[go: up one dir, main page]

NL1030157C2 - Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor. - Google Patents

Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL1030157C2
NL1030157C2 NL1030157A NL1030157A NL1030157C2 NL 1030157 C2 NL1030157 C2 NL 1030157C2 NL 1030157 A NL1030157 A NL 1030157A NL 1030157 A NL1030157 A NL 1030157A NL 1030157 C2 NL1030157 C2 NL 1030157C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
displacer
dosing chamber
dosing
pasty mass
Prior art date
Application number
NL1030157A
Other languages
English (en)
Inventor
Bart Relinda Jan Hendrickx
Adriaan Van Der Wouden
Original Assignee
Anev Production Co Ltd
Egag Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Anev Production Co Ltd, Egag Co Ltd filed Critical Anev Production Co Ltd
Priority to NL1030157A priority Critical patent/NL1030157C2/nl
Priority to RU2008118220/12A priority patent/RU2407422C2/ru
Priority to EP06799500A priority patent/EP1933681A1/en
Priority to PCT/NL2006/000511 priority patent/WO2007043866A1/en
Priority to US12/089,594 priority patent/US20090302067A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1030157C2 publication Critical patent/NL1030157C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47KSANITARY EQUIPMENT NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; TOILET ACCESSORIES
    • A47K5/00Holders or dispensers for soap, toothpaste, or the like
    • A47K5/06Dispensers for soap
    • A47K5/12Dispensers for soap for liquid or pasty soap
    • A47K5/1202Dispensers for soap for liquid or pasty soap dispensing dosed volume
    • A47K5/1204Dispensers for soap for liquid or pasty soap dispensing dosed volume by means of a rigid dispensing chamber and pistons
    • A47K5/1207Dispensing from the bottom of the dispenser with a vertical piston

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)

