NL1011239C2 - Ventilatie-inrichting met een sleufvormig kanaal, afsluitbaar door een zwenkbaar klepelement. - Google Patents

Description

Titel: Ventilatie-inrichting met een sleufvormig kanaal, afsluitbaar door een zwenkbaar klepelement

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting voorzien van een in breedterichting in hoofdzaak langgerekt huis met een sleufvormig ventilatiekanaal, dat aan zijn ene uiteinde eindigt in een, een eerste huiswanddeel doorbrekende buitenmond en aan zijn andere uiteinde 5 in een, een tweede huiswanddeel doorbrekende binnenmond, welk ventilatiekanaal althans deels wordt begrensd door plaatvormige elementen, waaronder een zwenkbaar opgesteld klepelement dat nabij de binnenmond is opgesteld en vanuit een open stand, waarin de doorlaat van het ventilatiekanaal maximaal is, door een bedieningsmechanisme via een 10 aantal tussenstanden in een, het ventilatiekanaal afsluitende stand kan worden gebracht.

Een dergelijke ventilatie-inrichting is bekend uit GB-A-2 309 776. Ingebouwd in een raam, een kozijn of een muur die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenomgeving, zorgt een dergelijke ventilatie-15 inrichting voor het toevoeren van verse lucht aan die ruimte. Met het klepelement is die toevoer te regelen, hetgeen geschiedt met het bedieningsmechanisme door een persoon die zich in de te ventileren ruimte bevindt. Om die reden is het bedieningsmechanisme aan de zijde van de binnenmond aangebracht, waardoor constructief gezien het klepelement bij 20 voorkeur bij die binnenmond wordt geplaatst en ook de zwenkas van dat klepelement aan de binnenmondzijde daarvan is aangebracht. Aldus is een relatief eenvoudig bedieningsmechanisme voor het klepelement te realiseren.

Evenwel heeft deze constructie tot gevolg, dat bij het plaatsen van 25 het klepelement in een tussenstand de luchtstroming verstorende wervelingen ontstaan, doordat de vrije eindrand van het zich in de tussenstand bevindende klepelement in het ventilatiekanaal komt te liggen. Als gevolg hiervan wordt niet alleen, zoals beoogd, de doorlaat van het ventilatiekanaal verkleind, maar ontstaat er tevens een obstructie die of een 30 wervelruimte of een trapvormig stuitvlak vormt. De daardoor veroorzaakte verstoring van de luchtstroming betekent een aanzienlijke en bovendien variabele en moeilijk voorspelbare verhoging van de weerstand, waardoor 1011 239 2 de regeling van de toevoer aanzienlijk wordt bemoeilijkt en de nauwkeurigheid van de regeling wat betreft het doorgelaten debiet nadelig wordt beïnvloed.

Het ontstaan van een trapvormige overgang bij het in een 5 tussenstand plaatsen van het klepelement doet zich ook voor bij een ander type ventilatie-inrichting, namelijk dat met een draaiklep, zoals bekend uit DE-A-31 20 694.

Met de uitvinding wordt beoogd de luchtweerstand van een dergelijke ventilatie-inrichting te verminderen en daarmee tevens de 10 debietregeling te vergemakkelijken.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij een inrichting van de in de aanhef omschreven soort bereikt, als het klepelement zodanig is uitgevoerd, dat bij het zich in een tussenstand bevinden van dat klepelement de kanaaldoorlaat gezien in een richting vanaf de buitenmond 15 naar de binnenmond ten opzichte van die bij de open stand door het klepelement geleidelijk, dat wil zeggen in hoofdzaak traploos wordt verminderd. Door deze maatregelen, die in feite inhouden dat een wervelruimte of een trapvormige overgang wordt afgedekt of vervangen door een deel dat de doorlaat van het ventilatiekanaal in de richting van de 20 luchtstroming in hoofdzaak vloeiend vermindert tot de beoogde hoogte, wordt bewerkstelligd, dat bij het plaatsen van het klepelement in een tussenstand de luchtstroming zodanig onverstoord blijft, dat er geen die luchtstroming verstorende wervelingen worden veroorzaakt. Door het aldus overeenkomstig de uitvinding uitvoeren van het klepelement wordt niet 25 alleen de luchtstroming zo min mogelijk nadelig beïnvloed, maar tevens de nauwkeurigheid waarmee het doorgelaten debiet is te regelen aanzienlijk vergroot.

