NL1019090C2 - Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. - Google Patents
Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1019090C2 NL1019090C2 NL1019090A NL1019090A NL1019090C2 NL 1019090 C2 NL1019090 C2 NL 1019090C2 NL 1019090 A NL1019090 A NL 1019090A NL 1019090 A NL1019090 A NL 1019090A NL 1019090 C2 NL1019090 C2 NL 1019090C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- feed
- animal
- data
- types
- memory
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K5/00—Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
- A01K5/02—Automatic devices
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K5/00—Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
- A01K5/02—Automatic devices
- A01K5/0275—Automatic devices with mechanisms for delivery of measured doses
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Birds (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
Description
INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET AUTOMATISCH AFGEVEN VAN TEN MINSTE TWEE SOORTEN VOEDER AAN DIEREN
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijke inrichting, ook wel bekend als voedermenginrichting, is algemeen bekend. Deze bekende inrichtingen functioneren naar behoren en bieden de dieren 10 voldoende gemengd voeder aan.
Het is een doel van de uitvinding een verbeterde inrichting voor het automatisch afgeven van voeder aan dieren te verschaffen.
Hiertoe bevat een inrichting voor het automatisch 15 afgeven van voeder aan dieren van de boven beschreven soort volgens de uitvinding de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1. De uitvinding berust op het inzicht dat, hoewel een voldoende hoeveelheid voeder aan de dieren wordt aangeboden, de voederopname van de dieren juist doordat het 20 voeder wordt gemengd niet optimaal is. Na langdurig onderzoek is gebleken dat dieren door de uniforme, wellicht eenzijdige smaak van het gemengde voeder niet een optimale hoeveelheid voeder tot zich nemen. Het aanbrengen van variatie m het aangeboden voeder, door andere voedersoorten aan te bieden, 25 kan slechts in zeer beperkte mate plaatsvinden. Enerzijds vindt dit een oorzaak in het feit dat bepaalde diersoorten slechts bepaalde voedersoorten tot zich nemen. Anderzijds kan door het economische gebruik van de dieren, bijvoorbeeld als melkdieren, slachtdieren of sportdieren, het gebruik van deze 30 andere voedersoorten tot een economisch minder interessant of in het geheel oninteressant gebruik van het dier leiden. Zo kunnen bijvoorbeeld de kwaliteit en/of de smaak van de geleverde melk of het geleverde vlees door andere voedersoorten te gebruiken nadelig worden beïnvloed. 35 Daarnaast kan, in het geval van sportdieren, de prestatie van het dier nadelig worden beïnvloed door andere voedersoorten te gebruiken. Volgens-de uitvinding wordt er variatie m het aangeboden voeder verschaft doordat de inrichting is voorzien van een stuurorgaan, waarbij het stuurorgaan een stuursignaal 40 opwekt voor het zodanig sturen van de inrichting dat ten 2 minste één voedersoort althans in hoofdzaak afzonderlijk van de andere soorten voeder aan de voederplaats wordt toegevoerd. Aldus kan de volgorde waarin de voedersoorten aan het dier worden aangeboden worden gevarieerd. Hierdoor wordt het 5 aantrekkelijker voor een dier om meer voeder tot zich te nemen, terwijl de voedercombinatie voor het verkrijgen van het gewenste economische resultaat niet hoeft te worden gewijzigd.
Hoewel slechts één van de voedersoorten afzonderlijk aan de voedertrog kan worden toegevoerd terwijl 10 de rest van de voedersoorten kan worden gemengd, heeft het vanwege het verschaffen van een grotere variatie aan aanbod de voorkeur wanneer het stuursignaal de inrichting zodanig stuurt dat alle voedersoorten althans in hoofdzaak afzonderlijk van elkaar aan de voederplaats worden toegevoerd. 15 In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding stuurt het stuursignaal de inrichting zodanig dat de volgorde waarin voedersoorten aan de voederplaats worden toegevoerd willekeurig is. Hierdoor wordt voorkomen dat de volgorde waarin de voedersoorten althans in hoofdzaak 20 afzonderlijk aan de voederplaats worden afgegeven standaard wordt, zodat de dieren steeds in een andere volgorde de voedersoorten krijgen aangeboden.
Het is onder meer gebleken dat sommige dieren een sterke voorkeur voor een bepaalde voedersoort hebben en 25 alleen deze voor hun lekkerste voedersoort vreten. Verder blijken er verscheidene andere omstandigheden te zijn die de voederopname beïnvloeden. Om ervoor te zorgen dat dergelijke dieren alle voor het leveren van de economische prestatie en voor hun gezondheid benodigde ingrediënten opnemen, heeft het 30 de voorkeur wanneer de inrichting is voorzien van een dieridentificatie-inrichting voor het identificeren van een disr, wanneer het stuurorgaan is voorzien van een computer met een geheugen, waarbij het geheugen per dier gegevens met betrekking tot af te geven voedersoorten bevat, waarbij de 35 computer met behulp van gegevens van de dieridentificatie-inrichting en gegevens uit het geheugen het stuursignaal opwekt, waarbij het stuursignaal de inrichting zodanig stuurt dat de volgorde waarin voedersoorten aan de voederplaats worden toegevoerd afhankelijk is van de gegevens.
3
In het bijzonder bevatten de gegevens in het geheugen per dier gegevens met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de omgevingscondities, zoals atmosfeer-conditie en huisvestingsomstandigheden. Zo blijkt de 5 voederopname onder meer afhankelijk te zijn van luchtvochtigheid, temperatuur, luchtdruk, windsnelheid, mate van bewegingsvrijheid, lichthoeveelheid in de huisvesting en dergelijke. Door de volgorde van aan te bieden voedersoorten aan deze omstandigheden aan te passen kan voor een gewenste 10 voederopname worden gezorgd. Bij voorkeur bevat de inrichting atmosfeerconditiemeetmiddelen voor het meten van de atmosfeercondities en voor het afgeven van een atmosfeerindicatiesignaal aan het stuurorgaan, zodat automatisch met veranderende atmosfeerconditie, bijvoorbeeld 15 veranderende temperatuur, vochtigheid, luchtdruk, windsnelheid en dergelijke, rekening kan worden gehouden.
Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van het tijdstip 20 van de dag, zodat in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van het tijdstip van de dag. In het bijzonder bevat de inrichting een klok voor het meten van het tijdstip 25 van de dag en voor het af geven van een tijdsignaal aan het stuurorgaan, zodat bij het bepalen van de volgorde van aan te bieden voedersoorten automatisch met het tijdstip van de dag rekening kan worden gehouden. Zo is gebleken dat het voederopnamegedrag 's ochtends, 's middags en 's avonds per 30 dier kan verschillen.
Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van de periode van het jaar, zodat in een uitvoering van een inrichting 35 volgens de uitvinding de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de periode van het jaar. In het bijzonder bevat de inrichting een klok voor het meten van het de periode van het jaar en voor het af geven van een 40 jaarperiodesignaal aan het stuurorgaan, zodat bij het bepalen 4 van de volgorde van aan te bieden voedersoorten automatisch met de periode van het jaar kan worden rekening gehouden. Zo blijken dieren in de winter de voorkeur te geven aan drogere voedersoorten.
5 Het is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een optimale voederopname wordt verkregen bij melkdieren afhankelijk is van de lactatieperiode van het melkdier, zodat in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de gegevens in het 10 geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de lactatieperiode. Dat de aangeboden voedersoorten (hoeveelheid en verhouding) afhankelijk van de lactatieperiode kunnen worden ingesteld is op zich bekend, echter is gebleken dat ook de volgorde van 15 aanbieding van de voedersoorten bevorderlijk kan zijn voor de gewenste voederopname in het verloop van de lactatieperiode.
Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van de 20 conditiescore, zodat in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de conditiescore van het dier. In het bijzonder bevat de inrichting middelen voor het meten van de 25 conditiescore van een dier en voor het afgeven van een conditiescoresignaal aan het stuurorgaan, zodat automatisch rekening kan worden gehouden met de conditiescore van het dier. Wanneer bijvoorbeeld de conditiescore aangeeft dat het dier in vergelijking met zijn standaardconditiescore een 30 afwijkende waarde heeft, dan kan de volgorde van aan te bieden voedersoorten ervoor zorgdragen dat het dier juist de benodigde voedersoorten beter opneemt.
Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een voor het droogzetten 35 optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van het tijdstip gedurende het verloop van het droogzetten, zodat in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot het verloop van de voederopname van het dier 40 gedurende het droogzetten. In het bijzonder bevat de 5 inrichting een klok voor het meten van het momentane tijdstip in het verloop van het droogzetten van het betreffende dier, en voor het af geven van een droogzettijdstipsignaal aan het stuursignaal, zodat bij het bepalen van de volgorde van aan 5 te bieden voedersoorten automatisch rekening kan worden gehouden met het tijdstip gedurende het verloop van het droogzetten.
Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de volgorde van aangeboden voedersoorten waarbij een optimale 10 voederopname wordt verkregen afhankelijk is van de vreet snelheid van het dier, zodat in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de vreetsnelheid per voedersoort. In het bijzonder is de 15 inrichting voorzien van middelen voor het per dier bepalen van de vreetsnelheid per voedersoort, en voor het aan het stuurorgaan afgeven van een vreetsnelheidsignaal, zodat bij het bepalen van de volgorde van aan te bieden voedersoorten rekening kan worden gehouden met de vreetsnelheid. De 20 vreetsnelheid kan een aanduiding zijn voor de mate waarin het dier een bepaalde voedersoort aantrekkelijk vindt of niet. Door nu dit voeder als laatste aan te bieden blijkt dat ook al de andere voedersoorten die eerder worden aangeboden opgenomen worden door het dier.
25 Het is voordelig wanneer de gegevens in het geheugen per melkdier gegevens bevatten met betrekking tot melkgift. Hierdoor is het mogelijk de melkgift te optimaliseren door een geschikte volgorde van aan te bieden voedersoorten te bepalen. De relatie tussen de energieinhoud 30 van het voeder en de melkgift is op zich bekend, echter de uitvinding berust op het inzicht dat de volgorde van het aanbieden van de voedersoorten ervoor kan zorgdragen dat die hoeveelheid energie ook daadwerkelijk wordt opgenomen.
Verder is het voordelig wanneer de gegevens in het 35 geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de aan te bieden hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren, en dat de gegevens in het geheugen per voedersoort gegevens bevatten met betrekking tot de hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet en/of mineralen 40 en/of aminozuren per gewichtseenheid. Hierdoor is het 6 mogelijk ervoor te zorgen dat in het totaal van aan een dier aan te bieden voeder de benodigde ingrediënten voor dat dier aanwezig zijn, waarbij er toch voldoende variatie in de volgorde van aan te bieden voedersoorten mogelijk is. In het 5 bijzonder kan dit worden gecombineerd met gegevens in het geheugen welke per dier melkgegevens bevatten met betrekking tot hoeveelheden van ingrediënten, zoals vetten, eiwitten, suikers, en dergelijke, in de van dat dier verkregen melk. Dergelijke gegevens kunnen door meting verkregen worden, 10 zodat na een melkbeurt de volgorde van aan te bieden voedersoorten kan worden aangepast voor het verkrijgen van de juiste hoeveelheid ingrediënten (bijvoorbeeld vet) in de melk.
Teneinde de betreffende gegevens te kunnen invoeren 15 is de computer voorzien van een invoerorgaan voor het invoeren van gegevens in het geheugen.
Aangezien sommige van de bovengenoemde gegevens niet bij een boer bekend zijn, is het voordelig wanneer het stuurorgaan geschikt is voor het zelf genereren van gegevens 20 voor het geheugen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat het stuurorgaan de volgorde van aan te bieden voeder bij een bepaalde omgevingstemperatuur verandert, en steeds bij elke gekozen volgorde de opname door het dier bepaalt. Aldus is het mogelijk dat het stuurorgaan zelf de optimale volgorde 25 bij een bepaalde omgevingstemperatuur bepaalt.
Daar een dier zich continu ontwikkelt, heeft het voordeel wanneer de gegevens continu worden bijgewerkt, zodat bij het bepalen van de volgorde van aan te bieden voedersoorten rekening kan worden gehouden met een zich 30 ontwikkelend dier.
Teneinde voor bepaalde dieren bepaalde additieven zoals medicijnen te kunnen toevoegen heeft het voordeel wanneer de inrichting is voorzien van een additievenorgaan voor het toevoegen van additieven aan de voederplaats.
35 In een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van middelen voor het meten van de door een dier opgenomen hoeveelheid van een soort voeder, en voor het aan het stuurorgaan afgeven van een opgenomen-hoeveelheidsignaal. Wanneer de inrichting is 40 voorzien van een detectie-inrichting voor het op een tijdstip 7 na een afgifte van een hoeveelheid voeder bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog en voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheid-bepalingsresultaat afgeven van een signaal, kan bijvoorbeeld de vreetsnelheid per 5 voedersoort van een dier worden gemeten. In het bijzonder bevat de detectie-inrichting een weegorgaan voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de voederplaats, hoewel andere middelen zoals beeldherkenningsapparatuur eveneens toepasbaar zijn.
10 Wanneer achtereenvolgens ten minste twee voedersoorten aan de voederplaats worden afgegeven, staat het stuurorgaan bij voorkeur de afgifte van een voedersoort toe, nadat is bepaald dat de vorige voedersoort volledig door het dier is opgenomen. Op deze wijze kan ervoor worden gezorgd 15 dat een dier niet zonder te vreten blijft wachten tot het voor het dier aantrekkelijke voeder wordt aangeboden. Hierbij kan naast het criterium van het volledig opnemen van een voedersoort ook een drempelwaarde genomen worden. Hiertoe is in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding 20 het stuurorgaan voorzien van een vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van het opgenomen-hoeveelheidsignaal met een drempelwaarde en voor het opwekken van een vergelijkingsresultaatsignaal, waarbij het stuursignaal mede met het vergelijkingsresultaatsignaal de inrichting zodanig 25 stuurt dat de volgorde en/of hoeveelheid van eventueel verder af te geven voedersoorten wordt aangepast.
Teneinde te voorkomen dat een dier na zijn voederbeurt bij een voederplaats blijft wachten, is in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding de 30 voederplaats een door een afsluiter afsluitbare voedertrog, waarbij het stuurorgaan tevens geschikt is voor het sturen van de bediening van de afsluiter.
Een inrichting volgens de uitvinding is onder meer toepasbaar in een melkbox met een melkrobot. De uitvinding is 35 echter in het bijzonder voordelig wanneer de inrichting een voerzuil is, waarbij verscheidene dieren tegelijk van de inrichting gebruik kunnen maken. Hiertoe is de voerzuil op een op zich bekende manier voorzien van een rondom een centrale as gelegen raamwerk, waaraan een aantal voedertroggen en 40 voorraadbakken zijn aangebracht.
8
Hoewel in de computer de gegevens met betrekking tot de soort voeder respectievelijk de daarbij behorende voorraadbakken kunnen worden ingevoerd, heeft het de voorkeur wanneer de inrichting is voorzien van voederbepalingsmiddelen 5 voor het bepalen van de soort voeder in een voorraadbak. Dergelijke voederbepalingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een olfactometer, een kleurmeter of beeldherkenningsapparatuur omvatten.
Een voordelige uitvoering van een inrichting 10 volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een opvangbak, waarbij de transportmiddelen een eerste transporteur bevatten voor het transporteren van een hoeveelheid voeder van de voorraadbak naar de opvangbak en een tweede transporteur voor het transporteren van de 15 hoeveelheid voeder van de opvangbak naar de voederplaats. Bij voorkeur is de opvangbak voorzien van een weeginrichting voor het meten van in de opvangbak aanwezig voeder. Hiermee is het mogelijk de hoeveelheid voeder vast te stellen die aan de voederplaats kan worden afgegeven.
20 Hoewel het voeder door een aparte uitneeminrichting uit de opvangbak kan worden genomen, heeft het vanwege eenvoud van constructie voordeel wanneer voor het uitnemen geen afzonderlijke inrichting wordt gebruikt. Een kantelbare opvangbak, waarbij voeder na kanteling uit de opvangbak valt, 25 is mogelijk. Teneinde echter het hygiënisch gebruik van de inrichting te verbeteren, heeft het de voorkeur wanneer de opvangbak een te openen bodem heeft. Bij voorkeur is de opvangbak voorzien van een stuurorgaan voor het sturen van het openen van de bodem. Het is bijzonder geschikt gebleken 30 wanneer de tweede transporteur een valbuis respectievelijk een valgoot is.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, met het kenmerk dat 35 de werkwijze de stap bevat van het althans in hoofdzaak afzonderlijk aan de dieren toevoeren van de ten minste voedersoorten. Alternatief of aanvullend worden alle voedersoorten althans in hoofdzaak afzonderlijk van elkaar aan de dieren toegevoerd. Alternatief of aanvullend worden de 40 voedersoorten althans in hoofdzaak afzonderlijk van elkaar in een willekeurige volgorde aan de dieren toegevoerd.
