NL1016588C1 - Werkwijze voor het stabiliseren van de funderingsblokken van een bovenleidingsportaal in de onderbouw van een spoorbaan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het stabiliseren van de funderings- blokken van een bovenleidingsportaal in de onderbouw van een spoorbaan.

De uitvinding ligt op het gebied van spoorbanen, die voor elektrische tractie met bovenleiding zijn ingericht.

Dergelijke spoorbanen worden algemeen toegepast en zijn op regelmatige afstanden van een aantal tientallen meters voorzien van 5 portalen, die zich in dwarsrichting over de dwarsliggers en spoorstaven bestaande bovenbouw heen uitstrekken om het bovenleidings-systeem te dragen.

De bovenleidingsportalen steunen daarbij met hun kolommen op aan weerszijden van de spoorbaan aangebrachte, tot in het 10 aardebaanlichaam reikende funderingsblokken van beton, waarvan het gewicht enkele tonnen bedraagt.

Van belang is, dat de beide funderingsblokken van elk bovenleidingsportaal tegen uiteenwijken onder invloed van de door het rollend materieel op de bovenbouw uitgeoefende belasting zijn 15 geborgd. Hiertoe zijn de blokken in de regel onderling verbonden door een of meer trekstangen, die onder het niveau van het de dwarsliggers met de spoorstaven dragende ballastbed dwars door het aardebaanlichaam lopen.

In de praktijk nu vormt de trekstangverbinding tussen de 20 funderingsblokken een belemmering voor de grootschalige onderhoudswerkzaamheden, die van tijd tot tijd moeten plaatsvinden, wanneer teveel grond (zand) vanuit het aardebaanlichaam in het uit steenslag of grind bestaande ballastbed is doorgedrongen, waardoor dit ballastbed niet meer optimaal kan functioneren. Voor genoemde 25 onderhoudswerkzaamheden worden machines ingezet, die zo ver in de aardebaan onder het ballastbed doordringen, dat zij gemakkelijk met de trekstangen tussen de funderingsblokparen in aanraking komen. De trekstangverbinding wordt dan ook veelal verwijderd, waardoor de verbinding tussen de funderingsblokken geheel wordt verbroken en de 30 funderingsblokken kunnen wijken.

1016588— - 2 -

De uitvinding nu beoogt voor bovengenoemd probleem een oplossing te bieden.

Volgens de uitvinding wordt daartoe voorzien in een werkwijze voor het stabiliseren van de funderingsblokken voor de kolommen van 5 een bovenleidingsportaal in de uit een aardebaan en een ballastbed bestaande onderbouw van een spoorbaan, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat in elk blok vanaf de zijkant een schuin naar binnen en naar beneden gericht gat wordt geboord, waardoorheen vervolgens een trekanker tot in de aardebaan onder het ballastbed wordt 10 gedreven, waarna het buiten het blok uitstekende proximale einde van het anker op het blok wordt vastgezet.

De werkwijze volgens de uitvinding voorziet derhalve niet in een herstel van de verbroken verbinding, doch in een verankering van de individuele funderingsblokken met behulp van trekankers, die 15 buiten het bereik van de bij toekomstige onderhoudswerkzaamheden in te zetten machines blijven. De werkwijze volgens de uitvinding biedt derhalve een duurzame oplossing. Voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding zijn geen noemenswaardige ontgravingen noodzakelijk, zodat de in de regel naast de spoorbaan in de grond 20 aanwezige voedingskabels ongemoeid worden gelaten. Een groot voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is voorts, dat deze kan worden toegepast zonder dat het verkeer over de betreffende spoorbaan behoeft te worden onderbroken. Bovendien biedt de werkwijze volgens de uitvinding de mogelijkheid een geweken blok onafhankelijk van het 25 tegenoverliggende op zijn plaats terug te brengen door bij het verankeren van het proximale einde van het trekanker aan het blok een zekere druk op te bouwen, waardoor het blok naar binnen wordt getrokken.

Bij voorkeur wordt als trekanker een uit een ankerstang met 30 aan zijn distale einde een schroefbladlichaam bestaand schroefanker toegepast.

