NL1010435C2 - Inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig. - Google Patents

Description

Inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig, in het bijzonder een skelter, langs een geleiding .

5 Het is bekend om bijvoorbeeld een autostoel stapsgewijs te verstellen, en ook bij skelters is het gebruikelijk om de stoel stapsgewijs langs een geleiding in te stellen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de stoel vast te zetten met een pen door een gat in de geleiding, 10 waarbij in de geleiding op regelmatige afstanden gaten aangebracht zijn om de stoel afhankelijk van de lengte van de gebruiker in te stellen.

Een nadeel van deze bekende stoelinstelling is dat de afstand tussen de pedalen en het stuur van de 15 skelter enerzijds en de stoel anderzijds niet nauwkeurig aan de lengte van de gebruiker aan te passen is. Een dergelijke nauwkeurige instelling is echter juist voor kinderen van belang.

Een ander nadeel is dat deze bekende instelling 20 van de stoel lastig kan zijn, vooral voor kinderen. Om uitvallen van de pen te voorkomen moet de pen geborgd zijn. Daarnaast kan de pen door veelvuldig gebruik beschadigen. Het instellen van de stoel wordt vooral voor jonge kinderen dan erg lastig, zo niet onmogelijk.

1010435 2

Het is een doel van de uitvinding een inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig, in het bijzonder een skelter, te verschaffen, die nauwkeurig af te stemmen is op de lengte van de ge-5 bruiker.

Het is een ander doel van de uitvinding een inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig te verschaffen die gemakkelijk bediend kan worden en veilig is, in het bijzonder voor jonge kinderen. 10 Het is nog een ander doel van de uitvinding een inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig te verschaffen die gemakkelijk en goedkoop te vervaardigen is en zeker fixeert.

Een of meer van deze doelen worden bereikt met 15 een inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig, in het bijzonder een skelter, langs een geleiding, waarbij middelen aanwezig zijn om de stoel traploos in te stellen door de inrichting handmatig verticaal op de geleiding vast te klemmen.

20 Door de stoel traploos instelbaar op de gelei ding vast te klemmen, is de stoel op iedere plaats op de geleiding vast te zetten, zodat de instelling nauwkeurig aan de lengte van de gebruiker aangepast kan worden. Door de inrichting door vastklemmen op de geleiding vast te 25 zetten is de instelling bijzonder geschikt te maken voor gebruik door jonge kinderen.

Overigens is het bekend uit US-A-5,509,678 om een stoel traploos op een lig- dan wel zitfiets te monteren middels twee klemblokken die een geleiding horizion-30 taal tussen zich klemmen. De twee klemblokken worden daarbij middels een uitvalnaaf naar elkaar toe getrokken. Hierbij kunnen kindervingers tussen de klemblokken en het frame raken. Daarnaast is de bevestiging minder torsie-stabiel: Bij zijwaartse belasting kunnen de klemblokken 35 losschieten van de geleiding. Daarnaast zijn speciale flenzen of kokerprofielen nodig.

Bij voorkeur omvat de inrichting geleidingsmid- 1010435 3 delen om de inrichting langs de geleiding te verschuiven. Hierdoor is de inrichting met de stoel gemakkelijk naar een nieuwe gewenste plaats te brengen.

Volgens een voorkeursuitvoering zijn de gelei-5 dingsmiddelen op de geleiding vastklembaar met behulp van vastklemmiddelen. Hierdoor worden de geleidingsmiddelen ook gebruikt voor het vastklemmen van de inrichting op de geleiding.

Bij voorkeur is de geleiding een rail, en omvat-10 ten de geleidingsmiddelen twee geleidingsplaten, aan weerszijde van de rails, die langs de rail verschuifbaar zijn en die op de rail vastklembaar zijn. Hiermee is een eenvoudige geleiding en vastklemming gegeven.

Bij voorkeur is de rail voorzien van een flens, 15 ter weerszijden waarvan de twee geleidingsplaten aangebracht zijn. Hierdoor kunnen de geleidingsplaten gemakkelijk op de rail vastgeklemd worden, terwijl ook een goede geleiding voor de geleidingsplaten gegeven is.

