NL1025750C2 - Werkwijze en inrichting voor het vergroten van de wanddikte van het uiteinde van een dunwandige buis. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vergroten van de wanddikte van het uiteinde van een dunwandige buis.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vergroten van de wanddikte van het uiteinde van een dunwandige buis, waarbij de buis nabij een uiteinde wordt ingeklemd, zodanig, dat dit uiteinde van de buis vrij uitsteekt.

Tot nu toe is het gebruikelijk om dunwandige buizen, zoals 10 deze bijvoorbeeld worden gebruikt voor uitlaten van personenwagens en vrachtwagens over de gehele lengte een dikte te geven, welke bepaald wordt door bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het aanbrengen van lasverbindingen bij de uiteinden van de desbetreffende buis. Bij toepassen van buizen, waarvan slechts de eindgedeelten de voor het tot 15 stand brengen van verbindingen of dergelijke vereiste wanddikten hebben kan in vele gevallen de wanddikte van het tussen deze uiteinden gelegen gedeelte van de buis ten opzichte van de wanddikte van de uiteinden van de buis over 20 tot 30% kleiner gekozen worden. Dit zal zowel een aanzienlijke besparing op materiaal als gewicht met zich meebrengen 20 waarbij een gewichtsbesparing in het bijzonder voor personenwagens en/of vrachtwagens van belang is.

Er is wel voorgesteld om op de uiteinden van dunne buizen bijvoorbeeld versterkingsmanchetten aan te brengen, maar dergelijke van manchetten voorziene delen zijn zeer gevoelig voor corrosie en hebben een 25 plotselinge overgang in diameter met sprongsgewijs spanningsverloop, zodat een dergelijke oplossing in het algemeen niet acceptabel is.

Volgens de uitvinding wordt nu in een eerste stap het uiteinde van de buis in een richting dwars op de lengterichting van de buis vervormd en in een tweede direct op de eerste stap aansluitende 30 stap, waarin het vervormde uiteinde van de buis ligt opgesloten tussen een in de buis ingestoken steundoorn en een de buis omgevend 1025750 2 steunlichaam, een en andèr zodanig, dat de afstand tussen de buitenomtrek van de steundoorn en de binnenomtrek van het steunlichaam groter 1s dan de wanddikte van de buis, op het vrije uiteinde van de buis een in de lengterichting vari de buis werkende duwkracht wordt aangebracht onder het 5 zodanig vervormen van het uiteinde van de buis, dat het het uiteinde van de buis vormende materiaal de ruimte tussen de buitenomtrek van de steundoorn en de binnenomtrek van het steunlichaam opvult.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding wordt in de eerste stap een eerste plastificeren van het het uiteinde van de 10 buis vormende materiaal bewerkstelligd, hetgeen het in de tweede stap vervormen van het materiaal van het uiteinde van de buis gunstig beïnvloedt, zodanig, dat geen ongewenste plooivorming of dergelijke optreedt.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een 15 inrichting voor het uitvoéren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke voorzien is van een klemorgaan voor het vastklemnen van de buis, en van een steunlichaam voor het omgeven van de buis, waarbij het klemorgaan en het steunorgaan relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn in een richting evenwijdig aan de hartlijn van een in het klemorgaan vast te 20 zetten buis, terwijl de inrichting tevens is voorzien van een door het steunlichaam ondersteunde steundoorn, die ten opzichte van het steunlichaam verplaatsbaar is in een richting evenwijdig aan de hartlijn van een in het klemorgaan vast te zetten buis.

Volgens dit aspect van de uitvinding is een eenvoudige en 25 robuuste inrichting te verkrijgen met behulp waarvan op economische wijze de wanddikte van bui seinden kan worden vergroot.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

30 Figuur 1 toont een doorsnede over de inrichting volgens de uitvinding waarbij in het bovenste deel van figuur 1 de verschillende 1025750 3 onderdelen van de inrichting in een eerste stand en in het onderste deel van de figuur 1 de verschillende onderdelen van de inrichting in een tweede stand zijn weergegeven.

Figuur 2 toont een met figuur 1 overeenkomende doorsnede, 15 waarin in het bovenste deel van figuur 2 de verschillende onderdelen van de inrichting in een derde stand en in het onderste deel van figuur 2 de verschillende onderdelen van de inrichting in een vierde stand zijn weergegeven.

De in de figuur 1 weergegeven inrichting is voorzien van 10 een op zich bekend klemorgaan of opspankop 1 met behulp waarvan een buis 2 vast te klemmen is. Daar dergelijke voor het vastklemmen van buizen of dergelijke ronde voorwerpen geschikte klemorganen of opspankoppen algemeen bekend zijn zal hiervan geen nadere beschrijving worden gegeven.

