NL1026300C1

NL1026300C1 - Access control device.

Info

Publication number: NL1026300C1
Application number: NL1026300A
Authority: NL
Inventors: Petrus Johannes Wilhelmus Herp; Johannes Hermanus Petrus Oonk
Original assignee: Petrus Johannes Wilhelmus Herp; Johannes Hermanus Petrus Oonk
Priority date: 2004-06-01
Filing date: 2004-06-01
Publication date: 2005-12-05
Also published as: WO2005119603A1

Description

1 »1 »

Titel: Toegangscontrole-inrichtingTitle: Access control device

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een toegangscontrole-inrichting, bestemd om te onderzoeken of personen een bepaald controlepunt mogen passeren.The present invention generally relates to an access control device, intended to investigate whether persons are allowed to pass a certain control point.

5 Op velerlei terrein is toegangscontrole gewenst of noodzakelijk. Toegangscontrole kan worden uitgevoerd door bewakingspersoneel, maar dat heeft onder meer als bezwaren dat de controle relatief lang duurt en gepaard gaat met hoge arbeidskosten. Er bestaat daarom behoefte aan apparatuur voor 10 het uitvoeren van toegangscontrole.5 Access control is desirable or necessary in many areas. Access control can be carried out by security personnel, but this has the drawbacks, among other things, that the check takes a relatively long time and involves high labor costs. There is therefore a need for equipment for performing access control.

Er zijn reeds diverse soorten toegangscontrole-apparatuur ontwikkeld. Een voorbeeld is de wel-bekende tourniquet. Een tourniquet omvat een in een passeersluis opgesteld draaihek, geassocieerd met een kaartlezer, geld-automaat, of dergelijke. 15 Normaliter blokkeert het draaihek; alleen wanneer een persoon een geldige toegangskaart aan de kaartlezer aanbiedt, of voldoende geld aanbiedt aan de geld-automaat, wordt het draaihek vrijgegeven voor het laten passeren van één persoon. De tourniquet heeft bezwaren op het punt van veiligheid en 20 gebruikersvriendelijkheid: enerzijds is het vrij gemakkelijk voor een persoon om over het draaihek heen te stappen, anderzijds is het voor personen met bagage of kinderwagens en dergelijke, of in een rolstoel, moeilijk of onmogelijk om het draaihek te passeren.Various types of access control equipment have already been developed. An example is the well-known tourniquet. A tourniquet comprises a turnstile arranged in a pass-through gate, associated with a card reader, cash machine, or the like. Normally the swing gate blocks; only when a person offers a valid access card to the card reader, or offers sufficient money to the cash machine, is the swing gate released for allowing one person to pass. The turnstile has objections to safety and user-friendliness: on the one hand it is fairly easy for a person to step over the swing gate, on the other hand it is difficult or impossible for persons with luggage or prams or in a wheelchair to to pass the swing gate.

25 Een tourniquet is een voorbeeld van een toegangscontrole- apparaat dat primair bedoeld is om een autorisatie te controleren: een persoon die zijn autorisatie niet kan aantonen, wordt tegengehouden. Dergelijke toegangscontrole-apparatuur vindt voornamelijk toepassing bij de ingang van 30 trein, metro, en dergelijke.25 A turnstile is an example of an access control device that is primarily intended to check an authorization: a person who cannot prove his authorization is stopped. Such access control equipment is mainly used at the entrance of train, metro, and the like.

Om veiligheidsredenen bestaat er echter ook behoefte aan apparatuur die in staat is om te controleren of personen verboden voorwerpen bij zich dragen, bij voorbeeld een wapen, drugs, etc; een persoon die een dergelijk voorwerp heeft, 1026300 2However, for security reasons, there is also a need for equipment capable of checking whether persons carry prohibited items, such as a weapon, drugs, etc; a person who has such an object, 1026300 2

f If I

wordt tegengehouden. Aangezien dergelijke voorwerpen doorgaans goed verborgen zullen zijn, moet de apparatuur voorzien zijn van betrouwbare detectie-apparatuur die de aanwezigheid van dergelijke voorwerpen kan detecteren, ook indien zij verborgen 5 zijn. Een voorbeeld is een detectie-poort, die metalen I voorwerpen detecteert.is stopped. Since such objects will generally be well hidden, the equipment must be provided with reliable detection equipment that can detect the presence of such objects, even if they are hidden. An example is a detection port, which detects metal objects.

Dergelijke toegangscontrole-apparatuur vindt voornamelijk toepassing bij plaatsen met een verhoogd veiligheidsrisico, zoals vliegvelden, voetbalstadions, discotheken, etc. Gelukkig 10 is het zo, dat de meeste mensen bona fide zijn; de apparatuur dient daarom zodanig te zijn, dat de "gewone" mensen niet te veel last ondervinden. Anderzijds, aangezien de apparatuur een veiligheidsaspect betreft, is het gewenst dat een kwaadwillend persoon niet gemakkelijk de controle kan omzeilen. De bekende 15 detectiepoorten hebben het voordeel dat zij nauwelijks hinderlijk zijn voor passerende personen. Een nadeel is echter dat een detectiepoort gemakkelijk gepasseerd kan worden door iemand met een wapen: weliswaar zal de detectiepoort dan een alarmsignaal genereren, maar dat zal een kwaadwillende niet 20 tegenhouden. Het is daarom noodzakelijk dat er bewakingspersoneel aanwezig is bij een detectiepoort, dat kan ingrijpen als de poort een verboden voorwerp detecteert.Such access control equipment is mainly used in places with an increased security risk, such as airports, football stadiums, discos, etc. Fortunately, most people are bona fide; the equipment must therefore be such that the "normal" people do not suffer too much. On the other hand, since the equipment is a safety issue, it is desirable that a malicious person cannot easily bypass the check. The known detection gates have the advantage that they are hardly inconvenient for people passing by. A disadvantage, however, is that a detection gate can easily be passed by someone with a weapon: the detection gate will then generate an alarm signal, but that will not stop a malicious person. It is therefore necessary for security personnel to be present at a detection gate, which can intervene if the gate detects a prohibited object.

Een ander aspect van detectie-apparatuur is een veiligheidsaspect van logistieke aard. Uit de genoemde toepassings-25 voorbeelden zal het duidelijk zijn, dat er zich een grote mensenmenigte kan bevinden aan één zijde van de inrichting. In geval van een calamiteit moet die mensenmenigte snel de detectie-apparatuur kunnen passeren. Een detectiepoort biedt inderdaad weinig weerstand tegen een mensenmenigte, maar een 30 tourniquet is vrijwel niet te passeren voor een mensenmenigte.Another aspect of detection equipment is a safety aspect of a logistical nature. From the application examples mentioned, it will be clear that there can be a large crowd on one side of the device. In the event of an emergency, the crowd must be able to quickly pass through the detection equipment. A detection gate indeed offers little resistance to a crowd, but a tourniquet is virtually impossible to pass for a crowd.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een toegangscontrole-inrichting dat de nadelen van de bestaande toegangscontrole-apparatuur mist, of althans 35 reduceert.An object of the present invention is to provide an access control device that lacks, or at least reduces, the disadvantages of the existing access control equipment.

Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een betrouwbare toegangscontrole-inrichting te verschaffen die zowel bruikbaar is als autorisatie-controle als als voorwerp-detectie, die weinig hinder biedt aan bona fide personen, maar 1026300 I Λ 3 die anderzijds de doorgang met zekerheid blokkeert indien een verboden voorwerp wordt gedetecteerd.More specifically, it is an object of the present invention to provide a reliable access control device which can be used both as an authorization check and as an object detection, which does not cause much inconvenience to bona fide persons, but 1026300 I 3 which on the other hand blocks the passage with certainty if a prohibited item is detected.

Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige 5 uitvinding omvat een toegangscontrole-inrichting een om een I j ; verticale as roteerbare, bodemloze cabine met ten minste één doorlaatpoort in de zijwand, opgesteld in een sluis met vaste wanden, met een ingangspoort en een uitgangspoort. Aan de zijwand van de cabine en/of aan de vaste wand is ten minste 10 één detector opgesteld. De cabine heeft een ingangsstand, waarbij de doorlaatpoort is uitgelijnd met de ingangspoort, en waarbij de uitgangspoort is afgesloten; in deze stand kan een persoon de cabine binnentreden. Dan draait de cabine naar een uitgangsstand, waarbij de doorlaatpoort is uitgelijnd met de 15 uitgangspoort, en waarbij de ingangspoort is afgesloten; in deze stand kan een persoon de cabine verlaten. Terwijl de cabine draait van de ingangsstand naar de uitgangsstand vindt de detectie plaats. In een tussenstand zijn zowel de ingangspoort als de uitgangspoort afgesloten; indien een 20 verboden voorwerp wordt aangetroffen, blokkeert de cabine in de tussenstand en genereert een alarmsignaal.According to an important aspect of the present invention, an access control device comprises an om a j; vertical axis rotatable, bottomless cabin with at least one passage port in the side wall, arranged in a lock with fixed walls, with an entrance gate and an exit gate. At least one detector is arranged on the side wall of the cabin and / or on the fixed wall. The cabin has an entry position, wherein the passage port is aligned with the entry port, and wherein the exit port is closed; a person can enter the cabin in this position. Then the cabin rotates to an exit position, the passage gate being aligned with the exit gate, and the entrance gate being closed; a person can leave the cabin in this position. While the cab rotates from the entry position to the exit position, the detection takes place. In an intermediate position, both the entrance gate and the exit gate are closed; if a prohibited item is found, the cabin blocks in the intermediate position and generates an alarm signal.

Het is dan mogelijk dat de toegangscontrole-inrichting werkt met minder bewakingspersoneel. Bijvoorbeeld zou een bewakèr toezicht kunnen houden bij een serie van vier 25 toegangscontrole-inrichtingen: indien een toegangscontrole-inrichting alarm slaat, wordt de betreffende gecontroleerde persoon door de cabine vastgehouden tot dat een bewaker de cabine vrijgeeft.It is then possible that the access control device works with fewer security personnel. For example, a guard could supervise a series of four access control devices: if an access control device raises an alarm, the person in question is held by the cabin until a guard releases the cabin.

3030

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of 35 vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur l schematisch een bovenaanzicht toont van een toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een blokschema is dat de aandrijving van een cabine illustreert; 1Θ26300 I · 4 de figuren 3A-D schematische bovenaanzichten zijn die opeenvolgende stadia tijdens de werking van een eerste uitvoeringsvorm van de toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding illustreren; 5 de figuren 4A-D schematische bovenaanzichten zijn die opeenvolgende stadia tijdens de werking van een tweede uitvoeringsvorm van de toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding illustreren; figuur 5 een schematische bovenaanzicht is dat een voorkeurs-10 detail van de tweede uitvoeringsvorm van de toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding illustreert; figuur 6 een schematische dwarsdoorsnede is die een uitvoeringsvorm van de constructie van de toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding illustreert; 15 figuur 6 een schematische dwarsdoorsnede is van een steunprofiel voor een cabinewand.These and other aspects, features and advantages of the present invention will be further elucidated by the following description with reference to the drawings, in which like reference numerals indicate like or similar parts, and in which: figure 1 schematically shows a top view of an access control device according to the present invention; Figure 2 is a block diagram illustrating the drive of a cabin; Figures 3A-D are schematic plan views illustrating successive stages during the operation of a first embodiment of the access control device according to the present invention; Figures 4A-D are schematic plan views illustrating successive stages during the operation of a second embodiment of the access control device according to the present invention; Figure 5 is a schematic top view illustrating a preferred detail of the second embodiment of the access control device according to the present invention; Figure 6 is a schematic cross-sectional view illustrating an embodiment of the construction of the access control device according to the present invention; Figure 6 is a schematic cross-section of a support profile for a cabin wall.

Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van een 20 toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding, die in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzings-cijfer 100. De figuur toont een vrije ruimte F en een beperkt toegankelijke ruimte R (in het hiernavolgende ook aangeduid als "beveiligd gebied"), van elkaar gescheiden door een 25 scheidingswand 1. Opgemerkt wordt dat de vrije ruimte F op zich ook weer een beveiligd gebied kan zijn, dat alleen na een toegangscontrole kan worden bereikt vanuit een publieke ruimte; in dat geval kan de toegangscontrole-inrichting 100 dienen als herhaling van de eerdere controle, maar er kan ook 30 sprake zijn van een strengere controle. Hoe dan ook, om welke reden dan ook, personen kunnen niet vrij vanuit de vrije ruimte F naar het beveiligde gebied R gaan.Figure 1 schematically shows a top view of an access control device according to the present invention, which is generally indicated by the reference numeral 100. The figure shows a free space F and a restricted access space R (hereinafter also referred to as "secured area"), separated from one another by a partition wall 1. It is noted that the free space F per se can also be a secured area, which can only be reached from a public space after an access control; in that case the access control device 100 can serve as a repeat of the previous check, but there can also be a stricter check. Anyway, for whatever reason, persons cannot go freely from the free space F to the secured area R.

De scheidingswand 1 kan een bestaande wand in een gebouw zijn. Het is ook mogelijk dat de scheidingswand 1 een tot de 35 controle-inrichting 100 behorende wand is, die een bestaande ruimte in twee gedeelten verdeelt.The partition wall 1 can be an existing wall in a building. It is also possible that the partition wall 1 is a wall belonging to the control device 100, which divides an existing space into two parts.

De scheidingswand 1 kan niet-doorzichtig zijn, maar is bij voorkeur geheel of gedeeltelijk transparant. De scheidingswand 1 kan gemaakt zijn van glas, bij voorkeur 1026300 5 kogelvrij glas, maar de scheidingswand 1 kan ook gemaakt zijn van een hekwerk, gaas, tralies, of dergelijke.The partition wall 1 can be non-transparent, but is preferably completely or partially transparent. The partition wall 1 can be made of glass, preferably bulletproof glass, but the partition wall 1 can also be made of a fence, mesh, bars, or the like.

In de scheidingswand 1 bevindt zich een opening 2, waardoorheen personen vanuit de vrije ruimte F naar het 5 beveiligde gebied R kunnen gaan. In die opening 2 is een controlesluis 3 opgesteld. De controlesluis 3 omvat twee vaste sluiswanden 10, 20, opgesteld aan weerszijden van die opening 2, welke sluiswanden 10, 20 bevestigd kunnen zijn aan de scheidingswand 1. Tussen de sluiswanden 10, 20 en de 10 scheidingswand 1 zou eventueel een kleine kier open gelaten kunnen zijn, dermate klein dat daar geen personen doorheen zouden kunnen glippen, bij voorbeeld in de orde van 1 cm, maar de constructie is steviger als de sluiswanden 10, 20 zijn vastgemaakt aan de scheidingswand 1.There is an opening 2 in the partition wall 1, through which persons can go from the free space F to the secured area R. A control lock 3 is arranged in that opening 2. The control lock 3 comprises two fixed lock walls 10, 20 arranged on either side of that opening 2, which lock walls 10, 20 can be attached to the partition wall 1. Between the lock walls 10, 20 and the partition wall 1, a small gap could possibly have been left open can be so small that no persons could slip through it, for example in the order of 1 cm, but the construction is stronger if the lock walls 10, 20 are fixed to the partition wall 1.

15 Elke sluiswand 10, 20 heeft een aan de zijde van de vrije ruimte F gelegen ingangsuiteinde 11, 21. De beide ingangs-uiteinden 11, 21 van de twee sluiswanden 10, 20 bevinden zich op afstand van elkaar, en definiëren aldus een ingangspoort 31.Each lock wall 10, 20 has an entrance end 11, 21 located on the side of the free space F. The two entrance ends 11, 21 of the two lock walls 10, 20 are spaced apart and thus define an entrance port 31. .