Bij voorkeur zijn de vastklemmiddelen instelbaar 20 tussen een geleidingsstand waarin de geleidingsplaten verschuifbaar zijn langs de rail, en een vastklemstand waarin de geleidingsplaten op de rail vastgeklemd zijn. Door de vastklemmiddelen tussen deze standen instelbaar te maken is de inrichting gemakkelijk te bedienen, en kan de in-25 richting niet per ongeluk van de geleiding afgenomen worden.

Volgens een voorkeursuitvoering is een eerste gedeelte van de vastklemmiddelen aan een eerste gelei-dingsplaat bevestigd en een tweede gedeelte van de vast-30 klemmiddelen ten opzichte van de eerste vastklemmiddelen instelbaar, waarbij de tweede geleidingsplaat door het tweede gedeelte van de vastklemmiddelen meegenomen wordt. Door het tweede gedeelte van de vastklemmiddelen te verstellen wordt de tweede geleidingsplaat ten opzichte van 35 de eerste geleidingsplaat bewogen, er naar toe om de flens tussen de platen te klemmen, of er van af om de platen langs de flens te kunnen schuiven.

1010439 f 4

Bij voorkeur omvatten de vastklemmiddelen bijvoorbeeld een bout en een moer, waarbij de bout of de moer aan de eerste geleidingsplaat bevestigd is, en waarbij de moer of de bout verdraaibaar is om de geleidingsplaten in 5 de geleidingsstand of de vastklemstand te plaatsen.

Bij voorkeur is de rail een kokerprofiel dat aan een zijde, bij voorkeur de onder- of bovenzijde, specifiek de bovenzijde, open is, zodanig dat twee naar elkaar toegekeerde flenzen gevormd zijn, waarbij de geleidings-10 platen verschuifbaar zijn langs en vastklembaar zijn op de beide flenzen. Hierdoor kan een van de geleidingsplaten in het kokerprofiel opgenomen worden en de andere geleidingsplaat buiten het kokerprofiel blijven, waarbij de bout bij voorkeur tussen de flenzen door loopt, zodat de inrichting 15 niet van de rail te verwijderen is. Hierdoor is de constructie eenvoudig, veilig en stijf.

Volgens een voorkeuruitvoering is een eerste bevestigingsmiddel, bijvoorbeeld een bout, aan de eerste geleidingsplaat in het kokerprofiel bevestigd, en is het 20 tweede deel van het bevestigingsmiddel, bijvoorbeeld een moer, een handgreep bevestigd om de moer over de bout te verdraaien. Met behulp van de handgreep zijn de vastklemmiddelen in de vorm van de bout en de moer verstelbaar van de geleidingsstand naar de vastklemstand en omgekeerd.

25 Bij voorkeur is op de tweede geleidingsplaat buiten het kokerprofiel een eerste aanslag aanwezig voor de handgreep om de moer tot een bepaalde vastklemming van de geleidingsplaten aan te draaien. Door deze eerste aanslag zal de moer in de vastklemstand altijd tot een 30 maximale vastklemkracht aangedraaid worden. Deze vastklem-kracht kan dan zo gekozen worden, dat ook jonge kinderen de handgreep terug kunnen draaien tot de geleidingsstand.

Bij voorkeur is tevens op de tweede geleidingsplaat een tweede aanslag aanwezig om de moer tot een 35 bepaalde stand los te draaien, waarin de inrichting langs de rail verschuifbaar is. Wanneer de handgreep tot de tweede aanslag teruggedraaid is, bevinden de bout en moer 1010435 5 zich in de geleidingsstand. Door de tweede aanslag wordt de moer niet per ongeluk veel verder losgedraaid dan nodig is, of zelfs van de bout afgedraaid, waardoor de bout met de handgreep verloren zou kunnen gaan.

5 · Volgens een voorkeursuitvoering is het kokerpro- fiel aan de bovenzijde open, en is op de geleidingsplaat buiten het kokerprofiel een bevestigingsprofiel voor bevestiging van de stoel bevestigd. Hiermee kan de stoel op zeer eenvoudige wijze aan de geleidings- en vastklem-10 middelen bevestigd zijn.