Description

Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor 5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor een gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, zoals een viscose zeep. De uitvinding betreft tevens het gebruik van een houder gevuld met een pasteuze massa die aansluitbaar is op de inrichting.
10 Een dergelijke inrichting is bekend. Een pasteuze massa zoals een enigszins vloeibare zeep wordt afgegeven door de inrichting door de bediening van bijvoorbeeld een hendel, waardoor via het mondstuk de pasteuze massa vrijkomt. De pasteuze massa is opgenomen in een houder die verbonden is 15 aan de inrichting, waaraan een bepaalde dosis bij gebruik wordt onttrokken.
Een probleem bij de bekende inrichtingen is de complexe samenstelling van de inrichting door het toepassen van verschillende bewegende delen en/of klepmiddelen. Het 20 doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen voor gedoseerde afgifte van een pasteuze massa die op eenvoudige wijze is samengesteld. Een doel volgens een tweede aspect van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting die de pasteuze massa afgeeft zonder na te druppelen.
25 Dat doel wordt bereikt volgens de uitvinding door een inrichting omvattende een huis voorzien van aansluitmiddelen voor het verbinden van de inrichting met een opening van een houder voor pasteuze massa, een doseerruimte voor de pasteuze massa, een met de doseerruimte verbonden afgiftekanaal voor 30 afgifte van een gedoseerde hoeveelheid pasteuze massa, een verbindingskanaal dat de aansluitmiddelen met de doseerruimte verbindt, een in het verbindingskanaal aangebracht eerste klepmiddel, dat toevoer naar de aansluitmiddelen afsluit, een 1050157_ 2 in de doseerruimte beweegbaar verdringer dat een eerste positie heeft waarbij de doseerruimte een eerste volume heeft, en tegen een veerkracht van een veermiddel beweegbaar is naar een tweede positie, waarbij de doseerruimte een 5 tweede kleiner volume heeft, en een tweede klepmiddel dat is ingericht om de verbinding van het afgiftekanaal naar de doseerruimte af te sluiten bij een beweging van de verdringer van de tweede positie naar de eerste positie. De inrichting volgens de uitvinding omvat een doseerruimte voor pasteuze 10 massa. Een gevulde doseerruimte kan worden leeggepompt met de verdringer. Hierbij komt de pasteuze massa uit de doseerruimte via het afgiftekanaal naar buiten, terwijl terugloop richting de houder geblokkeerd wordt door het eerste klepmiddel. Bij de teruggaande slag van de verdringer 15 van de tweede positie naar de eerste positie wordt de verbinding van het afgiftekanaal naar de doseerruimte afgesloten, waardoor een pompwerking ontstaat. Het volume van de doseerruimte wordt vergroot, waardoor de pasteuze massa door het verbindingskanaal wordt gezogen uit de houder.
20 Volgens de uitvinding werkt het tweede klepmiddel samen met de beweging van de verdringer. Een dergelijke inrichting volgens de uitvinding is eenvoudig samenstellen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het afgiftekanaal aangebracht in de verdringer. De verdringer is voorzien van 25 een uitsparing, waardoorheen de pasteuze massa kan stromen. Hierdoor is de inrichting volgens de uitvinding op doelmatige wijze samen te stellen, aangezien de verdringer en het afgiftekanaal uit één element gevormd kunnen worden. De twee functies worden door een orgaan uitgevoerd. De verdringer met 30 afgiftekanaal kan door spuitgieten worden gevormd.
Bij voorkeur is nabij de verbinding van het afgiftekanaal met de doseerruimte een klepschijf aangebracht, die in hoofdzaak centraal in de doseerruimte uitsteekt, en _10 30 1 5 7_ 3 waarbij de klepschijf tenminste één flens heeft die in de richting van de zijwand van de doseerruimte uitsteekt. Hierdoor wordt de pasteuze massa nabij de uitgang van de doseerruimte naar het afgiftekanaal toe rondom de klepschijf 5 bewogen, zodat de pasteuze massa voldoende in beweging wordt gezet en niet kan aankoeken.
Bij voorkeur is de klepschijf aangebracht op de verdringer. Hierdoor wordt bij beweging van de verdringer door de doseerruimte de pasteuze massa verdrongen door middel 10 van de klepschijf, waardoor voldoende stroming wordt opgewekt in de doseerruimte.
Bij voorkeur wordt het tweede klepmiddel gevormd door de klepschijf en een afsluitring. De afsluitring kan een doorgang van de doseerruimten naar het afgiftekanaal gevormd 15 tussen de flens van de klepschijf en de zijwand van de doseerruimte afsluiten. Hierdoor wordt de klepwerking verkregen. De verdringer met de klepschijf is op doelmatige wijze te vervaardigen, bijvoorbeeld door spuitgieten.
Hierdoor worden met één element, dat door middel van 20 spuitgieten is vervaardigd, drie functies vervuld.
De afsluitring is bij voorkeur vrijliggend rond een deel van de verdringer aangebracht. De ring heeft bij voorkeur afmetingen die overeenkomen met de afmetingen van de doseerruimte waarin de afsluitring is aangebracht. De ring is 25 bijvoorbeeld van rubber. Elastisch materiaal kan gemakkelijk worden aangebracht rondom een smaller deel dat de verdringer verbindt met de klepschijf. De ring is dan vrijliggend om een deel van de verdringer aangebracht. Door de ring een weinig groter te maken dan de doseerruimte, zal de ring tegen de 30 zijwanden van de doseerruimte aanliggen en enigszins klemmen. Daarmee houdt de ring een positie vast.
De afsluitring heeft drie toestanden. Samenwerkend met de flens van de klepschijf wordt een klepfunctie 1030157_ 4 verkregen. Samenwerkend met de verdringer wordt een verdringerfunctie verkregen. Daartussen bevindt de ring zich in een tussenfase, waarbij het verdringerlichaam verplaatst wordt ten opzichte van de afsluitring. Dit is bij beweging 5 van de tweede positie terug naar de eerste. Hier trekt de ring de doseerruimte gedeeltelijk vacuüm, althans wordt een onderdruk gecreëerd, waardoor druppelvorming bij/in het afgiftekanaal wordt tegengegaan.
De druppelvorming kan nog verder worden tegengegaan 10 door een venturi aan te brengen nabij de afgifteopening. Dit kan een losopzetstuk zijn dat gedeeltelijk in de opening wordt aangebracht nabij het uiteinde. Door de vernauwing van het afgiftekanaal zal de bovenbeschreven werking van de onderdruk in de tussenfase worden versterkt. Tevens zal de 15 vernauwing in samenwerking met de viscositeit van de vloeistof voor een remming van die vloeistof zorgen.
De doseerruimte is bij voorkeur cilindrisch. De verdringer heeft bij voorkeur dezelfde cilindrische vorm. De verdringer heeft een diameter die een weinig kleiner is dan 20 de diameter van de holte van de doseerruimte.
Eventueel kan een groef aangebracht zijn rondom de verdringer, waarin een tweede 0-ring kan worden opgenomen die nauw aansluit op de zijwanden van de doseerruimte.
De straal van de doseerruimte en de straal van het 25 afgiftekanaal hangen nauw met elkaar samen en zijn afhankelijk van de viscositeit van de pasteuze massa. Er bestaat een verhouding tussen de viscositeit en de diameter van het afgiftekanaal. Bij een te nauw afgiftekanaal zal de pasteuze massa in het afgiftekanaal achterblijven en gaan 30 klonteren, terwijl bij een te ruim afgiftekanaal de pasteuze massa uit de inrichting zal kunnen druppelen.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van inrichting is j voorzien van instelmiddelen voor de dosering. De 030157 5 instelmiddelen bepalen een verschil in het volume in de eerste en tweede positie van de verdringer. De instelmiddelen hebben invloed op de uiterste posities. In een uitvoeringsvorm wordt het instelmiddel gevormd door een 5 slagbeperking van de verdringer en of daaraan gekoppelde delen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de instelmiddelen gevormd door de klepschijf. De klepschijf steekt van de verdringer uit in de doseerruimte. De 10 klepschijf zal als meest uitstekende deel van de verdringer als eerste aanliggen tegen het tegenoverliggende deel van de doseerruimte, bij voorkeur een zijwand van de doseerruimte waarop het verbindingskanaal uitmondt. Een verlenging van de afstand van de klepschijf tot de verdringer zal een 15 verkleining van de slag opleveren. De verdringer kan bijvoorbeeld door een schroefdraad verbonden zijn aan de klepschijf. De verdringer en de klepschijf bestaan dan uit twee losse delen. Met de schroefdraad is de afstand tussen klepschijf en verdringer in te stellen.
20 Bij voorkeur is een hendel door middel van een scharnier verbonden aan het huis. De hendel is ook gekoppeld aan de verdringer. Hierdoor is de bewegingsslag van de verdringer met de hendel te bedienen.
Bij voorkeur wordt het eerste klepmiddel gevormd door 25 een in het verbindingskanaal aangebrachte kogel, die een doorgang door het verbindingskanaal afsluit met een voorspanning- in de richting van de aansluitmiddelen.' De kogel is voorgespannen om het verbindingskanaal af te sluiten. De voorspanning is gericht naar de aansluitmiddelen toe. Een 30 vooraf bepaalde kracht kan echter worden overwonnen, bijvoorbeeld door pompwerking van de verdringer. Het sluiten van het tweede klepmiddel veroorzaakt een onderdruk in de doseerruimte, welke genoeg is om de doorgang door het 1030157_ 6 verbindingskanaal te openen. Hierdoor zal pasteuze massa van de houder naar de doseerruimte kunnen stromen.
Echter de stroom van pasteuze massa van de doseerruimte naar de houder toe wordt geblokkeerd, omdat de 5 kogel aanligt tegen een wand van het verbindingskanaal die deze doorgang volledig afsluit. Een pompende werking in de richting van de houder zal die klep niet openen.
Verrassenderwijs bleek een dergelijke klepmiddel goed te werken. De uitvoering is bijzonder eenvoudig. De kosten 10 kunnen laag gehouden worden.
Bij voorkeur grijpt een veer aan op de kogel met een bepaalde voorspanning. Ook dit is een kostendoelmatige uitvoeringsvorm.