Bedoeld effect is bijvoorbeeld te verkrijgen door bij de bovenbesproken bekende constructie het klepelement te verlengen met een 30 min of meer flexibele slab of met een plaatvormig deel dat enerzijds scharnierend is verbonden met de eerder genoemde vrije rand van het klepelement en dat anderzijds vrij over de onderwand van het ventilatiekanaal heen en weer kan schuiven. In de open stand van de ventilatie-inrichting ligt dat plaatvormige deel plat op de onderwand, 35 terwijl dit bij het in een tussenstand plaatsen van het klepelement mee wordt genomen door het klepelement en aldus in een in stromingsrichting 10 1 1239 3 gezien hellend oplopende stand komt te liggen. De voorkeur gaat evenwel uit naar een constructief eenvoudigere oplossing, waarbij het klepelement een in hoofdzaak plaatvormig orgaan is, dat scharnierbaar is om een as die zich bij de naar de buitenmond gerichte eindrand van het klepelement 5 bevindt, waarbij het bedieningsmechanisme voorzien is van een bij de binnenmond tot buiten het huis reikende hefboom waarmee de as kan worden verdraaid en zodoende het klepelement kan worden gezwenkt. De zwenkas komt daarbij op enige afstand binnen het huis van de ventilatie-inrichting te liggen. Om daarbij de hoek waarover de hefboom moet worden 10 verzwenkt om het klepelement van de open in de gesloten stand te brengen, binnen redelijke grenzen te houden in verhouding met de hoogte van het huis van de ventilatie-inrichting, kan het de voorkeur verdienen, dat de hefboom een tandwiel draagt dat in ingrijping verkeert met een op de as bevestigd tandwiel.

15 Het vrije uiteinde van het klepelement bevindt zich bij de binnenmond in de vorm van een verplaatsbare eindrand. Wordt het gewenst geacht om ook in een tussenstand een verwijdende configuratie bij de binnenmond te hebben, dan is dit te verwezenlijken, als op het plaatvormige orgaan een tweede plaatvormig orgaan aansluit, dat een zodanige hoek met 20 het eerste plaatvormige orgaan insluit, dat bij de binnenmond de bedoelde zich verwijdende configuratie wordt verkregen. De vrije eindrand is daarbij zoveel mogelijk uit het zicht te houden bij het bij de binnenmond in de ventilatie-inrichting kijken, als het tweede plaatvormige orgaan scharnierbaar is verbonden met het eerste plaatvormige orgaan, waardoor 25 het tweede plaatvormige orgaan bij het omhoog zwenken van het eerste omlaag kan scharnieren. Een andere mogelijkheid is het klepelement te verlengen met een flexibele slab.

Om in het bijzonder in de open stand de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden, verdient het de voorkeur, dat althans een niet op de as 30 aansluitend deel van het eerste plaatvormige orgaan in de richting van de binnenmond divergerend verloopt ten opzichte van de tegenover gelegen, het ventilatiekanaal mede bepalende wand. Om ook in alle tussenstanden de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden, kan het verder de voorkeur verdienen, dat over het klepelement een soepel buigzaam, velvormig deel 35 ligt.

101 123 9 4

Het binnenwaarts verplaatsen van de zwenkas kan aanleiding zijn om, zoals boven vermeld, een tandwieloverbrenging aan te brengen tussen de zwenkas en een bedieningshefboom. Een dergelijke tandwielconstructie kan achterwege blijven als het bedieningsmechanisme op afstand van de as 5 aangrijpt op het eerste of het tweede plaatvormige orgaan.

