NL1015400C2 - Inrichting voor het langs een lichaam verplaatsen van een omhulsel. - Google Patents

Description

, f

Inrichting voor het langs een lichaam verplaatsen van een omhulsel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het langs een lichaam verplaatsen van een het lichaam omsluitend omhulsel. Daarbij wordt onder lichaam niet slechts een deel van het menselijk lichaam verstaan, 5 zoals bijvoorbeeld een arm of een been, maar ook elk ander stoffelijk lichaam. Onder "omhulsel" wordt in geval van het menselijk lichaam bijvoorbeeld begrepen een kous, sok of manchet.

Het langs een lichaam verplaatsen van een 10 omhulsel dat dat lichaam nauw omsluit, zoals het aantrekken of uittrekken van een sok of kous is vaak niet eenvoudig en vergt relatief veel kracht. Dit hangt samen met het feit dat door het nauw passend omsluiten van het lichaam de wrijving tussen het omhulsel en het lichaam 15 enerzijds en tussen verschillende lagen van het omhulsel anderzijds zeer aanzienlijk kan zijn.

Daarnaast is het om een lichaam trekken of daar vanaf nemen van een nauwsluitend omhulsel lastig wanneer het lichaam een ongelijkmatige doorsnede vertoont. Met 20 name in het geval van kousen en sokken is bijvoorbeeld de doorsnede ter plaatse van de diagonaal van de hiel aanzienlijk groter dan de doorsnede van het been vlak boven de enkel. In het geval van een manchet dat om een arm gedragen wordt doet zich een soortgelijk probleem voor 25 ter plaatse van de hand, die een aanzienlijk grotere doorsnede vertoont dan de pols.

De problemen doen zich in verhevigde mate voor bij therapeutische omhulsels, zoals bijvoorbeeld therapeutische elastische kousen, omdat deze gezien hun func-30 tie relatief strak om het lichaam gespannen zijn.

Het aan- en uittrekken van omhulsels zoals manchetten, kousen en sokken vormt verder met name een probleem voor mensen die weinig beweeglijk zijn, zoals 1015400 2 ouderen en mensen die zeer corpulent zijn, terwijl dit ook voor mensen die relatief weinig kracht kunnen ontwikkelen, wederom in hoofdzaak ouderen problematisch kan zijn. Deze problemen doen zich met name voor bij het 5 uittrekken van kousen en sokken, omdat hiervoor de gebruiker zich relatief ver dient te bukken, en daarnaast de benodigde kracht voor het uittrekken van dergelijke kousen of sokken een van de gebruiker afgekeerde kracht is, terwijl de armspieren van de meeste mensen beter 10 geschikt zijn voor het uitoefenen van een naar de gebruiker toe gerichte trekkracht.

Er zijn reeds verschillende voorstellen gedaan om deze problemen op te lossen. Zo is uit het Europese octrooischrift 0 681 442 een hulpmiddel bekend voor het 15 aantrekken van therapeutische elastische kousen dat gevormd wordt door een hielstuk van een relatief glad materiaal, dat om de voet, enkel en hiel van de gebruiker wordt aangebracht voordat een kous wordt aangetrokken, en dat nadat de kous over de hiel getrokken is eenvoudig 20 tussen de voet en de kous uit kan worden getrokken.

Uit het Europese octrooischrift 0 734 214 is verder een hulpmiddel bekend voor het uittrekken van therapeutische elastische kousen, dat bestaat uit een kegel van een relatief dun, glad materiaal die als een 25 sok om het omhulsel wordt aangebracht, met name ter plaatse van de hiel en voet, en die bij het afstropen van de kous tussen de beide lagen daarvan opgesloten wordt en zo als glijlaag fungeert.

De uitvinding heeft nu tot doel een inrichting 30 te verschaffen waarmee een nauwsluitend omhulsel om of van een lichaam kan worden getrokken zonder dat daarbij gebruik gemaakt moet worden van dergelijke hulpmiddelen. Daartoe verschaft de uitvinding een inrichting voor het langs een lichaam verplaatsen van een het lichaam omslui-35 tend omhulsel, omvattende een basis en daarop aangebrachte, met het omhulsel te verbinden middelen voor het op het omhulsel uitoefenen van een langs het lichaam gerichte kracht. Door de krachtuitoefeningsmiddelen te combine- 1015400 3 ren met een basis wordt een stabiele inrichting verkregen, waartegen de gebruiker ook kan steunen.

Bij voorkeur omvatten de krachtuitoefeningsmid-delen een aandrijfmechanisme en ten minste één het aan-5 drijfmechanisme met het omhulsel verbindend element voor het doorleiden van een door het aandrijfmechanisme opgewekte kracht. Door de aanwezigheid van het aandrijfmechanisme hoeft de gebruiker niet of nauwelijks zelf kracht uit te oefenen om het omhulsel langs het lichaam te 10 schuiven, waardoor de inrichting voor velerlei gebruikers geschikt is.