Bij voorkeur omvat de inrichting tevens de houder. De 15 houder heeft een opneemruimte voor de pasteuze massa. Een zuiger is beweegbaar in de opneemruimte. Hierdoor wordt de pasteuze massa van de zijwanden van de houder/opneemruimte afgeschraapt wanneer de houder wordt geleegd. De zuiger zorgt ervoor dat in hoofdzaak alle in de opneemruimte aanwezige 20 pasteuze massa bij een opening van de houder terecht zal i komen, en daar kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld via de aansluitmiddelen van de inrichting volgens de uitvinding. De zuiger is op gebruikelijke wijze beweegbaar aangebracht in de opneemruimte van de houder en sluit aan op de zijwanden 25 daarvan. Bij voorkeur zijn de zuiger en de opneemruimte cilindrisch uitgevoerd.
Bij voorkeur is de houder een blik·. Het blik heeft een opening. Bij voorkeur steekt een schijf uit van het huis in de opening van de aangegrepen houder, bij voorkeur het 30 blik. De schijf vormt een belemmering voor de stroming van de pasteuze massa. De massa zal om de schijf heen moeten stromen. De schijf steekt bij voorkeur uit in een centraal deel van de houder. De pasteuze massa zal om de schijf heen | _1 0 3 0 1 5 7_ 7 stromen, in het bijzonder langs de zijwanden, waardoor wordt gewaarborgd dat de pasteuze massa niet langs de zijwanden samenklontert. Opgemerkt wordt dat volgens de stand van de techniek een probleem ontstond bij het ledigen van houders.
5 Resten pasteuze massa bleven in de houder achter in een in dwars doorsnede V-vormig trechter, gericht naar de opening van de houder toe. De schijf omvat bij voorkeur een flens die uitsteekt in de richting van een zijwand van de houder.
De schijf is bij voorkeur een diafragma. De straal 10 van het diafragma is instelbaar. Zodoende kan het huis dat voorzien is van het diafragma aangesloten worden op verschillende houders van verschillende afmetingen. Het diafragma is instelbaar op de grootte van de opening van de houder.
15 Bij voorkeur is de inrichting voorzien van aangrijpmiddelen voor het bevestigen van een inrichting aan een vast object. Bij voorkeur is de inrichting ingericht om georiënteerd te worden met de houder aan een bovenzijde, het afgiftekanaal aan een onderzijde en de doseerruimte 20 daartussen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zwaartekracht die de pasteuze massa richting het afgiftekanaal dwingt.
In het afgiftekanaal kunnen schoten zijn aangebracht.
De schoten strekken zich uit in de lengte richting van het 25 kanaal. Ook op andere wijze kan het wandoppervlak van het afgiftekanaal worden vergroot. Door de oppervlakvergrootmiddelen zal een af te geven vloeistof meer kleven aan de wanden en zal druppelvorming zich minder snel voordoen.
30 De uitvinding betreft tevens een houder geschikt voor toepassing met een inrichting volgens de uitvinding. Een dergelijke houder is bijvoorbeeld voorzien van een opening 1030157_ ' -- --- 8 waardoorheen het diafragma van de inrichting kan gestoken worden.
Bij voorkeur zijn aangrijpmiddelen aangebracht op de inrichting of op de houder voor het aangrijpen van de houder 5 respectievelijk de inrichting volgens de uitvinding. Hierdoor kunnen de twee delen aan elkaar worden gekoppeld. De houder is loskoppelbaar en kan worden vervangen. Een lege houder kan worden gewisseld voor een volle. De doseerinrichting volgens de uitvinding kan worden gebruikt voor verschillende houders. 10 De aangrijpmiddelen omvatten bij voorkeur een schroefverbinding. De koppeling kan verder worden gewaarborgd door het aanbrengen van elastische ringen die de sluiting afdichtend maken.
De uitvinding zal verder worden beschreven aan de 15 hand van de bijgevoegde tekeningen waarin:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van de inrichting volgens de uitvinding volgens een eerste uitvoeringsvorm voorzien van een houder, 20 Figuur 2 een perspectivisch aanzicht is van de assemblage van een inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 3 een perspectivisch aanzicht is van een dwarsdoorsnede van het huis van een inrichting volgens de uitvinding, 25 Figuur 4 een perspectivisch aanzicht is van de inrichting volgens de eerste uitvoeringsvorm waarbij het huis is-weggewerkt,
Figuur 5a-5c doorsneden zijn van de inrichting waarin drie stappen worden getoond voor het gedoseerd afgeven van 30 pasteuze massa,
Figuur 6 een doorsnede is langs de lijn VI-VI in figuur 5b, _10 3 0 1 5 7_ 9
Figuur 7 een doorsnede van een alternatieve uitvoering toont van de inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 8a een perspectivisch aanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 5 uitvinding,
Figuur 8b een perspectivisch aanzicht toont van de assemblage van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 9a een detail toont van de derde 10 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, Figuur 9b een detail toont van de derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, Figuur 10a een detail toont van de derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, 15 Figuur 10b een perspectivisch aanzicht toont van de assemblage van een detail van de derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 11 het vervaardigen van de derde uitvoeringsvorm van de inrichting toont volgens de 20 uitvinding,
Figuur 12 een detail volgens pijl XII in Figuur 11 toont,
Figuur 13 een detail volgens pijl XIII in Figuur 11 toont, 25 Figuur 14 een dwarsdoorsnede toont van de geassembleerde derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 15 een perspectivisch aanzicht toont van een vierde uitvoeringsvorm van een onderdeel van de 30 doseerinrichting volgens de uitvinding,
Figuur 16 een perspectivisch aanzicht toont van een vierde uitvoeringsvorm van een samenstel van de doseerinrichting volgens de uitvinding, 1050157_ 10
Figuur 17a-17b de pompeenheid volgens de vierde uitvoeringsvorm toont,
Figuur 18 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht toont volgens pijl XVIII in Figuur 16 van de vierde 5 uitvoeringsvorm.
Figuren 19-20 aanzichten tonen van een vijfde uitvoeringsvorm.
Figuur 1 toont een inrichting 1 voor de afgifte van pasteuze massa. De inrichting 1 is gekoppeld via een ring 2 10 aan een houder 3 (stippellijnen) die opengewerkt getoond is. De houder 3 is cilindrisch. Een zuiger 4 is aangebracht in een bovenste deel van de houder 3. De zuiger is beweegbaar door de opneemruimte 5 van de houder 3. Zuiger 4 schraapt de resten van de pasteuze vulling van de opneemruimte 5 af van 15 de zijwanden van de houder 3. Zuiger 4 wordt door onderdruk veroorzaakt door het wegzuigen van massa onder de zuiger via de inrichting 1 naar beneden gezogen.
De houder 3 is nabij het van de zuiger 4 verwijderde einde voorzien van een schroefdraad waarop de van een 20 schroefdraad voorziene ring 2 kan aangrijpen. De ring 2 kan de houder 3 koppelen aan de inrichting 1. Het van de zuiger 4 verwijderde uiteinde is de afvoerzijde van de houder 3. De houder is daar voorzien van een opening. In deze uitvoering is de houder volledig open aan deze zijde. De pasteuze massa 25 opgenomen in de opneemruimte 5 van de houder 3 kan aan die zijde de houder 3 verlaten.
De ring 2 grijpt aan op de inrichting 1 via een stelring 60 (figuur 5a-5c). De grootte van ring 2 is afhankelijk van de grootte van houder 3. De stelring 60 30 koppelt de ring 2 aan de inrichting 1. Verschillende afmetingen stelringen 60 maken koppelingen mogelijk met verschillende houders 3.
_10 5 0 1 5 7_ 11
De inrichting 1 is met bevestigingsmiddelen te bevestigen aan een wand in een verticale positie zoals getoond in figuur 1, met de houder 3 boven de inrichting 1.
Met de open zijde van de houder 3 wordt aangesloten 5 op de inrichting 1. Pasteuze massa kan de in de inrichting 1 worden opgenomen via een opening 6 aan de bovenzijde van de inrichting 1, die in meer detail in Figuren 5a-5c wordt getoond. Bij de opening 6 begint het verbindingskanaal van de inrichting 1.
10 In figuur 1 is tevens een schijf 59 getoond voorzien van naar boven uitstekende punten 61. De schijf is voorzien van flensen 62, die in de richting van de zijwanden van de houder 3 uitsteken. De schijf en de flensen dwingen de pasteuze massa te stromen langs de zijwanden. Een dergelijke 15 stroming verkleint de resten die overblijven in de houder bij het legen daarvan via een inrichting zoals getoond in de figuur.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is schijf 59 een diafragma, waarvan de straal aanpasbaar is aan de grootte van 20 de opening van de houder 3. De stroming van de pasteuze massa, aangegeven in figuur 5a met verwijzingscijfer 58 wordt zo aangepast dat deze voldoende langs de zijwand van de houder plaatsvindt.
De punten 61, zie figuur 5a, prikken door de zuiger 4 25 heen, wanneer de houder bijna leeg is. Hierdoor wordt hergebruik van de houder voorkomen.
Inrichting 1 is voorzien -van een hendel 7 voorzien van een gedeelte met ribbels 8. De gebruiker bedient de inrichting 1 door het drukken op gedeelte 8 van hendel 7 in 30 de richting volgens pijl 9, waarbij pasteuze massa vrijgegeven wordt via afgiftekanaal in de verdringer 30 in een richting 71. Door werking van een veer 40 (getoond in _10 3 0 1 57 _ 12
Figuur 2 en 5a-5c) beweegt de hendel 7 na gebruik terug naar de positie getoond in Figuur 1.
Figuur 2 toont hoe een inrichting 1 kan worden geassembleerd. De verschillende onderdelen zullen in 5 samenhang met figuur 5a-5c worden beschreven.
Zuiger 4 is voorzien van een groef 63. Daarin kan een ring 64 worden opgenomen, zodat de zuiger nauw aansluit op de binnenwand van de houder.
Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van het huis 11 van 10 de inrichting 1. De deel kan worden gevormd van een plastic, bijvoorbeeld door spuitgieten. Zichtbaar zijn de flensen 22, die aan de hand van figuren 5a-5c zullen worden beschreven.
Ook zichtbaar is de gleuf 65.
Figuur 4 toont de inrichting 1. is de vorkvorm van 15 hendel 7 zichtbaar die aangrijpt op de "tuit" van verdringer 30.
Figuur 5a toont de inrichting 1 en een gedeelte van de houder 3 in dwarsdoorsnede. Gelijke cijfers verwijzen naar dezelfde delen als in Figuur 1.