Verder is de inrichting voorzien van een steunlichaam 3, 15 dat met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddelen in de richting volgens de dubbele pijl A, dus evenwijdig aan de hartlijn van een in het klemorgaan 1 ingeklemde buis 2 heen en weer beweegbaar is.

In het inwendige van het steunlichaam is een kamer 4 uitgespaard, waarin een zuiger 5 is opgenomen, zodanig, dat de zuiger 5 20 in de richting volgens pijl A in de kamer 3 heen en weer beweegbaar is. Aan de zuiger 5 is met behulp van een bout 6 het uiteinde bevestigd van steundoorn 7. De steundoorn 7 strekt zich uit door een kalibreerring 8, welke is opgenomen in een aan het steunlichaam 3 met bouten 9 bevestigde steunring 10.

25 Zoals verder uit de figuur duidelijk zal zijn heeft de steundoorn 7 een vrij uitstekend uiteinde 11 waarvan de uitwendige diameter kleiner is dan het aan de zuiger 5 bevestigde deel van de steundoorn 7, zodat bij de overgang tussen beide delen een borst 12 is gevormd. Verder 1$ het vrije uiteinde 13 van het dunnere deel 11 weer een 30 weinig verdikt, zodanig, dat de diameter van dit verdikte uiteinde 13 eerst geleidelijk toeneemt om vervolgens weer geleidelijk af te nemen, 1025750 4 waarbij de grootste diameter van dit verdikte uiteinde tenminste nagenoeg gelijk is aan de inwendige diameter van de buis 2.

Tijdens het inklemmen van de buis 2 in het klemorgaan 1 zullen het steun!ichaam 3 en de steundoorn 7 de in het bovenste gedeelte 5 van figuur 1 weergegeven stand innemen. Eventueel kan daarbij in het in het klemorgaan 1 een ingestoken deel van de dunwandige buis 2 nog een hulpdoorn 14 worden ingestoken om, indien bijzonder grote stuikkrachten op de buis 2 moeten worden uitgeoefend te voorkomen, dat het in de kleminrichting 1 gelegen deel van de buis 2 op ongewenste wijze wordt 10 vervormd.

Vervolgens wordt het steunlichaam 3 met de steundoorn 7 gezien in figuur 1 naar links verschoven naar de onderaan in figuur 1 weergegeven stand. Hierbij komt op een gegeven moment de borst 12 aan te liggen tegen het kopeinde 15 van de dunwandige buis 2. zodat de 15 steundoorn 7 gezien in figuur 1 niet verder naar links kan worden verschoven. Bij verdere vooruitbeweging van het steunlichaam 3 zal dan het steunl ichaam 3 ten opzichte van de steundoorn 7 en de daaraan bevestigde zuiger 5 verschuiven, zodat het gezien in figuur 1 rechts van de zuiger gelegen volume van de ruimte 4 wordt verkleind.

20 De inwendige diameter van de kalibreerring 8 is een weinig kleiner gekozen dan de uitwendige diameter van de onvervormde dunwandige buis 2. Dit heeft tot gevolg, dat het vrije uiteinde van de buis, dat gezien in figuur 1 rechts van het in de buis 2 gelegen verdikte uiteinde 13 van de doorn 7 is gelegen enigszins naar binnen wordt vervormd.

25 Zoals in figuur 1 verder is weergegeven is de wanddikte S0 van de niet vervormde buis 2 een weinig kleiner dan de afstand SI tussen de binnenomtrek van de kalibreerring 8 en de buitenomtrek van het dunnere gedeelte 11 van de steundoorn 7.