Het overeenkomstig de uitvinding zo min mogelijk verstoren van de luchtstroming in het ventilatiekanaal bij het in een tussenstand plaatsen van het klepelement heeft nog bijzondere, extra voordelen, als het klepelement door een motor verstelbaar is en voorzien is van een 10 regeleenheid voor het instellen op een bepaald debiet, waarbij in het ventilatiekanaal een sensor is opgesteld die signalen afgeeft aan de regeleenheid voor het constant houden van het debiet, welke sensor geplaatst is in het ventilatiekanaalgedeelte voor het zwenkbare klepelement. Door het inbouwen van een motor, een regeleenheid en een 15 sensor is een zelfregelende ventilatie-inrichting verkregen, dat wil zeggen, een ventilatie-inrichting die op een bepaald debiet kan worden ingesteld en die zelfstandig door bijsturen van de stand van het klepelement dat debiet constant houdt. Het bijsturen wordt geregeld afhankelijk van stuursignalen afkomstig van de sensor. Door de sensor te plaatsen in dat deel van het 20 ventilatiekanaal waar er met de maatregelen volgens de uitvinding voor is gezorgd dat een gelijkmatige luchtstroming zo min mogelijk wordt verstoord, wordt het verkrijgen van een nauwkeurige en optimale regeling aanzienlijk bevorderd.

Onder verwijzing naar in de tekeningen schematisch weergegeven 25 uitvoeringsvoorbeelden zal de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, uitsluitend bij wijze van voorbeeld, nader worden toegelicht. Daarbij toont:

Fig. 1 in dwarsdoorsnede een eerste uitvoeringsvorm;

Fig. 2 in dwarsdoorsnede een tweede uitvoeringsvorm;

Fig. 3 in dwarsdoorsnede een derde uitvoeringsvorm; en 30 Fig. 4 in dwarsdoorsnede een vierde uitvoeringsvorm van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding.

De in Fig. 1 uiterst schematisch weergegeven ventilatie-inrichting is voorzien van een huis 1 dat grotendeels gevuld is met geluiddempend materiaal 2, waarin een ventilatiekanaal 3 is uitgespaard. Het 35 ventilatiekanaal 3, dat een buitenmond 4 en een binnenmond 5 heeft, kan begrensd zijn door geluiddempend materiaal 2 of door plaatvormige 101 1239 5 elementen, waarvan er één een klepelement 6 is, dat scharnierbaar is om een as 7 en in de open stand, dat wil zeggen de stand waarin het ventilatiekanaal 3 zijn maximale doorlaat heeft, is weergegeven. Verzwenken van het klepelement 6 naar de het ventilatiekanaal 3 5 afsluitende stand vindt plaats door trekken aan de bedieningsstang 8, die scharnierbaar is verbonden met een hefboom 9, die op zijn beurt vast zit aan een schijf 10, die draaibaar is om een as 11 en aan zijn buitenomtrek is voorzien van een niet-getoonde vertanding, die in ingrijping verkeert met een eveneens niet-getoonde vertanding van een schijf 12, die op de as 7 is 10 aangebracht en samen met die as draaibaar is. Aldus is door trekken aan de bedieningsstang 8 het klepelement 6 omhoog te zwenken, bijvoorbeeld in een tussenstand 6’ of een eind- of sluitstand 6”, waarbij de doorlaat van het ventilatiekanaal 3 geheel is afgesloten. Zoals uit de tussenstand 6’ blijkt, heeft het verzwenken van het klepelement 6 geen abrupte, maar een 15 geleidelijke vermindering van de doorlaat van het ventilatiekanaal 3 tot gevolg. Bij de tot dusverre bekende ventilatie-inrichtingen draaide het klepelement om de as 11, waarbij het klepelement dan een wervelkamer in het ventilatiekanaal gaat vormen.