20 Elke sluiswand 10, 20 heeft een aan de zijde van de beschermde ruimte R gelegen uitgangsuiteinde 12, 22. De beide uitgangsuiteinden 12, 22 van de twee sluiswanden 10, 20 bevinden zich op afstand van elkaar, en definiëren aldus een uitgangspoort 32.Each lock wall 10, 20 has an exit end 12, 22 located on the side of the protected space R. The two exit ends 12, 22 of the two lock walls 10, 20 are spaced apart and thus define an exit port 32.

25 Tussen de ingangspoort 31 en de uitgangspoort 32 is in de controlesluis 3, dat wil zeggen tussen de twee sluiswanden 10, 20, een bodemloze detectiecabine 40 opgesteld. De cabine 40 heeft een cabinewand 41 met een doorlaatpoort 42. De cabine 40 is roteerbaar om een verticale as 43.Between the entrance gate 31 and the exit gate 32, a bottomless detection cabin 40 is arranged in the control lock 3, that is to say between the two lock walls 10, 20. The cabin 40 has a cabin wall 41 with a passage port 42. The cabin 40 is rotatable about a vertical axis 43.

30 De inrichting 100 omvat ten minste één detector 50, waarvan de functie later zal worden uitgelegd. Afhankelijk van de toepassingssituatie kan de detector 50 zijn aangebracht aan één van de vaste sluiswanden 10, 20 of aan de cabinewand 41.The device 100 comprises at least one detector 50, the function of which will be explained later. Depending on the application situation, the detector 50 can be arranged on one of the fixed lock walls 10, 20 or on the cabin wall 41.

Hoewel de cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 gemaakt 35 kunnen zijn van een niet-doorzichtig materiaal, zijn zij bij voorkeur geheel of gedeeltelijk doorzichtig. Het is mogelijk dat de cabine-wand 41 en/of de sluiswanden 10, 20 zijn vervaardigd van metaalgaas, tralies, of dergelijke, maar de uitstraling van die materialen is minder comfortabel. Bij 1026300Although the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 can be made of a non-transparent material, they are preferably wholly or partly transparent. It is possible that the cabin wall 41 and / or the lock walls 10, 20 are made of metal mesh, bars, or the like, but the appearance of those materials is less comfortable. At 1026300

f · · . If · ·. I

6 voorkeur zijn de cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 daarom vervaardigd van een doorzichtig materiaal, bij voorbeeld glas, bij voorkeur slagvast glas of kogelvrij glas: deze materialen zien er vriendelijker uit.The cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 are therefore preferably made of a transparent material, for example glass, preferably impact-resistant glass or bulletproof glass: these materials look more friendly.

5 In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de ingangspoort 31In the embodiment shown, the input port is 31

'1 i | I'1 | I

; en de uitgangspoort 32 symmetrisch ten opzichte van elkaar opgesteld aan weerszijden van de scheidingswand 1, en zijn de sluiswanden 10, 20 elk symmetrisch gepositioneerd ten opzichte I van de scheidingswand 1. Dit houdt in dat een doorlooppad van I 10 ingang naar uitgang in hoofdzaak loodrecht op de scheidings- I wand 1 gericht is. Dit is echter niet noodzakelijk. De I combinatie van de twee sluiswanden 10, 20 kan als geheel I geroteerd worden om de rotatieas van de cabine 40, zodat een I doorlooppad van ingang naar uitgang schuin op de scheidings- I 15 wand 1 gericht zal zijn. De combinatie van de twee sluiswanden I 10, 20 kan ook als geheel verplaatst zijn in een richting I loodrecht op den scheidingswand i.; and the exit port 32 arranged symmetrically with respect to each other on either side of the partition wall 1, and the lock walls 10, 20 are each positioned symmetrically with respect to I of the partition wall 1. This means that a walk-through path from I entrance to exit is substantially perpendicular is directed at the partition wall 1. However, this is not necessary. The combination of the two lock walls 10, 20 as a whole can be rotated about the axis of rotation of the cabin 40, so that a walk-through path from entrance to exit will be directed obliquely to the partition wall 1. The combination of the two lock walls I, 10, 20 can also be displaced as a whole in a direction I perpendicular to the partition wall i.

I Hoewel niet per se noodzakelijk, heeft het wel de I voorkeur dat de cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 zijn I 20 gebogen volgens rotatie-symmetrische figuren. Daarbij verdient I het de voorkeur dat de diameter hetzelfde is voor elke hoogte, I zodat de cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 zijn gebogen I volgens een deel van een cylinder met een cirkel-vormig I grondvlak. De cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 zijn I 25 concentrisch, zodat de onderlinge afstand tussen de cabine- wand 41 en de sluiswanden 10, 20 steeds constant is. In een geschikte uitvoeringsvorm heeft de cabinewand 41 een diameter van ongeveer 150 cm, en is de onderlinge afstand tussen de I cabine-wand 41 en de sluiswanden 10, 20 ongeveer 10 cm. Voorts I 30 kan de breedte van de ingangspoort 31, de uitgangspoort 32, en de doorlaatpoort 42 in de orde van ongeveer 90 cm zijn, en een I hoogte hebben in de orde van ongeveer 220 cm.Although not necessarily necessary, it is preferred that the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 be bent according to rotationally symmetrical figures. In this case, it is preferable that the diameter is the same for each height, so that the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 are bent according to a part of a cylinder with a circular base surface. The cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 are concentric, so that the mutual distance between the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 is always constant. In a suitable embodiment, the cabin wall 41 has a diameter of approximately 150 cm, and the mutual distance between the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 is approximately 10 cm. Furthermore, the width of the entrance gate 31, the exit gate 32, and the passage gate 42 can be in the order of about 90 cm, and have a height in the order of about 220 cm.

I De breedte (dat wil zeggen horizontale afmeting) van elke I sluiswand 10, 20 is in principe niet kritisch. Afhankelijk van I 35 de toepassingssituatie zouden de sluiswanden zelfs geheel I weggelaten kunnen worden, maar dit heeft niet de voorkeur. Bij I voorkeur is de breedte van elke sluiswand zodanig gekozen in I relatie tot de breedte van de doorlaatpoort 42 van de cabine- I wand 41, dat de cabine 40 een rotatiestand heeft waarin de I 1026300 7 doorlaatpoort 42 van de cabinewand 41 effectief is afgesloten door een sluiswand. Daartoe kan de breedte van elke sluiswand groter zijn dan, of ongeveer even groot zijn als, de breedte van de doorlaatpoort 42 van de cabinewand 41. Daarenboven is / · : j 5 het gewenst dat breedte van de ingangspoort 31 en uitgangs-; poort 32 zo groot mogelijk is: in geval van een cylindrische configuratie van de sluiswanden 10, 20 impliceert een grotere breedte van de sluiswanden een kleinere breedte van die poorten. Een gunstig optimum wordt derhalve bereikt als elke 10 sluiswand 10, 20 een breedte heeft van ongeveer 90°, en als de breedte van de ingangspoort 31 en uitgangspoort 32 ook ongeveer 90° is.The width (i.e. horizontal dimension) of each lock wall 10, 20 is in principle not critical. Depending on the application situation, the lock walls could even be omitted altogether, but this is not preferred. Preferably, the width of each lock wall is selected in relation to the width of the passage port 42 of the cabin wall 41, such that the cabin 40 has a rotational position in which the passage port 42 of the cabin wall 41 is effectively closed. through a lock wall. To this end, the width of each lock wall may be greater than, or approximately as large as, the width of the passage gate 42 of the cabin wall 41. In addition, it is desirable that width of the entrance gate 31 and exit gate; gate 32 is as large as possible: in the case of a cylindrical configuration of the lock walls 10, 20, a larger width of the lock walls implies a smaller width of those ports. A favorable optimum is therefore achieved if every lock wall 10, 20 has a width of approximately 90 °, and if the width of the entrance port 31 and exit port 32 is also approximately 90 °.

Om met zekerheid te voorkomen dat een persoon zou kunnen vast raken in de cabine 40 is bij voorkeur de breedte van de 15 ingangspoort 31 enigszins kleiner dan de breedte van de doorlaatpoort 42 van de cabinewand 41, en is bij voorkeur de breedte van de uitgangspoort 32 enigszins groter dan de breedte van de ingangspoort 31, met meer voorkeur zelfs enigszins groter dan de breedte van de doorlaatpoort 42 van de 20 cabinewand 41. In een dergelijke configuratie is de ingangspoort 31 dus de smalste poort. Echter, een belangrijk voordeel van controle-inrichting 100 volgens de onderhavige uitvinding is dat deze bruikbaar is voor controle van verkeer in twee richtingen: ook personen die vanaf ruimte R naar 25 ruimte P gaan, kunnen door de inrichting 100 gecontroleerd worden; in dat geval wisselen de ingangspoort 31 en de uitgangspoort 32 van functie. Voor een dergelijke situatie heeft het de voorkeur dat de breedte van de ingangspoort 31 gelijk is aan de breedte van de uitgangspoort 32.In order to prevent with certainty that a person could get stuck in the cabin 40, the width of the entrance gate 31 is preferably somewhat smaller than the width of the passage gate 42 of the cabin wall 41, and preferably the width of the exit gate 32 is slightly larger than the width of the entrance gate 31, more preferably even slightly larger than the width of the passage gate 42 of the cabin wall 41. In such a configuration, the entrance gate 31 is therefore the narrowest gate. However, an important advantage of checking device 100 according to the present invention is that it can be used for checking two-way traffic: persons who move from room R to room P can also be checked by the device 100; in that case the input port 31 and the output port 32 change function. For such a situation, it is preferable that the width of the input port 31 is equal to the width of the output port 32.

3030

Figuur 2 is een blokschema, dat de aandrijving van de cabine 40 illustreert. De inrichting 100 omvat een aandrijf-eenheid M voor het aandrijven van de cabine-rotatie. Zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn, omvat de aandrijf-35 eenheid M een motor en eventueel een transmissiestelsel; dergelijke details zijn ter wille van de eenvoud niet in de figuren weergegeven.Figure 2 is a block diagram illustrating the drive of the cabin 40. The device 100 comprises a drive unit M for driving the cab rotation. As will be clear to a person skilled in the art, the drive unit M comprises a motor and optionally a transmission system; such details are not shown in the figures for the sake of simplicity.

De inrichting 100 omvat voorts een besturingsorgaan 8.The device 100 further comprises a control member 8.

Het besturingsorgaan 8 heeft ten minste één signaalingang 7, 1026300 I % 8 die is verbonden met een uitgang van de detector 50 en aldus een uitgangssignaal S van de detector 50 kan ontvangen. Het besturingsorgaan 8 heeft voorts een stuuruitgang 9 die is verbonden met een stuuringang van de aandrijfeenheid M. Het 5 besturingsorgaan 8 is ingericht om bij zijn stuuruitgang 9 een stuursignaal C te genereren, voor het aansturen van de aandrij feenheid M in afhankelijkheid van het ontvangen detector-uitgangssignaal S. Zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn, kan het besturingsorgaan 8 bijvoorbeeld een geschikt 10 geprogrammeerde microprocessor of computer zijn, of dergelijke.The controller 8 has at least one signal input 7, 1026300 I% 8 which is connected to an output of the detector 50 and thus can receive an output signal S from the detector 50. The control element 8 furthermore has a control output 9 which is connected to a control input of the drive unit M. The control element 8 is adapted to generate a control signal C at its control output 9, for controlling the drive unit M in dependence on the detector received output signal S. As will be clear to a person skilled in the art, the control element 8 can for instance be a suitably programmed microprocessor or computer, or the like.

Zoals later zal worden uitgelegd, kan de cabinewand 41 meerdere doorlaatpoorten hebben, In een bepaalde uitvoerings-15 vorm, die thans zal worden toegelicht onder verwijzing naar de figuren 3A-D, heeft de cabinewand 41 slechts een enkele doorlaatpoort 42. In de figuren 3A-D zijn de scheidingswanden ter wille van de eenvoud niet weergegeven.As will be explained later, the cabin wall 41 can have multiple passage gates. In a particular embodiment, which will now be explained with reference to Figures 3A-D, the cabin wall 41 has only a single passage gate 42. In Figures 3A -D, the partition walls are not shown for the sake of simplicity.

Zoals geïllustreerd in figuur 3A, heeft de cabine 40 een 20 ingangsstand waarbij de doorlaatpoort 42 van de cabine 40 is uitgelijnd met de ingangspoort 31 van de controlesluis 3. De uitgangspoort 32 is dan afgesloten. Zolang een aanwezigheids-detector 51 (zie figuur 2) detecteert dat de cabine 40 leeg is, houdt het besturingsorgaan 8 de aandrijfeenheid M uitge-25 schakeld om de cabine 40 vast te houden in de ingangsstand. Wanneer de cabine 40 zich bevindt in deze ingangsstand, kan een persoon P de cabine 40 binnentreden. De aanwezigheids-detector 51 detecteert dat er zich een persoon bevindt in de door de cabinewand 41 omsloten binnenruimte 44 van de cabine 30 40, en geeft aan het besturingsorgaan 8 een aanwezigheids- signaal. In respons op het ontvangen van het aanwezigheids-signaal stuurt het besturingsorgaan 8 de aandrijfeenheid M om de cabine te laten roteren, zoals aangeduid met pijl A in figuur 3B. De ingangspoort 31 van de controlesluis 3 wordt dan 35 afgesloten door de cabinewand 41.As illustrated in Figure 3A, the cabin 40 has an entry position with the passage port 42 of the cabin 40 aligned with the entry port 31 of the control lock 3. The exit port 32 is then closed. As long as a presence detector 51 (see Figure 2) detects that the cabin 40 is empty, the controller 8 keeps the drive unit M switched off to hold the cabin 40 in the input position. When the cabin 40 is in this entry position, a person P can enter the cabin 40. The presence detector 51 detects that there is a person in the inner space 44 of the cabin 40 enclosed by the cabin wall 41, and gives the control element 8 a presence signal. In response to receiving the presence signal, the controller 8 controls the drive unit M to cause the cab to rotate, as indicated by arrow A in Figure 3B. The entrance gate 31 of the control lock 3 is then closed by the cabin wall 41.

Figuur 3C illustreert, dat de cabine een tussenstand heeft, waarbij zowel de ingangspoort 31 van de controlesluis 3 als de uitgangspoort 32 van de controlesluis 3 zijn afgesloten door de cabinewand 41.Figure 3C illustrates that the cabin has an intermediate position, wherein both the entrance gate 31 of the control lock 3 and the exit gate 32 of the control lock 3 are closed by the cabin wall 41.

1026300'i 91026300 9

De uitvoeringsvorm van figuur 3A-D is bijzonder geschikt om te detecteren of de persoon P verboden voorwerpen bij zich draaft, bij voorbeeld een wapen. Terwijl de persoon P stil staan in de binnenruimte 44 van de cabine 40, draait de 5 cabinewand 41 om hem heen. Aan de cabinewand 41 is ten minste I · i . ; één detector 50 bevestigd, ingericht voor het detecteren van !1 verboden voorwerpen. Aangezien de detectietechniek van de detector 50 buiten het kader van deze uitvinding valt, en aangezien er op zich bekende detectoren zijn die kunnen worden 10 toegepast voor het implementeren van de onderhavige uitvinding, is het niet nodig de, constructie en werking van de detector hier in meer detail te bespreken.The embodiment of Figs. 3A-D is particularly suitable for detecting whether the person P carries forbidden objects with him, for example a weapon. While the person P stands still in the interior space 44 of the cabin 40, the cabin wall 41 revolves around him. At least cabin height is at cabin wall 41. ; one detector 50 attached, adapted for detecting 1 prohibited items. Since the detection technique of the detector 50 falls outside the scope of this invention, and since there are known detectors that can be used to implement the present invention, it is not necessary to include the construction, and operation of the detector herein. discuss more detail.

Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat een detector in feite bestaat uit meerdere detectoren boven elkaar, gemonteerd 15 bij verschillende hoogten.It is noted that it is possible that a detector actually consists of several detectors one above the other mounted at different heights.

Bij voorkeur heeft de inrichting meerdere detectoren 50. In de voorkeursuitvoeringsvorm zoals geïllustreerd in figuur 3A heeft de inrichting twee detectoren 50A, 50B, aangebracht op onderlinge afstanden van ongeveer 180°. Het lichaam van de 20 persoon P wordt aldus door meerdere detectoren vanuit meerdere richtingen afgetast. Wanneer de cabinewand 41 is geroteerd over 180°, hebben de twee detectoren 50A, 50B tezamen het lichaam afgetast over de volledige 360°. Wanneer het aantal detectoren meer bedraagt dan twee, aangebracht op regelmatige 25 onderlinge hoekafstanden, wordt een volledige aftasting van 360° reeds bereikt bij een kleinere rotatiehoek, of wordt het lichaam bij dezelfde rotatiehoek afgetast over een groter hoekbereik.The device preferably has several detectors 50. In the preferred embodiment as illustrated in Figure 3A, the device has two detectors 50A, 50B arranged at mutual distances of approximately 180 °. The body of the person P is thus scanned by several detectors from several directions. When the cabin wall 41 is rotated through 180 °, the two detectors 50A, 50B together have scanned the body over the full 360 °. When the number of detectors is more than two, arranged at regular mutual angular distances, a full 360 ° scan is already achieved at a smaller angle of rotation, or the body is scanned over a larger angle range at the same angle of rotation.

Wanneer een detector 50 een verboden voorwerp detecteert, 30 geeft deze detector een voorwerp-signaal Sv af. Wanneer het besturingsorgaan 8 een voorwerp-signaal Sv ontvangt van één van de detectoren 50A, 50B, kan het besturingsorgaan 8 verschillende acties ondernemen, afhankelijk van de gewenste toepassing. In een mogelijke uitvoeringsvorm is het 35 besturingsorgaan 8 ingericht om de aandrijfeenheid M aan te sturen om de cabine 40 in tegengestelde richting te laten roteren, terug naar de ingangsstand. De betreffende persoon kan dan de cabine 40 verlaten. Belangrijk is, dat de 1026300 10 betreffende persoon niet de beveiligde ruimte R heeft kunnen I bereiken.When a detector 50 detects a prohibited object, this detector outputs an object signal Sv. When the controller 8 receives an object signal Sv from one of the detectors 50A, 50B, the controller 8 can take various actions depending on the desired application. In a possible embodiment, the control member 8 is adapted to control the drive unit M to cause the cab 40 to rotate in the opposite direction, back to the input position. The person in question can then leave the cabin 40. It is important that the person in question has not been able to reach the secured room R.

I In een andere mogelijke uitvoeringsvorm is het I besturingsorgaan 8 ingericht om de aandrijf eenheid M aan te I 5 sturen om de cabine 40 naar de tussenstand te roteren, en om I dan de aandrij feenheid M uit te schakelen om de cabine 40 vast I te houden in de tussenstand. De precieze stand die hier I bereikt wordt, is niet kritisch, zolang een stand wordt I bereikt waarbij zowel de ingangspoort 31 als de uitgangspoort I 10 32 zijn afgesloten door de cabinewand 41. In dit geval kan de I betreffende persoon de cabine niet verlaten. Een bewaker G kan I nu een geschikte actie ondernemen; welke actie door de bewaker I G wordt ondernomen, valt buiten de context van deze I uitvinding: belangrijk is slechts, dat een persoon die 15 verboden voorwerpen bij zicht heeft, niet de beveiligde ruimte I R heeft kunnen bereiken. Opgemerkt wordt, dat het een voordeel I is dat een persoon die verboden voorwerpen bij zicht heeft, de I cabine niet kan verlaten wanneer deze zich in zijn tussenstand I bevindt. Normaliter moet er bij elke toegangspoort een bewaker 20 aanwezig zijn om te kunnen ingrijpen wanneer een persoon met I slechte bedoelingen wil passeren. Bij de cabine volgens de I onderhavige uitvinding kan een enkele bewaker toezicht houden H bij meerdere cabines.In another possible embodiment, the control member 8 is adapted to control the drive unit M to rotate the cabin 40 to the intermediate position, and to then switch off the drive unit M to fix the cabin 40 securely. hold in the intermediate position. The precise position that is reached here is not critical, as long as a position is reached in which both the entrance gate 31 and the exit gate 32 are closed by the cabin wall 41. In this case, the person concerned cannot leave the cabin. A guard G can now take appropriate action; which action is taken by the guard IG falls outside the context of this invention: it is only important that a person who has forbidden objects at sight has not been able to reach the secured room IR. It is noted that it is an advantage I that a person who has forbidden objects at sight cannot leave the I cabin when it is in its intermediate position I. Normally a guard 20 must be present at each access gate in order to be able to intervene when a person with bad intentions wants to pass. In the cabin according to the present invention, a single guard can supervise H with multiple cabins.

H In beide gevallen kan de inrichting 100 zijn voorzien van 25 alarmmiddelen 6 voor het genereren van een alarmsignaal, zoals een geluidsignaal (sirene) en/of een lichtsignaal (zwaailicht), en in beide gevallen kan het zijn ingericht om, in respons op het ontvangen van het voorwerp-signaal Sv van ten minste één van de detectoren 50A, 50B, de alarmmiddelen 6 30 aan te schakelen.In both cases, the device 100 can be provided with alarm means 6 for generating an alarm signal, such as a sound signal (siren) and / or a light signal (flashing light), and in both cases it can be arranged to, in response to the receiving the object signal Sv from at least one of the detectors 50A, 50B, to switch on the alarm means 6.

H Echter, onder normale omstandigheden zullen de detectoren Η 50A, 50B geen verboden voorwerpen detecteren. In dat geval H roteert de aandrijfeenheid M de cabine 40 verder naar een H uitgangsstand, waar de doorlaatpoort 42 van de cabine 40 is 35 uitgelijnd met de uitgangspoort 32 van de sluiswand 3 en de H ingangspoort 31 van de sluiswand 3 is afgesloten door de H cabinewand 41, zoals geïllustreerd in figuur 3D. Het H besturingsorgaan 8 schakelt nu de aandrijfeenheid M om de H cabine 40 stil te houden, en de persoon P kan de cabine I 1026300 11 verlaten via de uitgangspoort 32 en kan aldus de beveiligde ruimte R betreden. De aanwezigheidsdetector 51 detecteert dan dat de cabine 40 leeg is, en geeft een corresponderend signaal aan het besturingsorgaan 8; in respons stuurt het besturings-5 orgaan 8 de aandrijfeenheid M aan om de cabine te laten roteren (in dezelfde richting of in tegengestelde richting) naar de ingangsstand van figuur 3A.H However, under normal circumstances, the detectors A 50A, 50B will not detect any prohibited items. In that case H, the drive unit M further rotates the cabin 40 to an H starting position, where the passage gate 42 of the cabin 40 is aligned with the exit gate 32 of the lock wall 3 and the H entrance gate 31 of the lock wall 3 is closed off by the H cabin wall 41, as illustrated in Figure 3D. The H controller 8 now switches the drive unit M to keep the H cabin 40 stationary, and the person P can leave the cabin 1026300 11 via the output port 32 and thus can enter the secure space R. The presence detector 51 then detects that the cabin 40 is empty and gives a corresponding signal to the controller 8; in response, the controller 8 drives the drive unit M to cause the cab to rotate (in the same direction or in the opposite direction) to the input position of Figure 3A.

Wanneer de cabine 40 begint te roteren vanuit de ingangs-10 stand (figuur 3A) en de cabinewand 41 de ingangspoort 31 begint te sluiten, zou het kunnen gebeuren dat een voorwerp of een lichaamsdeel zich nog bevindt in de ingangspoort 31 en dus klem zou raken tussen de cabinewand 41 en de sluiswand 20. Om in dat geval schade te voorkomen, is de inrichting 100 15 voorzien van blokkeer-detectiemiddelen 52, die zijn ingericht om te detecteren dat de rotatie van de cabine 40 door welke oorzaak dan ook wordt geblokkeerd. Dergelijke blokkeer-detectiemiddelen zijn op zich bekend, en worden bij voorbeeld toegepast bij elektrisch bedienbare autoramen, zodat een 20 uitgebreide bespreking van de blokkeer-detectiemiddelen achterwege kan blijven. In een uitvoeringsvorm zijn de blokkeer-detectiemiddelen geassocieerd met de aandrijfeenheid M, om te detecteren dat de door de aandrijfeenheid M uitgeoefende aandrijfkracht groter wordt dan een vooraf 25 bepaald veiligheidsniveau, zoals aangeduid in figuur 2. Het besturingsorgaan 8 is ingericht om, in respons op het ontvangen van een blokker-detectiesignaal van de blokkeer-detectiemiddelen 52, de aandrijfeenheid M uit te schakelen.When the cabin 40 starts to rotate from the input position (Fig. 3A) and the cabin wall 41 starts to close the entrance port 31, it could happen that an object or a body part is still in the entrance port 31 and thus gets stuck between the cabin wall 41 and the lock wall 20. In order to prevent damage in that case, the device 100 is provided with blocking detection means 52, which are adapted to detect that the rotation of the cabin 40 is blocked for whatever reason. Such blocking detection means are known per se and are used, for example, with electrically operated car windows, so that an extensive discussion of the blocking detection means can be dispensed with. In one embodiment, the blocking detection means are associated with the drive unit M, to detect that the drive force exerted by the drive unit M becomes greater than a predetermined safety level, as indicated in figure 2. The control member 8 is adapted to, in response to receiving a blocker detection signal from the blocking detection means 52 to switch off the drive unit M.

Bij voorkeur is het besturingsorgaan 8 ingericht om in die 30 situatie de aandrijfeenheid M aan te sturen om de cabine 40 in tegengestelde richting te laten roteren, over een kleine afstand of geheel terug naar de ingangsstand. Eventueel kan het besturingsorgaan 8 zijn ingericht om in die situatie een alarm-signaal te genereren, zodat personeel kan assisteren.Preferably, the control member 8 is adapted to control the drive unit M in that situation to cause the cabin 40 to rotate in the opposite direction, a small distance or entirely back to the input position. Optionally, the control member 8 can be arranged to generate an alarm signal in that situation, so that personnel can assist.

3535

Bij de in het bovenstaande besproken uitvoeringsvorm ligt de nadruk op veiligheid. De rotatie van de cabine vanuit de ingangsstand naar de uitgangsstand duurt 180°; gedurende de daarvoor benodigde tijd vindt het controleproces plaats. In 1026300'· 12 een geschikte voorbeelduitvoeringsvorm bedraagt die tijd 6 sec. Er is dus relatief veel tijd beschikbaar voor het controleproces, dat een aftasten van de persoon P door de detector (en) 50 omvat. Gedurende dat controleproces moet de 5 persoon P in de cabine 40 wachten. Deze wachttijd zou door de persoon P kunnen worden ervaren als hinderlijk. De hinder wordt zo veel mogelijk beperkt, door twee belangrijke aspecten van de onderhavige uitvinding. In de eerste plaats ziet de persoon P de cabine roteren: hij ziet dus dat er iets gebeurt, 10 en hij kan inschatten wanneer de cabine de uitgangsstand gaat I bereiken, met andere woorden hoe lang het nog duurt. In de tweede plaats zijn de cabinewand 41 en de sluiswanden 10, 20 I bij voorkeur transparant, zodat de persoon P het contact met zijn omgeving behoudt en niet snel een opgesloten gevoel 15 krijgt.In the embodiment discussed above, the emphasis is on safety. The rotation of the cabin from the entry position to the exit position takes 180 °; the checking process takes place during the time required for this. In a suitable exemplary embodiment, in 1026300 '· 12, that time is 6 seconds. Thus, a relatively large amount of time is available for the checking process, which involves scanning the person P by the detector (s) 50. The person P must wait in the cabin 40 during that checking process. This waiting time could be experienced by person P as a nuisance. The hindrance is limited as much as possible by two important aspects of the present invention. In the first place, the person P sees the cabin rotate: so he sees that something happens, and he can estimate when the cabin will reach the starting position, in other words how long it will take. Secondly, the cabin wall 41 and the lock walls 10, 20 are preferably transparent, so that the person P maintains contact with his environment and does not quickly get a locked-in feeling.

I De figuren 4A-4D illustreren een andere uitvoeringsvorm van een toegangscontrole-inrichting volgens de onderhavige uitvinding, die in zijn algemeenheid is aangeduid met het I 20 verwijzingscijfer 200. Deze inrichting 200 is primair bedoeld I als autorisatie-controle, dat wil zeggen ter controle of een I persoon P toestemming heeft om vanuit de vrije ruimte F naar de beperkt toegankelijke ruimte R te gaan. Een dergelijke controle is bijvoorbeeld gewenst bij de ingang van een 25 treinstation, om te controleren of de persoon een geldig kaartje heeft. Om in staat te zijn grote reizigersaantallen te verwerken, ligt bij deze inrichting 200 de nadruk op doorlaatsnelheid.Figures 4A-4D illustrate another embodiment of an access control device according to the present invention, which is generally designated by reference numeral 200. This device 200 is primarily intended as an authorization check, i.e. for checking purposes. whether an I person P has permission to go from the free space F to the restricted access space R. Such a check is, for example, desired at the entrance of a train station, to check whether the person has a valid ticket. In order to be able to handle large numbers of travelers, the emphasis in this device 200 is on passage speed.

Een hogere doorlaatsnelheid zou bij de inrichting 100 H 30 bereikt kunnen worden door de cabine 40 met relatief grote H snelheid te laten roteren. Dit zou echter als nadeel hebben dat, in geval een voorwerp of een lichaamsdeel bekneld raakt, de kans op schade groter is. Voorts moet de cabine noodde gedwongen stilstaan in de ingangsstand en in de uitgangsstand, 35 zodat voor elke persoon de cabine twee keer moet worden gestart en gestopt,· dit gaat gepaard met verhoogde slijtage.A higher transmission speed could be achieved with the device 100 H 30 by rotating the cabin 40 at a relatively high H speed. However, this would have the disadvantage that, in the event that an object or body part becomes trapped, the chance of damage is greater. Furthermore, the cabin had to be forced to stand still in the entrance position and in the exit position, so that the cabin must be started and stopped twice for each person, this being accompanied by increased wear.

