NL1024821C2 - Systeem voor het bewaken van een aantal mobiele objecten. - Google Patents

Description

Systeem voor het bewaken van een aantal mobiele objecten

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het bewaken van een aantal mobiele objecten binnen een bepaald gebied omvattende ten minste een centrale zend/ontvangst eenheid en een in hoofdzaak aan ieder mobiel object afzonderlijk 5 gerelateerde bewakingseenheid, welke bewakingseenheid ten minste is ingericht om signalen van de centrale zend/ontvangst eenheid draadloos te ontvangen en ten minste een bewakingssig-naal draadloos te verzenden naar de centrale zend/ontvangst eenheid. De mobiele objecten hebben bijvoorbeeld betrekking op 10 caravans op een camping of stalling, paarden op een manege of in het veld of vaartuigen in een jachthaven.

Elke jachthaven herbergt een grote verzameling kwetsbaar kapitaal. Eigenaren van vaartuigen laten een deel van de zorg voor hun vaartuig over aan een beheerder, welke 15 beheerder derhalve een grote verantwoordelijkheid draagt. Diefstal van kostbare apparatuur, lekkage van gas en water, vernieling of brand komen regelmatig voor en resulteren veelal in een aanzienlijke schade. Vaartuigen met een vaste ligplaats verlaten regelmatig de haven en vreemde vaartuigen hebben een 20 tijdelijke ligplaats in de haven, hetgeen het overzicht voor de beheerder aanmerkelijk bemoeilijkt.

WO 95/10433 beschrijft een bewakingssysteem tegen diefstal van vaartuigen uit een haven, waarbij bij de uitgang van de jachthaven een sector wordt bewaakt door een 25 zend/ontvangst eenheid. Voorafgaand aan het gebruik van het vaartuig dient een legitimatiesleutel te worden ingevoerd in een computer. Wanneer vervolgens het vaartuig de sector binnengaat om de haven te verlaten, ontvangt het een signaal van de zend/ontvangst eenheid en retourneert een identificatiesig-30 naai met een legitimatiesleutel. Wanneer deze niet overeenstemt met de ingegeven legitimatiesleutel, genereert de computer een alarmsignaal. Dit alarmsignaal kan worden doorge- 1024821 2 geven aan eén mobiel device van de beheerder van de haven of direct aan,bijvoorbeeld de politie.

Het systeem volgens de stand van de techniek verschaft niet de vereist flexibiliteit die vereist is in een 5 dynamische omgeving zoals een jachthaven. Voorts biedt het systeem onvoldoende bescherming aangezien enkel in de sector bij de uitgang van de jachthaven communicatie met de computer plaatsheeft, zodat bijvoorbeeld geen bewaking plaatsvindt ten aanzien van diefstal van voorwerpen op de boot wanneer deze 10 zich in de ligplaats bevindt of gebeurtenissen als brand of waterschade.

Het is een doelstelling van de onderhavige uitvinding om een systeem voor het bewaken van een aantal mobiele objecten binnen een bepaald gebied te verschaffen dat betrouw-15 baar is en is ingericht om rekening te houden met de dynamische aard van mobiele objecten.

Hiertoe wordt een systeem voor het bewaken van een aantal mobiele objecten binnen een bepaald gebied verschaft met het kenmerk dat de centrale zend/ontvangst eenheid is in-20 gericht om aanmeldingssignalen van elke bewakingseenheid te ontvangen op basis van ten minste een uitgezonden algemeen verzoeksignaal en om ten minste bewakingseenheidspecifieke verzoeksignalen uit te zenden op basis van de ontvangen aan-meldingssignalen van in hoofdzaak elke bewakingseenheid om ten 25 minste het bewakingssignaal van in hoofdzaak elke bewakingeen-heid te ontvangen. De centrale zend/ontvangsteenheid heeft in het systeem een dubbele functie. Ten eerste wordt door middel van het algemene verzoeksignaal en de geretourneerde aanmel-dingssignalen informatie verkregen over aanwezige 30 bewakingseenheden en dus objecten. Hierdoor kan nauwkeurig worden bijgehouden welke objecten in het gebied aanwezig zijn. Ten tweede zendt de centrale zend/ontvangst eenheid tegelijkertijd of vervolgens een bewakingseenheidspecifiek verzoek signaal uit ten einde de bewakingsignalen van aangemelde bewa-35 kingseenheden te ontvangen, opdat een effectieve bewaking in het gehele gebied kan worden gerealiseerd. Het algemene verzoeksignaal is bij voorkeur een broadcast-signaal en het specifieke verzoeksignaal een unicast-signaal.