20 Het open einde van de houder/koker 3 is opgenomen in ring 2, die weer verbonden is met inrichting 1. In een groef 10 van het huis 11 is een ring 12 opgenomen van elastisch materiaal, zoals rubber, dat nauw aansluit op de binnenwand van de opneemruimte 5 van houder 3. Zodoende wordt een 25 afdichting verkregen, waarbij de inrichting 1 aansluit op de houder 3. De ring 2, de ring 12 zijn onderdeel van de aansluitmiddelen van de inrichting volgens -de uitvinding. Met -de aansluitmiddelen is een houder 3 koppelbaar aan de inrichting 1. In een andere uitvoering van de uitvinding zijn 30 de afgeefinrichting/het doseergedeelte 1 en de houder met zeep 3 gevormd uit een stuk. Het doseergedeelte is dan niet herbruikbaar.
_1 0 5 0 1 5 7 _ 13
Opening 6 wordt in deze uitvoeringsvorm gevormd door een in een verdieping 13 van het huis 11 aangebracht afsluitdeksel 14, waarbij een kogel 15 door middel van een veer 16 tegen de flensen 17 van dat deksel wordt gedrukt.
5 Zodoende wordt een klepmiddel verkregen dat is aangebracht in het verbindingskanaal 18 dat zich bevindt tussen de opneemruimte 5 voor pasteuze massa en de doseerruimte 19 van de inrichting 1. Het klepmiddel is zodanig gevormd dat het verbindingskanaal 18 afgesloten zal zijn in een rusttoestand. 10 Door het creëren van een onderdruk in de doseerruimte 19 zal de kogel volgens pijl 20 naar de doseerruimte 19 toe bewegen, en kan pasteuze massa uit de opneemruimte 5 via de doorgang tussen de flensen 17 het verbindingskanaal 18 en uiteindelijk de doseerruimte 19 binnenstromen.
15 In het huis 11 zijn, zoals uit Figuur 6 blijkt, openingen 21 aangebracht via welke de pasteuze massa naar de doseerruimte 19 kan stromen. De openingen 21 zijn onderdeel van het verbindingskanaal 18.
De kogel 15 wordt centraal in het verbindingskanaal 20 gehouden middels de vier ribben 22 die zichtbaar zijn in Figuur 3, maar ook in Figuur 6..
Doseerruimte 19 is cilindrisch gevormd in het huis 11. Een verdringer of plunjer 30 is opneembaar in de doseerruimte 19 en beweegbaar in de doseerruimte volgens pijl 25 31. De verdringer 30 is voorzien van een groef 32 waarin een ring 33 van elastisch materiaal is opgenomen, zodanig dat een afdichting wordt verkregen van de· doseerruimte 19 naar het open einde toe.
De verdringer 30 is voorzien van een afgifte kanaal 30 34 dat centraal in de verdringer is aangebracht en dat een open verbinding vormt van de doseerruimte 19 naar buiten. Via het afgiftekanaal kan pasteuze massa in dosis worden afgegeven. De diameter van het afgiftekanaal 34 is _10 3 0 ΐ 5 7_ 14 afhankelijk van de viscositeit van de pasteuze massa. Wanneer een pasteuze massa stroperig is, zal een grotere diameter noodzakelijk zijn.
De verdringer 30 is tevens voorzien van een in de 5 doseerruimte 19 stekend, in dwarsdoorsnede T-vormig deel 35. Dit deel is ook zichtbaar in figuur 2. Verdringer 30 kan door spuitgieten worden gevormd uit een stuk met het T-vormige deel 35.
Het deel is als een soort deksel aangebracht over de 10 ingang van het afgiftekanaal 34. Het kanaal blijft toegankelijk vanuit de doseerruimte 19, omdat de schijf 36 geplaatst is op pootjes 37 die zijn aangebracht rondom de mond van het afgiftekanaal 34.
De klepschijf 36 is cirkelvormig en voorzien van 15 flensen 38 die naar de zijwanden van de doseerruimte 19 uitsteken. Het in dwarsdoorsnede T-vormig deel 35 is aangebracht in het centraal gedeelte van de doseerruimte 19. Flensen 38 lopen schuin af aan een onderzijde daarvan. Bij een slag van de verdringer 30 volgens pijl 31 naar boven toe 20 in de richting van het verbindingskanaal 18 zal de klepring 36 door de doseerruimte 19 heen bewegen, en zal de pasteuze massa die daar aanwezig is, rondom de flensen 38 langs de zijwanden van de doseerruimte 19 stromen naar de opening van het afgiftekanaal 34 en daardoorheen naar buiten.
25 Een veer 40 is aangebracht rondom de huisdelen van de doseerruimte 19. De veer ligt aan tegen een bovenzijde van het huis en op een veerbus 41 nabij een onderzijde. De veerbus 41 is verbonden aan de verdringer 30. De verbinding is in Figuur 5a niet zichtbaar. In het huis 11 is een gleuf 30 65 aangebracht in de lengterichting van de doseerruimte 19 zodat de veerbus 41 met verdringer 30 verbonden kan worden. Beide delen zullen omhoog bewegen volgens pijl 31 bij een slag met hendel 7.
1030 15
Hendel 7 heeft een vorkvorm aan een uiteinde. Met dit uiteinde wordt aangegrepen op de verdringer 30 en veerbus 41. Met de vorkvorm wordt aangegrepen op één van beide delen. Hendel 7 scharniert rond scharnier 42, op gebruikelijke wijze 5 vorm gegeven bijvoorbeeld door middel van een lager. Daardoor wordt een beweging volgens pijl 43 mogelijk, wanneer wordt gedrukt door een gebruiker op geribbeld deel 8. Daarbij wordt de verdringer 30 en veerbus 41 omhoog bewogen volgens pijl 31 en wordt de doseerruimte 19 verkleind. Dat is getoond in 10 Figuur 5b. De veer 40 is samengedrukt. De klepring 36 loopt daarbij aan tegen de onderzijde van het verbindingskanaal 18. Dat is een tweede positie volgens de uitvinding. Figuur 5a toont een eerste positie volgens de uitvinding.
Hendel 7 is voorzien van een nok 44 die bij bediening 15 tegen een aanslag 45 van een instelmiddel 46 aangebracht in huis 11 van inrichting 1 kan aanlopen. Bij de in Figuur 5a en 5b getoonde situatie is de aanslag 45 echter weggedraaid en loopt de nok 44 vrij. Het instelmiddel 46 is aangebracht in een huis 11 en kan worden gedraaid. Wanneer instelmiddel 46 20 180 graden wordt gedraaid, zal de nok 44 aanlopen tegen aanslag 45 en zal die niet zo ver kunnen bewegen als getoond in Figuur 5b. Hiermee wordt een instelling van de dosering verkregen. De dosering zal immers afhankelijk zijn van het verschil in volume tussen de eerste situatie getoond in 25 Figuur 5a en de situatie getoond in Figuur 5b van de doseerruimte 19.
Zoals -gezegd toont Figuur -5b de situatie in de tweede positie van de inrichting 1. De veer 40 zal via veerbus 41 de verdringer 30 in de eerste positie volgens Figuur 5a willen 30 terugduwen. Bij de bediening van hendel 7 moet die veerkracht door de gebruiker worden overwonnen. Tijdens de bewegingsslag van Figuur 5a naar Figuur 5b is de doorgang van doseerruimte 19 via het afgiftekanaal 14 naar buiten open. De pasteuze _1 0 3 0 1 s 7_ 16 massa kan bewegen langs de flensen 38 van klepring 36 en door de opening onder de klepring 36 het afgiftekanaal 34 in. De beweging van de flensen 38 langs de zijwanden van doseerruimte 19 zorgt voor een stroming van pasteuze massa in 5 de gehele doseerruimte 19, waardoor samenklontering van pasteuze massa langs de zijwanden wordt voorkomen.
Tijdens de bewegingsslag van Figuur 5a naar Figuur 5b, wordt het eerste klepmiddel, gevormd door kogel 15 en veer 16 niet geopend. De in doseerruimte 19 opgewekte druk 10 zal de kogels 15 alleen maar meer aanduwen tegen zijn zitting gevormd door de flens 17 van sluiting 14.
In Figuur 5a en 5b is een ring 50 in dwarsdoorsnede getoond. De ring is aangebracht rondom het smallere deel van verdringer 30 en het in dwarsdoorsnede T-vormig deel 35. De 15 ring loop vrij. De ring heeft een diameter die in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de opneemruimte 19. j
Figuur 5c toont de teruggaande slag van verdringer 30 bij het loslaten van hendel 7 door de gebruiker. Bij de teruggaande slag zal de vrij liggende ring 50 onder flens 38 20 terecht komen waardoor een sluiting wordt gecreëerd.
Zuiger 4 is enigszins naar beneden bewogen ten opzichte van de positie in figuur 5a. De van schijf 59 naar boven uitstekende punten 61 prikken thans door de een aantal in zuiger 4 aangebrachte zwakke delen.
25 Het in dwarsdoorsnede T-vormige deel 35 met de flensen 38 samen met de vrij liggende ring 50 vormen samen een tweede klepmiddel in deze uitvoering. Door het tweede klepmiddel zal een onderdruk ontstaan in de doseerruimte 19 terwijl het volume van deze ruimte zal toenemen bij die 30 teruggaande slag. De onderdruk is groot genoeg om de voorspanning door veer 16 op kogel 15 te overwinnen en de kogel los te laten komen van zijn zitting 17. De onderdruk gecreëerd in doseerruimte 19 zorgt ervoor dat pasteuze massa 1030157_ 17 via verbindingskanaal 18 en opening 6 die wordt vrijgegeven door kogel 15 uit de opneemruimte 5 kan stromen. Daarbij zal de zuiger 4 (Figuur 1) enigszins naar beneden worden bewogen door de onderdruk in opneemruimte 5. Opneemruimte 19 wordt 5 gevuld met de pasteuze massa, en de inrichting 1 zal terecht komen in de toestand getoond in Figuur 2a. De positie van de vrij liggende ring 50 kan variëren.
De inrichting volgens de uitvinding omvat een verdringer 30 die tevens voorzien is van afgiftekanaal 34 en 10 onderdelen van het tweede klepmiddel. Inrichting 1 en verdringer 30 kunnen worden samengesteld door spuitgieten.
In een andere uitvoeringsvorm kan deksel 14 mee gegoten worden met het huis 11.
Figuur 7 toont een uitvoering met een alternatieve 15 ring 2', die aangrijpt op een omtreksnok aangebracht op en rondom de buitenzijde nabij het uiteinde van de houder 3'.
Andere uitvoeringsvormen zijn mogelijk zonder af te wijken van het wezen van de uitvinding, dat wordt gegeven door de bijgevoegde conclusies.
20 Figuur 8a toont een fluïdum doseerinrichting zoals een zeepdispenser omvattende een houder 101 aan één uiteinde voorzien van een ring 102 en een kap 103. In de houder 101 is zeep opgenomen. De zeep wordt afgegeven via het uiteinde nabij ring 102. De zeep kan in de houder zijn opgenomen in 25 een blaas, of de houder kan voorzien zijn van middelen overeenkomstig Figuren 1 tot 7.
