NL1017200C2

NL1017200C2 - Koppelelement voor gordijnrails.

Info

Publication number: NL1017200C2
Application number: NL1017200A
Authority: NL
Inventors: Henricus Wilhelmus Fre Bosgoed
Original assignee: Forest Group Nederland Bv
Priority date: 2001-01-26
Filing date: 2001-01-26
Publication date: 2002-07-29
Also published as: EP1353589A1; RU2263454C2; EP1353589B1; US20040067097A1; DE60213950D1; US7043795B2; WO2002058520A1; ATE336192T1

Description

-1-

Koppelelement voor gordijnrails.

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een koppel-element voor gordijnrails met een in hoofdzaak omgekeerd 5 U-vormige doorsnede waarvan de benen naar binnen toe omgezet zijn en waarbij de omgezette benen aan de onderzijde een in de lengterichting verlopende opening bepalen die aan weerszijden begrensd wordt door uit de uiteinden van de omgezette benen gevormde opstaande steunranden 10 voor het ondersteunen van gordijnglijders.

Koppelelementen voor het onderling kunnen koppelen van opeenvolgende lengten gordijnrail zijn op zich bekend en bestaan bijvoorbeeld uit een passende huls die om de uit-15 einden van opeenvolgende gordijnrails geschoven kan worden. Het probleem dat zich hierbij voordoet is dat bij de overgang tussen de gordijnrails altijd een meer of minder grote onderbreking met zich meebrengt. Bij gordijnrails met niet geheel rechte uiteinden, hetgeen bij het met de 20 hand afkorten van lengten gordijnrails zich makkelijk kan voordoen, is dat probleem nog aanzienlijk groter dan wanneer lengten gordijnrails die fabrieksmatig afgekort zijn, met de uiteinden tegen elkaar aan gebracht worden. Al deze overgangen hebben tot gevolg dat de baan van de 25 glijders die de overgang passeren verstoord wordt en dat de glijbeweging steeds een abrupte vertikale component krijgt. Dit resulteert bij het sluiten en openen van de gordijnen in een duidelijk merkbare en hinderlijke schokkende beweging bij het door een glijder passeren van een 30 overgang, hetgeen uiteindelijk steevast tot beschadigingen leidt, met name indien ook nog zware gordijnstof gebruikt wordt. De beschadigingen kunnen zich zowel aan de rail, de bevestiging van de rail aan plafond of wand, de gordi jngli jders, de gordijnhaken en de bevestiging van de 35 gordijnhaken aan de gordijnstof voordoen.

Het doel van de uitvinding is om in een koppelelement -2- voor gordijnrails te voorzien waarmee het aangegeven probleem bij de overgang tussen opeenvolgende delen van een gordijnrail ondervangen kan worden. Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat het kop-5 pelelement uit ten minste één lengtedeel bestaat of ten minste één lengtedeel omvat dat zodanig gevormd is dat het ten minste ten dele tussen een opstaande steunrand en een buitenste been van de gordijnrail opgenomen kan worden, waarbij het lengtedeel van het koppelelement op één 10 of meer plaatsen een hoogteverloop heeft van beneden een steunrand tot boven de steunrand en weer terug.

Hiermee wordt bereikt dat een glijder boven het werkelijke kontaktpunt van opeenvolgende lengten van een gordijn-15 rail over de lengtedelen van het koppelelement glijdt en de zich anders voordoende schokkende beweging voorkomen wordt. De lengtedelen hebben hierbij een voldoend grote lengte en een overeenkomstig geleidelijk verloop waardoor de overgang van een steunrand naar een lengtedeel en om-20 gekeerd en het bijbehorende vertikale verloop bij het openen en sluiten van een gordijn niet te merken is. Hiermee is het zo goed als uitgesloten dat beschadigingen van welke aard dan ook optreden bij het passeren van een dergelijke overgang.

25

Volgens een nadere uitwerking wordt er daarbij bij voorkeur in voorzien dat ten minste één lengtedeel van het koppelelement dat tussen opstaande steunrand en een buitenste been is opgenomen over een deel van het hoogtever-30 loop een uitbreiding over de steunrand heeft tot ten minste boven de in de lengterichting verlopende opening tussen de opstaande steunranden.

Door deze voorziening wordt ook voorkomen dat de onder-35 breking tussen opeenvolgende lengten van een gordijnrail door het tegen een zijde van een opstaande steunrand aanliggen van een glijder gevoeld kan worden bij het sluiten -3- en openen van een gordijn. Deze overgangen zijn met name merkbaar bij een overgang tussen opeenvolgende lengtedelen direkt voorafgaande of volgend op een bocht waarbij de glijders strak tegen een opstaande steunrand aan kun-5 nen komen te liggen.