9
Alternatief of aanvullend bevat de werkwijze de stap van het identificeren van een dier, de stap van het in een geheugen van een computer opslaan van gegevens met betrekking tot af te geven voedersoorten per dier, en de stap van het, afhankelijk 5 van de gegevens, in een volgorde aan de dieren toevoeren van voedersoorten. Alternatief of aanvullend worden de atmosfeercondities gemeten. Alternatief of aanvullend wordt het tijdstip van de dag, respectievelijk de datum gemeten. Alternatief of aanvullend wordt de conditiescore van het dier 10 gemeten. Alternatief of aanvullend wordt per dier de vreetsnelheid per voerdersoort bepaald. Alternatief of aanvullend worden per dier de melkwaarden met betrekking tot hoeveelheden van ingrediënten, zoals vetten, eiwitten, suikers, en dergelijke in de van dat dier verkregen melk 15 gemeten. Alternatief of aanvullend wordt de hoeveelheid van een door een dier opgenomen soort voeder gemeten. Alternatief of aanvullend wordt de hoeveelheid aan de dieren afgegeven voeder gewogen. Alternatief of aanvullend wordt een volgende voedersoort afgegeven wanneer de vorige voedersoort volledig 20 door het dier is opgenomen.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: 25 Figuur 1 schematisch een uitvoering, in de vorm van een voerzuil, van een inrichting volgens de uitvinding in dwarsdoorsnede;
Figuur 2 schematisch in zijaanzicht een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding geïntegreerd in een 30 melkbox;
Figuur 3 een eerste uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 4 een tweede uitvoering van middelen voor 35 het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 5 een derde uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding; 40 Figuur 6 een vierde uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen 10 door een dier in een inrichting volgens de uitvinding, en
Figuur 7 een vijfde uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding.
5
Een raamwerk 1 is in de getekende uitvoering van figuur 1 rondom een centrale as 2 aangebracht, en heeft een in hoofdzaak cirkelvormige omtrek. Aan de bovenzijde van het raamwerk 1 bevinden zich een aantal voorraadbakken 9, 10 10 (waarvan er twee zijn weergegeven) . Aan het raamwerk 1 zijn hiertoe niet nader aangeduide voorzieningen aangebracht voor het plaatsen van de voorraadbakken 9, 10. Elke voorraadbak 9, 10 bevat een bepaalde voedersoort.
Het raamwerk 1 is voorzien van scheidingswanden 4 15 die demontabel op het raamwerk 1 zijn aangebracht.
Voedertroggen 6 voor de dieren zijn in het onderste gedeelte van de inrichting in cirkelvormige opstelling geplaatst. Door de geometrie van de inrichting, in het weergegeven geval dus een voerzuil, wordt bereikt dat de 20 constructie weinig ruimte inneemt, terwijl de bereikbaarheid van de voerzuil voor de dieren vanuit alle richtingen optimaal is.
De voerzuil bevat verder transportmiddelen omvattende een eerste transporteur 11 en een tweede 25 transporteur 3 voor het van de voorraadbak 9, respectievelijk 10 naar de betreffende voedertrog 6 transporteren van voeder.
Het voeder kan rechtstreeks van de voorraadbakken 9, 10 naar de voedertroggen 6 worden getransporteerd. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een, bijvoorbeeld centraal geplaatste, 30 opvangbak 12 voorzien, die een hoeveelheid voeder opvangt die door de eerste transporteur 11 van de voorraadbak 9, 10 naar de opvangbak 12 wordt getransporteerd. Als eerste transporteur 11 kan een vijzel, grijper, transportband of elke andere op zich bekende constructie voor het transporteren van voeder 35 worden gebruikt.
Een tweede transporteur 3, bij voorkeur een valbuis respectievelijk valgoot, is geschikt voor het transporteren van de hoeveelheid voeder van de opvangbak 12 naar de betreffende voedertrog 6. Teneinde het voeder naar de 40 betreffende voedertrog 6 te transporteren is het voordelig 11 wanneer de valbuis 3 roteerbaar in de voerzuil is gemonteerd. De valbuis respectievelijk de valgoot is bij voorkeur van RVS vervaardigd.
Volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van 5 een stuurorgaan 19. Dit stuurorgaan 19 stuurt de onderdelen van de inrichting zodanig dat een voedersoort afzonderlijk of bij voorkeur alle voedersoorten afzonderlijk van elkaar aan de voedertrog 6 worden toegevoerd.
Later zal nader worden ingegaan op de volgorde ίο waarin de voedersoorten aan de voedertroggen 6 worden toegevoerd.
De inrichting kan zijn voorzien van voederbepalingsmiddelen 5 voor het bepalen van de soort voeder in een voorraadbak 9, 10. Dergelijke voederbepalingsmiddelen 15 kunnen bijvoorbeeld een olfactometer, een kleurmeter of beeldherkenningsapparatuur omvatten (zoals bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.843.561).
De opvangbak 12 heeft voor het naar de valbuis 3 overbrengen van een hoeveelheid van een voedersoort 14 een te 20 openen bodem. Dit wordt in het weergegeven voorbeeld gerealiseerd doordat de bodem van de opvangbak 12 twee, om een as 15 scharnierbare helften 16 en 17 heeft. Wanneer de helften 16, 17 uit elkaar bewegen, ontstaat aldus een valopening 18 waardoorheen de hoeveelheid voedersoort 14 in de valbuis 3 25 valt.
Het stuurorgaan 19, hoewel hiervoor ook een ander stuurorgaan kan dienen, stuurt het openen van de bodem van de opvangbak 12. Bij voorkeur stuurt dit stuurorgaan 19 ook de volgorde van de werking van de eerste en tweede transporteurs 30 11 respectievelijk 3, zodat het toevoeren van de voedersoorten snel kan geschieden.
Identificatiemiddelen 7 zijn voorzien voor het identificeren van een individueel dier. In het weergegeven voorbeeld zijn de identificatiemiddelen 7 aangebracht aan het 35 raamwerk 1, maar het zal duidelijk zijn dat de identificatiemiddelen ook op andere plaatsen, zoals bijvoorbeeld de voedertroggen 6, kunnen worden aangebracht. Met behulp van de identificatiemiddelen 7 wordt de identiteit van een dier dat bij een voedertrog 6 aanwezig is automatisch 40 vastgesteld. Met behulp van gegevens opgeslagen m het 12 geheugen van bijvoorbeeld het stuurorgaan 19 kunnen dan, zoals later nader zal worden verduidelijkt, de voor dat dier bestemde hoeveelheden voedersoorten worden afgegeven. Met behulp van een op zich bekende weeginrichting 20 kan de door 5 de eerste transporteur 11 in de opvangbak 12 getransporteerde hoeveelheid worden gecontroleerd. Het stuurorgaan 19 stuurt verder met behulp van gegevens van de dieridentificatiemiddelen 7 de beweging van de valbuis 3, zodat deze zich boven de juiste voedertrog 6 bevindt. Verder ïo stuurt het stuurorgaan 19 de aandrijving van de transporteurs 11.
Figuur 2 toont een zijaanzicht van een melkbox 22 die een hekwerk 23 omvat, dat nabij de omtrek van een koe 24 tijdens haar verblijf in de melkbox 22 is aangebracht. Aan 15 één zijde van de melkbox 22 is een melkrobot 25 geplaatst. De melkrobot 25 omvat bijvoorbeeld een robotarm 26 met aan het uiteinde door een drager 27 ondersteunde melkbekers 28. Op de robotarm 26 is verder nabij de melkbekers 28 een sensor 29 aangebracht met behulp waarvan de positie van de spenen van 20 een te melken koe kan worden bepaald.
Nabij de voorzijde van de melkbox 22 is aan een staander 30 een voedertrog 31 bevestigd. De voedertrog 31 is in de weergegeven uitvoeringsvorm door middel van een parallellogramscharnierconstructie 32 met een staander 30 25 verbonden. De voedertrog 31 wordt aan de onderzijde ondersteund door een steunbalk 33. Tussen de steunbalk 33 en de onderzijde van de voedertrog 31 is verder een meetinrichting 34 aangebracht met behulp waarvan het gewicht van de voedertrog 31 met inhoud kan worden bepaald. In het 30 onderhavige uitvoeringsvoorbeeld omvat de meetinrichting 34 een piëzo-element. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot deze specifieke manier waarmee de inhoud van de voedertrog kan worden gemeten, en later zullen enige alternatieve manieren voor het bepalen van het gewicht van de 35 voedertrog met inhoud worden beschreven.
Boven de voedertrog 31 is aan de staander 30 een voederdoseerinrichting 35 aangebracht, omvattende een aantal voorraadbakken (niet weergegeven), elk voor het bevatten van een voedersoort en een valbuis. De voederdoseerinrichting 35 40 omvat een reservoir 36 omgevende de voorraadbakken voor de 13 voedersoorten. Tegen de buitenwand van het reservoir 36 is een ontvanger 37 aangebracht, die deel uitmaakt van overigens niet nader weergegeven identificatiemiddelen. De ontvanger 37 kan de signalen ontvangen van een zender 38, die bijvoorbeeld 5 op een halsband 39 om de nek van de koe 24 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat verschillende soorten identificatiemiddelen toepasbaar zijn in de uitvinding en dat de uitvinding niet tot één soort identificatiemiddelen is beperkt. Verder kunnen de ontvanger en de zender op andere ïo plaatsen zijn aangebracht. Zo kan de ontvanger bij voorbeeld op de voedertrog 31 geplaatst zijn en de zender geïmplanteerd zijn in de koe.