I1 De inrichting 200 onderscheidt zich van de inrichting 100 doordat het aantal doorlaatpoorten in de cabinewand 41 groter is. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het aantal doorlaat- 1026300 1 13 poorten 42 gelijk aan drie; de individuele doorlaatpoorten zijn respectievelijk aangeduid als 42A, 42B, 42C, terwijl wandgedeelten tussen de doorlaatpoorten respectievelijk zijn aangeduid als 41A, 41B, 41C. Het aantal doorlaatpoorten zou ' 5 nog groter mogen zijn, bij voorbeeld gelijk aan vijf, maar een 1 i | nog groter aantal wordt onpraktisch omdat de diameter van de ; cabine 40 dan onpraktisch groot wordt. In elk geval is het aantal doorlaatpoorten bij voorkeur een oneven getal, waarbij de doorlaatpoorten regelmatig verdeeld zijn over de omtrek van 10 de cabine 40, zodat steeds een doorlaatpoort 42 zich diametraal tegenover een wandgedeelte 41 bevindt.The device 200 differs from the device 100 in that the number of passage gates in the cabin wall 41 is larger. In the illustrated embodiment, the number of pass-through ports 2626 is 13; the individual passage ports are designated 42A, 42B, 42C, respectively, while wall portions between the passage ports are designated 41A, 41B, 41C, respectively. The number of pass gates could be 5 even greater, for example equal to five, but a 1 | even greater number becomes impractical because the diameter of the; cabin 40 then becomes impractically large. In any case, the number of passage ports is preferably an odd number, the passage ports being regularly distributed over the circumference of the cabin 40, so that a passage port 42 is always diametrically opposite a wall portion 41.

Een ander onderscheid is dat het besturingsorgaan 8 is ingericht om, in een normale bedrijfstoestand, de aandrijf-eenheid M zodanig aan te sturen dat de cabine 40 met in 15 hoofdzaak constante snelheid roteert.Another distinction is that the control member 8 is adapted to control the drive unit M in a normal operating condition such that the cab 40 rotates at a substantially constant speed.

In figuur 4A is de inrichting 20 getoond in een ingangs-stand, waarbij een eerste doorlaatpoort 42A communiceert met de ingangspoort 31, zodat een persoon P de cabine 40 in kan lopen. In deze ingangsstand is de uitgangspoort 32 afgesloten 20 door een eerste wandgedeelte 4IA. Een tweede wandgedeelte 41B is zojuist de ingangspoort 31 gepasseerd en beweegt zich van de ingangspoort 31 weg, terwijl een derde wandgedeelte 4IC zich naar de ingangspoort 31 beweegt maar deze nog niet heeft bereikt.In Figure 4A the device 20 is shown in an input position, wherein a first pass gate 42A communicates with the input port 31, so that a person P can enter the cabin 40. In this entry position, the exit port 32 is closed by a first wall portion 4IA. A second wall portion 41B has just passed the input port 31 and moves away from the input port 31, while a third wall portion 4IC moves toward the input port 31 but has not yet reached it.

25 Figuur 4B toont de inrichting 200 in de stand die een korte tijd later wordt bereikt. De persoon P is de ingangspoort 31 gepasseerd en loopt rechtdoor naar de uitgangspoort 32, die nog grotendeels is afgesloten door het eerste wandgedeelte 41A, dat nu de uitgangspoort 32 begint vrij te 30 geven. Het derde wandgedeelte 4IC begint de ingangspoort 31 te sluiten.Figure 4B shows the device 200 in the position that is reached a short time later. The person P has passed the entrance gate 31 and runs straight on to the exit gate 32, which is still largely closed by the first wall portion 41A, which now begins to release the exit gate 32. The third wall portion 4IC begins to close the entrance port 31.

Figuur 4C toont de inrichting 200 in een tussenstand die een korte tijd later wordt bereikt. De uitgangspoort 32 is half open / half dicht, en ook de ingangspoort 31 is half open 35 / half dicht, zodanig, dat een persoon zich niet, althans niet gemakkelijk, door de poorten 31 of 32 kan wringen, om welke reden gezegd kan worden dan de poorten 31 en 32 beide effectief gesloten zijn. Opgemerkt wordt, dat de mate waarin de poorten 31 en 32 open dan wel dicht zijn in deze 1026300 11 14 tussenstand, kan worden beïnvloed door het kiezen van een geschikte combinatie van de breedte van de wandgedeelten 41A, 41B, 41C en de breedte van de doorlaatpoorten 42A, 42B, 42C, in relatie tot de breedte van de ingangs- en uitgangspoorten 5 31 en 32.Figure 4C shows the device 200 in an intermediate position which is reached a short time later. The exit port 32 is half open / half closed, and also the entrance port 31 is half open 35 / half closed, such that a person cannot, or at least not easily, squeeze through the gates 31 or 32, for which reason it can be said then the ports 31 and 32 are both effectively closed. It is noted that the extent to which the gates 31 and 32 are open or closed in this intermediate position can be influenced by choosing a suitable combination of the width of the wall sections 41A, 41B, 41C and the width of the pass ports 42A, 42B, 42C, in relation to the width of the input and output ports 31 and 32.

Figuur 4D toont de inrichting 200 in een uitgangsstand die een korte tijd later wordt bereikt. De ingangspoort 31 is nu afgesloten door het derde wandgedeelte 41C, althans in hoofdzaak. Het eerste wandgedeelte 4IA heeft de uitgangspoort 10 32 vrijwel volledig vrijgegeven, zodat de derde doorlaatpoort 42C communiceert met de uitgangspoort 32. De persoon P, die inmiddels is doorgelopen en zich bij de uitgangspoort 32 bevindt, kan deze nu passeren om de cabine 40 te verlaten. Achter hem zal de uitgangspoort 32 worden gesloten door het 15 naderbij komende tweede wandgedeelte 41B.Figure 4D shows the device 200 in an initial position which is reached a short time later. The entrance port 31 is now closed off by the third wall portion 41C, at least substantially. The first wall portion 4IA has almost completely released the exit port 32, so that the third passage port 42C communicates with the exit port 32. The person P, who has meanwhile passed through and is located at the exit port 32, can now pass it to leave the cabin 40 . Behind him, the exit gate 32 will be closed by the approaching second wall portion 41B.

De cabine 40 kan aldus met relatief lage snelheid roteren terwijl toch de tijd die benodigd is om te roteren van de ingangsstand naar een uitgangsstand, relatief kort is, omdat de cabine daartoe slechts over 60° geroteerd hoeft te worden. 20 Door de lage rotatiesnelheid is het mogelijk dat de cabine continu roteert terwijl een persoon de ingangspoort 31 of de uitgangspoort 32 passeert: vanwege de lage rotatiesnelheid is de tijd gedurende welke de ingangspoort 31 of de uitgangspoort 32 communiceert met een doorlaatpoort 42, voldoende lang voor 25 een persoon om die poort ongehinderd te kunnen passeren.The cabin 40 can thus rotate at a relatively low speed, while nevertheless the time required to rotate from the input position to an output position is relatively short, because the cabin only needs to be rotated through 60 ° for this. Due to the low rotational speed, it is possible for the cabin to rotate continuously while a person passes through the input port 31 or the output port 32: because of the low rotational speed, the time during which the input port 31 or the output port 32 communicates with a passage port 42 is sufficiently long for 25 a person to be able to pass through that gate unhindered.

Opgemerkt wordt, dat ook de inrichting 200 bij voorkeur is voorzien van blokkeer-detectiemiddelen, zoals in het voorgaande is besproken in de context van de inrichting 100.It is noted that the device 200 is preferably also provided with blocking detection means, as discussed above in the context of the device 100.

Voorts wordt opgemerkt, dat het een voordeel is van de 30 inrichting volgens de onderhavige uitvinding dat de persoon P met normale snelheid kan doorlopen in de cabine 40. Hierdoor ondervindt de persoon P weinig of geen hinder van de aanwezigheid van de cabine 40. De snelheid waarmee personen ongehinderd door de cabine 40 kunnen lopen, hangt af van een 35 combinatie van de diameter van de cabine 40 en de rotatiesnelheid van de cabine 40, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. In een gunstige voorbeelduitvoeringsvorm heeft de cabine een diameter van ongeveer 130 cm, heeft de sluis een diameter van ongeveer 150 cm, hebben de ingangspoort 31, de 1026300 15 uitgangspoort 32, en de doorlaatpoorten 42 breedten van ongeveer 75 cm. De wandgedeelten 41 hebben dan een breedte van ongeveer 60 cm. Een dergelijke cabine kan roteren met een rotatiesnelheid van 36°/sec. De wandgedeelten 41 kunnen breder 5 gekozen worden, waarbij dan de doorlaatpoorten 42 smaller worden, bijvoorbeeld ongeveer 68 cm.It is further noted that it is an advantage of the device according to the present invention that the person P can walk through at normal speed in the cabin 40. As a result, the person P experiences little or no hindrance from the presence of the cabin 40. The speed with which persons can walk unhindered through the cabin 40 depends on a combination of the diameter of the cabin 40 and the rotational speed of the cabin 40, as will be clear to a person skilled in the art. In a favorable exemplary embodiment, the cabin has a diameter of approximately 130 cm, the lock has a diameter of approximately 150 cm, the entrance port 31, the exit port 32, and the passage ports 42 have widths of approximately 75 cm. The wall portions 41 then have a width of approximately 60 cm. Such a cabin can rotate at a rotation speed of 36 ° / sec. The wall portions 41 can be selected wider, the passage ports 42 then becoming narrower, for example approximately 68 cm.

Het kan echter gebeuren dat een persoon niet snel genoeg is doorgelopen en nog niet bij de uitgangspoort 32 is wanneer de cabine 40 een uitgangsstand bereikt. In dat geval roteert 10 de cabine 40 verder tot de volgende uitgangsstand wordt bereikt doordat de volgende doorlaatpoort 42A de uitgangspoort 32 bereikt.However, it may happen that a person has not walked through fast enough and is not yet at the exit gate 32 when the cabin 40 reaches an exit position. In that case, the cabin 40 rotates further until the next exit position is reached because the next passage port 42A reaches the exit port 32.

Voor personen die slecht ter been zijn, of veel bagage bij zich hebben, of een kinderwagen of dergelijke bij zich 15 hebben, kan de tijd gedurende welke de cabine zich bevindt in een ingangsstand respectievelijk uitgangsstand, te kort zijn. Om ook gebruikers-vriendelijk te zijn voor deze groep personen, omvat de inrichting bij voorkeur een bij de ingangspoort 31 aangebrachte bedieningsknop 61, die bediend 20 kan worden door een persoon die meer tijd nodig heeft om de cabine binnen te gaan of te verlaten. Het besturingsorgaan 8 is ingericht om, in respons op het ontvangen van een verzoek-signaal SR van de bedieningsknop 61, de aandrijfmiddelen M uit te schakelen wanneer de cabine zich bevindt in een ingangs-25 stand. De betreffende persoon kan nu gemakkelijk de cabine binnen gaan. Het besturingsorgaan 8 kan zijn ingericht om de aandrijfmiddelen M automatisch in te schakelen wanneer de aanwezigheidsdetector 51 detecteert dat de betreffende persoon zich binnen de cabine bevindt. Bij voorkeur echter, zoals 30 geïllustreerd in figuur 4B, is in de cabine 40 een tweede bedieningsknop 62 aangebracht, bij voorbeeld bij de doorlaatpoorten 42, of centraal hangend aan het plafond, die de gebruiker kan bedienen wanneer hij binnen is of wanneer hij bijna bij de uitgang is. Het besturingsorgaan 8 schakelt dan 35 de aandrijfmiddelen M aan om de cabine 40 te roteren. Wanneer de autorisatie in orde is, draait de cabine door tot een uitgangsstand. Het besturingsorgaan 8 is ingericht om nu de aandrijfmiddelen M automatisch uit te schakelen om de cabineFor persons with reduced mobility, or who have a lot of luggage with them, or who carry a pram or the like, the time during which the cabin is in an entry position or exit position may be too short. In order to also be user-friendly for this group of persons, the device preferably comprises an operating button 61 arranged at the entrance gate 31, which button can be operated by a person who needs more time to enter or leave the cabin. The controller 8 is arranged, in response to receiving a request signal SR from the control button 61, to switch off the drive means M when the cabin is in an input position. The person concerned can now easily enter the cabin. The control member 8 can be adapted to automatically switch on the drive means M when the presence detector 51 detects that the person concerned is inside the cabin. Preferably, however, as illustrated in Figure 4B, a second control button 62 is provided in the cabin 40, for example at the passage gates 42, or centrally suspended from the ceiling, which the user can operate when he is inside or when he is nearing the exit is. The control member 8 then switches the drive means M on to rotate the cab 40. If the authorization is in order, the cabin will continue to a starting position. The control member 8 is adapted to automatically switch off the drive means M around the cabin

102 63 00 'N102 63 00 'N

16 vast te houden in deze uitgangsstand, zodat de betreffende persoon nu gemakkelijk de cabine kan verlaten.16 to hold it in this starting position, so that the person concerned can now easily leave the cabin.

In het bovenstaande is besproken, dat de cabine 40 5 continu roteert; dit voorkomt de noodzaak van starten/stoppen, tij » en de daarmee gepaard gaande slijtage. De cabine 40 zou zelfs •’ continu kunnen roteren als er geen personen willen passeren; dat is echter zonde van de energie. Bij voorkeur is de inrichting daarom voorzien van een aanwezigheidsdetector 51, 10 bewegingsmelder, of dergelijke, zoals besproken in relatie tot de inrichting 100, welke detector kan zijn aangebracht in de cabine, of bij de ingangspoort 31, of zelfs op korte afstand van de ingangspoort 31 buiten de sluis 3. Het besturingsorgaan 8 kan dan zijn ingericht om de cabine 40 stil te zetten indien 15 er gedurende een bepaalde tijd geen personen worden gedetecteerd, en de cabine weer laten roteren zodra een persoon nadert.It has been discussed above that the cabin 40 rotates continuously; this prevents the need for starting / stopping, tide and the associated wear. The cabin 40 could even rotate continuously if no people wanted to pass; however, that is a waste of energy. The device is therefore preferably provided with a presence detector 51, motion detector, or the like, as discussed in relation to the device 100, which detector can be arranged in the cabin, or at the entrance gate 31, or even at a short distance from the entrance gate 31 outside the lock 3. The control member 8 can then be arranged to stop the cabin 40 if no persons are detected for a certain time, and allow the cabin to rotate again as soon as a person approaches.

De in het bovenstaande onder verwijzing naar de figuren 20 4A-D besproken werking is de normale werking van de inrichting 200 onder normale omstandigheden, wanneer de persoon P geautoriseerd is om te passeren. Het bovenstaande beschrijft in feite de werking zoals waargenomen door die persoon. Tegelijkertijd vindt echter een autorisatie-controle plaats, 25 zoals thans zal worden uitgelegd.The operation discussed above with reference to Figures 4A-D is the normal operation of the device 200 under normal circumstances when the person P is authorized to pass. The above actually describes the operation as observed by that person. At the same time, however, an authorization check takes place, as will now be explained.

Zoals geïllustreerd in figuur 4B, omvat de inrichting 200 een detector 250, die is aangesloten op een ingang van het besturingsorgaan 8. Voor veel aspecten van de detector 250 geldt hetzelfde als wat is opgemerkt, en later nog opgemerkt 30 wordt, in verband met de detector 50 van de inrichting 100. Meer in het bijzonder kan de detector 250 zijn gemonteerd op de roteerbare cabine 40 of op de stationaire sluiswanden 10, 20, of in de vloer. Voorts kunnen er desgewenst meerdere detectoren per inrichting 200 zijn verschaft. In het 35 weergegeven voorbeeld is de detector 250 gemonteerd op een sluiswand 20.As illustrated in Figure 4B, the device 200 includes a detector 250 connected to an input of the controller 8. For many aspects of the detector 250, the same applies as what has been noted, and will be noted later, in connection with the detector 50 of the device 100. More specifically, the detector 250 may be mounted on the rotatable cabin 40 or on the stationary lock walls 10, 20, or in the floor. Further, if desired, multiple detectors may be provided per device 200. In the example shown, the detector 250 is mounted on a lock wall 20.

