NL1031792C2 - Kabelsamenstel alsmede werkwijze voor het installeren van een dergelijk kabelsamenstel. - Google Patents

Description

• r

Korte aanduiding: Kabelsamenstel alsmede werkwijze voor het installeren van een dergelijk kabelsamenstel.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een kabelsamenstel voor communicatie-doeleinden, omvattende een communicatie-kabel voorzien van een voorste vrij einde, welke kabel met zijn voorste einde vanaf een startpositie door een kabelgeleiding voerbaar is naar een eindpositie, en 10 - een communicatie-connector, waarbij de kabel tenminste is opgebouwd uit een optische vezel, welke coaxiaal is omgeven door tenminste één kabelmantel, waarbinnen tenminste één trekontlastend element aanwezig is en waarbij de communicatie-connector aan het voorste einde van de communicatie-kabel en in communicatie-verbinding met de 15 optische vezel monteerbaar is.

Bij het aanleggen van optische vezelnetwerken zijn in het netwerk meerdere verbindingen aanwezig voor het aansluiten van de verschillende eindgebruikers. Voor het aansluiten van de optische vezel vanuit het hoofdnetwerk tot in de woning van de eindgebruiker worden verschillende technieken toegepast.

20 Eén techniek betreft het tot aan de eindgebruiker doorvoeren van de communicatie-kabel waarna ter plaatse aan het vrije uiteinde een zogenaamde communicatie-connector wordt verbonden. Deze techniek is niet aanbevelingswaardig, daar deze techniek het blootleggen van de optische vezel uit de kabelmantel vereist, het monteren van dit optische vezeleinde in de connector en 25 het polijsten van het eindvlak van de optische vezel ten behoeve van een goede signaaloverdracht.

Bij een andere uitvoeringsvorm wordt het kabelsamenstel bestaande uit een communicatie-kabel voorzien van een communicatie-connector als een vooraf geprepareerd samenstel door de kabelgeleiding naar de eindpositie 30 gevoerd. De connector daarentegen die eveneens door de kabelgeleiding wordt gevoerd bezit aanzienlijke afmetingen in diameterrichting ten opzichte van de diameter van de communicatie-kabel waardoor relatief brede kabelgeleidingen in de grond dienen te worden aangebracht. Daarnaast is het met een dergelijk kabelsamenstel met een volledige connector gemonteerd op het vrije voorste einde 1031792 2 . ' van de communicatie-kabel moeilijk om het kabelsamenstel door de kabelgeleiding te voeren. Meer specifiek dient dit kabelsamenstel vanaf de eindpositie door de kabelgeleiding tot in zijn eindpositie te worden ingebracht. Dit vereist werkzaamheden ter plaatse van de eindpositie bij de eindgebruiker hetgeen qua 5 planning en qua manuren ongewenst is. De uitvinding beoogt aan bovengenoemde bezwaren die kleven aan de bestaande installatietechnieken tegemoet te komen en een kabelsamenstel te verschaffen die deze nadelen niet bezit. Meer specifiek beoogt de uitvinding een kabelsamenstel volgens bovengenoemde aanhef te verschaffen die het mogelijk maakt om vanaf een centraal punt afzonderlijke 10 kabelsamenstellen naar de verschillende eindgebruikers te voeren, alwaar met een eenvoudige montagehandeling de connector kan worden aangebracht.

Overeenkomstig de uitvinding wordt het kabelsamenstel hiertoe gekenmerkt doordat ten behoeve van het door de kabelgeleiding voeren van de communicatie-kabel de optische vezel aan het vrije, voorste einde van de kabel is 15 blootgelegd en vast is omgeven door een verbindingselement, dat na het voeren door de kabelgeleiding van de communicatie-kabel mechanisch verbindbaar is met de communicatie-connector.

Zodoende kan na het tot in de eindpositie voeren van het kabelsamenstel met een eenvoudige mechanische handeling de communicatie-20 connector in communicatie-verbinding worden verbonden met de optische vezel terwijl anderzijds geen complexe en dure nabewerkingshandelingen, zoals polijsten ter plaatse van de eindgebruiker dienen te hoeven uitgevoerd.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding wordt het kabelsamenstel hiertoe gekenmerkt doordat tussen het verbindingselement en de 25 kabelmantel(s) om de optische vezel een veerelement brengbaar is. Daarbij kan het veerelement zijn ingesloten door het verbindingselement en een om de optische vezel aangebrachte opsluitmof. Op deze manier kan een eventuele kopse belasting van een optische vezeleinde en het verbindingselement door middel van inveren worden opgevangen waardoor beschadiging aan het verbindingselement en/of de 30 optische vezel wordt voorkomen.