102 4 ö 2 ï 3 ι

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de frequenties van de aanmeldingssignalen en bewakingssignalen in hoofdzaak gelijk. Op deze wijze kan het systeem met een eenvoudige centrale ontvanger werken, hetgeen 5 een goedkoper systeem oplevert. Als alternatief kunnen de frequenties van de aanmeldingsignalen en de bewakingssignalen verschillend zijn. Hoewel dit een meer gecompliceerde centrale ontvanger vereist, kan het systeem in een dergelijke uitvoering parallel de eerste en tweede functie uitoefenen.

10 Opgemerkt wordt dat het systeem met meerdere ontvangers kan werken, terwijl er maar een centrale zender is verschaft. Ook kunnen volgens de uitvinding in het gebied meerdere centrale zend/ontvangst eenheden worden toegepast om het gebied volledig te dekken. Dit is bijv. afhankelijk van het toegepaste 15 vermogen van de centrale zend/ontvangst eenheid.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding staat de centrale zend/ontvangst eenheid in communicatieve verbinding met een verwerkingseenheid voor het bepaalde gebied. De centrale zend/ontvangst eenheid heeft in 20 het algemeen een relatief beperkte functionaliteit; deze functionaliteit wordt verschaft door de verwerkingseenheid, zoals bijv. een centrale processoreenheid.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft de verwerkingeenheid toegang heeft tot een database 25 met unieke identificatiecodes van de bewakingseenheden en waarbij de bewakingseenheden zijn ingericht om een unieke identificatiecode op te nemen in het aanmeldingssignaal. Op deze wijze kan de aanmeldingsprocedure op effectieve wijze plaatsvinden. Het aantal bits van de unieke identificatiecode 30 is voldoende groot om te bewerkstelligen dat geen van de bewakingseenheden een overeenkomstige code heeft. Bij voorkeur is het systeem verder dusdanig ingericht dat de unieke identificatiecodes worden gerelateerd aan tijdelijke identificatiecodes voor toewijzing aan de bewakingseenheden 35 voor de verdere communicatie met de centrale zend/ontvangsteenheid, zoals bijvoorbeeld het specifieke ver-zoeksignaal. De tijdelijke identificatiecode is aanmerkelijk eenvoudiger en beknopter dan de unieke identificatiecode, het- 1 0?48 9i 4 geen bandbreedte voor het specifieke verzoeksignaal bespaart. De opname van de tijdelijke identificatiecode in het signaal maakt het mogelijk dat dit signaal enkel door de bewakingseen-heid met de betreffende tijdelijke identificatiecode wordt 5 ontvangen en dat de centrale zend/ontvangst eenheid het bewa-kingssignaal van deze bewakingseenheid ontvangt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding staat de verwerkingseenheid in communicatieve verbinding met een invoereenheid voor toegangsautorisatie tot één of meer 10 objecten en waarbij het systeem is ingericht om de aan deze objecten gerelateerde specifieke verzoeksignalen te modificeren om een statusverandering van de bewakingeenheden teweeg te brengen waarvoor de autorisatie is gevalideerd. Deze uitvoeringsvorm stelt de rechtmatige eigenaar of gebruiker in staat 15 om zich toegang tot het object te verschaffen, terwijl het vaartuig nog steeds wordt bewaakt tegen andere gebeurtenissen dan inbraak, zoals bijv. brand. De invoereenheid voor toegangsautorisatie kan bijv. geplaatst zijn bij de ingang van het gebied of bij iedere steiger van de jachthaven.

20 In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvin ding is het systeem ingericht om een alarmsignaal te genereren op basis van een waarschuwingssignaal, welk waarschuwingssig-naal bijv. in het ontvangen bewakingssignaal is opgenomen. Een dergelijk alarmsignaal geeft een vooraf bepaalde gebeurtenis 25 aan waarvan is aangegeven dat een dergelijke gebeurtenis een alarmsignaal rechtvaardigt. Dergelijke gebeurtenissen kunnen ondermeer betrekking hebben op inbraak, diefstal, vernieling, brand, water maken van het vaartuig en het vrijkomen van gassen. Hiertoe kan de bewakingseenheid zijn uitgerust met één of 30 meer sensoren die zijn ingericht om dergelijke gebeurtenissen te detecteren en een waarschuwingssignaal in het bewakingssignaal op te nemen dat bij voorkeur indicatief is voor de betreffende gebeurtenis. De verwerkingseenheid zal vervolgens een alarmsignaal genereren. Dit alarmsignaal kan zichtbaar 35 worden gemaakt bij de verwerkingseenheid of naar een extern device worden gestuurd. Ook kan het alarmsignaal naar brandweer of politie worden gestuurd of daarvoor beschikbaar zijn.