De detector 250 is ingericht om contactloos de aanwezigheid van een autorisatie-kenmerk te detecteren. Afhankelijk van de toepassing kan dat autorisatie-kenmerk 10263001 17 divers van type zijn, en de detector is daaraan aangepast. Afhankelijk van de toepassing kan het gewenst zijn om alleen personen met een lengte groter dan een voorafbepaalde minimumlengte te laten passeren, of juist alleen personen met een 5 lengte kleiner dan een voorafbepaalde maximumlengte te laten passeren; de detector is dan ingericht voor het meten van de lengte van de persoon P. Ook kan het gewenst zijn om alleen personen met een gewicht hoger dan een voorafbepaald minimum-gewicht te laten passeren, of juist alleen personen met een 10 gewicht lager dan een voorafbepaald maximumgewicht; de detector is dan ingericht voor het meten van het géwicht van de persoon P. Opgemerkt wordt, dat in dat geval de inrichting 200 ook op eenvoudige wijze bruikbaar is om aan een systeembeheerder het totaal-gewicht door te geven van alle 15 gepasseerde personen, hetgeen bijvoorbeeld nuttig is voor de exploitant van een vliegtuig die het gewicht van de lading en passagiers wil weten.The detector 250 is arranged to detect the presence of an authorization feature contactlessly. Depending on the application, that authorization feature 10263001 17 can be of various types, and the detector is adapted thereto. Depending on the application, it may be desirable to allow only persons with a length greater than a predetermined minimum length to pass, or, conversely, only allow persons with a length smaller than a predetermined maximum length to pass; the detector is then adapted to measure the length of the person P. It may also be desirable to allow only persons with a weight higher than a predetermined minimum weight to pass, or precisely only persons with a weight lower than a predetermined maximum weight; the detector is then adapted to measure the balance of the person P. It is noted that in that case the device 200 can also be used in a simple manner for transmitting to a system administrator the total weight of all persons passed, which useful, for example, for an aircraft operator who wants to know the weight of the cargo and passengers.

In de meeste gevallen zal de autorisatie samenhangen met een geldige toegangskaart, identiteitsbewijs, of dergelijke.In most cases the authorization will be associated with a valid access card, proof of identity, or the like.

20 In een dergelijk geval wordt het autorisatie-kenmerk gevormd door de aanwezigheid van een dergelijke geldige toegangskaart, identiteitsbewijs, of dergelijke, en is de detector 250 ingericht voor het ^detecteren van die aanwezigheid. Inrichtingen voor het contactloos detecteren van de 25 aanwezigheid van een geldige toegangskaart of dergelijke zijn op zich bekend en worden in de praktijk reeds jaren toegepast, en kunnen gebaseerd zijn op de RFID technologie. Bij wijze van voorbeeld wordt hier genoemd, dat dergelijke systemen in gebruik zijn bij skistations, om de toegang tot de skiliften 30 te controleren. Ook zijn dergelijke systemen in gebruik bij automatische bagageafhandelsystemen. Aangezien dergelijke bekende technieken toepasbaar zijn bij het implementeren van de onderhavige uitvinding, terwijl de onderhavige uitvinding geen betrekking heeft op het verbeteren van dergelijke bekende 35 technieken, is het niet nodig om het ontwerp en de werking van dergélijke detectoren hier nader uit te leggen.In such a case, the authorization feature is formed by the presence of such a valid access card, ID, or the like, and the detector 250 is adapted to detect that presence. Devices for contactless detection of the presence of a valid access card or the like are known per se and have been used in practice for years, and can be based on RFID technology. By way of example, it is mentioned here that such systems are in use at ski stations to control access to the ski lifts 30. Such systems are also used by automatic baggage handling systems. Since such known techniques are useful in implementing the present invention, while the present invention does not relate to improving such known techniques, it is not necessary to further explain the design and operation of such detectors here.

Bij wijze van voorbeeld zal in het hiernavolgende worden aangenomen dat de uitvinding wordt toegepast als toegangscontrole bij openbaar vervoer (trein, metro, etc), en dat de 10263 00 " » f 18 door de vervoersmaatschappij verkochte plaatsbewijzen zijn voorzien van een op afstand detecteerbaar element (bij voorbeeld een transponder), en dat de detector 250 is ingericht voor het detecteren van de aanwezigheid van een 5 dergelijk element. In deze context wordt opgemerkt dat een I I | l treinstation meerdere perrons kan hebben, en dat een plaats-* * bewijs geassocieerd is met een bepaalde bestemming, dus met een bepaald perron waar vandaan de treinen met die bestemming vertrekken. Een bepaald plaatsbewijs kan dus toegang geven tot 10 een bepaald perron maar niet voor de andere perrons. Het in het plaatsbewijs verwerkte autorisatie-kenmerk is daaraan aangepast.By way of example, it will be assumed in the following that the invention is applied as access control in public transport (train, metro, etc.), and that the tickets sold by the transport company are provided with a remotely detectable element (for example a transponder), and that the detector 250 is arranged for detecting the presence of such an element.In this context, it is noted that a II | 1 train station can have several platforms, and that a * * proof of location is associated with a specific destination, that is to say with a specific platform from which trains with that destination depart, so a specific ticket can give access to a specific platform but not to the other platforms. adjusted.

In een geavanceerd systeem bevat het autorisatie-kenmerk (bijvoorbeeld een chip) voor de detector leesbare informatie, 15 en bepaalt de detector of de gelezen informatie correspondeert met de verwachte informatie: zo ja, dan is er sprake van autorisatie om te passeren. In dit geval is dus niet louter de aanwezigheid van een leesbare chip equivalent met autorisatie, maar wordt het eigenlijke autorisatie-kenmerk gevormd door de 20 aanwezigheid van een chip met de correcte informatie.In an advanced system the authorization feature (for example a chip) contains readable information for the detector, and the detector determines whether the read information corresponds to the expected information: if so, then authorization is involved. In this case, therefore, the presence of a readable chip is not merely equivalent to authorization, but the actual authorization characteristic is formed by the presence of a chip with the correct information.

In een bepaalde toepassing kan het gewenst zijn dat de autorisatie is beperkt tot een bepaald tijdvenster. Wederom in de context van het voorbeeld van openbaar vervoer kan het zijn dat een persoon P een plaatsbewijs heeft voor een bepaalde 25 trein. In dat geval kan het gewenst zijn om toegang te weigeren indien de persoon te laat is en die bepaalde trein al vertrokken is. Ook kan het gewenst zijn om toegang te weigeren lang voordat die bepaalde trein arriveert (bij voorbeeld meer dan een uur van te voren). Ook in dit geval is dus niet louter 30 de aanwezigheid van een leesbare chip met correcte informatie equivalent met autorisatie, maar wordt het eigenlijke autorisatie-kenmerk gevormd door de aanwezigheid van een chip met de correcte informatie in combinatie met een tijdstip dat valt binnen een bepaald tijdvenster.In a certain application it may be desirable that the authorization is limited to a specific time window. Again in the context of the example of public transport it may be that a person P has a ticket for a certain train. In that case it may be desirable to refuse access if the person is late and that particular train has already left. It may also be desirable to refuse access long before that particular train arrives (for example more than an hour in advance). Also in this case, therefore, the presence of a readable chip with correct information is not equivalent to authorization, but the actual authorization characteristic is formed by the presence of a chip with the correct information in combination with a point in time that falls within a certain time window.

35 Een vergelijkbaar voorbeeld geldt in het geval de persoon P een toegangskaart heeft voor een bepaald evenement (zoals een sport-wedstrijd).A similar example applies if the person P has an admission ticket for a specific event (such as a sports competition).

Al dergelijke situaties zullen in de hiernavolgende bespreking kortweg worden aangeduid als de aanwezigheid van 1026300' 19 een autorisatie-kenmerk: indien niet wordt voldaan aan de overige voorwaarden, zoals correcte informatie, tijdstip, etc, is het gedetecteerde kenmerk immers geen kenmerk dat tot autorisatie leidt, en dus geen autorisatie-kenmerk. De i · , 5( detector 250 geeft aan het besturingsorgaan 8 een uitgangs-; ! signaal SA, dat aanduidt of het autorisatie-kenmerk gedetecteerd is.In the following discussion, all such situations will be referred to simply as the presence of 1026300 '19 an authorization feature: if the other conditions, such as correct information, time, etc, are not met, the detected feature is not a feature that authorizes leads, and therefore not an authorization attribute. The detector 250 provides the controller 8 with an output signal SA which indicates whether the authorization feature has been detected.

Het besturingsorgaan 8 is ingericht om, onafhankelijk van 10 het van de detector 250 ontvangen signaal, de aandrijfeenheid M aan te sturen om dé cabine 40 te laten roteren vanaf de ingangsstand (figuur 4A) naar een tussenstand waarin ten minste de uitgangspoort 32 effectief nog steeds gesloten is (figuur 4C). Zoals in het voorgaande opgemerkt, kan de rotatie 15 van de cabine 40 worden gestart bij aankomst van die persoon, of kan de cabine 40 reeds roteren bij aankomst van een persoon P. In dit laatste geval kan het dus gebeuren dat de cabine 40 de tussenstand bereikt terwijl er geen persoon in de cabine is, in welk geval de detector 250 geen autorisatie-kenmerk zal 20 detecteren. Het systeem omvat een aanwezigheidsdetector 51, die is ingericht om te detecteren of er zich een persoon in de cabine 40 bevindt. Het besturingsorgaan 8 is ingericht om, indien een van de aanwezigheidsdetector 51 ontvangen signaal Sp aanduidt dat de cabine 40 leeg is, de aandrijfeenheid M aan 25 te sturen om de cabine 40 te laten doorgaan met roteren vanaf de tussenstand naar de volgende ingangsstand, onafhankelijk van het van de autorisatie-detector 250 ontvangen signaal.The controller 8 is adapted to control the drive unit M, independently of the signal received from the detector 250, to cause the cabin 40 to rotate from the input position (Fig. 4A) to an intermediate position in which at least the output port 32 is still effectively closed (Figure 4C). As noted in the foregoing, the rotation 15 of the cabin 40 can be started on arrival of that person, or the cabin 40 can already rotate on arrival of a person P. In the latter case it can therefore happen that the cabin 40 is the intermediate position while no person is in the cabin, in which case the detector 250 will not detect an authorization feature. The system comprises a presence detector 51, which is arranged to detect whether a person is in the cabin 40. The controller 8 is arranged, if a signal Sp received from the presence detector 51 indicates that the cabin 40 is empty, to control the drive unit M to cause the cabin 40 to continue rotating from the intermediate position to the next input position, the signal received from the authorization detector 250.

Aanwezigheidsdetectoren zijn op zich bekend, bij voorbeeld in de vorm van US-naderingsdetector, IR-bewegings-30 detector, etc. Ook een gewicht-sensor in de vloer is bruikbaar. Aangezien dergelijke bekende detectoren bruikbaar zijn bij het implementeren van de onderhavige uitvinding, terwijl de onderhavige uitvinding geen betrekking heeft op het verbeteren van dergelijke bekende detectoren, is het niet 35 nodig, om het ontwerp en de werking van dergelijke detectoren hier nader uit te leggen.Presence detectors are known per se, for example in the form of US proximity detector, IR movement detector, etc. A weight sensor in the floor can also be used. Since such known detectors are useful in implementing the present invention, while the present invention does not relate to improving such known detectors, it is not necessary to further explain the design and operation of such detectors here.

Indien het van de aanwezigheidsdetector 51 ontvangen signaal Sp aanduidt dat er zich een persoon P in de cabine 40 bevindt, is het verdere gedrag van het besturingsorgaan 8 1026300 *' 20 afhankelijk van het van de autorisatie-detector 250 ontvangen signaal SA. Gedurende de tijd die benodigd is om de cabine 40 te laten roteren vanaf de ingangsstand naar de tussenstand, heeft de autorisatie-detector 250 ruimschoots de gelegenheid 5 gehad om de aanwezigheid van het autorisatie-kenmerk te detecteren, en aan het besturingsorgaan 8 een corresponderend signaal SA te sturen. Het besturingsorgaan 8 is ingericht om, in respons op het van ten minste één autorisatie-detector 250 ontvangen van een detectorsignaal SA dat indicatief is voor de 10 aanwezigheid van het autorisatie-kenmerk, de aandrijfeenheid M aan te sturen om de cabine 40 te laten doorgaan met roteren vanaf de tussenstand naar de uitgangsstand (figuur 4D). In feite kan de cabine 40 nu doorgaan met roteren naar de volgende ingangsstand. Deze werking, wanneer een geautoriseerd 15 persoon P de cabine 40 passeert, komt overeen met de werking die in het voorgaande is omschreven.If the signal Sp received from the presence detector 51 indicates that there is a person P in the cabin 40, the further behavior of the controller 8 depends on the signal SA received from the authorization detector 250. During the time required for the cabin 40 to rotate from the input position to the intermediate position, the authorization detector 250 has had ample opportunity to detect the presence of the authorization feature, and a corresponding signal to the controller 8 SA. The controller 8 is adapted to, in response to receiving a detector signal SA indicative of the presence of the authorization feature, from at least one authorization detector 250, drive the drive unit M to cause the cabin 40 to proceed with rotation from the intermediate position to the starting position (Figure 4D). In fact, the cabin 40 can now continue to rotate to the next input position. This operation, when an authorized person P passes the cabin 40, corresponds to the operation described above.

Indien het besturingsorgaan 8, wanneer de cabine 40 de tussenstand heeft bereikt, nog van geen van de autorisatie-detectoren 250 een voor de aanwezigheid van het autorisatie-20 kenmerk indicatief detectorsignaal SA heeft ontvangen, schakelt het besturingsorgaan 8 de aandrijfeenheid M uit: de cabine 40 staat dan stil. Er zijn nu verschillende mogelijkheden .If the controller 8, when the cabin 40 has reached the intermediate position, has not yet received a detector signal SA indicative of the presence of the authorization feature 20 from any of the authorization detectors 250, the controller 8 switches off the drive unit M: the cabin 40 then stands still. There are now various options.

In de eerste plaats is het mogelijk dat het besturings-25 orgaan 8 de cabine.40 in deze tussenstand stil laat staan.In the first place, it is possible that the control member 8 stops the cab.40 in this intermediate position.

Aangezien de uitgangspoort 32 is afgesloten, kan de persoon in de cabine niet het beperkt toegankelijke gebied R bereiken. Aangezien in deze stand bij voorkeur ook de ingangspoort 31 is afgesloten (zie figuur 4C), kan de persoon de cabine in het 30 geheel niet verlaten. Het besturingsorgaan 8 kan een assistentie-signaal genereren, om de assistentie in te roepen van personeel.Since the exit port 32 is closed, the person in the cabin cannot reach the restricted area R. Since in this position the entrance port 31 is preferably also closed (see figure 4C), the person cannot leave the cabin at all. The controller 8 can generate an assistance signal to request the assistance of personnel.