Het koppelelement kan uit losse lengtedelén bestaan die apart in de gordijnrailuiteinden gebracht kunnen worden. Daarbij kan er verder in middelen voorzien worden om ver-10 schuiving in de gordijnrail te voorkomen, hetgeen bijvoorbeeld kan bestaan uit complementaire delen van een pen en gat of een klikverbindingsysteem aangebracht op koppelelement en gordijnrail.

15 Bij gebruik van een voldoende flexibele kunststof is het eveneens mogelijk om lengtedelen te maken die over de gehele lengte van een gordijnrail ingebracht kunnen worden. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm worden de glijders over de gehele lengte gedragen door de lengtedelen. De 20 uitbreidingen tot over de steunranden van de gordijnrail zouden zich hierbij ook over de gehele lengte moeten uitstrekken, aangezien vooraf moeilijk te bepalen is waar precies de koppelpunten tussen opeenvolgende delen van een gordijnrail zich zullen bevinden.

25

Het heeft echter de voorkeur om voor elk koppelpunt in de gordijnrail te voorzien in een apart koppelelement, waarbij het koppelelement twee lengtedelen omvat alsmede een verbindingsorgaan dat de lengtedelen met elkaar verbindt. 30 Door er daarbij verder in te voorzien dat het verbindingsorgaan in doorsnede loodrecht op de lengtedelen een vorm heeft die ten minste ten dele de vorm volgt van de gordijnrail gezien in dwarsdoorsnede, kan het koppelor-gaan aan de buitenzijde uiterlijk geheel met de gordijn-35 rail overeenkomen.

Daarbij wordt er eveneens bij voorkeur in voorzien dat 101 -4- het verbindingsorgaan voorzien is van bevestigingsdelen die passend en/of klemmend tussen de benen of andere delen van de gordijnrail gestoken kunnen worden. Bij een uitvoeringsvorm van het koppelelement, dat bestemd is ge-5 bruikt te worden in combinatie met een gordijnrail die aan de bovenzijde voorzien is van in tegengestelde richting wijzende langsgroeven voor het opnemen van delen van een uiteinde van een gordijnsteun, is er in voorzien dat het verbindingsorgaan tenminste één in de richting van de 10 lengtedelen verlopend bevestigingsdeel heeft dat een zodanige vorm heeft dat het van opzij in de langsgroeven aan de bovenzijde van de gordijnrail geschoven kan worden. Met deze uitvoeringsvorm wordt een bijzonder goede opsluiting van het koppelelement in de rail verkregen 15 waarbij het ook automatisch in de juiste positie terecht komt.

Met een koppelelement volgens de uitvinding waarmee de overgangen tussen opeenvolgende lengtedelen van een gor-20 dijnrail ongemerkt gepasseerd kunnen worden en dat aan de buitenzijde of aan de zichtkant geheel overeenkomt met dat van de gordijnrail is het bijzonder goed mogelijk een modulair gordijnrailsysteem op te zetten. Een dergelijk systeem kan uit een aantal standaard lengtes gordijnrail, 25 een aantal standaard bochtstukken, wand- en plafondsteu-nen en koppelelementen volgens de uitvinding bestaan. Hierdoor is het ook voor de doe-het-zelver mogelijk om zonder over speciaal buiggereedschap te beschikken een gordijnrail te monteren met een met een professioneel ge-30 monteerde gordijnrail overeenkomende kwaliteit.

Verder wordt er volgens de uitvinding ook nog in een gordijnrail voorzien, die toe te passen is in combinatie met één of meer van de uitvoeringsvormen van het koppelele-3 5 ment, waarbij aan de binnenzijde van de gordijnrail boven de ruimte tussen opstaande steunrand en een buitenste been voorzien is in een zich naar binnen uitstekende en ί ____ -5- over ten minste een deel van de lengte van de gordijnrail uitstrekkende ribbe. Hiermee wordt bereikt dat tenminste een deel van een lengtedeel van een in de gordijnrail gebracht koppelelement opgesloten is tussen een buitenste 5 been, een opstaande steunrand, de overgang daartussen en de naar binnen uitstekende ribbe.