Een andere mogelijkheid is het klepelement te laten zwenken om 20 de as 11, waarbij dat klepelement dan in de richting van de buitenmond 4 verlengd is met een plaatvormig deel, dat op de plaats waar in Fig. 1 de as 7 is aangeduid, scharnierend met het klepelement is verbonden en dat verder los op de onderwand van het ventilatiekanaal rust. Bij het zwenken van het klepelement voor het verkleinen van de doorlaat van het ventilatiekanaal 25 wordt de scharnierrand met het plaatvormig deel mee omhoog getrokken, terwijl de tegenover gelegen vrije rand daarvan over de onderwand van het ventilatiekanaal in de richting van de binnenmond 5 glijdt. Hierdoor gaat gezien vanaf de buitenmond 4 het plaatvormige deel een oplopend vlak vormen, waarop het klepelement als aflopend vlak aansluit, waarmee een 30 vloeiende, geleidelijke en traploze vernauwing en vervolgens verbreding van het ventilatiekanaal met zo min mogelijk verstoring van de luchtstroom is verkregen. In plaats van een scharnierbaar plaatvormig deel kan ook een min of meer flexibele slab worden gebruikt.

In Fig. 2 is een soortgelijke ventilatie-inrichting weergegeven als in 35 Fig. 1. Het klepelement 6 is hierbij echter voorzien van een geknikt aansluitend deel 13, waardoor ook in de tussenstand, aangeduid met 13’, 1011239 6 een geleid verwijdende configuratie wordt verkregen. Verder is in het ventilatiekanaal 3 een sensor 14 aangebracht, die de snelheid van de luchtstroming door het ventilatiekanaal 3 meet. De meetwaarde van de sensor 14 wordt doorgegeven aan een niet-getoonde regeleenheid, die een 5 eveneens niet-getoonde motor kan sturen, welke motor de as 7 van het klepelement 6 kan verdraaien. Aldus is een zelfregelende ventilatie-inrichting verkregen, dat wil zeggen een ventilatie-inrichting die kan worden ingesteld op een bepaald debiet en dat debiet constant houdt, ook als het drukverschil tussen buitenmond 4 en binnenmond 5 wijzigt. Het zal 10 duidelijk zijn, dat die regeling snel verstoord zou raken indien zich in de omgeving van de sensor 14 allerlei luchtwervelingen zouden voordoen.

In Fig. 3 is wederom eenzelfde ventilatie-inrichting weergegeven als in Fig. 1. Thans is echter het geknikt aansluitende deel 13 volgens Fig. 2 vervangen door een deel 15 dat via een scharnier 16 aan het klepelement 6 15 is bevestigd. Verder is bij deze uitvoeringsvorm een bedieningsmechanisme aanwezig in de vorm van een schuifknop 17 met een sleufgatgeleider 18 waarin een astap 19 reikt die bevestigd is aan het uiteinde van het deel 15. Door het omhoog duwen van de schuifknop 17 is het klepelement 6 van de open naar de gesloten stand, aangeduid met 6’, 15’, te brengen.

20 In Fig. 4 is een ventilatie-inrichting weergegeven, die voorzien is van een huis 21 dat tezamen met een klepelement 26 een ventilatiekanaal 23 met een buitenmond 24 en een binnenmond 25 bepaalt. Het klepelement 26 is om een as 27 zwenkbaar en aldus van een open stand via tussenstanden, waarvan er één is aangeduid met 26’, in een gesloten stand, 25 aangeduid met 26”, te brengen. Het verzwenken kan met een handbediend mechanisme geschieden, doch zal in deze uitvoeringsvorm, conform volgens die weergegeven in Fig. 2, met een niet-getoonde motor gebeuren, waarbij bijsturing in een ingestelde debietstand teneinde de doorgelaten hoeveelheid lucht constant te houden, gestuurd door een sensor 28 plaats 30 heeft.

Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding, zoals neergelegd in de bijgaande conclusies, vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo kan het type of de vormgeving van het klepelement op vele wijzen worden gevarieerd of aan specifieke omstandigheden worden 35 aangepast. Ook kunnen de weergegeven bedieningsmechanismen onderling worden uitgewisseld of worden vervangen door een andere geschikte 10 1 1239

- I

7 constructie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het door een motor bewerkstelligd verplaatsen van het scharnier 16 bij de uitvoeringsvorm volgens Fig. 3. Ook kan het huis van de ventilatie-inrichting op elke gewenste wijze worden gevarieerd en kunnen daarin 5 verdere gebruikelijke voorzieningen, zoals insectenroosters en dergelijke, zijn aangebracht. Tot slot wordt opgemerkt dat het in de tekeningen op uiterst schematische weergeven van de ventilatie-inrichtingen heeft geleid tot het weglaten van gebruikelijk aanwezige constructiedetails, zoals onder meer bevestigingselementen voor het monteren in een raam, een kozijn of 10 een muur, isolatiemiddelen voor het voorkomen van koude-bruggen en samenstelling van het huis uit meerdere delen of profielen.

1011239

Claims (10)

1. Ventilatie-inrichting voorzien van een in breedterichting in hoofdzaak langgerekt huis met een sleufvormig ventilatiekanaal, dat aan zijn ene uiteinde eindigt in een, een eerste huiswanddeel doorbrekende buitenmond en aan zijn andere uiteinde in een, een tweede huiswanddeel doorbrekende 5 binnenmond, welk ventilatiekanaal althans deels wordt begrensd door plaatvormige elementen, waaronder een zwenkbaar opgesteld klepelement dat nabij de binnenmond is opgesteld en vanuit een open stand, waarin de doorlaat van het ventilatiekanaal maximaal is, door een bedieningsmechanisme via een aantal tussenstanden in een, het 10 ventilatiekanaal afsluitende stand kan worden gebracht, met het kenmerk, dat het klepelement zodanig is uitgevoerd, dat bij het zich in een tussenstand bevinden van dat klepelement de kanaaldoorlaat gezien in een richting vanaf de buitenmond naar de binnenmond ten opzichte van die bij de open stand door het klepelement geleidelijk, dat wil zeggen in hoofdzaak 15 traploos wordt verminderd.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het klepelement een in hoofdzaak plaatvormig orgaan is, dat scharnierbaar is om een as die zich bij de naar de buitenmond gerichte eindrand van het klepelement bevindt.

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme voorzien is van een bij de binnenmond tot buiten het huis reikende hefboom waarmee de as kan worden verdraaid en zodoende het klepelement kan worden gezwenkt.

4. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 25 hefboom een tandwiel draagt dat in ingrijping verkeert met een op de as bevestigd tandwiel.

5. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het plaatvormige orgaan een tweede plaatvormig orgaan aansluit, dat een zodanige hoek met het eerste plaatvormige orgaan insluit, 30 dat bij de binnenmond een zich verwijdende configuratie wordt verkregen. 101 1239 i

6. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tweede plaatvormige orgaan scharnierbaar is verbonden met het eerste plaatvormige orgaan.

7. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat althans een niet op de as aansluitend deel van het eerste plaatvormige orgaan in de richting van de binnenmond divergerend verloopt ten opzichte van de tegenover gelegen, het ventilatiekanaal mede bepalende wand.

8. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat over het klepelement een soepel buigzaam, velvormig deel ligt.

9. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme op afstand van de as aangrijpt op het eerste of het tweede plaatvormige orgaan.

10. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het klepelement door een motor verstelbaar is en voorzien is van een regeleenheid voor het instellen op een bepaald debiet, waarbij in het ventilatiekanaal een sensor is opgesteld die signalen afgeeft aan de regeleenheid voor het constant houden van het debiet, welke sensor 20 geplaatst is in het ventilatiekanaalgedeelte voor het zwenkbare klepelement. 1011 239