Het is echter gebruikersvriendelijker, en voordeliger omdat het de noodzaak van de aanwezigheid van assisterend 35 personeel vermindert, als het besturingsorgaan 8 de aandrijf-eenheid M aanstuurt om de cabine 40 terug te roteren naar de ingangsstand, en dan de aandrijfeenheid M uit te schakelen om de cabine 40 vast te houden in de ingangsstand. De persoon P kan dan de cabine verlaten, hetgeen door de aanwezigheids- 1026300 » 21 detector 51 wordt gedetecteerd, zodat het besturingsorgaan 8 de normale werking kan hervatten.However, it is more user-friendly, and more advantageous, since it reduces the need for the presence of assistants 35 if the controller 8 controls the drive unit M to rotate the cab 40 back to the input position, and then turns off the drive unit M to hold the cab 40 in the entry position. The person P can then leave the cabin, which is detected by the presence detector 1026300, so that the controller 8 can resume normal operation.

In een voorkeursuitvoeringsvorm in de inrichting 200 voorts voorzien van een display D, die kan zijn opgesteld 5 naast de ingangspoort 31 (zie figuur 4A), waarop het besturingsorgaan 8 een mededeling voor de persoon P kan weergeven. Als variant kan een dergelijke display zijn bevestigd aan elke cabinewand 41A, 41B, 41C. Additioneel, of als alternatief, kan zijn voorzien in één of meerdere 10 luidsprekers (ter wille van de eenvoud niet weergegeven), waarmee gesproken boodschappen gecommuniceerd kunnen worden. Door middel van dergelijke communicatiemiddelen kan het besturingsorgaan 8 de persoon P in de cabine uitleg geven over de werking van de cabine (bijvoorbeeld een melding wat er gaat 15 gebeuren), en in voorkomende gevallen kan het besturingsorgaan 8 de persoon P in de cabine uitleggen waarom hem de toegang is geweigerd. De communicatiemiddelen bieden echter nog veel meer mogelijkheden. Zij kunnen gebruikt worden voor reclamedoeleinden, bij voorbeeld om de reiziger te vertellen dat hij 20 nog tijd heeft voor een kopje koffie voor zijn trein/vliegtuig vertrekt. Zij kunnen gebruikt worden om de reiziger vriendelijk een prettige reis te wensen. Zij kunnen gebruikt worden om de reiziger te vertellen dat zijn trein/vliegtuig op het punt van vertrekken staat, en dat hij haast moet maken.In a preferred embodiment in the device 200 further provided with a display D, which can be arranged next to the input port 31 (see figure 4A), on which the control member 8 can display a message for the person P. As a variant, such a display can be attached to each cabin wall 41A, 41B, 41C. Additionally or alternatively, one or more loudspeakers may be provided (not shown for the sake of simplicity), with which spoken messages can be communicated. By means of such communication means, the control member 8 can explain to the person P in the cabin about the operation of the cabin (for example a message what will happen next), and in some cases the control member 8 can explain to the person P in the cabin why he has been denied access. However, the means of communication offer many more possibilities. They can be used for advertising purposes, for example to tell the traveler that he still has time for a cup of coffee before his train / plane leaves. They can be used to kindly wish the traveler a pleasant journey. They can be used to tell the traveler that his train / plane is about to leave, and that he must hurry.

25 Omgekeerd kunnen zij gebruikt worden om de reiziger te vertellen dat zijn trein/vliegtuig vertraging heeft, en dat hij zich niet hoeft te haasten. In dit verband wordt opgemerkt dat het op zich gebruikelijk is dat stations of dergelijke zijn voorzien van communicatie-systemen voor het omroepen van 30 berichten voor de reizigers. Dat zijn dan echter berichten die doorgaans slecht te verstaan zijn, en bovendien worden alle berichten voor alle reizigers gecommuniceerd via hetzelfde systeem, zodat een willekeurige reiziger veel berichten kan ontvangen die niet voor die betreffende reiziger zijn bestemd. 35 Het systeem volgens de onderhavige uitvinding biedt de mogelijkheid om een bericht te geven aan een individuele reiziger, waarbij voorts de mogelijkheid bestaat om alleen berichten te geven die voor die individuele reiziger bestemd zijn.25 Conversely, they can be used to tell the traveler that his train / plane is delayed and that he does not have to hurry. It is noted in this connection that it is usual per se for stations or the like to be provided with communication systems for broadcasting messages for travelers. However, these are messages that are generally difficult to understand, and moreover, all messages are communicated to all travelers through the same system, so that any traveler can receive many messages that are not intended for that particular traveler. The system according to the present invention offers the possibility of giving a message to an individual traveler, wherein furthermore there is the possibility of only giving messages intended for that individual traveler.

ιοο*<3 οο"*!_ 22ιοο * <3 οο "*! _ 22

Ook is het mogelijk dat het besturingsorgaan 8 de cabine 40 nog korte tijd stil houdt, om de autorisatie-detector 250 gelegenheid te geven om alsnog het autorisatie-kenmerk te detecteren. Indien het besturingsorgaan 8 inderdaad gedurende '5 die tijd een voor de aanwezigheid van het autorisatie-kenmerk 1 > indicatief detectorsignaal SA ontvangt van ten minste één autorisatie-detector 250, kan het besturingsorgaan 8 de cabine 40 laten verder roteren.It is also possible that the control member 8 keeps the cabin 40 still for a short time, in order to allow the authorization detector 250 to still detect the authorization characteristic. If the controller 8 indeed receives a detector signal SA indicative of the presence of the authorization feature 1 from at least one authorization detector 250 during that time, the controller 8 can cause the cabin 40 to rotate further.

10 Zoals in het voorgaande is uitgelegd, is het de bedoeling dat de persoon P in de cabine 40 kan lopen terwijl de cabine 40 roteert van de ingangsstand (figuur 4A) naar de uitgangs-stand (figuur 4D). Dit impliceert dat de cabine 40 een bepaalde minimale diameter heeft, hetgeen weer impliceert dat 15 de cabine 40 groot genoeg is om twee of meer personen te bevatten. Het is echter niet de bedoeling dat er twee personen tegelijkertijd de cabine binnengaan. De inrichting 200 is derhalve bij voorkeur voorzien van een met de ingangspoort 31 geassocieerde detector 261 (zie figuur 4B), die is ingericht 20 om het passeren van een persoon te detecteren. Als variant kan een dergelijke passeer-detector ook geassocieerd zijn met elke doorlaatpoort 42A, 42B, 42C. Deze passeer-detector kan ook de functie van de aanwezigheidsdetector 51 vervullen. Het besturingsorgaan 8 ontvangt van de passeer-detector 261 een 25 telsignaal N. Normaliter zal dit telsignaal N gelijk zijn aan één of nul elke keer dat de cabine 40 de ingangsstand passeert. Indien het telsignaal N groter is dan één, stuurt het besturingsorgaan 8 de aandrijfeenheid M aan om de cabine 40 terug te roteren naar de ingangsstand, en schakelt dan de 30 aandrijfeenheid M uit om de cabine 40 vast te houden in de ingangsstand tot dat alle personen de cabine hebben verlaten, hetgeen door de aanwezigheids-detector 51 en/of door de passeer-detector 261 wordt gedetecteerd, zodat het besturingsorgaan 8 de normale werking kan hervatten.As explained in the foregoing, it is intended that the person P can walk into the cabin 40 while the cabin 40 rotates from the entry position (Figure 4A) to the exit position (Figure 4D). This implies that the cabin 40 has a certain minimum diameter, which again implies that the cabin 40 is large enough to hold two or more people. However, it is not intended that two people enter the cabin at the same time. The device 200 is therefore preferably provided with a detector 261 associated with the input port 31 (see Fig. 4B), which is adapted to detect the passage of a person. As a variant, such a passing detector can also be associated with each pass gate 42A, 42B, 42C. This pass detector can also fulfill the function of the presence detector 51. The controller 8 receives a count signal N from the pass detector 261. Normally this count signal N will be equal to one or zero each time the cabin 40 passes the input position. If the count signal N is greater than one, the controller 8 drives the drive unit M to rotate the cabin 40 back to the input position, and then switches off the drive unit M to hold the cabin 40 in the input position until all persons have left the cabin, which is detected by the presence detector 51 and / or by the passing detector 261, so that the controller 8 can resume normal operation.

3535

In een mogelijke uitvoeringsvorm zijn alle cabinewand-gedeelten 41A, 41B, 41C gefixeerd ten opzichte van elkaar. Bij voorbeeld is het mogelijk dat de cabine 40 is vervaardigd als een cilindervormige wand 41 met daarin uitgespaard drie 1026300 « 23 doorlaatpoorten 42A, 42B, 42C. Ook is het mogelijk dat drie losse wandgedeelten 4IA, 41B, 41C gefixeerd zijn vastgemaakt aan een gemeenschappelijke drager.In a possible embodiment, all cabin wall portions 41A, 41B, 41C are fixed relative to each other. For example, it is possible that the cabin 40 is made as a cylindrical wall 41 with three passage ports 42A, 42B, 42C recessed therein. It is also possible that three separate wall portions 4IA, 41B, 41C are fixedly fixed to a common carrier.

In geval van calamiteiten kan het echter gewenst zijn dat 5 veel mensen de inrichting 200 snel kunnen passeren. Ook kan >' het gewenst zijn dat een lang voorwerp de inrichting 200 !1 horizontaal passeert. In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de ! inrichting 200 derhalve een stand die dit mogelijk maakt, zoals geïllustreerd in figuur 5. In die voorkeursuitvoerings-10 vorm is minstens één wandgedeelte 4IA verschuifbaar ten opzichte van de twee andere wandgedeelten 41B, 41C. Met meer voorkeur zijn twee wandgedeelten 41A en 41B verschuifbaar naar elkaar toe. Figuur 5 toont de cabine 40 in een calamiteit-stand waarbij de twee wandgedeelten 4IA en 41B tegen elkaar 15 zijn geschoven, symmetrisch tegenover het derde wandgedeelte 4IC, waarbij dat derde wandgedeelte 4IC symmetrisch is geplaatst ten opzichte van de tweede sluiswand 20; het raakpunt van de twee wandgedeelten 4IA en 41B bevindt zich dan nabij het midden van de eerste sluiswand 10. In deze 20 calamiteit-stand zijn zowel de ingangspoort 31 als de uitgangspoort 32 tegelijkertijd vrijwel volledig open.In the event of a calamity, however, it may be desirable that many people can quickly pass through the device 200. It may also be desirable for a long object to pass the device 200! 1 horizontally. In a preferred embodiment, the! device 200 therefore a position that makes this possible, as illustrated in figure 5. In that preferred embodiment, at least one wall portion 4IA is slidable with respect to the two other wall portions 41B, 41C. More preferably, two wall portions 41A and 41B are slidable toward each other. Figure 5 shows the cabin 40 in an emergency position in which the two wall parts 4IA and 41B are pushed against each other, symmetrically opposite the third wall part 4IC, said third wall part 4IC being placed symmetrically with respect to the second lock wall 20; the point of contact of the two wall sections 4IA and 41B is then located near the center of the first lock wall 10. In this calamity position, both the entrance gate 31 and the exit gate 32 are almost completely open at the same time.

Figuur 6 toont schematisch een verticale dwarsdoorsnede van de inrichting 200. De sluiswanden 10, 20 staan op een 25 vloer 301, bij voorkeur in respectieve steunblokken 302. Aan de bovenuiteinden 303, 304 van de sluiswanden 10, 20 is een draagframe 310 bevestigd. Dat draagframe 310 verbindt de sluiswanden 10, 20 en draagt aldus bij aan de stabiliteit van de sluiswanden 10, 20. Het draagframe 310 draagt ook de cabine 30 40. Het draagframe 310 kan bij voorbeeld zijn uitgevoerd als een cirkel-vormige plaat, of als een stelsel van twee elkaar kruisende balken.Figure 6 schematically shows a vertical cross-section of the device 200. The lock walls 10, 20 stand on a floor 301, preferably in respective support blocks 302. At the upper ends 303, 304 of the lock walls 10, 20 a bearing frame 310 is attached. That support frame 310 connects the lock walls 10, 20 and thus contributes to the stability of the lock walls 10, 20. The support frame 310 also supports the cabin 40. The support frame 310 can be designed, for example, as a circular plate, or as a system of two crossing beams.

De cabine 40 omvat een cabineframe 340, waaraan de cabinewand 41 is opgehangen of waaraan de cabinewandgedeelten 35 41A, 41B, 41C zijn opgehangen. Tussen het onderuiteinde van de cabinewand 41 en de vloer 301 bevindt zich een kleine speling 341, bijvoorbeeld in de orde van 10 mm. In het geval van een cabine met een calamiteit-stand zoals in het voorgaande beschreven onder verwijzing naar figuur 5 kunnen de cabine- 1026300 24 wandgedeelten 4IA en 41B verschuifbaar zijn bevestigd aan het cabineframe 340; dit is echter niet afzonderlijk geïllustreerd.The cabin 40 comprises a cabin frame 340 on which the cabin wall 41 is suspended or on which the cabin wall portions 41A, 41B, 41C are suspended. Between the lower end of the cabin wall 41 and the floor 301 there is a small clearance 341, for example in the order of 10 mm. In the case of a cabin with an emergency position as described above with reference to Figure 5, the cabin wall portions 4IA and 41B can be slidably attached to the cabin frame 340; however, this is not illustrated separately.

Het cabineframe 340 is roteerbaar opgehangen aan het 5 draagframe 310. In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm is aan het draagframe 310 een geleide-goot 311 gemonteerd, die een cirkelvormig traject definieert. Aan het cabineframe 340 zijn geleide-wielen 312 gemonteerd, die rijden in de geleide-goot 311. Het zal duidelijk zijn dat het omgekeerde ook 10 mogelijk is, dat wil zeggen dat de geleide-goot is bevestigd aan het cabineframe 340 en dat de geleide-wielen 312 zijn gemonteerd aan het draagframe 310.The cabin frame 340 is rotatably suspended on the support frame 310. In the shown preferred embodiment, a support trough 311 is mounted on the support frame 310, which defines a circular path. Mounted on the cab frame 340 are guide wheels 312 which travel in the guide trough 311. It will be clear that the reverse is also possible, that is to say that the guide trough is attached to the cabin frame 340 and that the guide wheels 312 are mounted on the support frame 310.

Voor het roteren van het cabineframe 340 is aan het draagframe 310 een aandrijfeenheid M bevestigd, waarvan een 15 uitgangsorgaan 321 aangrijpt op het cabineframe 340. De aandrijfeenheid M kan een elektromotor omvatten, en het uitgangsorgaan 321 kan een uitgaande as zijn van die motor. De aandrijfeenheid M kan ook een door de uitgaande as van de motor aangedreven transmissiestelsel omvatten, en het 20 uitgangsorgaan 321 kan een uitgaande as zijn van dat transmissiestelsel. Ook is het mogelijk dat het uitgangsorgaan 321 een op een uitgaande as van de motor respectievelijk op een uitgaande as van het eventuele transmissiestelsel gemonteerd tandwiel of worm omvat, in aangrijping met een op 25 het cabineframe 340 gemonteerd tandwiel of tandheugel of dergelijke. Deze details zijn ter wille van de eenvoud niet weergegeven.For rotating the cabin frame 340, a drive unit M is attached to the support frame 310, an output member 321 of which engages the cabin frame 340. The drive unit M can comprise an electric motor, and the output member 321 can be an output shaft of that motor. The drive unit M can also comprise a transmission system driven by the output shaft of the motor, and the output member 321 can be an output shaft of that transmission system. It is also possible that the output member 321 comprises a gear or worm mounted on an output shaft of the motor or on an output shaft of the transmission system, if any, in engagement with a gearwheel or rack or the like mounted on the cabin frame 340. These details are not shown for the sake of simplicity.