De uitvinding wordt aan de hand van het in de tekening gegeven voorbeeld nader toegelicht, waarin: 10 fig.l een aanzicht in perspectief toont van een koppelelement; fig.2 een aanzicht in perspectief van onderaf toont van een koppelelement dat ten dele in de uitein-15 den van opeenvolgende delen gordijnrail gestoken is; fig.3 een aanzicht in perspectief van bovenaf toont van een koppelelement dat ten dele in de uiteinden van opeenvolgende delen gordijnrail gestoken 20 is, en fig.4 een aanzicht in perspectief toont van een kop pelelement met opeenvolgende delen van een gordijnrail, waarbij de bovenzijde van het samenstel afgesneden is.

25

Het koppelelement 1 in fig.l is in hoofdzaak opgebouwd uit twee lengt edelen 2,3, een verbindingsorgaan 4 met be-vestigingsdelen 5,6. Een lengtedeel 2,3 heeft aan de uiteinden 7,8 een minimale hoogte die van daaruit tot het 30 middendeel 9 toeneemt tot een maximale hoogte. In het middendeel 9 hebben de lengtedelen 2,3 een uitbreiding 10 die in binnenwaartse richting uitstrekken en bij een gordijnrail 22,23 tot over een steunrand 35,36 steken, zie fig.4.

De uitbreiding 10 begint waar het lengtedeel 2,3 tot op een hoogte boven een steunrand 35,36 gekomen is en loopt •ff ': 35 -6- daar met een geleidelijk verlopende rand 11 in binnenwaartse richting. Het bovenvlak 12 van de uitbreiding 10 helt daarbij eveneens in binnenwaartse richting, waarbij de helling aan de uiteinden groter is dan in het midden-5 deel waar de lengtedelen 2,3 de grootste hoogte hebben. Het gehele verloop van de lengtedelen 2,3 en de uitbreidingen 10 zijn gericht om een zo geleidelijk en ongemerkt verloop in de baan van de gordijnglijders te verkrijgen. Een optimale geleiding wordt verkregen indien een glijder 10 met een tenminste enigszins gekromd glijvlak gebruikt wordt. Hierbij maakt het niet uit of de glijder met het gordijn enigszins scheef getrokken wordt of niet, steeds zal de glijder van de steunranden 35,36 af omhoog en naar het midden toe bewogen worden en weer terug geleid naar 15 de steunranden 35,36.

Het verbindingsorgaan 4 heeft zijden 13,14 waarvan de vorm overeenkomt met de buitenste benen 28,29 van een gordijnrail 22,23 in combinatie waarmee het koppelelement 20 1 te gebruiken is. Duidelijk is dat voor alle vormen gor dijnrails een koppelelement met een precies overeenkomende buitenkant te vervaardigen is. De zijden 13,14 zijn verbonden met een verbindingsdeel 15 dat aan komt te liggen tegen een overeenkomend bovenvlak 34 van een gordijn-25 rail 22,23. De zijden 13,14 hebben aan de onderkant een omgezet verloop 16,17 dat overeenkomt met het verloop 32,33 van een buitenste been 28,29 van een gordijnrail 22,23 naar een opstaande steunrand 35,36.

30 De bevestigingdelen 5,6 die aan de bovenzijde van het be-vestigingsorgaan 4 zijn aangebracht hebben naar opzij uitstekende randdelen 18,19 die bestemd zijn in langs-groeven 24,25 aan de bovenzijde van een gordijnrail 22,23 gestoken te worden. Deze langsgroeven 24,25 zijn bestemd 35 om delen van een uiteinde van bijvoorbeeld een wandsteun op te nemen. De zijden 20,21 komen daarbij tegen ribben 26,27 aan te liggen die de langsgroeven 24,25 begrenzen.

-7-

In fig.2 zijn koppelelement 1 en twee lengten gordijnrail 22.23 ten dele in elkaar gestoken. Hierbij zijn de leng-tedelen 2,3 in de ruimte tussen buitenste benen 28,29, ribben 30,31 en opstaande steunranden 35,36 gestoken en 5 de bevestigingsdelen 5,6 met de randdelen 18,19 in de langsgroeven 24,25. De zijden 13,14 van het koppelelement I sluiten bij het geheel in elkaar steken van het samenstel aan op de zijden 28,29 van de gordijnrail 22,23 en de overgangen 16,17 op de overeenkomstige overgangen 10 32,33 van de gordijnrail 22,23.

In fig.3 is een vergelijkbaar in elkaar gestoken samenstel van koppelelement 1 en lengten gordijnrail 22,23 getoond, zij het vanaf de andere zijde en van bovenaf. Het 15 lengtedeel 3 is hier juist in de ruimte tussen opstaande steunrand 35, het buitenste been 29 en de ribbe 31 gestoken. In het lengtedeel 3 is een in de lengterichting verlopende uitsparing 37 aangebracht waar de ribbe 31 tegen het lengtedeel 3 aan komt te liggen en die voor een ver-20 dere opsluiting van het koppelelement 1 zorgt.