1024821 5

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding vindt het systeem bredere toepassing doordat verwerkingseenheid in communicatieve verbinding staat met verdere controle eenheden behorende bij het bepaaldè gebied. Hierbij kan gedacht worden 5 aan brandmeldingseeriheden in de veelal houten opslagplaatsen voor de vaartuigen, beveiligingseenheden voor muntautomaten in het gebied bij bijvoorbeeld douches en camera's.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een bewa-kingseenheid voor gebruik in een systeem als hierboven 10 beschreven, welke eenheid is voorzien van middelen voor het verschaffen van elektrische voeding voor de bewakingseenheid. De voeding van de bewakingseenheid kan bijvoorbeeld geschieden door gebruik te maken van de bestaande energievoorziening aan boord van het vaartuig, eventueel aangevuld met een zonnepa-15 neel voor het geval de boordaccu voor een lange tijd niet wordt bijgeladen. De bewakingseenheid kan ook een interne voeding hebben, hetgeen het mogelijk maakt om de bewakingseenheden toe te passen bij object, zoals paarden, waarbij geen conventionele energievoorziening aanwezig is. De 20 bewakingseenheid kan vast zijn bevestigd in het mobiele object of als afzonderlijke eenheid bij het mobiele object worden geplaatst of daaraan bevestigd.

DE19509092 beschrijft een bewakingssysteem waarbij zich aan boord van een vaartuig een apparaat bevindt dat eens 25 per 15 minuten een identificatiesignaal afgeeft aan een centrale eenheid. Wanneer het vaartuig zich uit het bereik van de centrale eenheid verwijdert ontvangt deze op een bepaald moment geen identificatiesignaal en geeft een alarmsignaal af. Tevens kan het apparaat zijn voorzien van een infrarood sensor 30 die beweging aan boord van het vaartuig doorgeeft aan de centrale eenheid. Het apparaat omvat een invoerdeel om het vaartuig vrij te geven, waarbij het apparaat een vrijgave signaal naar de centrale eenheid stuurt. De publicatie maakt geen melding van een aanmeldingssysteem en is bovendien fraudege-35 voelig aangezien de communicatie wordt opgezet vanaf het apparaat in het vaartuig. US2002/0158776 beschrijft eveneens een bewakingssysteem waarbij het eerste signaal bij het vaartuig wordt gegenereerd.

1024821 6 FR 2587664 beschrijft een anti-diefstal systeem voor vaartuigen, waarbij het vaartuig is voorzien van een apparaat dat draadloos communiceert met een centrale eenheid. Bij de centrale eenheid kan een code worden ingevoerd door middel 5 van een toetsenbord of badge reader. Enkel wanneer de ingevoerde code overeenkomt met de code die het vaartuig uit zendt naar de eenheid kan het vaartuig een bij de uitgang gedefinieerd gebied passeren zonder dat een alarmsignaal wordt gegenereerd. De publicatie maakt geen melding van systeem 10 waarbij bewakingseenheden zich aanmelden en vervolgens worden bewaakt binnen het gebied.

De uitvinding zal hierna verder worden geïllustreerd aan de hand van de bij gevoegde figuren, welke een voorkeurs-uitvoeringsvorm volgens de uitvinding tonen. Vanzelfsprekend 15 wordt de uitvinding op geen enkele wijze beperkt door deze specifieke en de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm.