Het is mogelijk dat in de cabine 40, opzettelijk of per ongeluk, door een persoon een kracht wordt uitgeoefend op de 30 cabinewand 41, met als gevolg dat de cabine 40 opzij gedrukt zou kunnen worden. Om te voorkomen dat de cabine 40 tegen de sluiswand 10, 20 wordt gedrukt, of om om andere redenen de mogelijke uitslag van de cabine te beperken, is bij voorkeur voorzien in steunwielen 351, in een vaste opstelling roteer-35 baar opgesteld, verdeeld langs de omtrek van het onderuiteinde van de cabinewand 41, en met geringe afstand tot dat onderuiteinde van de cabinewand 41, zodat, als er geen zijdelingse krachten worden uitgeoefend op de cabinewand, de cabinewand vrij hangt van die steunwielen 351.It is possible that in the cabin 40, intentionally or accidentally, a person exerts a force on the cabin wall 41, with the result that the cabin 40 could be pushed aside. In order to prevent the cabin 40 from being pressed against the lock wall 10, 20 or for other reasons to limit the possible deflection of the cabin, support wheels 351 are preferably provided, rotatably arranged in a fixed arrangement, distributed along the circumference of the lower end of the cabin wall 41, and with a small distance to that lower end of the cabin wall 41, so that, if no lateral forces are exerted on the cabin wall, the cabin wall hangs free from those support wheels 351.

102 63 00''* 25102 63 00 '' * 25

Aan het draagframe 310, in de ruimte tussen de sluiswand 10, 20 en de cabinewand 41, zijn bij voorkeur verlichtings-middelen 331 aangebracht. De verlichtingsmiddelen 331 kunnen 5 een stelsel gloeilampen of dergelijke omvatten, verdeeld langs I 1 i . ! de omtrek van de cabine 40. De verlichtingsmiddelen 331 kunnen ; 1 ook één of meerdere verlichtingsbuizen omvatten, bij voorbeeld neon-buizen, gebogen met een vorm die correspondeert met de omtrek van de cabine 40. De verlichtingsmiddelen 331 kunnen 10 ook een stelsel LEDs omvatten.Lighting means 331 are preferably arranged on the support frame 310, in the space between the lock wall 10, 20 and the cabin wall 41. The lighting means 331 may comprise a system of incandescent lamps or the like, distributed along 11. ! the circumference of the cabin 40. The lighting means 331 can; 1 also comprises one or more lighting tubes, for example neon tubes, curved with a shape corresponding to the circumference of the cabin 40. The lighting means 331 can also comprise a system of LEDs.

De verlichtingsmiddelen 331 kunnen als functie hebben het verlichten van de binnenruimte 44 van de cabine 40. De verlichtingsmiddelen 331 kunnen ook een signaal-functie hebben, om aan te geven of een cabine in gebruik is of niet.The lighting means 331 may have the function of illuminating the interior space 44 of the cabin 40. The lighting means 331 may also have a signal function to indicate whether a cabin is in use or not.

15 Die signaal-functie kan er uit bestaan dat een in bedrijf zijnde, cabine wordt aangeduid door ingeschakelde verlichting en dat een buiten bedrijf zijnde.cabine wordt aangeduid door uitgeschakelde verlichting. Het is ook mogelijk dat de verlichtingsmiddelen 331 meerdere verlichtingsbronnen omvatten 20 met onderling verschillend kleuren, bij voorbeeld rood en groen, in welk geval het in bedrijf zijn van een cabine kan worden aangeduid door groene verlichting terwijl het buiten bedrijf zijn van een cabine kan worden aangeduid door rode verlichting.Said signal function may consist of a cabin being operated being indicated by switched on lighting and a being switched off cabin being indicated by switched off lighting. It is also possible that the lighting means 331 comprise several lighting sources with mutually different colors, for example red and green, in which case the operation of a cabin can be indicated by green lighting while the out of service of a cabin can be indicated by red lighting.

2525

In het weergegeven voorbeeld zijn de sluiswanden 10, 20 over hun hele hoogte transparant, tot aan het draagframe 310. In dat geval zijn de sluiswanden 10, 20 bij voorkeur, en zoals getoond, bij hun bovenuiteinde voorzien van een afdekplaat 305 30 die de ophangconstructie 311, 312 en de verlichtingsmiddelen 331 aan het oog onttrekt.In the example shown, the lock walls 10, 20 are transparent over their entire height, up to the supporting frame 310. In that case, the lock walls 10, 20 are preferably, and as shown, provided with a cover plate 305 at their top end which supports the suspension structure 311, 312 and the lighting means 331 are concealed.

In de onder verwijzing naar figuur 6 besproken uitvoeringsvorm zijn de cabinewandgedeelten 4IA, 41B, 4IC 35 opgehangen aan een gemeenschappelijk star cabineframe 340, dat als geheel geroteerd wordt ten opzichte van het draagframe 310. Een consequentie daarvan is, dat elk cabinewandgedeelte 4IA, 41B, 41C een cirkelvormig traject aflegt, hetgeen impliceert dat de onderlinge afstand tussen de sluiswanden 10 10263 00'# 26 en 20 toeneemt naarmate de onderlinge afstand tussen de ingangspoort 31 en de uitgangspoort 32 toeneemt. In een bijzondere uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding een inrichting met een ovale vorm, waarbij de onderlinge 5 afstand tussen de sluiswanden 10 en 20 kleiner kan zijn dan de onderlinge afstand tussen de ingangspoort 31 en de uitgangspoort 32. In deze bijzondere uitvoeringsvorm zijn de cabine-wandgedeelten 41A, 41B, 4IC individueel verrijdbaar opgehangen aan de geleidegoot 311, die nu een ellips-vormig traject kan 10 definiëren, met de lange as gericht van de ingangspoort 31 naar de uitgangspoort 32. De verplaatsing van de individuele wandgedeelten kan zelfs individueel worden aangedreven, maar bij voorkeur zijn de individuele wandgedeelten met elkaar gekoppeld door een transportketting, transportkabel of 15 dergelijke, die wordt aangedreven door de aandrijfmiddelen M.In the embodiment discussed with reference to Figure 6, the cabin wall portions 4IA, 41B, 4IC 35 are suspended from a common rigid cabin frame 340, which is rotated as a whole relative to the support frame 310. A consequence thereof is that each cabin wall portion 4IA, 41B, 41C traverses a circular path, which implies that the mutual distance between the lock walls 10 and 2626 increases as the mutual distance between the entrance gate 31 and the exit gate 32 increases. In a special embodiment, the present invention provides a device with an oval shape, wherein the mutual distance between the lock walls 10 and 20 can be smaller than the mutual distance between the entrance gate 31 and the exit gate 32. In this particular embodiment the cabin wall portions 41A, 41B, 4IC individually movably suspended from the guide trough 311, which can now define an ellipse-shaped path, with the long axis directed from the input port 31 to the output port 32. The displacement of the individual wall portions can even be driven individually but preferably the individual wall parts are coupled to each other by a conveyor chain, conveyor cable or the like, which is driven by the drive means M.

Elk cabinewandgedeelte 4IA, 41B, 4IC kan een star wandgedeelte zijn. Als alternatief is het ook mogelijk dat elk cabinewandgedeelte een flexibel wandgedeelte is, bij voorbeeld doordat het een stelsel van onderling gekoppelde wandsegmenten 20 omvat, waarbij elk segment individueel de geleidegoot 311 volgt. In dat geval correspondeert de kromming van een cabinewandgedeelte als geheel steeds met de kromming van de door de geleidegoot gedefinieerde baan.Each cabin wall portion 4IA, 41B, 4IC can be a rigid wall portion. Alternatively, it is also possible that each cabin wall portion is a flexible wall portion, for example in that it comprises a system of mutually coupled wall segments 20, each segment following the guide channel 311 individually. In that case, the curvature of a cabin wall portion as a whole always corresponds to the curvature of the path defined by the guide channel.

25 In de onder verwijzing naar figuren 3A-D besproken uitvoeringsvorm heeft de cabinewand 41 slechts een enkele opening 42, zodat de cabinewand 41 een horizontale afmeting kan hebben van meer dan 300°. De cabinewand 41 is bij voorkeur gemaakt van een doorzichtig materiaal, zoals bijvoorbeeld 30 kunststof, glas, kogelvrij glas, etc. De cabinewand 41 kan als een geheel gemaakt zijn van dat doorzichtige materiaal. In de praktijk is het echter doorgaans eenvoudiger om de cabinewand 41 te vervaardigen van een aantal wandsegmenten, die met elkaar gekoppeld zijn door middel van een draagprofiel, zoals 35 in het hiernavolgende zal worden uitgelegd onder verwijzing naar figuur 7.In the embodiment discussed with reference to figures 3A-D, the cabin wall 41 has only a single opening 42, so that the cabin wall 41 can have a horizontal dimension of more than 300 °. The cabin wall 41 is preferably made of a transparent material, such as, for example, plastic, glass, bulletproof glass, etc. The cabin wall 41 can be made as a whole of that transparent material. In practice, however, it is generally simpler to manufacture the cabin wall 41 from a number of wall segments which are coupled to each other by means of a bearing profile, as will be explained below with reference to Figure 7.

Figuur 7 toont een horizontale doorsnede van een draagprofiel 700, geschikt voor het dragen van glaswanden van een cabine 40. Het draagprofiel 700 omvat een centrale ruimte 1^6300^ 27 701 in de vorm van een verticale koker met getrapte zijwanden 702, 703 en een naar de binnenruimte 44 van de cabine 40 gerichte eindwand 704. Dicht bij de eindwand 704 is een sensorhuis 710 opgesteld, met daarin de eigenlijke sensor S (niet weergegeven). Tussen de eindwand 704 en het sensorhuis 710 is een rooster of sensorafdekkap 705 gementeerd. Het sensorhuis 710 is door middel van stelschroeven 711, 712 bevestigd aan beugels 713, 714, die op hun beurt vast bevestigd zijn aan de zijwanden 702, 703. Door middel van de 10 stelschroeven 711, 712 kan de oriëntering van het sensorhuis 710 worden ingesteld, om de sensor te richten.Figure 7 shows a horizontal section of a bearing profile 700, suitable for supporting glass walls of a cabin 40. The bearing profile 700 comprises a central space 1 ^ 6300 ^ 27 701 in the form of a vertical tube with stepped side walls 702, 703 and a end wall 704 facing the interior 44 of the cabin 40. A sensor housing 710 is arranged close to the end wall 704, containing the actual sensor S (not shown). Between the end wall 704 and the sensor housing 710, a grid or sensor cover cap 705 is cemented. The sensor housing 710 is fixed by means of adjusting screws 711, 712 to brackets 713, 714, which in turn are fixed to the side walls 702, 703. The orientation of the sensor housing 710 can be adjusted by means of the adjusting screws 711, 712 , to aim the sensor.

Het draagprofiel 700 omvat voorts een buitenwand 720, met een enigszins gebogen contour, corresponderend met de cilindrische vorm van de cabine. In een uitvoeringsvorm heet 15 de buitenwand 720 een krommingsstraal van 75 cm. Ter hoogte van de centrale ruimte 701 is de buitenwand 720 onderbroken, om toegang te geven tot het sensorhuis 710, de stelschroeven 711, 712, en aansluitkabels 730 van de sensor. Om de centrale ruimte 701 af te sluiten, omvat het draagprofiel 700 een 20 deksel 721, dat bij voorkeur eveneens gekromd is, met een krommingsstraal gelijk aan die van de buitenwand 720.The bearing profile 700 further comprises an outer wall 720, with a slightly curved contour, corresponding to the cylindrical shape of the cabin. In one embodiment, the outer wall 720 is called a radius of curvature of 75 cm. At the central space 701, the outer wall 720 is interrupted to give access to the sensor housing 710, the set screws 711, 712, and connection cables 730 of the sensor. To close off the central space 701, the support profile 700 comprises a cover 721, which is preferably also curved, with a radius of curvature similar to that of the outer wall 720.

In de holle centrale ruimte 701 kunnen nog verdere aansluitkabels en/of elektrische en/of elektronische componenten zijn opgenomen. Bij wijze van voorbeeld kunnen 25 kabels voor een display, een luidspreker, etc worden genoemd.Still further connecting cables and / or electrical and / or electronic components can be included in the hollow central space 701. By way of example, cables can be mentioned for a display, a loudspeaker, etc.

In figuur 7 is getoond, dat in het draagprofiel 700 is voorzien van een dicht bij het sensorhuis 710 opgestelde luchtvochtigheidsmeter 740. Hierdoor is het mogelijk om te corrigeren voor variaties in luchtvochtigheid in geval de 30 detector gevoelig is voor luchtvochtigheid.In figure 7 it is shown that in the bearing profile 700 there is provided an air humidity meter 740, which is arranged close to the sensor housing 710. This makes it possible to correct for variations in air humidity in case the detector is sensitive to air humidity.

Bij de uiteinden van de buitenwand 720 omvat het draagprofiel 700 twee U-profielen 751, 752. De bodems van de U-profielen zijn naar elkaar toegericht, de benen van de U-profielen wijzen naar buiten en kunnen aldus een glasplaat 35 opnemen (niet weergegeven ter wille van de eenvoud). Een dergelijke glasplaat kan in een U-profiel worden vastgezet met behulp van een geschikte kit, zoals op zich bekend.At the ends of the outer wall 720, the bearing profile 700 comprises two U-profiles 751, 752. The bottoms of the U-profiles face each other, the legs of the U-profiles point outwards and can thus receive a glass plate 35 (not for the sake of simplicity). Such a glass plate can be fixed in a U-profile with the aid of a suitable kit, as is known per se.

Tussen de eindwand 704 en de U-profielen 751, 752 heeft het draagprofiel 700 twee respectieve binnenwanden 761, 762, 1026300 % » 28 die gekromd zijn met een convex deel dat aansluit op de eindwand 704 en een concaaf deel dat aansluit op de U-profielen 751, 752, zodat elke binnenwand 761, 762 de vorm heeft van een deel van een sinus-curve. Hierdoor wordt de ,5 radiale afstand tussen de U-profielen 751, 752 (die de plaats 1 » .Between the end wall 704 and the U-profiles 751, 752, the bearing profile 700 has two respective inner walls 761, 762, 1026300% 28 which are curved with a convex part that connects to the end wall 704 and a concave part that connects to the U-profile. profiles 751, 752, so that each inner wall 761, 762 has the shape of a part of a sine curve. As a result, the radial distance between the U-profiles 751, 752 (which becomes the position 1).

, van de wand van de cabine 40 definiëren) en de eindwand 704 van de koker 701 overbrugd door een vloeiende wand, zonder scherpe delen, om eventuele schade ten gevolge van contact met de ronddraaiende cabine te minimaliseren., defining the wall of the cabin 40) and the end wall 704 of the sheath 701 bridged by a flowing wall, without sharp parts, to minimize any damage due to contact with the revolving cabin.

10 Bij voorkeur is de koker 701 open bij zijn onderuiteinde, terwijl bij zijn bovenuiteinde is voorzien in apparatuur die omgevingslucht aanzuigt en de koker 701 inblaast. Hierdoor wordt een koeling van de sensorbehuizing 710 en de daarin aanwezige sensor bereikt.Preferably the sleeve 701 is open at its lower end, while equipment is provided at its upper end for sucking in ambient air and blowing in the sleeve 701. A cooling of the sensor housing 710 and the sensor present therein is hereby achieved.