Nabij de bovenzijde van de voedertrog 31 is verder aan de staander 30 een vloeistofafgeefinrichting 40, 15 bijvoorbeeld een sproeier aangebracht, met behulp waarvan aan het in de voedertrog 31 aanwezige voeder een hoeveelheid vloeistof, bijvoorbeeld water, of een viskeuze vloeistof zoals stroop of melasse, kan worden toegevoegd.
De werking van de inrichting is als volgt: 2o Nadat de koe 24 de melkbox 22 is binnengegaan en de zender 3 8 in het ontvangs there ik van de ontvanger 37 is gekomen, wordt de koe 24 automatisch door de identificatiemiddelen geïdentificeerd. Per koe zijn op een op zich bekende manier in een geheugen 41 van een computer 42 25 gegevens opgeslagen met betrekking tot welke voedersoorten en de hoeveelheid daarvan die een betreffende koe per voederbeurt krijgt aangeboden.
Wanneer een koe 24 is geïdentificeerd, versturen de identificatiemiddelen een signaal naar de computer 42, die 30 met behulp van de gegevens opgeslagen in het geheugen 41 de voederdoseerinrichting 35 zodanig stuurt dat een bij de koe 24 volgorde van voedersoorten met de daarbij behorende hoeveelheid wordt afgegeven.
Naast het in een specifieke volgorde of juist 35 willekeurig aanbieden van de voedersoorten, zoals hierna nader zal worden verduidelijkt, kan de hoeveelheid door een koe opgenomen voeder verder worden geoptimaliseerd, door met behulp van de vloeistofafgeefinrichting 40 een hoeveelheid vloeistof aan een voedersoort toe te voegen. Wat de 40 hoeveelheid toe te voegen vloeistof per koe per voedersoort 14 dient te zijn, wordt per koe bepaald aan de hand van de gegevens in het geheugen 41 van de computer 42. Deze gegevens bevatten per koe een betrekking tussen de opname van de voedersoort en de toegevoegde hoeveelheid vloeistof voor het 5 verkrijgen van bij voorbeeld een gewenste melkproductie. Aldus verschaft de computer 42 nadat een koe 24 is geïdentificeerd een signaal aan de vloeistofafgeefinrichting 40 voor het afgeven van de betreffende hoeveelheid vloeistof. Hierbij gebruikt de computer 42 de betreffende gegevens uit ïo het geheugen 41.
Deze gegevens kunnen voor het eerste gebruik van de inrichting volgens de uitvinding in het geheugen 41 worden ingevoerd door gebruik te maken van invoermiddelen, zoals een toetsenbord 43. Dit kan worden uitgevoerd door een boer die 15 overeenkomstig zijn ervaring waarden per koe en per voedersoort invoert. Teneinde bij het invoeren behulpzaam te zijn, en om tijdens gebruik van de inrichting de werking ervan te kunnen controleren bevat de computer 42 een beeldscherm 44.
20 Bij voorkeur bevat de inrichting meetmiddelen 45 voor het meten van de atmosfeercondities, zoals temperatuur, luchtvochtigheid, luchtdruk, windsnelheid en dergelijke. De gegevens in het geheugen 41 kunnen per koe een relatie bevatten tussen de per voedersoort toe te voegen hoeveelheid 25 vloeistof afhankelijk van de omgevingscondities die tot een gewenste voederopname leidt.
Aldus worden in het beschreven uitvoeringsvoorbeeld na een bezoek van een koe aan de melkbox de volgende gegevens in het geheugen opgeslagen: de opgenomen hoeveelheid per 30 voedersoort, de hoeveelheid per voedersoort toegevoegde vloeistof, de temperatuur, de luchtvochtigheid, de luchtdruk, de windsnelheid, en de melkgift. Wanneer een koe al het afBegeven voeder heeft opgenomen, dan worden deze gegevens door de computer in het geheugen verwerkt, zodat bij een 35 volgend bezoek van de koe bij dezelfde omstandigheden dezelfde hoeveelheden vloeistof aan de voedersoorten kunnen worden toegevoegd.
Wanneer de koe niet alle voeder heeft opgenomen, dan kan bij het volgende bezoek van de koe aan de melkbox de 40 hoeveelheid vloeistof die aan de voedersoorten wordt 15 toegevoegd of de volgorde en hoeveelheden waarin de voedersoorten zelf worden aangeboden worden gewijzigd. Voor het wijzigen van de hoeveelheid toe te voegen vloeistof kunnen verschillende benaderingen worden genomen. Zo kan 5 bijvoorbeeld de toe te voegen hoeveelheid vloeistof bij het volgende bezoek met 5% worden verhoogd (een andere verhoging, of zelfs verlaging, is natuurlijk ook mogelijk), waarna de hoeveelheid geconsumeerd voeder wordt gemeten. De hoeveelheid vloeistof wordt dus per bezoek van de koe aan de melkbox io automatisch gewijzigd totdat de koe de volledige hoeveelheid van de afgegeven voedersoort heeft opgevreten. In het laatste geval worden de gegevens door de computer in het geheugen als standaardwaarden opgenomen. Anders worden ze tijdelijk opgeslagen, teneinde de mogelijkheid te verschaffen de 15 standaardwaarden te bepalen. Hierbij kan het stuurorgaan omvattende de computer zodanig zijn geprogrammeerd dat aan bepaalde gegevens prioriteit wordt gegeven voor het bepalen van de hoeveelheid toe te voegen vloeistof. Zo is bijvoorbeeld een prioriteitsvolgorde: opgenomen hoeveelheid 20 van de voedersoort, melkgift, lactatieperiode, luchtvochtigheid, temperatuur, luchtdruk, windsnelheid. Een andere volgorde is natuurlijk, afhankelijk van de wensen van de boer, eveneens mogelijk. Aldus wordt een iteratieve wijze verschaft voor het bepalen van de toe te voegen hoeveelheid 25 vloeistof voor het verkrijgen van de optimale voederopname.
De vloeistofafgeefinrichting 40 kan zijn voorzien van een verwarmingsorgaan dan wel koelorgaan 46 voor de vloeistof, dat de vloeistof op een voor optimale voerderopname geschikte temperatuur brengt, eventueel de 30 viskeuze vloeistof beter verwerkbaar maakt. De bediening van het verwarmings-/koelorgaan 46 kan eveneens door de computer 42 worden gestuurd met behulp van gegevens afkomstig van de identificatiemiddelen en de gegevens uit het geheugen 41.
De inrichting is voorzien van een additievenorgaan 35 47 voor het toevoegen van additieven aan het voeder. Dit kan door de computer 42 worden gestuurd, die bijvoorbeeld m afhankelijkheid van gegevens van de identificatiemiddelen en gegevens uit het geheugen 41 een klep 48 stuurt. Hierdoor kunnen voor iedere koe afzonderlijk automatisch bepaalde 40 additieven, zoals medicijnen, vitamines, visolie, zouten, 16 mineralen, en dergelijke aan het voeder worden toegevoegd, bij voorkeur aan de voedersoort welke door de koe als beste wordt opgenomen.
Met de meetinrichting 34 wordt verder bepaald 5 hoeveel voeder een betreffende koe tijdens de voedertijd heeft opgenomen. Tevens kan ook de hoeveelheid van de voedersoort en de hoeveelheid toegevoegde vloeistof afzonderlijk worden bepaald. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om de gegevens in het geheugen continu bij te ïo houden, en eventueel aan te passen aan een zich veranderend eetgedrag van de koe.
Zoals boven aangeduid, zullen nu enige alternatieven voor het bepalen van het gewicht van een voedertrog, met name van de hoeveelheid zich daarin bevindend 15 voeder, worden beschreven.
In figuur 3 is schematisch een eerste uitvoering van een voedertrog 49 voor het bevatten van voeder weergegeven. Een toegangsopening 50 geeft een dier, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend een koe, toegang tot de 20 voedertrog 49. Een op zich bekend identificatiemiddel, ofwel een dierherkenningsinrichting 51, is nabij de voedertrog 49 geplaatst, en herkent een bepaald dier dat de voedertrog 49 nadert en daarvan gebruik wenst te maken. Een stuurorgaan 52 geeft met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting 25 51 een hoeveelheid van een bepaalde voedersoort af in de voedertrog 49, waarbij de hoeveelheid van de voedersoort via bijvoorbeeld een valbuis 53 in de voedertrog 49 terechtkomt.