Daarbij kan het verbindingselement in zijn omtreksoppervlak zijn voorzien van tenminste één uitsparing, die bij een bijzondering als een in het omtreksoppervlak rondgaand aangebrachte uitsparing kan zijn uitgevoerd.

Ten behoeve van het door de kabelgeleiding voeren van het • » 3 kabelsamenstel kunnen overeenkomstig de uitvinding het verbindingselement en het veerelement afschermbaar zijn door een afneembare, om het vrije einde van de communicatie-kabel aanbrengbare afscherming.

Ten behoeve van het afmonteren van het kabelsamenstel kan 5 overeenkomstig de uitvinding de communicatie-connector tenminste één om het verbindingselement brengbare huls omvatten.

Ten behoeve van een vereenvoudigde afmontage ter plaatse van de eindpositie kan de huls zijn samengesteld uit twee of meer om het verbindingselement aanbrengbare hulselementen.

10 Meer specifiek kan bij een specifieke uitvoeringsvorm de huls zijn voorzien van op enige afstand van elkaar gelegen en naar het verbindingselement gerichte eerste en tweede nokken, waarbij de eerste nok aangrijpt in de in het verbindingselement aangebrachte uitsparing en waarbij de tweede nok aangrijpt op het veerelement.

15 Op deze manier wordt enerzijds een goede mechanische aansluiting verkregen van het verbindingselement op de huls c.q. hulselementen, terwijl anderzijds hierdoor een inveren van het verbindingselement als gevolg van een op het verbindingselement uitgevoerde kopse kracht kan worden opgevangen door het inveren van het veerelement.

20 Meer specifiek werkt de tweede nok daarmee samen met een op de opsluitmof aangebrachte nok.

Om zoals hierboven reeds toegelicht eventuele op het verbindingselement uitgeoefende kopse krachten op te vangen door het inveren van het veerelement en het daarbij meebewegen van de huls is overeenkomstig de uitvinding de 25 lengte-afmeting van de uitsparing groter is dan de lengte-afmeting van de eerste nok in langsrichting van de kabel gezien.

Ten behoeve van verdere montage omvat de communicatie-connector een om de huls brengbaar connectorhuis.

Ten behoeve van een goede opsluiting en een onverhoopt losraken 30 van het connectorhuis van de huls te voorkomen omvat overeenkomstig de uitvinding het connectorhuis een naar de huls gerichte nok, dat aangrijpt in een in de buitenomtrek van de huls aangebrachte uitsparing.

Oe uitvinding zal aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in: • < 4 figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een kabelsamenstel overeenkomstig de uitvinding; figuur 2 het kabelsamenstel uit figuur 1 tijdens het doorvoeren door een kabelgeleiding; 5 figuur 3 een eerste afmonteertoestand van het kabelsamenstel in de eindpositie; figuur 4 een tweede afmonteertoestand van het kabelsamenstel; figuur 5 een derde afmonteertoestand van het kabelsamenstel; en figuur 6 een andere uitvoeringsvorm van een kabelsamenstel 10 overeenkomstig de uitvinding; figuur 7 nog een andere uitvoeringsvorm van een kabelsamenstel overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding zal in de navolgende figuurbeschrijving aan de hand van de bijgevoegde tekeningen dezelfde onderdelen 15 met identieke referentiecijfers worden aangeduid.

In figuur 1 wordt met het referentiecijfer 1 een eerste uitvoeringsvorm getoond van het kabelsamenstel voor communicatie-doeleinden overeenkomstig de uitvinding. Het kabelsamenstel 1 is opgebouwd uit een communicatie-kabel 6 voorzien van een voorste vrije einde 4, dat met zijn voorste 20 einde 4 vanaf een startpositie door een (niet weergegeven) kabelgeleiding voerbaar is naar een eindpositie.