Een constructief eenvoudige inrichting wordt verkregen wanneer het aandrijfmechanisme is ingericht voor het uitoefenen van een trekkracht, en het ten minste 15 ene krachtdoorleidingselement flexibel is. Door het flexibele karakter van het krachtdoorleidingselement kan de inrichting verder ook compact uitgevoerd zijn. Het aandrijfmechanisme is daarbij met voordeel ingericht voor het inhalen van het ten minste ene krachtdoorleidingsele-20 ment, bijvoorbeeld het oprollen of opwikkelen daarvan.

Bij voorkeur omvat het aandrijfmechanisme ten minste een electromotor. Een dergelijke motor is relatief compact, kan op de meeste plaatsen worden gebruikt, en kan een aanzienlijke kracht opwekken. Daarbij kan de ten 25 minste ene electromotor in twee richtingen bedienbaar zijn, waardoor de krachtdoorleidingselementen niet slechts kunnen worden ingehaald, maar ook voor gebruik kunnen worden uitgebracht door de electromotor, terwijl het daarnaast mogelijk is dat de inrichting voorzien is 30 van een met de ten minste ene electromotor samenwerkende vrijloopkoppeling, waardoor de krachtdoorleidingselementen door de gebruiker kunnen worden uitgetrokken voor gebruik.

Bij voorkeur is de inrichting verder voorzien 35 van middelen voor het op afstand bedienen van de ten minste ene electromotor, waardoor de gebruiker een stand kan innemen waarin het omhulsel geriefelijk uit- of 4 aangetrokken kan worden, en vanuit die stand de inrichting kan bedienen.

Het aandrijfmechanisme kan natuurlijk ook handbediend zijn, waardoor de inrichting tegen geringe 5 kosten te vervaardigen is, en bovendien ook te gebruiken is op plaatsen waar geen electriciteit voorhanden is. Een zeer eenvoudige uitvoering van de inrichting wordt in dat geval verkregen, wanneer het aandrijfmechanisme ten minste een door een gebruiker te hanteren trekelement en 10 een daarmee verbonden omzetter omvat. Een in het algemeen rechtlijnige trekbeweging van de gebruiker kan immers eenvoudig worden omgezet in een, eveneens rechtlijnige beweging van het omhulsel langs het lichaam, terwijl de gebruiker met een trekbeweging relatief veel kracht kan 15 uitoefenen.

Teneinde de inrichting eenvoudig te kunnen gebruiken is de basis bij voorkeur ingericht om bevestigd te worden aan een meubel. Bijvoorbeeld kan de basis een met een einddeel van een bed te verbinden klemmechanisme 20 vertonen, waardoor de gebruiker de inrichting liggend kan gebruiken, terwijl de inrichting daarnaast een met het klemmechanisme te verbinden adapter kan vertonen voor bevestiging aan een stoel, waardoor dus de inrichting zittend gebruikt kan worden.

25 De inrichting wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 30 uitvinding die aan een stoel bevestigd is voor zittend gebruikt;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die aan een bed bevestigd is voor liggend gebruik; 35 Figuur 3 een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont die geschikt is voor staand gebruik, en 1015400 5

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van het aandrijfmechanisme en de krachtdoorleidingselementen van de inrichting volgens de uitvinding.

5 Een inrichting l voor het langs een lichaam 2, in het getoonde voorbeeld een been van een gebruiker 3 verplaatsen van een dat lichaam nauw omsluitend omhulsel 4, in het getoonde voorbeeld een therapeutische elastische kous, omvat een basis 5 en daarop aangebrachte 10 middelen 6 voor het op het omhulsel 4 uitoefenen van een langs het lichaam 2 gerichte kracht (Fig. 1). In het getoonde voorbeeld omvatten de krachtuitoefeningsmiddelen 6 een aandrijfmechanisme 7 en een tweetal het aandrijfmechanisme 7 met het omhulsel 4 verbindende krachtdoorlei-15 dingselementen 8. Daarbij is in het getoonde voorbeeld het aandrijfmechanisme 7 ingericht voor het uitoefenen van een trekkracht (pijl F), en zijn de krachtdoorleidingselementen 8 flexibel, bijvoorbeeld banden of koorden.

20 Elke krachtdoorleidingsband 8 is aan zijn vrije uiteinde voorzien van een verbindingselement, bijvoorbeeld een klem 9, waarmee de band 8 aan het omhulsel 4 wordt bevestigd. Het tegenovergelegen uiteinde van de band 8, dat met het aandrijfmechanisme 7 is verbonden, is 25 bijvoorbeeld om een haspel 10 gewikkeld, die roteerbaar is aangebracht op een as 11, die op zijn beurt door middel van steunen 12 gelagerd is op een drager 13 (Fig.