Houder 101 is een cilinder in dwarsdoorsnede. -En omvat een open einde waar de ring 102 is aangebracht. Ring 102 heeft een diameter zodat die om het cilinder uiteinde van 30 houder 101 kan worden aangebracht, eventueel aangevuld door middel van afsluitring 105. Ring 102 is onderdeel van een trechtervormig onderdeel 104 voorzien van een tuit 105. De tuit 105 is cilindervormig en hol en vormt de opneemruimte 1050157_ 18 voor plunjer 106 alsmede klep 107. Tuit 105 is voorzien van twee langsgroeven 108 waarin de armen 109 van plunjer 106 kunnen worden opgenomen. Aan één uiteinde van de groef 108 zijn nokken 110 aangebracht. De plunjer met armen 109 die 5 opgenomen zijn in de groeven 108, wordt zodoende beperkt in de beweging. De plunjer is beweegbaar volgens pijl 111 in de groef 108 tussen twee uiterste posities. Deze uiterste posities zullen nader worden getoond in de navolgende figuren.
10 Plunjer 106 is van een vergelijkbaar ontwerp als de eerdere plunjers in de eerste uitvoeringsvorm. Op één uiteinde van de plunjer is een tafel vormig deel 112 dat een diameter heeft die kleiner is dan de diameter van de holte in tuit 105. Fluïdum kan tussen de holle zijwanden en tafel 112 15 doorstromen. Een o-ring 113 is aangebracht onder tafeldeel 112 en verzorgt een tweede klepfunctie. Wanneer de plunjer omhoog beweegt volgens pijl 111 zal de o-ring zijn plaats innemen zoals getoond in Figuur 8b, terwijl bij de omlaaggaande beweging volgens pijl 111 van plunjer 106 de 20 o-ring zal aanliggen tegen de rand van tafel 112, waardoor geen fluïdum kan stromen tussen de rand van tafel 112, en zijwand van de holle ruimte van tuit 105. Deze verbinding is dan afgesloten.
Plunjer 106 is voorzien van een kanaal dat loopt door 25 het lichaam van de plunjer vanaf het gebied onder tafel 112 tot aan het uiteinde van de plunjer.
De genoemde onderdelen 101, 102, 104-113 kunnen worden geassembleerd zodat de houder 101 wordt verkregen voorzien van de afgeefinrichting aan één uiteinde.
30 Het samengestelde uiteinde wordt met een kap 103 afgedekt. De kap 103 is gedeeltelijk hol en is gedeeltelijk opengewerkt getoond in Figuur 8b. In de holle ruimte 114 kan de tuit 105 met plunjer 106 worden opgenomen. Na assemblage 1030157 19 wordt de plunjer gepositioneerd in he bovenste deel van tuit 105 zodat de armen 109 tegen het bovenuiteinde van groef 108 aanliggen, zoals getoond in figuur 9a bevindt zich dan nog geen fluïdum in het gebied tussen klep 107 en plunjer 106.
5 De kap 103 wordt aangebracht door deze te bewegen volgens pijl 115, namelijk door het ronddraaien rond de lengteas waardoor drie nokken 116 (slechts één getoond) worden opgenomen in uitsparingen 117 nabij de mond van kap 103 en worden vastgedraaid. Dit is een bajonet sluiting.
10 De holle ruimte 114 van kap 103 is voorzien van twee vleugels 118,119 die zijn aangebracht rond de zijwand van de holle ruimte 114 en die dienen als geleider voor de armen 109.
In Figuur 9a is een dwarsdoorsnede getoond van de 15 geassembleerde kap met houder. Houder 101 is gevuld met een fluïdum. De klep 117 is aangebracht rondom de flens 121 van mond 122 die een open doorgang vormt in trechtervormig deel 104. Tevens zijn twee o-ringen 123,124 te zien, die zijn aangebracht om een gedeelte van de plunjer 106. Plunjer 106 20 is voorzien van een kanaal 125 in de lengterichting. De armen 109 zijn opgenomen in de groef 108 en bevinden zich in een uiterste positie. De armen 109 liggen aan tegen de vleugel vormige geleiders 118 en 119.
Bij het verwijderen van kap 103, waarbij deze moet 25 worden losgedraaid volgens pijl 126, zullen de vleugels 118, 119 aangrijpen op de armen 109 van plunjer 106 waardoor deze volgens pijl 127 naar beneden beweegt in de holle ruimte van tuit 105, totdat de armen 109 aanlopen tegen de nokken 110. Daarbij wordt bewogen naar de positie getoond in Figuur 9b.
30 Tijdens de beweging naar beneden zal klep 117 zich openen, waardoor fluïdum, zoals zeep, in de tuit 105 zal stromen door de niet-afgesloten mond 122. Door de naar beneden bewegende plunjer 106 zal de ring 123 die klemmend aanligt tegen 030157 20 binnenwand van kanaal 125, komen te liggen onder de flens 128 van tafel 112, waardoor een zuigende werking optreedt die de ontstane holle ruimte 129 tussen tafel 112 en mond 122 door het vullen met fluïdum 120. Na verwijdering van kap 103 is de 5 houder voorzien van afgeefuiteinden gebruiksklaar.
In Figuur 10a wordt een pompeenheid van de fluïdum dispenser getoond. Samen met de houder en afgeefeenheid vormt dit een stelsel voor de fluïdum doseerinrichting. De pompeenheid 130 wordt gevormd door een hendel 131 voorzien 10 van ogen 132 die een as 133 kunnen opnemen zodanig dat de hendel 131 zwenkbaar aan het lichaam 134 kan worden verbonden. Alle onderdelen kunnen worden gevormd door middel van spuitgieten. Verder omvat pompeenheid 130 een veer 135 en een afsluitring 136. De veer 135 en de afsluitring 136 worden 15 in het lichaam 134 opgenomen waarbij de ring 136 met armen 137 worden opgenomen in groeven 138 in het lichaam 134. De afsluitring 136 kan zodoende verticaal bewegen in het lichaam 134 geleid door de groeven 138. De beweging van afsluitring 136 wordt beperkt doordat de groeven aan beide zijde zijn 20 afgesloten. Hendel 131 grijpt met twee armen 139 aan op de afsluitring 136. Aan de buitenzijde van lichaam 134 is een groef 140 aangebracht waarin een profieldeel met i-vormige dwarsdoorsnede 141 kan worden opgenomen voor bevestiging van pompdeel 130 aan een vaste inrichting zoals een wand. De 25 pompeenheid 130 is een hergebruikbare inrichting die niet in contact komt met het fluïdum dat wordt afgegeven. De pompeenheid 130 hoeft zodoende niet schoongemaakt te worden bij bevestigen of losmaken van de houder met fluïdum zoals zeep. Lichaam 134 is voorzien van drie opneemgroeven 142 30 waarin nokken 115 van de afsluitring 104 kunnen worden opgenomen en door middel van verdraaiing kunnen worden vastgezet. Ook dit is een bajonet sluiting.
_10 5 0 1 5 7_ 21
Figuur 11 toont het plaatsen van het houder/afgeefdeel 101 op het pomponderdeel 130. De van de trechtervormige mondstuk uitstekende drie nokken 115 zijn zichtbaar in Figuur 12, welke figuur een aanzicht toont 5 volgens XII in Figuur 11. De nokken 115 worden geplaatst in de opneemgroeven 142 van de pompeenheid 130 volgens pijl 145 in Figuur 13, waarbij de nokken 115 onder het materiaal van de bovenzijde van het lichaam 134 grijpen door deze te draaien volgens pijl 146.
10 Wanneer het deel 101 naar beneden gebracht wordt volgens pijl 145 zullen de armen 109 van de plunjer 106 opgenomen worden in de uitsparing 147 van de afsluitring 136. De opneemopeningen 147 zijn diametraal ten opzichte van elkaar aangebracht rond een centraal cilindrische opening.
15 Wanneer de inrichting 101 gedraaid wordt volgens pijl 146 zullen de armen 109 onder het materiaal van de afsluitring 136 terecht komen. Wanneer de afsluitring 136 naar boven wordt bewogen, doordat de armen 109 druk omhoog uitoefenen op deze ring, zal de veerkracht van de veer 135 de afsluitring 20 136 in zijn uitgangspositie zoals getoond in Figuur 13 willen terugbrengen. Uitgangspositie in Figuur 13 is de positie waarbij de afsluitring 136 met de armen 137 ligt op de laagste positie in groeven 138 aan de binnenzijde van het lichaam 134.
25 Deze positie wordt verder getoond in dwarsdoorsnede in Figuur 14. Hierin zijn dezelfde delen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. De werking van de samengestelde doseerinrichting van Figuur 14 volgens eèn tweede uitvoeringsvorm is gelijk aan de werking van de eerste 30 uitvoeringsvorm.
Een van de voordelen van de tweede uitvoeringsvorm is dat een samenstel wordt verkregen waarbij een eerste eenheid (houder + afgeefinrichting afgedekt met kap) het vervangbare _10 30 1 5 7_ 22 deel vormt van het samenstel, welk deel in contact staat met het fluïdum dat wordt afgegeven. Het tweede deel (pompdeel) neemt het gedeelte van het eerste deel op en werkt zonder in contact te komen met het achtergebleven fluïdum. Hier wordt 5 een inrichting verkregen die eenvoudig is schoon te houden. Doordat gewerkt wordt met het doseersysteem volgens de uitvinding dat eenvoudig is samen te stellen uit een aantal onderdelen die tegen lage kosten kunnen worden vervaardigd is het mogelijk deze scheiding te behalen. Een lege container 10 inclusief mondstuk 104 en plunjer 106, kan worden weggegooid en worden vervangen. Eventueel kunnen de lege eerste delen worden verzameld en worden hergebruikt. Doordat het tweede deel niet in contact komt met het fluïdum, wordt dit tweede deel niet aangetast door agressief, chemische fluïda en is 15 dit deel gedurende lange tijd herbruikbaar. Ook bepaalde zepen kunnen de structuur van de doseerinrichting aantasten. De delen die kunnen worden aangetast worden in deze uitvoeringsvorm vervangen.
Figuur 15 toont een perspectivisch aanzicht van een 20 houder 160 volgens een vierde uitvoeringsvorm waarin een fluïdum kan worden opgenomen. De houder is een cilinder afgedicht aan één uiteinde met een mondstuk 161 dat in hoofdzaak gelijk is aan de derde uitvoeringsvorm. Dit mondstuk is voorzien van twee nokken 162 die een bajonet 25 sluiting kunnen aangaan met een pompdeel 163. De houder voorzien van het mondstuk 161 is het onderdeel van de doseerinrichting dat telkens vervangen kan worden. De plunjer 163 is opgenomen in de tuit 164 en wordt afgedekt met een kap 165 die door middel van een draai- en trekbeweging (166,167) 30 verwijderd kan worden van het mondstuk 161. De kap 165 volgens de vierde uitvoeringsvorm is een simpele breek- of schroefdop.
_10 3 0 1 5 7_ 23
Figuur 16 toont hoe de cilinder 160 met mondstuk 161 geplaatst wordt op pompdeel 163. Dit pompdeel is herbruikbaar. Telkens wanneer de houder 160 leeg is, kan deze worden vervangen door een nieuwe gevulde houder. De houder 5 160 met mondstuk 161 wordt gekoppeld aan pompdeel 163 door het maken van een bajonet sluiting.
Figuur 17a toont het pompdeel 163. Pompdeel 163 omvat een hendel 168 voorzien van twee uitsparingen 169 waarin een as 170 kan worden opgenomen die in twee uitsparingen (één 10 zichtbaar) 171 in het pomplichaam 172 scharnierbaar kan worden opgehangen. Alle onderdelen kunnen door spuitgieten worden vervaardigd. Het pomplichaam 172 is aan de bovenzijde voorzien van een groef 173 waarin de nokken 162 plaatsbaar en draaibaar zijn voor het maken van een boorgat sluiting.