Door de hoeveelheid van de in de voedertrog aanwezige voedersoort te wegen, kan worden bepaald hoeveel van 30 een bepaalde voedersoort een bepaald dier gebruikt, en tevens of er restvoeder in de voedertrog aanwezig is. Bij voorkeur zijn de middelen voor het wegen van het in de voedertrog aanwezige voeder verbonden met het stuurorgaan voor het met behulp van gegevens van zowel de dierherkenningsinrichting als 35 de middelen voor het wegen afgeven van een hoeveelheid van een voedersoort in de voedertrog, waarbij dus rekening kan worden gehouden met de door het vorige dier achtergelaten hoeveelheid van een voedersoort.
In figuur 3 bevatten de middelen voor het wegen van 40 het in de voedertrog 4 9 aanwezige voeder een om een 17 scharnieras 56 scharnierbare voedertrog 49. De mate van scharniering wordt bepaald door het gewicht van het in de voedertrog 49 aanwezige voeder. Een inrichting 57 is aanwezig voor het bepalen van de mate van scharniering van de 5 voedertrog 49, en voor het daaruit afleiden van het gewicht van het in de voedertrog 49 aanwezige voeder. De inrichting 57 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 49 omvat een meetrol 58 die in contact staat met de voedertrog. Uit de mate van rotatie van de meetrol 58 kan de ïo mate van scharniering en aldus de hoeveelheid voeder m de voedertrog 49 worden bepaald.
Doordat de inrichting 57, 58 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 49, in de dierherkenningsinrichting 51 is geïntegreerd wordt een 15 compacte constructie verkregen.
Alternatief of aanvullend kan, zoals weergegeven in figuur 4, de scharnieringsbepalingsinrichting 70 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 60, en voor het daaruit afleiden van het gewicht van het in de 20 voedertrog 60 aanwezige voeder een krachtopnemer 71 omvatten. Hierbij steunt de voedertrog 60, in het weergegeven voorbeeld, via een steunarm 72 op de krachtopnemer 71. De voedertrog 60 scharniert hierbij om een scharnieras 73. Bij voorkeur is de krachtopnemer 71 in de dierherkenningsinrichting 62 opgenomen. 25 In de uitvoeringsvormen zoals getoond in figuren 3 en 4, kunnen zelfs kleine verschillen in gewicht worden gemeten, doordat de scharnieras 56, 73 en de meetrol 58 respectievelijk de krachtopnemer 71 op geringe afstand van elkaar liggen.
30 Om in ongewenste storingsgevallen, bijvoorbeeld wanneer het dier met kracht de voedertrog naar beneden duwt, te voorkomen dat de meetrol, de krachtopnemer of dergelijke worden beschadigd, kan in beide uitvoeringen zijn voorzien m een veiligheidssteunnok 59 (figuur 3) respectievelijk 74 35 (figuur 4) voor het ondersteunen van de voedertrog 49; 60.
In de derde uitvoering, zoals schematisch weergegeven in figuur 5, omvatten de middelen voor het wegen van het in de voedereenheid aanwezige voeder een beweegbare voedertrog 75. De voedertrog 75 wordt door de motor 82 die de rol 83 40 aandrijft heen en weer bewogen. Door deze beweging ontstaat 18 een koppel, waarvan de grootte door een inrichting 84 voor het meten van de grootte van het koppel wordt bepaald. Uit het bepaalde koppel leidt de inrichting 84 het gewicht van de in de voedertrog aanwezige hoeveelheid van een voedersoort af. De 5 exacte correlatie tussen koppel en hoeveelheid voeder is door eenvoudige ijkproeven vooraf te bepalen.
De uitvoering volgens figuur 5 heeft een compacte constructie doordat de motor 82 voor het doen bewegen van de voedertrog 75, en de inrichting 84 voor het meten van de ίο grootte van het koppel tijdens het bewegen, en voor het uit de gemeten grootte van het koppel afleiden van het gewicht van de hoeveelheid in de voedertrog 75 aanwezige voedersoort in de dierherkenningsinrichting 77 zijn geïntegreerd.
De voedertrog kan zijn voorzien van middelen voor 15 het met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting weerhouden van een dier dat op een ongewenst tijdstip van de voedertrog gebruik wenst te maken, dan wel verder gebruik van de voedertrog (bijvoorbeeld voor de resterende voedersoorten) voor dat dier te verhinderen dan wel onmogelijk te maken. 20 Hierdoor kunnen op een eenvoudige, doeltreffende en goedkope manier dieren die niet aan de beurt zijn om gevoederd te worden, worden afgeschrikt om hun kop in de voedertrog te steken, en kan een dier worden geleerd eerst de in de voedertrog aanwezige voedersoort op te vreten voordat er een 25 andere voedersoort wordt aangeboden.
In het eerste uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in figuur 3, bevatten de middelen voor het weerhouden van een dier een luidspreker 55 voor het af geven van een dieraf-schrikkend geluid. Alternatief of aanvullend hierop kunnen de 30 middelen voor het weerhouden van een dier een verlichtingsinrichting 54 bevatten voor het afgeven van een dierafschrikkend licht. In het bijzonder wanneer meerdere voedertroggen naast elkaar zijn geplaatst, is het gebruik van afschrikkend licht gewenst, daar dit licht zodanig kan worden 35 gericht dat dit uitsluitend effect heeft op één bepaalde voedertrog.
In de tweede uitvoering volgens figuur 4 bevatten de middelen voor het weerhouden van een dier een over de toegangsopening 61 beweegbare afsluiter 65. Wanneer de afslui-40 ter 65 tot over de toegangsopening 61 wordt bewogen, kan de 19 inhoud van de voedertrog 60 ontoegankelijk worden gemaakt gemaakt voor een bepaald dier. In het weergegeven voorbeeld is de afsluiter 65 een schaalvormig element dat om een as 66 kan roteren. Deze as 66 kan een door een motor aangedreven as 5 zijn, welke motor wordt bestuurd met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting 62.
Aanvullend kan er zijn voorzien in een spanningsafgeefinrichting 67 voor het afgeven van een dieraf-schrikkende elektrische spanning aan de afsluiter 65. Dieren ïo die ongewenst de voedertrog 60 naderen maken vaak contact met de voedertrog 60. In het bijzonder zullen zij de afsluiter 65 met de neus aanraken. Door juist die onderdelen van de voedertrog die regelmatig door dieren worden aangeraakt te verbinden met de spanningsafgeefinrichting 67, is het mogelijk is om zeer lokaal een bepaald dier af te schrikken. Op zich kan dus een dergelijke spanningsafgeefinrichting 67 ook onafhankelijk van een afsluiter worden gebruikt.
De tweede uitvoeringsvorm bevat eveneens een stuurorgaan 63 en een valbuis 64 voor het voeder.
20 De beschreven inrichtingen kunnen uiterst compact worden uitgevoerd, wanneer de middelen voor het weerhouden van een dier geïntegreerd zijn in de dierherkenningsinrichting. Alternatief kunnen de middelen voor het weerhouden van een dier afzonderlijke middelen zijn.
25 In de derde uitvoering volgens figuur 5 wordt de afsluiter gevormd door de voedertrog 75 zelf die beweegbaar is uitgevoerd. In het weergegeven geval is de voedertrog 75 roteerbaar om een as 81 aangebracht, welke as 81 een door een motor aangedreven as kan zijn, welke motor onder besturing 30 staat van de dierherkenningsinrichting.
Om te voorkomen dat in de stand waarin de voedertrog 75 de toegangsopening 76 afsluit, voeder uit de voedertrog 75 valt, is de voedertrog 75 voorzien van een wandgedeelte 80 voor het opvangen van restvoeder. Dit wandge-35 deelte 80 kan tevens fungeren als voedergeleiding voor voeder dat door de valbuis 79 in de voedertrog 75 wordt afgegeven.
Zoals beschreven, wordt in de tweede en derde uitvoering een eenvoudige, doch betrouwbare constructie verschaft doordat de afsluiter om een as roteert, waarbij de 40 afsluiter wordt aangedreven door een door de dierherken- 20 ningsinrichting bestuurde motor. Teneinde naast een eenvoudige, doch betrouwbare constructie ook een compacte constructie te verschaffen, wordt bij voorkeur door een motor 68 respectievelijk 82 een rol 69 respectievelijk 83 5 aangedreven, welke rol 69, 83 de afsluiter 65 respectievelijk 75 contacteert. In de derde uitvoeringsvorm steunt aldus de voedertrog 75 via de rol 83 op de dierherkenningsinrichting 77 .
Hoewel voor de rol 83 een afzonderlijke koppelrol ïo kan worden gebruikt, heeft het de voorkeur wanneer de rol 83 zowel de functie uitvoert van aandrijving van de afsluiter, in dit geval de voedertrog 75 zelf, als die van koppelrol respectievelijk meetrol. Natuurlijk kan het koppel in het alternatieve geval waarin de voedertrog 75 wordt bewogen door 15 de door een motor aangedreven as 81 ook via die motor worden gemeten.