4). De roterende beweging van de haspels 10 om de as 11 wordt aangedreven door een electromotor 14, die in het 30 getoonde voorbeeld onder tussenkomst van een vrijloopkop-peling 15 met de as 11 en haspels 10 verbonden is.

De vrijloopkoppeling 15 is zodanig aangesloten, dat de electromotor 14 uitsluitend met de as 11 verbonden is, zolang de motor 14 electrisch bekrachtigd wordt.

35 Zodra de stroomtoevoer naar de motor 14 onderbroken wordt, wordt ook de as 11 met haspels 10 losgekoppeld van de electromotor 14 en kunnen de krachtdoorleidingsbanden 8 zonder noemenswaardige weerstand met de hand uitgevierd 1015400 6 worden. Bij toepassing van een dergelijke vrijloopkoppe-ling 15 behoeft de electromotor 14 slechts in één richting bedienbaar te zijn.

Het aandrijfmechanisme 7 is hier opgenomen in 5 een uit twee delen 16,17 bestaand huis, waardoor enerzijds het aandrijfmechanisme 7 beschermd wordt tegen invloeden van buitenaf, zoals stof, vuil en andere voorwerpen die de werking van het mechanisme zouden kunnen beïnvloeden, terwijl daarnaast de gebruiker 3 beschermd 10 is tegen verwonding door onbedoeld contact met de bewegende delen van het aandrijfmechanisme 7. De krachtdoor-leidingsbanden 8 steken uit door openingen 18 in de onderste huishelft 17.

Teneinde de inrichting 1 comfortabel te kunnen 15 bedienen vanuit de stand die de gebruiker 3 op dat moment heeft ingenomen, zijn er middelen 19 voorzien voor het op afstand bedienen van het aandrijfmechanisme 7. Deze afstandsbedieningsmiddelen 19 hebben hier de gedaante van een in de hand te houden bedieningseenheid 20, die door 20 middel van een draad 21 met het aandrijfmechanisme 7 verbonden is, maar het is natuurlijk evenzeer denkbaar dat daarbij gebruik gemaakt wordt van een draadloze afstandsbediening, bijvoorbeeld op basis van infrarood-straling.

25 De basis 5 wordt in het getoonde voorbeeld gevormd door een staand frame 22, dat voorzien is van middelen 23 voor het bevestigen daarvan aan een meubel. Deze bevestigingsmiddelen 23 kunnen ten opzichte van het frame 22 beweegbaar zijn, waardoor de positie van de 30 krachtuitoefeningsmiddelen 6 ten opzicht van de gebruiker 3 kan worden ingesteld. In het getoonde voorbeeld kunnen de bevestigingsmiddelen 23 worden verbonden met een adapter 24, eveneens in de vorm van een open frame, zij het ditmaal een liggend frame, dat geschikt is om te 35 bevestigen aan bijvoorbeeld een stoel 25. De bevestigingsmiddelen 23 vertonen daarbij voor de beweging langs het frame 22 sledevormige elementen 26, die verschuifbaar zijn in groeven 27 in het frame 22.

10 15400 7

Wanneer de inrichting 1 gebruikt wordt in combinatie met een ander meubel, bijvoorbeeld een bed 27, kunnen de bevestigingsmiddelen 23 een klemmechanisme omvatten, waarmee de basis 5 aan een einddeel 28 van het 5 bed 27 kan worden bevestigd (Fig. 2).

Bij weer een andere uitvoering van de inrichting 1, die geschikt is om zelfstandig staand gebruikt te worden, is het frame 22 niet voorzien van bevestigingsmiddelen, maar wordt dit slechts gebruikt om een gebrui-10 ker 3, die staat op het huis 16,17 van het aandrijfmechanisme 7 enige steun te bieden (Figuur 3).