De communicatie-kabel 6 is ten minste opgebouwd uit een optische vezel 12 die coaxiaal is omgeven door tenminste één kabelmantel 6a als ook een trekontlastende mantel 10. Tevens is bij deze uitvoeringsvorm om de optische vezel 25 12 een buffermantel 8 aangebracht.

Ten behoeve van het door de (niet weergegeven) kabelgeleiding voeren van de communicatiekabel 6 is de optische vezel 12 aan het vrije, voorste einde 4 van de kabel 6 blootgelegd en vast omgeven door een verbindingselement 16. Het verbindingselement 16 bezit een voorste eindvlak 16a en een 30 achtervlak 16b, dat in verbinding staat met de optische vezel 12. Het voorste eindvlak 16a is daarbij uitgevoerd als een oppervlak, met in het centrum een gepolijst glasvezeloppervlak, dat in communicatie-verbinding brengbaar is met een soortgelijk gepolijst oppervlak van een contra-connector (niet weergegeven).

Het verbindingselement 16 is voorzien van tenminste één uitsparing 5 18 die bij deze uitvoeringsvorm als een in het omtreksoppervlak rondgaand verlopende uitsparing is uitgevoerd. De functie van deze uitsparing 18 zal verderop de figuurbeschrijving worden toegelicht. Zoals eveneens duidelijk getoond in figuur 1 is tussen het verbindingselement 16 en de kabelmantels 8-10-6a een veerelement 5 14 om de optische vezel 12 aangebracht. De functie van het veerelement 14 is om bij een afgemonteerde connector ervoor te zorgen dat bij verbinding met een contra-connector de gepolijste glasvezeloppervlakken met voldoende hoge kracht (niet te hoog, want dan kan er door de mechanische spanning scheurgroei in het glasmateriaal optreden) op elkaar worden gedrukt om een fysisch contact te 10 bewerkstelligen, waarbij de optische signaaldemping van de connectorverbinding minimaal is.

Het verbindingselement 16 en het veerelement 14 maken deel uit van een half-afgemonteerde communicatie-connector 2.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de in de figuur 1 getoonde 15 uitvoeringsvorm van het kabeisamenstel vanuit een centraal verdeelpunt door een kabelgeleiding gevoerd in de richting van een eindpositie. Ter plaatse van de eindpositie wordt de half-afgemonteerde communicatie-connector 2 afgemonteerd zodat het kabeisamenstel 1 kan worden ingezet voor communicatie-toepassingen.

Deze uitvoeringsvorm wordt getoond in figuur 2 waarbij het kabe-20 Isamenstel 1 door een onder de grond aangebrachte kabelgeleiding 22 (bijvoorbeeld een kabelbuis) wordt gevoerd. Teneinde de onderdelen van de half-afgemonteerde communicatie-connector 2, hier het verbindingselement 16 en het veerelement 14 te beschermen wordt ten behoeve van het door de kabelgeleiding 22 voeren van het kabeisamenstel gebruik gemaakt van een afschermelement 20 dat het vrije einde 4 25 van het kabeisamenstel en meer in het bijzonder het verbindings-element 16 en het veerelement 14 afschermen.

Het afschermelement 20 is hierbij afneembaar. Op het moment dat het kabeisamenstel 1 tot in de eindpositie (bijvoorbeeld de meterkast van een eindgebruiker) door de kabelgeleiding 22 is gevoerd dient de afscherming 20 te 30 worden weggenomen en de half-afgemonteerde communicatie-connector 2 (thans nog opgebouwd uit het verbindingselement 16 en het veerelement 14) te worden afgemonteerd.

Ten behoeve van het afmonteren en het aanbrengen van de volledige communicatie-connector 2 wordt allereerst een knikbeschermer 24 om het * » 6 kabelsamenstel 1 geschoven. Vervolgens wordt een krimpmof 26 om de buitenste kabelmantel 6 aangebracht waarna het verbindingselement 16 en het veerelement 14 door middel van een connectorhuls worden afgeschermd. Bij deze uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3 is de connectorhuls 28 opgebouwd uit een tweetal 5 hulselementen 28a-28b die met behulp van een klem- of klikverbinding met elkaar en om het verbindingselement 16 respectievelijk het veerelement 14 kunnen worden aangebracht.