De vierde uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 6, bevat zowel middelen voor het met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting 87 weerhouden van 20 een dier dat van de voedertrog 85 gebruik wenst te maken, als middelen voor het wegen van het in de voedertrog 85 aanwezige voeder.
De weerhoudingsmiddelen worden gevormd door een afzonderlijke, rond een as 90 roteerbare afsluiter 91. De 25 afsluiter 91 wordt in rotatie gebracht door een rol 92 die in contact met de afsluiter 91 kan komen, en wordt aangedreven door een motor 93 die door de dierherkenningsinrichting 87 wordt bestuurd.
De weegmiddelen worden in dit voorbeeld gevormd 30 door een rond een as 94 roteerbare voedertrog 85. De voe-dereenheid 85 is in contact te brengen met de rol 92, en wordt aan een heen en weer gaande beweging onderworpen door correcte bediening van de motor 93 die de rol 92 aandrijft. Door de beweging van de voedertrog 85 wordt een koppel opgewekt, dat 35 kan worden gemeten door de koppelmeetinrichting 95.
In de in figuur 6 weergegeven situatie maakt de rol 92 contact met de voedertrog 85, en kan deze voedertrog in beweging worden gebracht voor bepaling van de hoeveelheid in de voedertrog 85 aanwezige voedersoort. Nadat een dier de 40 voedersoort heeft genuttigd, kan de hoeveelheid resterende 21 voedersoort door koppelmeting worden bepaald. Hierna wordt de rol 92 zodanig door de motor 93 bediend, dat deze gedeeltelijk over de toegangsopening 86 komt te liggen. Een meenemer 96 op de voedertrog 85 neemt daarbij de afsluiter 91 mee, totdat 5 deze in contact komt met de rol 92. De rol 92 bedient daarna de afsluiter 91 zodanig dat deze de volledige toegangsopening 86 af dekt. Doordat de voedertrog 85 niet meer m contact is met de rol 92 valt deze terug naar de uitgangspositie, waarin eventueel een volgende voedersoort via de valbuis of valgoot 10 89 kan worden toegevoerd.
De vijfde uitvoeringsvorm volgens figuur 7 verschilt van die van figuur 6 door de plaatsing van de scharnieras 104 waaromheen de voedertrog 97 roteert. De scharnieras 104 is dicht bij de rol 101 voor het aandrijven 15 van de voedertrog 97 en het meten van het koppel geplaatst, om zeer kleine verschillen in hoeveelheid voeder te meten. Tevens is er een aanslag 103 om overvloedige beweging van de voedertrog 97 te voorkomen. De afsluiter 100 voor het afsluiten van de toegangsopening 98 scharniert om de as 102.
20 De uitvinding zal hierna nader worden verduidelijkt aan de hand van een aan een koe aan te bieden voerrantsoen dat kan worden opgebouwd uit de volgende vier voedersoorten: krachtvoer, kuilgras, maïs en bierbostel. Het zal echter duidelijk zijn dat andere voedersoorten kunnen worden 25 toegevoegd en/of bepaalde voedersoorten kunnen worden vervangen door andere voedersoorten. De toevoeging van een bepaalde hoeveelheid vloeistof is reeds boven besproken en zal hierna niet opnieuw worden opgenomen.
Tot op heden werden de vier voedersoorten 30 gezamenlijk of gemengd aan de voedertrog toegevoerd, en werd de variatie in aangeboden voeder verkregen door de hoeveelheid per voedersoort en/of onderlinge verhouding van de voedersoorten aan te passen. Volgens de uitvinding wordt er variatie in het aangeboden voeder verschaft doordat het 35 stuurorgaan 19, 42, 52, 63, 78, 88 de inrichting zodanig stuurt dat een voedersoort afzonderlijk aan de betreffende voedertrog 6, 31, 49, 60, 75, 85, 97 wordt toegevoerd. Aldus kan de volgorde waarin de voedersoorten aan de koe worden aangeboden worden gevarieerd. Zo kan de volgorde krachtvoer, 40 kuilgras, en een mengsel van maïs en bierbostel zijn, maar 22 bijvoorbeeld ook kuilgras, een mengsel van maïs en krachtvoer, en afzonderlijk bierbostel zijn. Daarnaast kunnen natuurlijk ook alle voedersoorten afzonderlijk worden toegevoerd. Het zal duidelijk zijn dat de hoeveelheid per 5 voedersoort ook door het stuurorgaan wordt geregeld.
Het door het stuurorgaan afgegeven stuursignaal kan de inrichting zodanig sturen dat de volgorde waarin voedersoorten afzonderlijk van elkaar aan de voedertrog worden toegevoerd volledig willekeurig is, zodat telkens wanneer de 10 koe bij de voedertrog komt het een verrassing is welke voedersoort als eerste wordt toegevoerd.
De volgorde kan echter ook worden bepaald afhankelijk van de voorkeur van de betreffende koe, respectievelijk afhankelijk van de omgevingscondities, 15 respectievelijk afhankelijk van de gewenste economische resultaten.
Het is bijvoorbeeld gebleken dat de ene koe bierbostel prefereert boven andere voedersoorten, terwijl de andere koe krachtvoer prefereert en bierbostel in het geheel 20 niet smaakvol vindt. Om te voorkomen dat de laatstgenoemde koe juist doordat er bierbostel in het aangeboden voeder aanwezig is minder dan gewenst vreet, kan de uitvinding van voordeel zijn. Bij voorbeeld wordt dan, wanneer bierbostel geen voedingsingrediënt bevat dat de andere voedersoorten wel 25 bevatten, aan die koe geen bierbostel aangeboden. Wanneer die koe een ingrediënt nodig heeft dat uitsluitend in bierbostel aanwezig is, dan kan het stuurorgaan een en ander zodanig sturen dat als eerste juist de bierbostel wordt aangeboden. Op dit tijdstip, voordat de koe met vreten begint, heeft zij 30 de meeste honger en zal dan eerder geneigd zijn om toch haar portie op te vreten. Dit kan in het bijzonder gestimuleerd worden doordat het stuurorgaan na de bierbostel de voedersoort aanbiedt die die koe de lekkerste vindt. Een dergelijke besturing door het stuurorgaan kan plaatsvinden 35 doordat in het geheugen van de computer dergelijke gegevens zijn opgeslagen.
Verder is gebleken dat bij vochtige omstandigheden koeien de voorkeur geven aan droog kuilgras en het nattere krachtvoer als minder interessant wordt gezien. Ook de 40 huisvesting blijkt een invloed op de voederopname te kunnen 23 hebben, zodat het aan te bevelen is dergelijke gegevens in het geheugen mee te nemen.
De in de boven beschreven atmosfeerconditie- meetmiddelen kunnen dan zorgen voor een automatische 5 aanpassing van de volgorde en/of hoeveelheid, afhankelijk van de gemeten temperatuur, vochtigheid, luchtdruk, windsnelheid en dergelijke.
Net zoals bij mensen kan de optimale voederopname van een koe afhankelijk zijn van het tijdstip van de dag, en 10 kan men dus spreken van bijvoorbeeld ontbijt, lunch en diner. Ook deze gegevens kunnen in het geheugen zijn opgenomen. Wanneer een, niet expliciet in de tekeningen weergegeven, maar impliciet in de computer aanwezige klok het tijdstip van de dag aangeeft en een daarbij behorend tijdsignaal aan het 15 stuurorgaan afgeeft, kan automatisch rekening worden gehouden met het tijdstip van de dag. Verder is gebleken dat er per koe een seizoensafhankelijke volgorde van aangeboden voedersoorten voor optimale opname bestaat, waarmee automatisch rekening kan worden gehouden met behulp van de 20 klok.
Daarnaast blijken de lactatieperiode van de koe, de conditiescore van de koe, het tijdstip in het verloop van het droogzetten, de vreetsnelheid (waaruit de voorkeur, respectievelijk smaak van het dier kan worden afgeleid), en 25 de melkgift, de in de door een koe geleverde melk aanwezige hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren, en dergelijke gebruikt te kunnen worden als gegevens in het geheugen om de afgiftevolgorde van de voedersoorten en/of hoeveelheden per voedersoort te sturen.
30 Dergelijke gegevens zijn, analoog aan het hierboven beschrevene ten aanzien van de toevoeging van vloeistof, in te voeren in de computer door het toetsenbord of een ander vergelijkbaar invoerorgaan voor het invoeren van gegevens in het geheugen. Dergelijke gegevens zijn ook automatisch door 35 het stuurorgaan zelf te genereren, door variatie m de aan te bieden volgorde en/of hoeveelheden aan te brengen en de daaruit voortvloeiende voederopname respectievelijk het economische resultaat te bepalen en afhankelijk van het resultaat het voederaanbod automatisch te variëren. Door deze 24 terugkoppeling kan tevens rekening worden gehouden met een zich ontwikkelend dier.