15 Pompdeel 163 omvat verder een verend middel 174 en een afsluitring 175. De ring 174 komt te liggen op het uiteinde 176 rondom de koker 177. De koker 177 is voorzien van drie randen 179 die worden opgenomen in groeven 180 die zijn aangebracht in de koker 178 van het pomplichaam 172.
20 Hierdoor is de ring 175 niet draaibaar. De koker 177 komt te liggen binnen de koker 178. Het lichaam 172 wordt met een beugel 181 verbonden met een onroerend goed, bijvoorbeeld een wand.
Figuur 18 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht 25 volgens de pijl XVIII in Figuur 16. Te zien is hoe de houder 160 met mondstuk 161 en tuit 164 wordt geplaatst volgens pijl 182 in de koker 178. Voor het sluiten van de bajonet sluiting zullen de nokken 162 worden uitgelijnd met de groef 173.
Hierdoor zullen de armen 183 van de plunjer 163 een vaste 30 positie hebben ten opzichte van het pomplichaam 172. De armen 183 zullen aangrijpen en geleid worden door de flens 184 die is aangebracht op de binnenwand van koker 177. De armen 183 zullen eerst langs de flens 184 bewegen, waardoor de arm 1050157_ _____ ____ -- ______ 24 onder de flens 184 komt te liggen. Bij het verder bewegen volgens pijl 182 en het daarna draaien volgens pijl 185 zal de arm 183 door de flens 184 bewogen worden naar de uiterste positie overeenkomstig het in Figuur 9b getoonde. De houder 5 160 met afgeefeenheid wordt nu pas gebruiksklaar gemaakt na plaatsing in het herbruikbare pompdeel 163.
Beweging van hendel 168 heeft tot gevolg dat de afsluitring 175 omhoog zal bewegen ten opzichte van het vaste deel 172 waardoor de armen 183 omhoog bewogen worden zodat de 10 plunjer een eerste volume zal afgeven door haar afgifte kanaal. De plunjer en het systeem voor het doseren is gelijk uitgevoerd als in de derde uitvoeringsvorm.
Figuur 19 toont de assemblage van een vijfde uitvoeringsvorm. Houder 200 is een voorraad zeep. De houder 15 200 is aan een uiteinde voorzien van een uitwendige schroefdraad 201, waarop een dop 202 geschroefd kan worden.
In de houder 200 is een schuiver 203 opgenomen. De schuiver is bijvoorbeeld van een flexibel materiaal zoals een rubber. De schuiver sluit nauw aan op de binnenzijwanden van 20 de houder 200. Wanneer de houder 200 via dop 202 wordt geleegd, beweegt de schuiver langs de zijwanden, waardoor geen of weinig zeep in de houder achterblijft.
De dop 202 is verder voorzien van een afsluitdeel 204. Dat deel wordt bij gebruik verbroken. Het afsluitdeel is 25 aangebracht op de dop 202 over de opening 205. In de opening 205 kan een uitstekend deel worden aangebracht dat door het afsluitdeel 204 heen steekt. Bij montage van -het doseerdeel, de inrichting zoals hieronder beschreven, op de houder zal het boveneinde (zoals getoond in de afbeelding volgens figuur 30 19) van het deel 209 door de opening 205 steken. De boveneinde zal deel 204 los drukken bij aankoppeling van de houder 200 op de doseerinrichting. Deel 204 blijft middels een klemming vastzitten op de bovenkant van deel 209. Deel 1050157_ 25 204 is van een flexibel materiaal met een bepaalde binnendiameter. Het boveneinde van deel 209 heeft een bepaalde buitendiameter, bijvoorbeeld een nauwelijks grotere buitendiameter. Hierdoor ontstaat een klemming van de ring 5 204 op boveneinde van deel 209. Het fluïdum kan middels de openingen in de zijkant van het boveneinde van deel 209 van de houder door opening 205 naar de doseerinrichting toe stromen.
De inrichting volgens de vijfde uitvoeringsvorm omvat 10 een uit twee delen 206,207 opgebouwd lichaam. De delen 206 en 207 kunnen door spuitgieten worden gevormd. De delen zijn voorzien van een in elkaar grijpend systeem, waarvan de koppelingen 208 op deel 206 zichtbaar zijn. De delen kunnen met elkaar worden verbonden, waardoor in het centrale deel 15 van het lichaam het doseermechanisme zoals hieronder beschreven, wordt opgenomen/omsloten. In een andere uitvoering is een schroefverbinding mogelijk. Ook een snap/klik verbinding is mogelijk.
Het doseermechanisme omvat een vast met het lichaam 20 206/207 verbonden deel 209 met een centrale as 210. Een grote flens 211 wordt in opneemruimte 212 van de delen 206/207 opgenomen, waardoor het deel 209 vast gepositioneerd is.
Een flexibele ring 213 is aangebracht rondom de nek 214. Dat uiteinde is tevens voorzien van een cilindervormig 25 deel 215 dat voorzien is van twee nokken 216. De cilinder 215 kan worden gestoken in opening 205 van dop 202 en kan een kwartslag worden gedraaid zodat de cilinder met de nokken 216 in de opening opgenomen blijft. Opening 205 is op bekende wijze voorzien van aanslagen die een dergelijk 30 aansluitmechanisme mogelijk maken. In gebruik wordt in feite de houder een kwartslag gedraaid ten opzichte van cilinder 215. Ring 213 zorgt voor een lekvrije aansluiting van deel 209 op dop 202 van de houder 200.
1030157_ 26
Verder omvat het doseermechanisme een rond hals 217 van deel 209 aangebracht veermechanisme omvattende een helische veer 218 en een veerbus 219. Met een hendel 220, welke zwenkbaar volgens pijl 222 rond as 221 met het huis 5 206/207 verbonden is, kan de veerbus 219 tegen de kracht van de veer 218 volgens pijl 223 ten opzichte van het huis 206/207 worden bewogen. In de gebruikspositie is de pijl 223 gericht in de verticale richting.
Bij beweging van de hendel volgens 222 zal 10 verdringer/plunjer 224 eveneens volgens pijl 223 bewegen. De plunjer 224 is opgenomen in de holte aan de binnenzijde van hals 217. De plunjer 224 wordt middels nokken 225 in de verticale gleuven 226 van hals 217 geleid.
Zoals beter zichtbaar is in de doorsnede van figuur 15 20, is de plunjer voorzien van een afgifte tuit 227, welke naar beneden toe een steeds kleinere binnendiameter krijgt. Via deze tuit wordt zeep afgegeven.
Op de rand 228 van de plunjer is een ring 229 van een flexibel materiaal aangebracht. De ring ligt aan op de 20 binnenwand 230. Bij beweging volgens pijl 223 zal de ring 229 lekvrij op die binnenwand 230 aansluiten.
De ring 229 is aangebracht tussen plunjeruiteinde 228 en een doseermiddel 231, dat bijvoorbeeld middels een schroefverbinding met de plunjer 224 is verbonden. In figuur 25 20 is een uitvoering met een nok/inkeping 232 getoond.
Ring 229 is een schraper. Deze heeft een cilindrisch randje met een specifieke-dun uitlopende vorm,- Deze rand is 'scherp'. De rand staat scherp omhoog in de gemonteerde toestand, heeft een duidelijke hoek, en geen afronding. Dit 30 is belangrijk voor het gebruik van 'gevulde' zepen. Hierdoor wordt, op nieuwe en inventieve wijze, voorkomen dat de vulling, bijvoorbeeld een fijn zand, zich tussen de afdichting kan drukken, waardoor lekkage kan worden 1030157_ 27 veroorzaakt. Bij gebruik van de getoonde schraper met een scherpe hoek, wordt dit effect sterk gereduceerd. Deze uitvoering, kan worden toegepast in de andere uitvoeringsvormen en kan ook in doseerinrichtingen volgens de 5 stand van de techniek worden toegepast. Een doseerinrichting met een dergelijke schraper functioneert beter. Deze maatregel kan de basis zijn voor een afsplitsing, gericht op een algemene doseerinrichting, waarin een dergelijke schraper wordt toegepast.
10 Het paddestoelvormige deel 231 vormt een schijf, waaronder in de getoonde toestand in figuur 20 een ring 233 is aangebracht. Bij de naar beneden volgens pijl 223 gerichte beweging van de veerbus 219 en plunjer 224 zal de ring 234 aanliggen op de rand van schijf 233, waardoor de doorgang 15 tussen de ruimte onder de schijf 233 en boven de schijf 233 afgesloten is.
Bij de beweging van schijf 233 naar beneden neemt het volume in de ruimte 235 toe. De ruimte zal worden gevuld met zeep uit de houder 200, via de opening 205, door de cilinder 20 215, zoals getoond met pijl 236. Daarbij passeert de zeep 236 de één-richtingsklep 237, die is aangebracht aan de binnenzijde van de hals 217 op de nok 238, die is aangebracht rond de doorgang 239 gevormd door de cilinder 215.
In de doorgang 239 is volgens een uitvoering een 25 verdeler 240 aangebracht. De klep 237 sluit klemmend aan op de opstaande nok 238. Doordat de klep 237 door spuitgieten met een plastic is verkregen, kan de klep klemmend aangrijpen op de nok 238.
De klep 237 voorkomt een stroom van fluïdum 30 tegengesteld gericht aan pijl 236.
Bij een beweging omhoog van de plunjer 224 volgens pijl 223, zal de ruimte 235 verkleinen. De plunjer 224 zal _1 0 3 0 1 5 7_ 28 omhoog bewegen, wanneer de hendel 220 volgens pijl 222 wordt bewogen.
De ruimte 235 heeft twee in/uitgangen voor een in de ruimte aanwezig fluïdum. Uitgang 239 is echter geblokkeerd 5 door de één-richtingsklep 237. Ring 234 zal bij het omhoog bewegen van de plunjer niet aansluiten op rand 233, waardoor zeep die aanwezig is in ruimte 235 volgens pijl 241 de ruimte 235 kan verlaten, via de plunjer en door de tuit 227. Wanneer de plunjer aanzienlijk omhoog beweegt, zal ring 229 de ring 10 234 omhoog bewegen langs de binnenwand 230 van cilinder 217.
Verder is in de figuren 19 en 20 de muurbevestiging 250 zichtbaar. Dit deel wordt door middel van drie schroefgaten aan de muur bevestigd. De doseerinrichting brengt men schuin (tussen 30 en 80 graden, bijvoorbeeld ca 60 15 graden) aan op de nokken 252 van de wandhouder 250 door de openingen 251 aan de achterkant van delen 206 en 207 hierop te laten aangrijpen.
Door de doseerinrichting te zwenken of te draaien j 1 i valt de snap aan de muurbevestiging 250 over het lipje links ! i 20 onderin de doseerinrichting en wordt de bevestiging van de j doseerinrichting aan de muurbevestiging vergrendeld. De openingen 251 vormen de cilindrische kamers waarover de rotatie plaatsvindt. Mocht men de doseerinrichting weer los willen nemen van de muurbevestiging, dan kan men via het 25 sleufje in de wandhouder onder de snap met een schroevendraaier o.i.d. de snap terugduwen, vervolgens de rotatie naar boven tegengesteld uitvoeren en de doseerinrichting uitnemen.
1030157 30