Zoals figuur 3 als ook figuur 4 duidelijk tonen is elk hulselement 28a-28b voorzien van een eerste naar binnen gerichte nok 30a-30b dat bij plaatsing 10 om het verbindingselement 16 reikt tot in de uitsparing 18 van het verbindingselement 16. Daarbij is zoals duidelijk getoond in de figuren 4 als ook 5 de lengte-afmeting van de uitsparing 18 groter dan de lengte-afmeting van de eerste nok 30a-30b gezien in langsrichting van de kabel 1.

Verder is de huls 28 en meer in het bijzonder de beide huls-15 elementen 28a-28b elk voorzien van een tweede naar binnen gerichte nok 32a-32b welke op enige afstand van de eerste naar binnen gerichte nok 30a-30b is gelegen, waarbij de tweede nok 32a-32b aangrijpt op het veerelement. Het veerelement 14 wordt zodoende ingesloten tussen de tweede nok 32a-32b en het eindvlak 16b van het verbindingselement 16. Deze wijze van opsluiting van het veerelement 14, 20 tezamen met de grotere maatvoering van de uitsparing 18 ten opzichte van het in deze uitsparing 18 reikende eerste nok 30a-30b maakt het mogelijk dat het verbindingselement 16 bij kops uitgeoefende krachten enigszins kan inveren onder invloed van het veerelement. De optische vezel 12 wordt zodoende niet nadelig belast.

25 Zoals duidelijk getoond in figuur 4 is de trekontlastende mantel/ element 10 die bijvoorbeeld kan zijn vervaardigd van aramidevezels gevormd om de vlakken 34a-34b welke is voorzien van een schroef of kartelrand of een anderszins wrijvingsverhogend oppervlak. De trekontlastende mantel 10 wordt zodoende op de vlakken 34a-34b van de beide hulselementen 28a-28b geklemd door de krimpmof 30 26. Op deze wijze wordt een goede trekontlastende verbinding tussen de communicatie-connector 2 en de buitenmantel 6a gerealiseerd. De knikafscherming 24 kan op deze wijze in de richting van de communicatie-connector 2 worden geschoven, zodat deze de krimphuls 26 afschermt en aan komt te liggen tegen een eerste naar buiten gerichte nok 42 dat op elk hulselement 28a-28b is aangebracht.

< * 7

Het uit de huls 28 stekende vrije einde van het verbindingselement 16 wordt zoals duidelijk getoond in figuur 5 verder afgeschermd door middel van een afschermmof 36 welke voorzien is van een naar binnen gerichte nok 36a dat precies past in de rondgaande uitsparing 28' aangebracht in het uitwendig oppervlak van de 5 huls 28. Daarbij komt de afschermhuls 36 aan te liggen tegen een verdere naar buiten gerichte nok 41 dat deel uitmaakt van elk hulselement 28a-28b. De communicatie-connector 2 wordt definitief afgemonteerd met behulp van een connectoromhulling 37 dat om de afschermhuls 36 de opstaande nokken 41-42 en de knikafscherming 24 kan worden geschoven.

10 In figuur 6 wordt nog een andere uitvoeringsvorm van een kabel- samenstel 1 geopenbaard waarbij het veerelement 14 niet om de optische vezel 12 is aangebracht zoals in de uitvoeringsvormen getoond van de figuren 1 tot en met 5 maar om een elementdeel 43a van een koppelelement 43 dat tussen het verbindingselement 16 en de kabelmantel 6a om de optische vezel 12 is 15 aangebracht. Zoals duidelijk getoond in de dwarsdoorsnede in figuur 6 bezit dit tussenelement 43 een hexagonale buitenomtrek waaromheen de hulselementen 28a-28b (niet weergegeven) kunnen worden geklemd. Door deze oppervlakte-maatvoering is een verschuiven c.q. verdraaien niet mogelijk en wordt zodoende de functie van de nok-uitsparingconfiguratie vermeden.

20 Ook bij de uitvoeringsvorm in figuur 6 is het verbindingselement 16 afgeschermd door middel van een afscherming 20, terwijl het veerelement 14 en de ring 38 zijn afgeschermd door middel van een afschermmof 20a. De ring 38 is tussen het veerelement 14 en de mantels 6a, 8, 10 aangebracht en is voorzien van een inwendige schroefdraad voor het aanbrengen om de mantel 6a. De ring 38 dient 25 voor het vasthouden van de afschermmof 20a. Deze constructie resulteert in een kabelsamenstel met een gereduceerde buitendiameter die het door een kabelgeleiding 22 voeren vergemakkelijkt.