Opgemerkt dient te worden, dat het algemeen bekend is damwanden en dergelijke wanden te verankeren met behulp van schuin neerwaarts in de grond daarachter te drijven schroefankers of andere 35 typen trekankers.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een draagportaal voor een bovenleidingssysteem boven een spoorbaan, van welk draagportaal de kolommen zijn ondersteund op aan weerszijden van de spoorbaan in 1016503 - 3 - de ondergrond ingelaten funderingsblokken, zoals in de praktijk algemeen bekend is. Het draagportaal volgens de uitvinding heeft als kenmerk, dat de funderingsblokken elk zijn verankerd met behulp van een trekanker, dat door een vanaf de zijkant van het blok schuin naar 5 binnen en naar beneden gericht gat heen in de ondergrond onder de spoorbaan reikt en met zijn proximale einde op het blok aangrijpt.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding worden hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

10 De tekening toont een schematische dwarsdoorsnede door één helft van een voor elektrische tractie ingerichte spoorbaan met dubbel spoor.

1 is de aardebaan, 2 het uit steenslag of grind bestaande ballastbed, 3 een in het ballastbed ondersteunde dwarsligger, terwijl 15 met 4 de op de dwarsligger 3 gemonteerde spoorstaven zijn aangegeven.

Met 5 is een funderingsblok van bekende uitvoering aangegeven, waarvan het voetgedeelte tot in het lichaam van de aardebaan 1 reikt en het bovenste gedeelte juist door het ballastbed 3 heen steekt. Op het blok 5 steunt een kolom 6 van een niet nader weergegeven 20 bovenleidingsportaal.

Normaal is het blok 5 door middel van een trekstang verbonden met het niet nader weergegeven tegenoverliggende blok aan de andere zijde van de spoorbaan. In de tekening is deze trekstang schematisch met streeplijnen aangegeven.

25 Volgens de uitvinding nu worden de blokken 5 onafhankelijk van elkaar in de ondergrond verankerd met behulp van het met 7 aangegeven schroefanker, waarvan de ankerstang 7a is voorzien van een schroefbladlichaam 7b en door middel van een verbindingsmof 8 is verlengd met een verlengstang 8a.

30 Om het anker te kunnen inbrengen, wordt eerst een schuin naar binnen en beneden gericht gat 13 met behulp van bekend boorgereedschap in het blok 5 aangebracht. Het inbrengen van het anker kan vervolgens op bekende wijze met bekend draaigereedschap plaatsvinden. Zodra het anker daarbij op de gewenste diepte is 35 gebracht wordt het bovenaan buiten het blok 5 uitstekende proximale eindgedeelte 9 van de anker-stang 7a resp. verlengstang 8a door middel van een zogenaamde ankerstoel 10 en een spanmoer 11 vastgezet.

1 0 1 0 3 3 8* - 4 -

Het proximate anker- resp. verlengstangeinde is daartoe van schroefdraad voorzien.

Desgewenst kan het anker 7 als schroefinjectieanker zijn uitgevoerd, in welk geval de ankerstang 7a resp. de verlengstang(en) 5 8a hol zijn uitgevoerd en de ankerstang 7a op plaatsen tussen de opeenvolgende schroefbladwindingen van het schroefbladlichaam 7b van injectieopeningen is voorzien. Door deze openingen kan dan een stabiliserende mortel worden geïnjecteerd nadat het anker op diepte is geschroefd. Het anker komt in dat geval ingebed te liggen in een 10 verstevigd grondlichaam, dat in de tekening met 12 is aangegeven (zie het Nederlandse octrooi 192 836).

Tenslotte kan de speelruimte in de boring 13 rond de verlengstang 8a met een geschikt materiaal worden opgevuld.

15 V 1 “N — r t 'W . t·· ; .

Claims (4)

1. Werkwijze voor het stabiliseren van de funderingsblokken voor de kolommen van een bovenleidingsportaal in de uit een aardebaan en 5 een ballastbed bestaande onderbouw van een spoorbaan, met het kenmerk, dat in elk blok vanaf de zijkant een schuin naar binnen en naar beneden gericht gat wordt geboord, waardoorheen vervolgens een trekanker tot in de aardebaan onder het ballastbed wordt gedreven, waarna het buiten het blok uitstekende proximale einde van het anker 10 op het blok wordt vastgezet.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als trekanker een uit een ankerstang met aan zijn distale einde een schroefbladlichaam bestaand schroefanker wordt toegepast.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat als 15 schroefanker een schroefinjectieanker wordt toegepast.

4. Draagportaal voor een bovenleidingssysteem boven een spoorbaan, van welk draagportaal de kolommen zijn ondersteund op aan weerszijden van de spoorbaan in de ondergrond ingelaten funderingsblokken, met het kenmerk, dat de funderingsblokken elk zijn verankerd met behulp 20 van een trekanker, dat door een vanaf de zijkant van het blok schuin naar binnen en beneden gericht gat heen in de ondergrond onder de spoorbaan reikt en met zijn proximale einde op het blok aangrijpt. 1016583