De werking van de inrichting is nu als volgt. Wanneer een gebruiker 3 met behulp van de inrichting l een nauw sluitend omhulsel 4, in het bijzonder een thera-15 peutische elastische kous wil uittrekken, trekt hij eerst de krachtdoorleidingsbanden 8 zover uit het huis 16,17 van het aandrijfmechanisme 7, dat de vrije uiteinden met de klemmen 9 daarvan in de nabijheid van de bovenrand van de kous 4 gelegen zijn. Daarna bevestigt de gebruiker de 20 klemmen 9 aan de bovenrand van de kous 4, en bedient hij door middel van de afstandsbediening 19 het aandrijfmechanisme 7, waardoor de banden 8 worden ingetrokken en de kous 4 dus van het been 2 van de gebruiker 3 wordt afgestroopt. Daarbij is het aandrijfmechanisme 7 voldoende 25 krachtig om de kous 4 ook langs "moeilijke" punten, zoals bijvoorbeeld de hiel 29 van de gebruiker te trekken, waar de breedte van het lichaam en daarmee de weerstand tegen een schuifbeweging het grootst is. Tijdens de beweging van het omhulsel 4 langs het lichaam 2 kan de gebruiker 3 30 zich afzetten tegen de inrichting 1, met name tegen de basis 5, die immers verbonden is met het meubel 25 of 27 waarop of waarin de gebruiker 3 zich bevindt. Hierdoor kan een relatief grote kracht worden uitgeoefend zonder het risico dat de gebruiker van zijn plaats getrokken 35 wordt.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet beperkt is. Zo zou bijvoor- 1015400 * « 8 beeld het aandrijfmechanisme 7 in twee richtingen werkzaam kunnen zijn, waardoor de krachtdoorleidingsbanden 8 niet slechts ingehaald zouden kunnen worden, maar ook weer voor een volgend gebruik uitgevierd zouden kunnen 5 worden. Ook is het natuurlijk denkbaar dat in plaats van een electromotor met flexibele krachtdoorleidingsbanden 8 gebruik gemaakt wordt van een aandrijfmechanisme dat zowel geschikt is voor het uitoefenen van trek- als druk-krachten, bijvoorbeeld een hydraulisch, mechanisch of 10 pneumatisch mechanisme, waardoor omhulsels zoals kousen of manchetten niet slechts uitgetrokken, maar ook aangetrokken zouden kunnen worden. Ook met de in een richting werkzame aandrijving als hiervoor beschreven kunnen overigens kousen 4 worden aangetrokken, wanneer de ge-15 bruiker 3 eenvoudigweg andersom gaat zitten of liggen ten opzichte van de inrichting 1.

Daarnaast is het natuurlijk denkbaar dat in plaats van een door een krachtbron aangedreven mechanisme gebruik gemaakt wordt van een handbediend mechanisme. In 20 het meest eenvoudige geval zou op de basis een keerrol bevestigd kunnen zijn, waarbij een enkele band gebruikt zou worden, waarvan het ene uiteinde met de kous 4 verbonden zou kunnen worden, terwijl het andere uiteinde na om de rol geslagen te zijn door de gebruiker als trekele-25 ment gebruikt zou kunnen worden. De van de keerrol af gekeerde trekkracht die de gebruiker dan op de band zou uitoefenen, zou door de keerrol worden omgezet in een naar die rol toegekeerde trekkracht op de kous 4, waardoor deze zou worden uitgetrokken. In een iets verder 30 ontwikkelde variant zou een handbediend aandrijfmechanisme gebaseerd kunnen zijn op afzonderlijk trekelement, bijvoorbeeld een band of een koord, dat via een versterkende omzetter verbonden zou kunnen zijn met een of meer haspels voor krachtdoorleidingsbanden 8, zoals bijvoor-35 beeld in Figuur 4 getoond. Ook andere handbediende aandrijfmechanismen, bijvoorbeeld op basis van spindels en dergelijke zijn denkbaar, maar in de praktijk minder goed bruikbaar.

1015400 9

De omvang van de uitvinding wordt uitsluitend bepaald door de bij gevoegde conclusies.

1015400

Claims (14)

1. Inrichting voor het langs een lichaam verplaatsen van een het lichaam omsluitend omhulsel, omvattende een basis en daarop aangebrachte, met het omhulsel te verbinden middelen voor het op het omhulsel uitoefenen 5 van een langs het lichaam gerichte kracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de krachtuitoefeningsmiddelen een aandrijfmechanisme en ten minste één het aandrijfmechanisme met het omhulsel verbindend element voor het doorleiden van 10 een door het aandrijfmechanisme opgewekte kracht omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme is ingericht voor het uitoefenen van een trekkracht en het ten minste ene 15 krachtdoorleidingselement flexibel is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme is ingericht voor het inhalen van het ten minste ene krachtdoorleidingselement.

5. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 20 4, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme ten minste een electromotor omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ten minste ene electromotor in twee richtingen bedienbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een met de ten minste ene electromotor samenwerkende vrijloopkoppeling.

8. Inrichting volgens conclusies 5 tot 7, gekenmerkt door middelen voor het op afstand bedienen van 30 de ten minste ene electromotor.

9. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme handbediend is.

10. Inrichting volgen conclusie 9, met het 35 kenmerk, dat het aandrijfmechanisme ten minste één door 1015400 * "* een gebruiker te hanteren trekelement en een daarmee verbonden omzetter omvat.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de basis ingericht is om 5 bevestigd te worden aan een meubel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de basis een met een einddeel van een bed te verbinden klemmechanisme vertoont.

13. Inrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt 10 door een met het klemmechanisme te verbinden adapter voor bevestiging aan een stoel.

1 O 1 c / Λ Π