Claims (19)

1. Inrichting voor gedoseerde afgifte van een 5 pasteuze massa, zoals viscose zeep, omvattende een huis voorzien van - aansluitmiddelen voor het verbinden van de inrichting met een opening van een houder voor pasteuze massa, - een doseerkamer voor de pasteuze massa, 10. een met de doseerkamer verbonden afgiftekanaal voor afgifte van een gedoseerde hoeveelheid pasteuze massa, - een verbindingskanaal dat de aansluitmiddelen met de doseerkamer verbindt, - een in het verbindingskanaal aangebracht eerste klepmiddel, 15 dat toevoer naar de aansluitmiddelen afsluit, - een in de doseerkamer beweegbaar verdringer dat een eerste positie heeft waarbij de doseerkamer een eerste volume heeft, en tegen een veerkracht van een veermiddel beweegbaar is naar een tweede positie, waarbij de doseerkamer een tweede kleiner 20 volume heeft, - een tweede klepmiddel dat is ingericht om de verbinding van het afgiftekanaal naar de doseerkamer af te sluiten bij een beweging van de verdringer van de tweede positie naar de eerste positie.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afgiftekanaal is aangebracht in de verdringer.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het -kenmerk, dat nabij de verbinding van het afgiftekanaal met de doseerkamer een klepschijf is aangebracht die in hoofdzaak 30 centraal in de doseerkamer uitsteekt, waarbij de klepschijf ten minste een flens heeft die in de richting van een zijwand van de doseerkamer uitsteekt. 1030157_
4. Inrichting volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de klepschijf is aangebracht op de verdringer.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tweede klepmiddel gevormd wordt door de klepschijf en 5 een afsluitring, die een doorgang van de doseerruimte naar het afgiftekanaal, gevormd tussen de flens van het klepschijf en de zijwand van de doseerkamer, kan afsluiten.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afsluitring vrij liggend rond een deel van de 10 verdringer is aangebracht
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de doseerkamer cilindrisch is.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van instelmiddelen 15 voor de dosering.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de instelmiddelen zijn aangebracht op de verdringer.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de instelmiddelen gevormd worden door de klepschijf.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat een hendel scharnierend verbonden is aan het huis en aan de verdringer.
12. Inrichting volgens een van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het eerste klepmiddel gevormd wordt door 25 een in het verbindingskanaal aangebrachte kogel, die een doorgang afsluit met een voorspanning in de richting de aansluitmiddelen.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een veer aangrijpt op de kogel met een bepaalde 30 voorspanning.
14. Inrichting volgens een van de conclusies 1-13, met het kenmerk, dat de inrichting de houder omvat, waarbij de houder een opneemruimte voor pasteuze massa heeft, en dat 1 0 5 0 1 5 7 een zuiger beweegbaar is in de, bij voorkeur cilindrische, opneemruimte.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de zuiger ten minste in de richting van de opening van de 5 houder beweegbaar is.
16. Inrichting volgens een van de conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de houder een blik is en dat het huis voorzien is van een schijf die in hoofdzaak uitsteekt in een centraal deel van de houder steekt met ten minste een flens 10 die in de richting van een zijwand van de houder uitsteekt.
18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de schijf een diafragma is.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 1-18, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van 15 aangrijpmiddelen voor het bevestigen van de inrichting aan een vast object.
20. Inrichting volgens een van de conclusies 1-19, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht om georiënteerd te worden met de houder aan een bovenzijde, het 20 afgiftekanaal aan een onderzijde en de doseerkamer daartussen. 1050157_
NL1030157A 2005-10-10 2005-10-10 Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor. NL1030157C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030157A NL1030157C2 (nl) 2005-10-10 2005-10-10 Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor.
RU2008118220/12A RU2407422C2 (ru) 2005-10-10 2006-10-10 Устройство для контролируемого дозирования пастообразной массы и контейнер такого устройства
EP06799500A EP1933681A1 (en) 2005-10-10 2006-10-10 Device for metered dispensing of a pasty mass, and a container therefor
PCT/NL2006/000511 WO2007043866A1 (en) 2005-10-10 2006-10-10 Device for metered dispensing of a pasty mass, and a container therefor
US12/089,594 US20090302067A1 (en) 2005-10-10 2006-10-16 Device for metered dispensing of pasty mass, and a container therefor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030157 2005-10-10
NL1030157A NL1030157C2 (nl) 2005-10-10 2005-10-10 Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1030157C2 true NL1030157C2 (nl) 2007-04-11