Daar een aantal gegevens door het stuurorgaan kunnen worden gebruikt voor het opwekken van het 5 stuursignaal, kan er tevens zijn voorzien in een prioriteitsalgoritme, waardoor bij de bepaling van de volgorde van aan te bieden voedersoorten het ene gegeven (bijvoorbeeld luchtvochtigheid) bij het opwekken van het stuursignaal voorrang krijgt boven een ander gegeven (zoals 10 vreetsnelheid). Bovendien kunnen aan de verschillende gegevens gewichtsfactoren worden toegewezen, waardoor met meerdere gegevens tegelijk rekening kan worden gehouden. Dergelijke programma's en algoritmes zijn op zich bij de vakman bekend.
is Daar het aantal mogelijke combinaties tussen gegevens per koe uitermate groot is, is het vanwege eenvoud van beschrijving onmogelijk om de mogelijke combinaties te beschrijven. Aan de hand van de informatie die hierboven is verschaft, kan een vakman afhankelijk van zijn wensen door 20 eenvoudige trial and error proeven tot de gewenste sturing en volgordes van aan te bieden voedersoorten komen. Verder is de uitvinding beschreven aan de hand van een voedertrog, maar het zal duidelijk zijn dat de uitvinding tevens van toepassing is op andere vormen van voederplaatsen.
Claims (44)
- 2, Inrichting voor hot automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, waarbij 5 de inrichting is voorzien van een aantal voorraadbakken, elk voor het bevatten van een voorraad van een bepaald soort voeder, en van een voederplaats bereikbaar voor een dier, met het kenmerk/ dat de inrichting is voorzien van een stuurorgaan, waarbij het stuurorgaan een stuursignaal opwekt 10 voor het zodanig sturen van de inrichting dat ten minste één voedersoort althans in hoofdzaak afzonderlijk van de andere soorten voeder aan de voederplaats wordt toegevoerd.
- 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stuursignaal de inrichting zodanig stuurt dat alle 15 voedersoorten afzonderlijk van elkaar aan de voederplaats worden toegevoerd.
- 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het stuursignaal de inrichting zodanig stuurt dat de volgorde waarin voedersoorten aan de voederplaats 20 worden toegevoerd willekeurig is. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een dieridentificatie-inrichting voor het identificeren van een dier, dat het stuurorgaan is voorzien van een computer met 25 een geheugen, waarbij het geheugen per dier gegevens met betrekking tot af te geven voedersoorten bevat, waarbij de computer met behulp van gegevens van de dieridentificatie-inrichting en gegevens uit het geheugen het stuursignaal opwekt, waarbij het stuursignaal de inrichting zodanig stuurt 30 dat de volgorde waarin voedersoorten aan de voederplaats worden toegevoerd afhankelijk is van de gegevens.
- 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de 35 omgevingscondities. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de inrichting atmosfeerconditiemeetmiddelen bevat voor het meten van de atmosfeercondities en voor het afgeven van een atmosfeerindicatiesignaal aan het stuurorgaan.
- 7. Inrichting volgens een der conclusie 4 tot en met 6, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van het tijdstip van de dag.
- 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de inrichting een klok bevat voor het meten van het tijdstip van de dag en voor het af geven van een tijdsignaal aan het stuurorgaan.
- 9. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 10 8, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname afhankelijk van de periode van het jaar.
- 10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de inrichting een klok bevat voor het meten van de 15 periode van het jaar en voor het af geven van een jaarperiodesignaal aan het stuurorgaan.
- 11. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 10, met het kenmerk, dat het dier een melkdier is, en de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met 20 betrekking tot de voederopname afhankelijk van de lactatieperiode.
- 12. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 11, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de voederopname 25 afhankelijk van de conditiescore van het dier.
- 13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de inrichting middelen bevat voor het meten van de conditiescore van een dier en voor het afgeven van een conditiescoresignaal aan het stuurorgaan.
- 14. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 13, met het kenmerk, dat het dier een melkdier is, en de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot het verloop van de voederopname van het dier gedurende het droogzetten.
- 15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de inrichting een klok bevat voor het meten van het momentane tijdstip in het verloop van het droogzetten van het betreffende dier, en voor het afgeven van een droogzettijdstipsignaal aan het stuursignaal.
- 16. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 15, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot de vreetsnelheid per voedersoort. 5 ]_7 _ Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het per dier bepalen van de vreetsnelheid per voedersoort, en voor het aan het stuurorgaan afgeven van een vreetsnelheidsignaal.
- 18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 4 io tot en met 17, waarbij het dier een melkdier is, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier gegevens bevatten met betrekking tot melkgift.
- 19. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 18, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier 15 gegevens bevatten met betrekking tot de aan te bieden hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren, en dat de gegevens in het geheugen per voedersoort gegevens bevatten met betrekking tot de hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet en/of mineralen 20 en/of aminozuren per gewichtseenheid.
- 20. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 19, waarbij het dier een melkdier is, met het kenmerk, dat de gegevens in het geheugen per dier melkgegevens bevatten met betrekking tot hoeveelheden van ingrediënten, zoals vetten, 25 eiwitten, suikers, en dergelijke, in de van dat dier verkregen melk.
- 21. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 20, met het kenmerk, dat de computer is voorzien van een invoerorgaan voor het invoeren van gegevens in het geheugen.
- 22. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 21, met het kenmerk, dat het stuurorgaan geschikt is voor het zelf genereren van gegevens voor het geheugen.
- 23. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 22, met het kenmerk, dat de gegevens continu worden 35 bijgewerkt.
- 24 Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een additievenorgaan voor het toevoegen van additieven aan de voederplaats.
- 25. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier, en voor het aan het stuurorgaan 5 afgeven van een opgenomen-hoeveelheidsignaal.
- 26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een detectie-inrichting voor het op een tijdstip na een afgifte van een hoeveelheid voeder bepalen van de hoeveelheid voeder in de voederplaats en voor 10 het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalings-resultaat afgeven van een signaal.
- 27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de detectie-inrichting een weegorgaan voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de voederplaats omvat.
- 28. Inrichting volgens een der conclusies 25 tot en met 27, met het kenmerk, dat achtereenvolgens ten minste twee voedersoorten aan de voederplaats worden afgegeven, waarbij het stuurorgaan de afgifte van een voedersoort toestaat nadat is bepaald dat de vorige voedersoort volledig door het dier 20 is opgenomen.
- 29· Inrichting volgens een der conclusies 25 tot en met 28, met het kenmerk, dat het stuurorgaan is voorzien van een vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van het opgenomen-hoeveelheidsignaal met een drempelwaarde en voor het opwekken 25 van een vergelijkingsresultaatsignaal, waarbij het stuursignaal mede met het vergelijkingsresultaatsignaal de inrichting zodanig stuurt dat de volgorde en/of hoeveelheid van eventueel verder af te geven voedersoorten wordt aangepast.
- 30. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederplaats een door een afsluiter afsluitbare voedertrog omvat, waarbij het stuurorgaan tevens geschikt is voor het sturen van de bediening van de afsluiter.
- 31. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is geïntegreerd in een melkbox.
- 32. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 30, met het kenmerk, dat de inrichting een voerzuil is.
- 33. Inrichting volgens esn der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van voederbepalingsmiddelen voor het bepalen van de soort voeder in een voorraadbak. 3 24, Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een opvangbak, transportmiddelen bevattende een eerste transporteur voor het transporteren van een hoeveelheid voeder van de voorraadbak naar de opvangbak en een tweede io transporteur voor het transporteren van de hoeveelheid voeder van de opvangbak naar de voerplaats.
- 35 Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de opvangbak is voorzien van een weeg inrichting voor het meten van in de opvangbak aanwezig voeder.
- 36. Inrichting volgens conclusie 34 of 35, met het kenmerk, dat de opvangbak een te openen bodem heeft.
- 37. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat is voorzien in een stuurorgaan voor het sturen van het openen van de bodem van de opvangbak. 2o 38. Inrichting volgens een der conclusies 34 tot en met 37, met het kenmerk, dat de tweede transporteur een valbuis respectievelijk een valgoot is.
- 39. Werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, met het 25 kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het althans in hoofdzaak afzonderlijk aan de dieren toevoeren van de ten minste twee voedersoorten.
- 40. Werkwijze volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het althans in hoofdzaak 30 afzonderlijk van elkaar aan de dieren toevoeren van alle voedersoorten.
- 41. Werkwijze volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, dat de volgorde waarin voedersoorten worden toegevoerd willekeurig is.