In de figuren toont:

Fig. 1 schematisch èen overzicht van een bewakingssysteem volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 20 Figs. 2A en 2B een deel van een bewakingssysteem en een bewakingseenheid volgens een uitvoeringvorm van de uitvinding;

Figs. 3A en 3B een toepassing van een bewakingssysteem volgens een eerste uitvoeringvorm van de uitvinding; 25 Figs. 4A en 4B een toepassing van een bewakingssys teem volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding ;

Figs. 5A en 5B een toepassing van een bewakingssysteem volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 1 toont een bewakingssysteem 1 voor het bewaken 30 van een aantal mobiele objecten 2, hierna te noemen vaartuigen 2, in een bepaald gebied zoals een jachthaven. Het systeem 1 omvat meerdere centrale zend/ontvangst eenheden 3, hierna ook te noemen centrale eenheden 3, die in staat zijn signalen te verzenden en te ontvangen. Afhankelijk van bijvoorbeeld het 35 vermogen, welk vermogen in een uitvoeringsvorm lOmW bedraagt, hebben de eenheden een bereik 4 van bijv. 60Om2. De eenheden 3 staan in communicatieve verbinding met een verwerkingseenheid 5, hierna ook te noemen CPU 5. De CPU 5 kan voorts in communi- 1024821 * 7 < catieve verbinding staan met een invoereenheid 6 voor toe-gangsautorisatie tot één of meer van de vaartuigen 2. De CPU 5 staat verder in communicatieve verbinding met verdere contro-le-eenhedenf zoals een alarminstallatie 7 van een gebouw van 5 de jachthaven, een muntautomaat 8, een brandmeldinginstallatie 9 en een camera 10. De CPU 5 kan ten slotte contact maken met externe devices, zoals een mobiele telefoon 11 van de beheerder van de jachthaven of via een vaste verbinding 12.

Figs. 2A en 2B tonen respectievelijk een bewakings-10 systeem 1 en een bewakingseenheid 20 voor de vaartuigen 2. De CPU 5 omvat een database 21 met unieke identificatiecodes van de bewakingseenheden 20 en een database 22 met tijdelijke identificatiecodes die kunnen worden gerelateerd aan de unieke identificatiecodes. Deze uitvoering wordt nader besproken bij 15 de bespreking van de tweede toepassing van het bewakingssysteem 1 onder verwijzing naar de Figs. 4A en 4B.

De bewakingseenheid 20 omvat sensoren SI, S2 die zijn ingericht om gebeurtenissen als inbraak, diefstal, vernieling, brand, water maken van het vaartuig en het vrijkomen 20 van gassen te detecteren en een waarschuwingssignaal af te geven als een dergelijke gebeurtenis zich voordoet. Tevens omvat de bewakingseenheid 20 een middel 23 voor de elektrische voeding, zoals een accu.

De werking van het bewakingssysteem 1 zal worden ge-25 illustreerd aan de hand van drie toepassingsvoorbeelden als schematisch getoond in de Figs. 3-5. Het zal duidelijk zijn dat de beschreven werking van het bewakingssysteem 1 geenszins uitputtend is en verdere toepassingen en modificaties van het systeem eveneens tot de uitvinding behoren.

30 Figs. 3A en 3B tonen een toepassing van een bewa kingssysteem 1 volgens een eerste uitvoeringvorm van de uitvinding. In de beschrijving van deze uitvoeringsvorm wordt er vanuit gegaan dat de centrale eenheid 3 zelf over een CPU 5 met de benodigde functionaliteit beschikt.

35 De centrale eenheid 3 verstuurt een algemeen ver- zoeksignaal 30 in de vorm van een broadcast signaal. De bewakingseenheden 20A en 20B van resp. de vaartuigen 2A en 2B die zich in het gebied 4 bevinden beantwoorden dit verzoeksig- 1 024321 8 naai 30 ieder met een aanmeldingssignaal 31. Vervolgens verstuurt de centrale eenheid 3 een op basis van de ontvangen aanmeldingssignalen 31 bewakingseenheidspecifieke signalen, aangegeven door de pijlen 32A en 32B, in de vorm van een uni-5 cast signaal waarop de bewakingseenheden 20A en 20B antwoorden met bewakingssignalen 33A en 33B resp. De bewakingssignalen 33A en 33B kunnen bijv. data van bijv. de sensoren SI en S2 van de bewakingseenheden 20A en 2 0B bevatten. De combinatie van de specifieke verzoeksignalen 32 en bewakingssignalen 33 10 wordt ook wel aangeduid als 'pollen'. Dit pollen vindt in het algemeen meerdere keren plaats voor ieder van de bewakingseenheden 20 voordat een nieuw algemeen verzoeksignaal 30 uitgaat. Als indicatie geldt dat een poll ongeveer 5ms duurt terwijl de broadcast 30 50ms in beslag neemt. De broadcast 30 wordt bijv. 15 elke 2 seconden uitgestuurd. De snelheid van de dataoverdracht van het bewakings signaal 33 is bijv. 19k2. De bewakingseenheden 20 die zich reeds hebben aangemeld met een aanmeldingssignaal 31 reageren bij voorkeur niet meer op een nieuw algemeen verzoeksignaal 30, zoals aangegeven in Fig. 3B 20 en tevens in Fig. 4B, welke toepassing hieronder in meer detail wordt besproken.

