping ondersteunt.

Figuur 11 toont een uitvoeringsvorm, waarin het inzetstuk aansluitoppervlakken 80 heeft die zich ten opzichte van de radiale richting schuin uitstrekken.

- 9 -

Figuur 12 toont een uitvoeringsvorm, waarin de aansluitoppervlakken 80 gekromd zijn. De aansluitoppervlakken 80 strekken zich ter plaatse van de buitenzijde 14 van de drukcilinder 10 radiaal uit, en ter plaatse van de binnenzijde 82 van de 5 buitenlaag 56 strekken de aansluitoppervlakken 80 zich axiaal uit.

Figuur 13 toont een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarin het inzetstuk zich ten opzichte van de radiale richting schuin uitstrekkende vlakken 84 heeft, die aansluiten op de schotels 18. De schotels 18 ondersteunen het inzetstuk 72 ter plaatse van de schuine 10 vlakken 84. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat er geen lijm zal afschuiven tijdens het plaatsen van het inzetstuk 72.

Figuur 14 toont een uitvoeringsvorm van het inzetstuk 72 met overstekdelen 88. Het voordeel van de overstekken 88 is, dat er een groter lijmoppervlak beschikbaar is voor het verlijmen met het 15 inzetstuk met de schotels 18. Verder is het met deze uitvoeringsvorm makkelijk om naden en holle ruimtes af te dichten. Bovendien wordt met deze uitvoeringsvorm tijdens bedrijf een lagere spanning in het materiaal bereikt.

Figuur 15 toont een drukcilinder 10 (ENG:sleeve) met een 20 diameter d, waarin een gleuf 76 met een diepte h is aangebracht. De diameter d kan in de orde van 100 tot 600 mm zijn, bij voorkeur 120 tot 450 mm.

De gleuf heeft een dikte t en strekt zich onder een hoek a uit ten opzichte van de radiale richting. De hoek α heeft een waarde van 0 25 tot 45 graden, bij voorkeur 30 graden.

De diepte van de gleuf 76 is 5 tot 35 mm, bij voorkeur 7 tot 10 mm. De breedte van de sleuf zal tussen 0,2 en 5 mm liggen, bij voorkeur 0,3 - 1,0 mm zijn.

De lengte van de drukcilinder kan 200 tot 2000 mm zijn, bij voorkeur 30 500 tot 1700 mm.

De omvang van de onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, maar diverse wijzigingen en modificaties daarvan zijn mogelijk zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de 35 aangehechte conclusies.

1033484

Claims

1. Drukcilinder of drukhuls die omvat: - een inwendige constructie (17) die ten minste gedeeltelijk open is, zodat een of meer holle ruimtes (23) worden gedefinieerd, - een in hoofdzaak vloeistofdichte cilindrische buitenlaag (56) 5 om de inwendige constructie heen; - koppelmiddelen (76), zoals een gleuf, voor een plaat, waarbij de koppelmiddelen zich althans gedeeltelijk in, aan of onder de buitenlaag bevinden, een inzetstuk (72) dat zich althans gedeeltelijk om en/of 10 onder de koppelmiddelen bevindt en dat is ingericht om stevigheid te verschaffen aan de koppelmiddelen, waarbij het inzetstuk wordt ondersteund door de inwendige constructie.

2. Drukcilinder of drukhuls volgens conclusie 1, waarbij het inzetstuk zich in en/of onder een uitsparing in de in hoofdzaak 15 dichte buitenlaag bevindt.

3. Drukcilinder of drukhuls volgens conclusie 1 of 2, waarbij de deels open constructie van de drukcilinder of drukhuls schotten omvat die de buitenlaag ondersteunen.

4. Drukcilinder of drukhuls volgens conclusie 3, waarbij de 20 schotten uitsparingen hebben voor het daarin opnemen van het inzetstuk.

5. Drukcilinder of drukhuls volgens conclusie 3 of 4, waarbij ten minste een deel van de schotten in hoofdzaak ringvormig, in het bijzonder schotelvormig zijn.

6. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 3-5, waarbij ten minste een deel van de schotten een conisch deel omvatten.

7. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1-6, waarbij het inzetstuk aansluitoppervlakken omvat die aansluiten op 30 corresponderende aansluitoppervlakken van de buitenlaag.

8. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1-7, waarbij ten minste een aansluitoppervlak zich schuin ten opzichte van een radiale richting uitstrekt.

9. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1-8, 35 waarbij het inzetstuk een centraal deel heeft en aan weerszijden daarvan en een overstekdeel heeft, waarbij het centrale deel een substantieel grotere dikte heeft dan het overstekdeel, gezien in de radiale richting van de drukcilinder of drukhuls. 1033484 - 11 -

10. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1-9, waarbij althans een deel van het inzetstuk zich onder de buitenlaag bevindt en zich onder de buitenlaag aan weerszijden van de uitsparing uitstrekt.

11. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies Ι- ΙΟ, waarbij het inzetstuk de buitenlaag in het gebied van de uitsparing ondersteunt.

12. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1- 11, waarbij een van de buitenlaag afgekeerde zijde van het inzetstuk 10 een of meer zijden heeft die zich ten opzichte van de radiale richting schuin uitstrekken en die in contact zijn met de inwendige constructie.

13. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1- 12, omvattende een of meer contragewichten voor het om een 15 draaiingsas van de drukcilinder of drukhuls balanceren van de drukcilinder of drukhuls.

14. Drukcilinder of drukhuls volgens een van de conclusies 1-11, waarbij het inzetstuk de koppelmiddelen ondersteunt in het gebied van de ten minste ene holle ruimte.

15. Werkwijze voor het vervaardigen van een drukcilinder of drukhuls, de werkwijze omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een inwendige constructie die ten minste gedeeltelijk open is, zodat een of meer holle ruimtes worden gedefinieerd, 25 b) het aanbrengen van een in hoofdzaak vloeistofdichte, cilindrische buitenlaag om de inwendige constructie heen, c) het aanbrengen van koppelmiddelen, zoals een gleuf, voor een plaat, waarbij de koppelmiddelen zich ten minste gedeeltelijk in, aan of onder de buitenlaag bevinden, 30 d) het aanbrengen van een inzetstuk om en/of onder de koppelmiddelen voor het verschaffen van stevigheid aan de koppelmiddelen, waarbij het inzetstuk wordt ondersteund door de inwendige constructie.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij: 35. eerst een buitenlaag wordt aangebracht om de deels open inwendige constructie, en - waarbij vervolgens een uitsparing wordt gemaakt in de buitenlaag, en - waarbij vervolgens het inzetstuk in de uitsparing wordt 40 aangebracht. - 12 -

17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, waarbij eerst de buitenlaag wordt aangebracht en waarbij vervolgens het inzetstuk geplaatst wordt.

18. Werkwijze volgens een van de conclusies 15-17, waarbij 5 eerst het inzetstuk geplaatst wordt en waarbij vervolgens de buitenlaag wordt aangebracht.

19. Werkwijze volgens een van de conclusies 15-18, waarbij de buitenlaag een uitsparing heeft, en waarbij het inzetstuk ten minste gedeeltelijk in de uitsparing wordt aangebracht. 10 1033484