- 42. Werkwijze volgens conclusie 3 9 of 40, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap van het identificeren van een dier bevat, de stap van het in een geheugen van een computer opslaan van gegevens met betrekking tot af te geven voedersoorten per dier, en de stap van het afhankelijk van de gegevens in een volgorde althans in hoofdzaak afzonderlijk van elkaar aan de dieren toevoeren van voedersoorten.
- 43. Werkwijze volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat de werkwij ze de stap bevat van het meten van de 5 atmosfeercondities.
- 44. Werkwijze volgens een der conclusies 39 tot en met 43, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het meten van het tijdstip van de dag respectievelijk het meten van de datum. ïo 45. Werkwijze volgens een der conclusies 39 tot en met 44, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het meten van de conditiescore van een dier.
- 46. Werkwijze volgens een der conclusies 39 tot en met 45, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het 15 per dier bepalen van de vreetsnelheid per voedersoort.
- 47. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 39 tot en met 46, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het per dier meten van melkwaarden met betrekking tot hoeveelheden van ingrediënten, zoals vetten, eiwitten, 20 suikers, en dergelijke in de van dat dier verkregen melk.
- 48. Werkwijze volgens een der conclusies 39 tot en met 47, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het meten van de hoeveelheid van een door een dier opgenomen soort voeder.
- 49. Werkwijze volgens conclusie 48, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het wegen van de hoeveelheid aan de dieren afgegeven voeder.
- 50. Werkwijze volgens een der conclusies 39 tot en met 49. met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het 30 afgeven van een volgende voedersoort wanneer de vorige voedersoort volledig door het dier is opgenomen.
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1019090A NL1019090C2 (nl) | 2001-10-03 | 2001-10-03 | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. |
DE60203460T DE60203460T2 (de) | 2001-10-03 | 2002-09-27 | Vorrichtung und Verfahren zum automatischen Zuführen von mindestens zwei Futtersorten zu Tieren |
EP02078989A EP1300072B1 (en) | 2001-10-03 | 2002-09-27 | A device for and a method of automatically supplying at least two sorts of feed to animals |
DK02078989T DK1300072T3 (da) | 2001-10-03 | 2002-09-27 | Indretning og fremgangsmåde til automatisk tilförsel af mindst to fodersorter til dyr |
CA002406354A CA2406354C (en) | 2001-10-03 | 2002-10-01 | A device for and a method of automatically suppying at least two sorts of feed to animals |
IL15204702A IL152047A0 (en) | 2001-10-03 | 2002-10-01 | A device for and method of automatically supplying at least two sorts of feed to animals |
US10/261,668 US20030061997A1 (en) | 2001-10-03 | 2002-10-02 | Device for and a method of automatically supplying at least two sorts of feed to animals |
JP2002291045A JP2003158934A (ja) | 2001-10-03 | 2002-10-03 | 動物に少なくとも二種類の飼料を自動的に供給する装置及び方法 |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1019090A NL1019090C2 (nl) | 2001-10-03 | 2001-10-03 | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. |
NL1019090 | 2001-10-03 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1019090C2 true NL1019090C2 (nl) | 2003-04-07 |
Family
ID=19774110
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1019090A NL1019090C2 (nl) | 2001-10-03 | 2001-10-03 | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20030061997A1 (nl) |
EP (1) | EP1300072B1 (nl) |
JP (1) | JP2003158934A (nl) |
CA (1) | CA2406354C (nl) |
DE (1) | DE60203460T2 (nl) |
DK (1) | DK1300072T3 (nl) |
IL (1) | IL152047A0 (nl) |
NL (1) | NL1019090C2 (nl) |
Families Citing this family (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1025616C2 (nl) * | 2004-03-02 | 2005-09-05 | Lely Entpr Ag | Transportinrichting voor stortgoed en voerinrichting met een dergelijke transportinrichting. |
DE102005048219A1 (de) * | 2005-09-29 | 2007-04-05 | Basf Ag | Verfahren und System zur Optimierung einer Dosiermenge eines Futterzusatzstoffes |
JP4664230B2 (ja) * | 2006-05-10 | 2011-04-06 | 北原電牧株式会社 | 乾草・サイレージ自動給餌方法 |
NL1033926C2 (nl) * | 2007-06-03 | 2008-12-08 | Maasland Nv | Werkwijze en inrichting voor het beheren van een groep melkdieren, alsmede een computerprogrammaproduct daarvan. |
JP5323100B2 (ja) | 2008-03-06 | 2013-10-23 | サルフォード・エンジニアリング・リミテッド | 複数の食材から1バッチの動物飼料を調製するための方法 |
FR3039038B1 (fr) * | 2015-07-23 | 2018-03-02 | Asserva | Systeme autonome de distribution pour nourrir des animaux |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2155301A (en) * | 1984-03-14 | 1985-09-25 | Nat Res Dev | Poultry feed assemblies |
US4843561A (en) | 1985-05-01 | 1989-06-27 | Sun Controls Design, Inc. | Apparatus for locating and manipulating agricultural products |
DE4137387A1 (de) * | 1991-11-14 | 1993-05-19 | Laue Hans Joachim Prof Dr | Verfahren und vorrichtung zum automatischen fuettern von vieh mit fliessfaehigem oder rieselfaehigem futtermittel |
NL1010898C2 (nl) * | 1998-12-24 | 2000-06-27 | Lely Research Holding Ag | Voerzuil en/of drinkzuil voor het voederen van dieren. |
EP1161861A2 (en) * | 2000-06-09 | 2001-12-12 | Lely Enterprises AG | An implement for automatically detaching and displacing an amount of feed, such as for example silage or hay |
-
2001
- 2001-10-03 NL NL1019090A patent/NL1019090C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2002
- 2002-09-27 EP EP02078989A patent/EP1300072B1/en not_active Revoked
- 2002-09-27 DE DE60203460T patent/DE60203460T2/de not_active Revoked
- 2002-09-27 DK DK02078989T patent/DK1300072T3/da active
- 2002-10-01 CA CA002406354A patent/CA2406354C/en not_active Expired - Fee Related
- 2002-10-01 IL IL15204702A patent/IL152047A0/xx unknown
- 2002-10-02 US US10/261,668 patent/US20030061997A1/en not_active Abandoned
- 2002-10-03 JP JP2002291045A patent/JP2003158934A/ja not_active Withdrawn
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2155301A (en) * | 1984-03-14 | 1985-09-25 | Nat Res Dev | Poultry feed assemblies |
US4843561A (en) | 1985-05-01 | 1989-06-27 | Sun Controls Design, Inc. | Apparatus for locating and manipulating agricultural products |
DE4137387A1 (de) * | 1991-11-14 | 1993-05-19 | Laue Hans Joachim Prof Dr | Verfahren und vorrichtung zum automatischen fuettern von vieh mit fliessfaehigem oder rieselfaehigem futtermittel |
NL1010898C2 (nl) * | 1998-12-24 | 2000-06-27 | Lely Research Holding Ag | Voerzuil en/of drinkzuil voor het voederen van dieren. |
EP1161861A2 (en) * | 2000-06-09 | 2001-12-12 | Lely Enterprises AG | An implement for automatically detaching and displacing an amount of feed, such as for example silage or hay |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DK1300072T3 (da) | 2005-08-01 |
JP2003158934A (ja) | 2003-06-03 |
CA2406354C (en) | 2009-12-15 |
EP1300072A2 (en) | 2003-04-09 |
EP1300072A3 (en) | 2003-12-17 |
US20030061997A1 (en) | 2003-04-03 |
DE60203460D1 (de) | 2005-05-04 |
IL152047A0 (en) | 2003-05-29 |
DE60203460T2 (de) | 2006-01-19 |
EP1300072B1 (en) | 2005-03-30 |
CA2406354A1 (en) | 2003-04-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1019093C2 (nl) | Inrichting voor het automatisch in een periode met een bepaalde lengte afgeven van een bepaalde hoeveelheid voeder aan een dier. | |
NL1019106C2 (nl) | Inrichting voor het automatisch in een bepaalde periode afgeven van een bepaalde hoeveelheid van ten minste een voedersoort aan een dier. | |
NL1019094C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. | |
NL1020173C2 (nl) | Inrichting voor het afgeven van voeder aan een dier. | |
NL1019092C2 (nl) | Samenstel voor het automatisch in een bepaalde periode afgeven van een hoeveelheid voeder aan een melkdier. | |
NL9401069A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. | |
JP2002272299A (ja) | 動物の群れを管理する設備及び方法 | |
NL1019090C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. | |
JP2002320422A (ja) | 動物に飼料を供給する装置 | |
JP2003009698A (ja) | 動物用飼料供給装置 | |
NL1024675C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van voeder aan een dier. | |
NL1028703C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het melken van dieren, zoals koeien. | |
EP1300071B1 (en) | A device for supplying feed to animals |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20140501 |