De frequenties van de aanmeldingssignalen 31 en de bewakingssignalen 33 kunnen gelijk zijn, zodat de centrale eenheid 3 eenvoudige ontvangers kan toepassen. Het vermogen 25 van de zender 3 is bijv. 10 mW bij een frequentie van 433MHz. Als alternatief kunnen de frequenties voor de aanmeldingssignalen 31 en bewakingssignalen verschillen in bijv. een zogenaamde narrowband uitvoering, zodat de centrale eenheid 3 simultaan aanmeldingssignalen 31 en bewakingssignalen 33 kan 30 ontvangen. Voorts is het mogelijk dat zender en ontvanger fysiek gescheiden zijn.

Op enig tijdstip Tl vindt er aan boord van het vaartuig 2A een inbraak plaats. De bewegingssensor SI van de bewakingseenheid 20A detecteert deze inbraak en stuurt met het 35 bewakingssignaal 33A een waarschuwingssignaal W mee. Het waar-schuwingssignaal W genereert een alarmsignaal A op de mobiele telefoon 11 van de havenmeester, zodat deze direct is of wordt 10 2 4 8 21 9 geïnformeerd over de gebeurtenis en de specifieke bewakings-eenheid 20. dié het alarm heeft afgegeven.

Figs. 4A en 4B tonen een toepassing van een bewakingssysteem 1 volgens een tweede uitvoeringvorm van de 5 uitvinding. In deze toepassing vaart een vaartuig 20C voorzien van een bewakingseenheid 20C de jachthaven binnen. In de nu te bespreken uitvoeringsvorm zal tevens de toepassing van de databases 21 en 22 uit Fig. 2A worden toegelicht.

De database 21 omvat unieke identificatiecodes A, B 10 en C van de bewakingseenheden 20. Deze unieke identificatiecodes hebben bijvoorbeeld 10 bits, waarbij elke bit-code bij één bewakingseenheid 20 behoort. Wanneer het broadcast-signaal 30 wordt uitgestuurd, reageren de bewakingseenheden met hun unieke identificatiecodes A,B,C in het aanmeldsignaal 31.

15 Op tijdstip T0 stuurt de centrale eenheid 3 een bro adcast signaal 30 uit. De vaartuigen 2A en 2B binnen het bereik 4 verzenden ieder een aanmeldingssignaal 31 voorzien van hun unieke identificatiecodes A resp. B, aangegeven door de pijlen 31A resp. 31B in het tijdsdiagram, dat door de cen-20 trale eenheid 3 wordt ontvangen. Het vaartuig 2C bevindt zich op T0 nog buiten het gebied 4 en meldt zich daarom niet aan.

De unieke identificatiecodes A en B uit het aanmeldsignaal 31 worden vervolgens gerelateerd aan tijdelijke identificatiecodes uit de database 22, resp. aangegeven door (22A) en (22B), 25 en toegewezen aan de bewakingseenheden 20A en 20B. De tijdelijke identificatiecodes zijn korter en vergen daarom minder bandbreedte tijdens het pollen, zodat meer tijd resteert voor dataoverdracht. De opname van de tijdelijke identificatiecode (22A), (22B) in het specifieke verzoeksignaal 32A, 32B maakt 30 het mogelijk dat dit signaal 32A, 32B enkel door de betreffende bewakingseenheid 20A, 20B wordt ontvangen en dat de centrale eenheid 3 het bewakingssignaal 33A, 33B van de betreffende bewakingseenheid 20A, 20B ontvangt. De tijdelijke identificatiecodes (22A), (22B) worden bij voorkeur gedurende 35 het gehele verdere verblijf van de bewakingseenheid 2A resp.

2B toegepast voor de communicatie met de centrale eenheid 3.