Family

ID=36688126

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1030157A NL1030157C2 (nl) 2005-10-10 2005-10-10 Inrichting voor de gedoseerde afgifte van een pasteuze massa, en een houder daarvoor.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20090302067A1 (nl)
EP (1) EP1933681A1 (nl)
NL (1) NL1030157C2 (nl)
RU (1) RU2407422C2 (nl)
WO (1) WO2007043866A1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2926068B1 (fr) * 2008-01-09 2012-12-21 Capital Innovation Distributeur de produit liquide ou visqueux
US8827120B2 (en) * 2010-09-30 2014-09-09 Rubbermaid Commercial Products, Llc Dispenser with discharge quantity selector
US9340337B2 (en) 2012-05-01 2016-05-17 Ecolab Usa Inc. Dispenser with lockable pushbutton
US8851331B2 (en) * 2012-05-04 2014-10-07 Ecolab Usa Inc. Fluid dispensers with adjustable dosing
US8991655B2 (en) 2013-02-15 2015-03-31 Ecolab Usa Inc. Fluid dispensers with increased mechanical advantage
EP3324805B1 (en) * 2015-07-23 2020-10-07 Schalitz, William, J. Disposable soap dispenser
US11744413B2 (en) 2021-10-07 2023-09-05 Deb Ip Limited Dispenser assembly

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2774517A (en) * 1955-09-19 1956-12-18 James E Teegardin Fluid dispenser device
GB808722A (en) * 1956-10-24 1959-02-11 Ernest Stanley Hill Improvements in or relating to dispensers for soap-jelly and like substances
NL6413490A (nl) * 1964-11-19 1966-05-20
EP0836824A2 (en) * 1992-11-23 1998-04-22 Hygiene-Technik Inc. Method of evacuation

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1362077A (en) * 1915-03-16 1920-12-14 Gabriel A Bobrick Liquid-dispenser
GB711630A (en) * 1951-11-27 1954-07-07 Churchill Henry Winston S Improvements relating to apparatus for dispensing pastes, liquids and other substances
US3187960A (en) * 1964-05-08 1965-06-08 Sterling Drug Inc Non-metallic pump dispenser
DK125729B (da) * 1970-03-19 1973-04-30 Broen Armatur As Doseringsapparat for væsker.
US3724726A (en) * 1972-01-05 1973-04-03 Lion Fat Oil Co Ltd Pump for spraying
IT1134954B (it) * 1981-01-07 1986-08-20 Sar Spa Pompa ad azionamento manuale per la erogazione sotto pressione di sostanze liquide e/o dense racchiuse in un contenitore sul quale la pompa e' montata
US5405057A (en) * 1993-10-21 1995-04-11 Moore; David G. Manually actuated pump
US5605256A (en) * 1994-12-20 1997-02-25 Fan; Chen-Yueh Fluid dispenser apparatus
US5642838A (en) * 1995-12-28 1997-07-01 Stoody; William Robert Frangible sealing lid for spile access
FR2786413B1 (fr) * 1998-12-01 2001-11-09 Oreal Ensemble de distribution d'une composition multi-phase, utilisation d'un tel ensemble et procede d'utilisation
FR2798650B1 (fr) * 1999-09-16 2002-01-04 Oreal Dispositif de distribution destine a equiper un recipient
US6540117B2 (en) * 2001-03-30 2003-04-01 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Dosing pump for liquid dispensers
US6685062B1 (en) * 2002-09-16 2004-02-03 Yon Woo Corporation Dispenser pump
GB2394941B (en) * 2002-11-04 2005-02-16 Kimberly Clark Co Viscous liquid dispensing pump
JP2005218946A (ja) * 2004-02-05 2005-08-18 Katsutoshi Masuda 流動体吐出ポンプ
US7066355B2 (en) * 2004-06-25 2006-06-27 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Self-contained viscous liquid dispenser with a foaming pump

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2774517A (en) * 1955-09-19 1956-12-18 James E Teegardin Fluid dispenser device
GB808722A (en) * 1956-10-24 1959-02-11 Ernest Stanley Hill Improvements in or relating to dispensers for soap-jelly and like substances
NL6413490A (nl) * 1964-11-19 1966-05-20
EP0836824A2 (en) * 1992-11-23 1998-04-22 Hygiene-Technik Inc. Method of evacuation

Also Published As

Publication number Publication date
EP1933681A1 (en) 2008-06-25
RU2407422C2 (ru) 2010-12-27
RU2008118220A (ru) 2009-11-20
WO2007043866A1 (en) 2007-04-19
US20090302067A1 (en) 2009-12-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8272540B2 (en) Split engagement flange for soap dispenser pump piston
EP2731486B1 (en) Shut-off system for a dispenser
US6971553B2 (en) Pump for dispensing flowable material
CN103118800B (zh) 用于分配器的出口附件
CN102126575B (zh) 泵分配器及其组装方法
US20100140297A1 (en) Engagement flange for fluid dispenser pump piston
RU2627875C2 (ru) Насосный дозатор
AU2006212195B2 (en) Dispenser
US20080264974A1 (en) Liquid dispenser
US20090302067A1 (en) Device for metered dispensing of pasty mass, and a container therefor
US9266135B2 (en) Dispenser for the dosed dispensing of liquid media
AU2001268841A1 (en) Pump for dispensing flowable material
US6422434B1 (en) Dispenser pumps
EP3411299A1 (en) Dispensing systems and methods for using the same
EP3237852A1 (en) Dispensers and methods for using the same
CN115669383A (zh) 份量分配容器
JP2023507604A (ja) 流動性物質を分注するための給配装置および方法
JPH0654771A (ja) 液状石けん小出し装置
US12215995B2 (en) Ingredient dispensers
EP3380247A1 (en) A dispensing device for dispensing liquids from flexible packaging for liquids
EP0471398B1 (en) Dispenser for liquid product
NL1008955C1 (nl) Dispenser voor een pasta, zoals tandpasta.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20100622

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140501