15 Het in figuur 7 getoonde draagprofiel 700 is bestemd om twee glasplaten te dragen, en omvat daartoe twee U-profielen 751, 752. Een dergelijk draagprofiel wordt ook aangeduid als tussenprofiel. Uiteraard kunnen de U-profielen 751, 752 ook gesloten panelen dragen. In geval een draagprofiel slechts een 20 enkel paneel hoeft te dragen, is slechts een enkel U-profiel aanwezig; de tegenoverliggende wand, die dan de zijrand van een doorlaatpoort definieert, kan geheel convex gebogen zijn.The bearing profile 700 shown in Figure 7 is intended to support two glass plates, and for this purpose comprises two U-profiles 751, 752. Such a bearing profile is also referred to as an intermediate profile. The U-profiles 751, 752 can of course also support closed panels. In case a bearing profile only has to support a single panel, only a single U-profile is present; the opposite wall, which then defines the side edge of a passage gate, can be bent completely convex.

25 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.It will be clear to a person skilled in the art that the invention is not limited to the exemplary embodiments discussed above, but that various variants and modifications are possible within the scope of the invention as defined in the appended claims.

30 Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de cabine is voorzien van één of meerdere detectoren voor het detecteren van identificatie-kenmerken van personen, zoals bijvoorbeeld een biometrische detector, vingerafdruk-detector, iris-scaninrichting, gezichtsherkennings-apparatuur, etc. Hierdoor 35 is het mogelijk om de doorgang te weigeren aan voorafbepaalde personen, bijvoorbeeld gezochte misdadigers.For example, it is possible for the cabin to be provided with one or more detectors for detecting identification characteristics of persons, such as, for example, a biometric detector, fingerprint detector, iris-scanning device, face-recognition equipment, etc. possible to refuse the passage to predetermined persons, for example wanted criminals.

In het voorgaande is bij wijze van voorbeeld besproken dat de door de onderhavige uitvinding voorgestelde cabine bruikbaar als controle-apparaat bij de ingang van een gebouw i 02 63 oom « * 29 of dergelijke, om te voorkomen dat onbevoegden het gebouw binnen gaan. De onderhavige uitvinding is echter ook bruikbaar als controle-apparaat bij de uitgang van een gebouw of dergelijke, om te voorkomen dat bepaalde personen dat gebouw / · j 5 verlaten. Te denken valt bijvoorbeeld aan electronisch arrest.In the foregoing, it has been discussed by way of example that the cabin proposed by the present invention is usable as a control device at the entrance of a building 29 or the like, to prevent unauthorized persons from entering the building. However, the present invention can also be used as a control device at the exit of a building or the like, to prevent certain people from leaving that building. For example, electronic judgment.

. ! Personen die een gebouw niet mogen verlaten, worden voorzien ! van een chip, een zender, een transponder, of dergelijke. Als autorisatie-kenmerk geldt dan de afwezigheid van een dergelijke chip, zender, transponder, of dergelijke.. ! Persons who are not allowed to leave a building are provided! of a chip, a transmitter, a transponder, or the like. The authorization characteristic is then the absence of such a chip, transmitter, transponder or the like.

10 Verder is het mogelijk dat de aandrijfmotor van de cabine is voorzien van een slijtage-indicator, gebaseerd op meting van het voor het ronddraaien van de cabine benodigde vermogen, hetgeen gemeten kan worden als combinatie van aandrijfspanning en stroom. Slijtage zal zich uiten als een verhoogde wrijving 15 en daardoor een verhoogde stroomopname door de motor. Op basis van de ontwikkeling van de vermogensbehoefte kan voorspeld worden wanneer (extra) onderhoud nodig is. Dergelijke slijtage-indicatoren zijn op zich bekend.Furthermore, it is possible that the drive motor of the cabin is provided with a wear indicator, based on measurement of the power required for rotating the cabin, which can be measured as a combination of drive voltage and current. Wear and tear will manifest itself as an increased friction and therefore an increased current consumption by the motor. Based on the development of the power requirement, it can be predicted when (additional) maintenance is required. Such wear indicators are known per se.

In het voorgaande is vermeld, dat er meerdere detectoren 20 aanwezig kunnen zijn in of bij de cabine 40. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 3A-D zijn twee detectoren 50A en 50B getoond, op 180° afstand ten opzichte van elkaar gemonteerd aan de wand 41 van de cabine 40. Er kunnen echter meerdere detectoren aanwezig zijn. De detectoren kunnen 25 allemaal op dezelfde hoogte gemonteerd zijn, maar het verdient de voorkeur dat er detectoren gemonteerd zijn op verschillende niveaus. Bij de verschillende niveaus kunnen de aantallen detectoren onderling gelijk zijn, maar het aantal detectoren dat aanwezig is bij een eerste niveau kan verschillen van het 30 aantal detectoren dat aanwezig is bij een tweede niveau. De detectoren kunnen werken volgens onderling gelijke detectie-principes, maar er kunnen ook detectoren met onderling verschillende detectie-principes aanwezig zijn. Iedere detector kan een individuele detector zijn, maar twee of meer ' 35 detectoren kunnen ook samenwerken en aldus een samengestelde detector definiëren.In the foregoing, it has been stated that a plurality of detectors 20 may be present in or near the cabin 40. In the embodiment of Figs. 3A-D, two detectors 50A and 50B are shown, mounted at 180 ° to each other on the wall 41 of the cabin 40. However, several detectors may be present. The detectors can all be mounted at the same height, but it is preferable that detectors are mounted at different levels. At the different levels the numbers of detectors may be mutually equal, but the number of detectors present at a first level may differ from the number of detectors present at a second level. The detectors can work according to mutually identical detection principles, but there can also be detectors with mutually different detection principles. Each detector can be an individual detector, but two or more detectors can also work together and thus define a composite detector.

10263 0010263 00

Claims

An access control device (100; 200), comprising: a control lock (3) with fixed walls (10, 20), with an input port (31) and an output port (32); I a bottomless cabin (40) arranged between the entrance port (31) and the exit port (32) in the lock (3), rotatable about a vertical axis, comprising a cabin wall (41) with at least I one pass port (42; 42A, 42B, 42C); I at least one detector (50; 250); Driving means (M) for driving the cab rotation; a controller (8) with at least one signal input (7) I for receiving an output signal (Sv; SA) from the detector (50; 250) and with a control output (9) for controlling the drive means (M) in dependence on H 15 the received detector output signal (Sv; SA); wherein the cabin (40) can be rotated to: - an entry position where a passage port (42; 42A, 42B, 42C) in the cabin wall (41) is aligned with the entrance port (31) of the lock (3); An exit position wherein a passage port (42; 42A, 42B, 42C) in the cabin wall (41) is aligned with the exit port (32) of the lock (3); - an intermediate position where the cabin wall (41) substantially closes off the entrance gate (31) and preferably also the exit gate (32).

2. Access control device according to claim 1, wherein the lock walls (10, 20) are at least partially made of a transparent material, for example glass, preferably impact-resistant glass or bulletproof glass.

3. Access control device according to claim 1 or 2, wherein the cabin wall (41) is at least partially made of a transparent material, for example glass, preferably impact-resistant glass or bulletproof glass. I 1026300

Access control device according to any of the preceding claims, wherein the lock walls (10, 20) are curved according to a rotationally symmetrical figure, preferably according to a part of a circle cylinder. 5

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the cabin wall (41) is curved according to a rotationally symmetrical figure, preferably according to a part of a circle cylinder. 10

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the cabin wall (41) comprises a single passage gate (42).

An access control device according to any of the preceding claims 1-5, wherein the cabin wall (41) comprises an odd number of passage ports (42A, 42B, 42C) positioned at regular angular distances.

An access control device according to claim 7, wherein the cabin wall comprises three passage gates (42A, 42B, 42C).

9. Access control device according to any of the preceding claims, wherein the control member (8) is adapted to control the drive means (M) in a normal operating condition to drive the cabin (40) at a substantially constant speed. rotate.

10. Access control device according to any of the preceding claims, wherein the device (100; 200) is provided with blocking detection means (52), arranged for detecting a blocking of the cabin (40), and for blocking a blocking device. to provide a detection signal (SB) to the control member (8), and wherein the control member (8) is adapted to switch off the drive means (M) or for a short time in the opposite direction in response to the detection of a blocking to run. 1026300 "

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the device (100; 200) is provided with a pass detector (261), arranged to count the number of people entering the cabin (40), and for a 1 '; 5 outputting a count signal (N) to the controller (8), and "I wherein the controller (8) is adapted to, in response to" receiving a count signal (N) greater than one, the driving means (M ) to cause the cabin (40) to rotate back to the input position, and then to disable the drive means 10 (M) to hold the cabin (40) in the input position.

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the at least one detector (250) is arranged for detecting an authorization feature, and for issuing an authorization signal (Sa) if an authorization feature is detected.

13. Access control device according to claim 13, wherein the control device (8) is adapted to, independently of whether or not the authorization signal (Sa) is received from the at least one detector (250), the drive means (M) to cause the cabin (40) to rotate from an entry position to an intermediate position. 25

An access control device according to claim 13, wherein the controller (8) is adapted to control the drive means (M) in response to receiving the authorization signal (Sa) from at least one detector (250) rotating the cabin (40) to a home position.

15. Access control device as claimed in claim 13, further comprising a presence detector (51; 261), arranged for detecting the presence of a person (P) in the cabin (40), wherein the control member (8) is arranged to if the presence detector (51; 261) indicates that the cabin (40) is empty, drive the drive means (M) to cause the cabin (40) to rotate to a next input position. 1026300 n

16. Access control device as claimed in claim 13, further comprising a presence detector (51; 261), arranged for detecting the presence of a person (P) in the cabin (40), wherein the control member (8) is arranged to if the presence detector (51; 261) indicates that there is a person in the cabin, in the absence of a timely authorization signal from at least one detector (250), switch off the drive means (M) to secure the cabin hold in the intermediate position.

17. Access control device as claimed in claim 13, further comprising a presence detector (51; 261), arranged for detecting the presence of a person (P) in the cabin (40), wherein the control member (8) is arranged to if the presence detector (51; 261) indicates that there is a person in the cabin, in the absence of a timely authorization signal from at least one detector (250), controlling the drive means (M) to return the cabin 20 rotate from the intermediate position to the input position.

18. Access control device according to any of the preceding claims, further comprising a presence detector (51; 261), arranged for detecting the presence of a person (P) in the cabin (40) and for issuing a presence signal (Sp; N) if the presence of a person (P) is detected; wherein the controller (8) is arranged, in the absence of a person in the cabin (40), to switch off the drive means (M) to hold the cabin (40) in the entry position; and wherein the controller is adapted to, in response to receiving the presence signal (Sp; N) from at least one detector (51; 261), drive the drive means (M) to drive the cabin (40) rotate.

An access control device according to any of the preceding claims, further comprising a first control button (61) mounted at a suitable location to be operable by a person who wants to enter the cabin, and adapted to be connected to the control device (8 outputting a request signal (SR); wherein the controller (8) is adapted, in response to receiving a request signal (SR) from the control button (61), to switch off the drive means M when the cabin is in an input position.

20. Access control device according to claim 19, further comprising a presence detector (51; 261), arranged for detecting the presence of a person (P) in the cabin (40) and for issuing a presence signal (Sp ; N) if the presence of a person (P) is detected; Wherein the control member (8) is arranged to automatically switch on the drive means (M) when the presence detector (51; 261) detects the presence of a person within the cabin.

The access control device according to claim 19, further comprising a second control button (62) mounted at a suitable location to be operable by a person who has entered the cabin and adapted to deliver a control unit (8) second request signal (SR2); wherein the controller (8) is adapted, in response to receiving a second request signal (SR2) from the second control button (62), to turn on the drive means M to rotate the cab 40. 30

An access control device according to claim 21, wherein the controller (8) is adapted to, after receiving a second request signal (SR2) from the second control button (62), rotate the cabin (40) to a starting position and then automatically switching off the drive means (M) to hold the cabin in this starting position.

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the at least one detector (50) 1026300 is arranged for detecting forbidden objects, and for issuing an object signal (Sv) if a forbidden object is detected.

An access control device according to claim 23, wherein I I I. the controller (8) is arranged, in response to receiving the object signal (Sv) from at least one detector (50), to disable the drive means (M) to retain the cabin (40) in the intermediate position. 10

An access control device according to claim 23, wherein the controller (8) is adapted to control the drive means (M) in response to receiving the object signal (Sv) from at least one detector (50) rotating the cabin (40) back to the entry position.

26. Access control device according to any of claims 23-25, further provided with alarm means (6) for generating an alarm signal, such as a sound signal 20 and / or a light signal, and wherein the control member (8) is adapted to response to receiving the object signal (Sv) from at least one detector (50), turning on the alarm means (6).

An access control device according to any of claims 23-26, wherein the at least one detector (50) is mounted on the cabin wall (41).

An access control device according to claim 27, wherein at least two detectors (50A, 50B) are provided on the cabin wall (41) at angular distances of approximately 180 °.

29. Access control device according to any of the preceding claims, wherein the cabin (40) is rotatably suspended on a support frame (310). 1026300 i

The access control device of claim 29, wherein the support frame (310) is attached to the upper ends (303, 304) of the lock walls (10, 20).

An access control device according to claim 29 or 30, wherein the lock walls rest on the floor (301).

An access control device according to any of the preceding claims 29-31, wherein the cabin wall (41) has a slight clearance (341) relative to the floor (301).

An access control device according to any of the preceding claims 29-32, further comprising at least one fixedly mounted support wheel (351) arranged near the lower end of the cabin wall (41).

34. Access control device according to any of the preceding claims 29-33, wherein the cabin (40) as a whole II is suspended from a bearing and guide construction which can be driven into a guide channel (311) and to be driven in said guide channel (311). wheels (312). I

An access control device according to claim 34, wherein the cabin (40) comprises a plurality of cabin wall portions (41A, 41B, 41C) attached to a common cabin frame I (340) suspended from said bearing and guide structure. I

An access control device according to any of the preceding claims 29-33, wherein the cabin (40) comprises a plurality of cabin wall sections (41A, 41B, 41C), each cabin wall portion (41A, 41B, 41C) being individually suspended to a support and guide construction comprising a guide trough (311) and wheels (312) movable in said guide trough (311). I 35

The access control device of claim 36, wherein each cabin wall portion (4TA, 41B, 41C) comprises two or more I wall segments, each wall segment individually following the I guide trough (311). I 1026300 "#

An access control device according to any of the preceding claims, wherein the cabin (40) comprises a plurality of cabin wall portions (41A, 41B, 41C), wherein at least one cabin wall portion is movable relative to the other cabin wall portions.

39. Access control device according to any of the preceding claims, wherein the cabin (40) comprises a plurality of cabin wall sections (41A, 41B, 41C), wherein at least two cabin wall sections (41A, 41B) are movable towards each other.

An access control device according to any of the preceding claims, further provided with lighting means (331), the color of which is preferably changeable.

41. Access control device according to any of the preceding claims, further provided with communication means, such as for instance a display (D) or a loudspeaker, for communicating an individual message to a person in or at the device.

An access control device according to any of the preceding claims, further comprising a hollow support profile (700) with at least one U-profile (751, 752), which support profile (700) has an inner space (701) within which a sensor housing (710) ) has been prepared.

An access control device according to claim 42, wherein the interior space (701) has an end wall (704) facing the interior (44) of the cabin (40), and wherein the bearing profile (700) has a smoothly running, partially concave, curved and partly convex curved side wall (761, 762) between the end wall (704) and the said at least one U-profile (751, 752).

An access control device according to claim 42 or 43, wherein the support profile (700) is provided with means for T026300 for generating an air flow in the inner space (701), for cooling the sensor housing (710). j · "! i, t 'l 1026300'