Op T2 komt de bewakingseenheid 20C binnen het bereik 4 van de centrale eenheid 3. Wanneer de centrale eenheid 3 een 1024821 10 volgend algemeen verzoekeignaal 30 uitzendt kan de bewakings-eenheid 20C zich aanmelden via een aanmeldingseignaal 31 voorzien van de unieke identificatiecode C van de bewakings-eenheid 20C. Aan de bewakingseenheid wordt vervolgens ook een 5 tijdelijke identificatiecode (22C) toegewezen die tijdens het pollen wordt toegepast, zodat de bewakingseenheid 20C reageert i wanneer een unicast signaal 32C wordt uitgezonden teneinde een bewakingssignaal 33C met data van de bewakingseenheid 20C te kunnen ontvangen. j 10 Figs. 5A en 5B tonen een toepassing van een bewakingssysteem 1 volgens een derde uitvoeringvorm van de j uitvinding. In deze toepassing vaart een vaartuig 2B de j j achthaven uit.

De polling van de zich binnen het bereik 4 van de 15 centrale eenheid 3 bevindende bewakingseenheden 20A, 20B geschiedt weer door de unicast signalen 32A en 32B en de bewakingssignaal 33A, 33B zoals hierboven reeds beschreven.

Op tijdstip T3 voert de eigenaar van het vaartuig 2B een code in op de invoereenheid 6 ten behoeve van toegangsau-20 torisatie tot dit vaartuig. Deze autorisatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het invoeren van een code op een daarvoor bestemd toetsenbord of door middel van een magneetstrip op een pasje, welk pasje langs een scanner wordt gehaald. De autorisatie wordt geverifieerd bij de CPU 5 middels het signaal 50.

25 Wanneer de autorisatie in orde is, wordt het specifieke ver-zoeksignaal 32B gemodificeerd tot signaal 32B', bijv. door het wijzigen van een bit in het signaal, zodat de bewakingseenheid 20B een statusverandering ondergaat. Deze statusverandering, weergegeven door de pijl 33B' in het tijdsdiagram, brengt met 30 zich mee er geen waar schuwings signaal W wordt af gegeven wanneer het vaartuig 2B betreden wordt, maar dat de het vaartuig 2B nog wel steeds wordt bewaakt tegen bijv. brand. Tevens brengt de statusverandering met zich dat wordt voorkomen dat de bewakingseenheid 20B zich opnieuw aanmeldt tijdens een al-35 gemeen verzoeksignaal 30 wanneer het vaartuig 2B zich nog binnen het bereik 4 van de centrale eenheid 3 bevindt. Bij het verlaten van het bereik 4 van de centrale eenheid of eenheden 1024821 11 3 komt de tijdelijke code (22B) uit de database 22 weer vrij voor andere bewakingseenheden 20.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat de toepassingen van het bewakingssysteem 1 een combinatie van de in de Figs.

5 3-5 getoonde en beschreven uitvoering kan omvatten. Voorts zal het duidelijk zijn dat er in het gebied in het algemeen meer dan twee a drie vaartuigen 2 voorzien zijn van een bewakings-eenheid 20. Verder kan bijv. naast het broadcast-signaal 30 met de vraag om nieuwe unieke identificatiecodes van bewa-10 kingseenheden 20 binnen het bereik 4 van de centrale eenheid/eenheden 3, een verder broadcast-signaal B worden toegepast om de statusveranderingen van de bewakingseenheden 20 te analyseren. Dit broadcast-signaal B kan bijvoorbeeld na ieder polling van een bewakingseenheid 20 worden toegëpast.

15 Tevens kan de centrale eenheid 3 unicast signalen versturen om te controleren of de tijdelijke identificatiecodes die zijn toegewezen uit de database 22 nog overeenkomen met de unieke identificatiecodes A, B, C van de bewakingseenheden 20. Een dergelijke werkwijze vindt bijv. plaats wanneer de spanning 20 van het systeem 1 is uitgevallen om te voorkomen dat te veel bewakingseenheden 20 tegelijk reageren op een algemeen ver-zoeksignaal 30 door het versturen van een aanmeldingssignaal 31. De bewakingseenheden 20 zijn bij voorkeur voorzien van een algoritme dat' voorkomt dat alle bewakingseenheden 20 op exact 25 hetzelfde moment reageren op een algemeen verzoeksignaal 30.

Het voorkomen van een collisie van aanmeldingssignalen 31verdient de voorkeur, hoewel de centrale eenheid 3 ingericht kan worden om collisie de detecteren en passende maatregelen te treffen.