Bij een andere uitvoeringsvorm kunnen de afschermmof 20a en de afscherming 20 een geheel vormen welk echter een iets grotere buitendiameter kan 30 bezitten. Tussen het veerelement 14 en de mantels 6a, 8, 10 kan een ring 38 zijn aangebracht. Deze ring 38 wordt, nadat het kabelsamenstelsel 1 tot in de eindpositie is gebracht en knikbeschermer 24 en krimpmof 26 zijn aangebracht, in connectorhuls 28 (die in deze uitvoering niet deelbaar hoeft te zijn) vastgedrukt. Hierbij wordt het veerelement 14 onder een voorspanning gezet. De ring 38 is f » 8 daarbij voorzien van een opstaande en rondgaande rand 40 die past in een verdieping 28d aangebracht in de binnenomtrek van de hulselementen 28a-28b. Dit principe wordt weergegeven in weer een andere uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 7.

5 Met het kabelsamenstel overeenkomstig de uitvinding kan op een efficiënte manier een half afgemonteerde communicatieconnector tezamen met de communicatiekabel door een kabelgeleiding worden gevoerd, door middel van een trek- of duwkracht al dan niet door middel van een gasmedium onder druk. Hierdoor worden complexe montagehandelingen op de eindpositie vermeden.

10 1031792

Claims (13)

1. Kabelsamenstel voor communicatie-doeleinden, omvattende een communicatie-kabel voorzien van een voorste vrij einde, welke 5 kabel met zijn voorste einde vanaf een startpositie door een kabelgeleiding voerbaar is naar een eindpositie, en een communicatie-connector, waarbij de kabel tenminste is opgebouwd uit een optische vezel, welke coaxiaal is omgeven door tenminste één kabelmantel, waarbinnen tenminste 10 één trekontlastend element aanwezig is en waarbij de communicatie-connector aan het voorste einde van de communicatie-kabel en in communicatie-verbinding met de optische vezel monteerbaar is, met het kenmerk, dat ten behoeve van het door de kabelgeleiding voeren van de communicatie-kabel de optische vezel aan het vrije, voorste einde van de kabel is blootgelegd en vast is omgeven door een 15 verbindingselement, dat na het voeren door de kabelgeleiding van de communicatie-kabel mechanisch verbindbaar is met de communicatie-connector.

2. Kabelsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het verbindingselement en de kabelmantel(s) om de optische vezel een veerelement brengbaar is.

3. Kabelsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het veerelement is ingesloten door het verbindingselement en een om de optische vezel aangebrachte opsluitmof.

4. Kabelsamenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement in zijn omtreksoppervlak 25 is voorzien van tenminste één uitsparing.

5. Kabelsamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de uitsparing als een in het omtreksoppervlak rondgaand aangebrachte uitsparing is uitgevoerd.

6. Kabelsamenstel volgens één of meer van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement en het veerelement afschermbaar zijn door een afneembare, om het vrije einde van de communicatie-kabel aanbrengbare afscherming.

7. Kabelsamenstel volgens één of meer van de voorgaande 1031792 < > * conclusies, met het kenmerk, dat de communicatie-connector tenminste één om het verbindingselement brengbare huls omvat.

8. Kabelsamenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de huls is samengesteld uit twee of meer om het verbindingselement aanbrengbare 5 hulselementen.

9. Kabelsamenstel volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de huls is voorzien van op enige afstand van elkaar gelegen en naar het verbindingselement gerichte eerste en tweede nokken, waarbij de eerste nok aangrijpt in de in het verbindingselement aangebrachte uitsparing en waarbij de 10 tweede nok aangrijpt op het veerelement.

10. Kabelsamenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de tweede nok samenwerkt met een op de opsluitmof aangebrachte nok.

11. Kabelsamenstel volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de lengte-afmeting van de uitsparing groter is dan de lengte-afmeting van de eerste 15 nok in langsrichting van de kabel gezien.

12. Kabelsamenstel volgens één of meer van de conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de communicatie-connector een om de huls brengbaar connectorhuis omvat.

13. Kabelsamenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het 20 connectorhuis een naar de huls gerichte nok omvat, dat aangrijpt in een in de buitenomtrek van de huls aangebrachte uitsparing. 25 1 031792