Door nu in de in het onderste deel van figuur 1 weergegeven 30 stand van de verschillende onderdelen via een toevoeropening 16 onder druk staande vloeistof in de kamer 4 toe te voeren zal de zuiger 5 met de 1025750 —--------------- 5 daaraan bevestigde steundoorn 7 gezien in de figuren verder naar links worden gedrukt, waardoor met de tegen het kopeinde 15 van de buis 2 aanliggende borst 12 van de steundoorn 7 een in de richting van de hartlijn van de buis 2 gerichte kracht op het kopeinde 15 van de buis 2 5 wordt uitgeoefend. Dit heeft een plastische vervorming van het vrije uiteinde van de buis 2 op een zodanige wijze tot gevolg, dat onder verkorten van dit vrije uiteinde van de buis 2 de ruimte tussen de binnenomtrek van de kalibreerring 8 en de buitenomtrek van het deel 11 van de steundoorn 7 geheel wordt opgevuld, waardoor het vrije uiteinde 1 10 een wanddikte $2.1 verkrijgt, zoals weergegeven in het bovenste gedeelte van figuur 2. Vervolgens wordt het steunlichaam 3 in een van het klemorgaan 1 afgekeerde richting bewogen waarbij, indien de zuiger 5 in aanraking komt met het uiteinde van de in het steunlichaam 3 gelegen steunring 10 ook de zuiger 5 met de daaraan bevestigde steundoorn 7 in 15 een van de kleminrichting 1 afgekeerde richting zal worden verplaatst. Daarbij zal het verdikte uiteinde 13 van de spandoorn 7 het verdikte uiteinde van de buis 2 naar buiten duwen naar de in het onderste gedeelte van figuur 2 weergegeven stand, zodat uiteindelijk een dunwandlge buis 2 is gevormd met een over zijn gehele lengte gelijke inwendige doorsnede en 20 met een uiteinde, dat een wanddikte S2.2 heeft.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en aanvullingen op de bovenbeschreven werkwijze en inrichting denkbaar. Zo is het mogelijk om voorafgaande aan de vervorming op de binnenwand en/of buitenwand van het uitstekende uiteinde 25 van de buis een smeermiddel aan te brengen.

1025750

Claims (10)

6

1. Werkwijze voor het vergroten van de wanddikte van het uiteinde van een dunwandige buis waarbij de buis nabij een uiteinde wordt 5 ingeklemd, zodanig, dat dit uiteinde van de buis vrij uitsteekt, met het kenmerk, dat in een eerste stap het uiteinde van de buis in een richting dwars op de lengterichting van de buis wordt vervormd en in een tweede direct op de eerste stap aansluitende stap, waarin het vervormde uiteinde van de buis ligt opgesloten tussen een in de buis ingestoken steundoorn 10 en een de buis omgevend steunlichaam, een en ander zodanig, dat de afstand tussen de buitenomtrek van de steundoorn en de binnenomtrek van het steunlichaam groter is dan de wanddikte van de buis, op het vrije kopeinde van de buis een in de lengterichting van de buis werkende duwkracht wordt aangebracht onder het zodanig vervormen van het uiteinde 15 van de buis, dat het het uiteinde van de buis vormende materiaal de ruimte tussen de buitenomtrek van de steundoorn en de binnenomtrek van het steunlichaam opvult.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het aanbrengen van de duwkracht op het kopeinde van de buis de wand van 20 het uiteinde van de buis met behulp van het steunlichaam in de richting van de buitenomtrek van de steundoorn wordt gedrongen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat door het aanbrengen van de duwkracht op het vrije kopeinde van de buis het het vrije uiteinde van de buis vormende materiaal in de richting van de 25 buitenomtrek van de steundoorn wordt gedrongen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een steundoorn, waarvan het vrije uiteinde een grotere diameter heeft dan het deel van de steundoorn dat met het steunlichaam de ruimte vormt waarin het materiaal van het vrije 30 uiteinde van de buis wordt vervormd, een en ander zodanig, dat bij het uittrekken van de steundoorn uit de buis het verdikte uiteinde van de 1025750 7 steundoorn de inwendige diameter van het verdikte uiteinde terugbrengt op de oorspronkelijke diameter van de buis.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voorafgaand aan het vervormen van het vrije uiteinde van de 5 buis in het inwendige van het in het klemorgaan gelegen deel van de buis een hulpdoorn wordt aangebracht.

6. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een klemorgaan voor het vastklemmen van de buis, van een steunlichaam 10 voor het omgeven van een buis, waarbij het klemorgaan en het steunorgaan relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn in een richting evenwijdig aan de hartlijn van een in het klemorgaan vast te zetten buis, terwijl de inrichting tevens is voorzien van een door het steunlichaam ondersteunde steundoorn, die ten opzichte van het steunlichaam 15 verplaatsbaar is in een richting evenwijdig aan de hartlijn van een in het klemorgaan vast te zetten buis.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het steunlichaam is voorzien van een kamer, waarin een zuiger evenwijdig aan \ de verplaatsingsrichting van het klemorgaan heen en weer beweegbaar is, 20 terwijl aan de zuiger een uiteinde van de steundoorn is bevestigd.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de steundoorn is voorzien van een borst, die de overgang vormt tussen een aan de zuiger bevestigd deel van de steundoorn en een daarop aansluitend dunner deel van de steundoorn.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het uiteinde van de steundoorn is voorzien van een in diameter grotere kraag.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steundoorn verschuifbaar is in een door het steunlichaam ondersteunde kalibreerring. 1025750