30 1024821

Claims (13)

1. Systeem (1) voor het bewaken van een aantal mobiele objecten (2) binnen een bepaald gebied omvattende ten minste een centrale zend/ontvangst eenheid (3) en een in hoofdzaak aan ieder mobiel object (2) afzonderlijk gerelateer-5 de bewakingseenheid (20), welke bewakingseenheid (20) ten minste is ingericht om signalen van de centrale zend/ontvangst eenheid (3) draadloos te ontvangen en ten minste een bewa-kingssignaal (33) draadloos te verzenden naar de centrale zend/ontvangst eenheid (3) 10 met het kenmerk dat de centrale zend/ontvangst eenheid (3) is ingericht om aanmel-dingssignalen (31) van elke bewakingseenheid (20) te ontvangen op basis van ten minste een uitgezonden algemeen verzoeksig-naal (30) en om ten minste bewakingseenheidspecifieke 15 verzoeksignalen (32) uit te zenden op basis van de ontvangen aanmeldingssignalen (32) van in hoofdzaak elke bewakingseenheid (20) om ten minste het bewakingssignaal (33) van in hoofdzaak elke bewakingeenheid (20) te ontvangen.

2.Systeem (1) volgens conclusie 1, waarbij het alge-20 mene verzoeksignaal (30) een broadcast-signaal is en het specifieke verzoeksignaal (32) een unicast-signaal is.

3. Systeem (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de frequenties van de aanmeldingssignalen (31) en bewakingssigna-len (33) in hoofdzaak gelijk zijn.

4. Systeem (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de frequenties van de aanmeldingssignalen (31) en bewakingssignalen (33) verschillen.

5. Systeem (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de centrale zend/ontvangst eenheid (3) in 30 communicatieve verbinding staat met een verwerkingseenheid (5) .

6. Systeem (1) volgens conclusie 5, waarbij de ver-werkingeenheid (5) toegang heeft tot een database (21) met unieke identificatiecodes (A,B,C) van de bewakingseenheden 35 (20) en waarbij de bewakingseenheden (20) zijn ingericht om 1024821 een unieke identificatiecode (A,B,C) op te nemen in het aan-meldingssignaal (31).

7. Systeem (1) volgens conclusie 6, waarbij het systeem verder is ingericht om de unieke identificatiecodes 5 (A,B,C) te relateren aan tijdelijke identificatiecodes (22A,22B,22C) voor toewijzing aan de bewakingseenheden (20A,20B,20C) voor het specifieke verzoekeignaal (32A,32B,32C).

8. Systeem (1) volgens één of meer van de conclusies 10 5-7, waarbij de verwerkingseenheid (5) in communicatieve ver binding staat met een invoereenheid (6) voor toegangsautorisatie tot één of meer objecten (2) en waarbij het systeem (1) is ingericht om de aan deze objecten gerelateerde specifieke verzoeksignalen (32) te modificeren om een 15 statusverandering van de bewakingeenheden (20) teweeg te brengen waarvoor de autorisatie is gevalideerd.

9. Systeem (1) volgens één of meer van de conclusies 5-8, waarbij de verwerkingseenheid (5) is ingericht om een alarmsignaal (A) te genereren op basis van een waarschuwinge- 20 signaal (W) in het ontvangen bewakingssignaal (33).

10. Systeem (1) volgens conclusie 9, waarbij de verwerkingseenheid (5) is ingericht om het alarmsignaal (A) door te geven aan een extern device (11), zoals een mobiele telefoon of een computer, van bijv. een beheerder van het bepaalde 25 gebied of een gerechtigde tot het object.

11. Systeem (1) volgens conclusie 9 of 10, waarbij de bewakingseenheid (20) één of meer sensoren (S1,S2) omvat voor gebeurtenissen ten aanzien van het object (2), zoals bijv. een bewegingssensor en/of een brandsensor en/of een wa- 30 tersensor en/of een gassensor, en het waarschuwingssignaal (W) en/of alarmsignaal (A) wordt gegenereerd wanneer zich een gebeurtenis voordoet.

12. Systeem (1) volgens één of meer van de conclusies 5-10, waarbij de verwerkingseenheid (5) in communicatieve 35 verbinding staat met verdere controle-eenheden (7,8,9,10) behorende bij het bepaalde gebied.

13. Bewakingseenheid (20) voor gebruik in een systeem (1) volgens een van de voorgaande conclusies voorzien van 1024821 middelen (23) voor elektrische voeding van de bewakingseenheid (20) . 10248 21