Verder is in deze figuur te zien dat de zijden 13,14 van het koppelelement 1 de zijden 28,29 van de gordijnrail 22.23 volgen zodat geen verstoring van het aanzicht ver-25 oorzaakt wordt. De zijde 28 loopt verder door om een in de langsgroeven 24,25 te klikken wandsteun goeddeels aan het zicht te kunnen onttrekken.

In het afgesneden samenstel van koppelelement 1 en gor-30 dijnrails 22,23 volgens fig.4 is duidelijk de overgang van het lengtedeel 2 te zien van achter de opstaande steunrand 36 via de lijn 11 tot over de steunrand 36 heen. Duidelijk zal zijn dat bij de overgang volgens lijn II het lengtedeel boven de hoogte van de steunrand 36 35 uitkomt.

1 O 'f' ·" . - f Vi · ; ... ^ O *.

Claims

1. Koppelelement voor gordijnrails met een in hoofdzaak omgekeerd U-vormige doorsnede waarvan de benen naar bin- 5 nen toe omgezet zijn en waarbij de omgezette benen aan de onderzijde een in de lengterichting verlopende opening bepalen die aan weerszijden begrensd wordt door uit de uiteinden van de omgezette benen gevormde opstaande steunranden voor het ondersteunen van gordijnglijders, 10 met het kenmerk dat het koppelelement uit ten minste één lengtedeel bestaat of ten minste één lengtedeel omvat dat zodanig gevormd is dat het ten minste ten dele tussen een opstaande steunrand en een buitenste been opgenomen kan worden. 15

2. Koppelelement volgens conclusie 1, met het kenmerk dat ten minste één lengtedeel van het koppelelement dat tussen opstaande steunrand en een buitenste been is opgenomen op één of meer plaatsen een hoogteverloop heeft van 20 beneden een steunrand tot boven de steunrand en weer terug.

3. Koppelelement volgens conclusie 2, met het kenmerk dat ten minste één lengtedeel van het koppelelement dat tus-25 sen opstaande steunrand en een buitenste been is opgenomen over een deel van het hoogteverloop een uitbreiding over de steunrand heeft tot ten minste boven de in de lengterichting verlopende opening tussen de opstaande steunranden. 30

4. Koppelelement volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de uitbreiding ten minste ten dele een helling heeft in de richting van de in de lengterichting verlopende opening tussen de opstaande steunranden. 35

5. Koppelelement volgens conclusies 1-4, met het kenmerk -9- dat het koppelelement voorzien is van middelen om verschuiving daarvan in de gordijnrail te voorkomen.

6. Koppelelement volgens conclusie 5, met het kenmerk dat 5 koppelelement en gordijnrail voorzien zijn van complementaire bevestigingsmiddelen.

7. Koppelelement volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 1-6, met het kenmerk dat een koppelelement 10 twee lengtedelen omvat alsmede een verbindingsorgaan dat de lengtedelen met elkaar verbindt.

8. Koppelelement volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan in doorsnede loodrecht op de leng-15 tedelen een vorm heeft die ten minste ten dele de vorm volgt van de gordijnrail gezien in dwarsdoorsnede.

9. Koppelelement volgens conclusies 7-8, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan voorzien is van bevestigingsde-20 len die tussen de benen of andere delen van de gordijnrail gestoken kunnen worden.

10. Koppelelement volgens conclusies 7-8, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan voorzien is van bevestigingsde-25 len waartussen ten minste een deel van een gordijnrail opgesloten kan worden.

11. Koppelelement volgens conclusies 7-9, bestemd om toe-gepast te worden in combinatie met een gordijnrail die 30 aan de bovenzijde voorzien is van in tegengestelde richting wijzende langsgroeven voor het opnemen van delen van een uiteinde van een gordijnsteun, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan voorzien is van tenminste één in de richting van de lengtedelen verlopend bevestigingsdeel 35 dat zodanig van vorm is dat het van opzij in de langs- -10- groeven geschoven kan worden.

12. Gordijnrail toe te passen in combinatie met een kop-pelelement volgens één of meer van de voorafgaande con-5 clusies 1-11, met het kenmerk dat aan de binnenzijde van de gordijnrail boven de ruimte tussen opstaande steunrand en een buitenste been voorzien is in een zich naar binnen uitstrekkende en over ten minste een deel van de lengte van de gordijnrail uitstrekkende ribbe.