Bij voorkeur dient hierbij het bevestigingspro-fiel als eerste en/of tweede aanslag. Aparte aanslagen zijn hierdoor niet nodig, hetgeen de inrichting eenvoudig maakt.

15 Volgens een voorkeursuitvoering zijn de gelei- dingsplaten langwerpig en op afstand van de vastklemmidde-len middels een bevestiging aan elkaar bevestigd met een tussenafstand die iets groter is dan de dikte van de flenzen. Hierdoor zijn de geleidingsplaten op een plaats 20 aan elkaar bevestigd door de (vaste) bevestiging, en op een andere plaats door de (instelbare) vastklemmiddelen.

Bij voorkeur bestaat de bevestiging uit een pen die verschuifbaar is tussen de beide flenzen van het kokerprofiel. Hierdoor is een eenvoudige rechtgeleiding 25 verschaft, waarbij de stoel niet kan verdraaien ten opzichte van de rail.

De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de toegevoegde tekening.

30 Figuur 1 toont op schematische wijze een inrich ting volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht, waarbij een bijbehorend kokerprofiel gedeeltelijk is weergegeven.

Figuur 2 toont figuur 1 in kops aanzicht.

35 Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 1 volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht. De inrichting is verschuifbaar bevestigbaar op 1010435 6 een rail 100 in de vorm van een aan de bovenzijde open kokerprofiel met naar elkaar toegerichte flenzen 101.

De inrichting 1 bestaat uit een bevestigingspro-fiel 2 waaraan een stoel voor een skelter bevestigd kan 5 worden. Het bevestigingsprofiel 2 is vastgemaakt op een bovenste geleidingsplaat 3, welke bovenste geleidingsplaat 3 middels een pen 5 verbonden is met een onderste geleidingsplaat 4. De pen 5 is aan de voorzijde van de gelei-dingsplaten 3 en 4 door bijvoorbeeld lassen aan deze 10 platen bevestigd, waarbij de geleidingsplaten 3, 4 een tussenafstand bezitten die iets groter is dan de dikte van de flenzen 101.

Aan de achterzijde van de geleidingsplaten 3, 4 zijn vastklemmiddelen in de vorm van een bout 9 en moer 8 15 aanwezig. De bout 9 is bijvoorbeeld vastgelast aan de onderste geleidingsplaat 4 en steekt door de bovenste geleidingsplaat 3 naar boven uit. Op de bout 9 is een moer 8 geschroefd. Deze moer 8 is opgenomen in het huis 6 van een handgreep, zodat de moer 8 door het verdraaien van een 20 greep 7 aan de handgreep 6 verdraaid kan worden.

De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding is als volgt. Wanneer de (niet getoonde) stoel van de skelter versteld moet worden, wordt de moer 8 losgedraaid ten opzichte van de vaste bout 9. Daartoe wordt de 25 handgreep 6 middels de greep 7 tegen de klok in verdraaid. Doordat de moer 8 losgedraaid is, krijgen de geleidingsplaten 3 en 4 meer ruimte en kunnen zij ter plaatse van de vastklemmiddelen 8, 9 verschuiven langs de rail 100.

Wanneer de stoel door het verschuiven op de 30 gewenste plaats gebracht is, wordt de greep 7 met de klok mee verdraaid zodat de moer 8 op de bout 9 vastgeschroefd wordt. Hierdoor wordt de bovenste geleidingsplaat 3 naar de onderste geleidingsplaat 4 gedwongen, zodat de flenzen 101 tussen de geleidingsplaten 3 en 4 geklemd worden. De 35 inrichting 1 is hierdoor vastgezet op de rail 100 en kan niet meer verschuiven.

Door de bout 9 en moer 8 met een geschikte spoed 1010435 7 van het schroefdraad te kiezen, kan ervoor gezorgd worden dat de bout en moer door een verdraaiing van ruim een halve slag te verstellen zijn tussen de vastklemstand en de geleidingsstand. Wanneer nu de greep 7 zowel bij het 5 vastdraaien als bij het losdraaien een aanslag vindt tegen de achterzijde van het bevestigingsprofiel 2, zal de inrichting altijd met een eenvoudige verdraaiing van de greep 7 van zijn klemmende stand naar zijn geleidingsstand en vice versa gebracht kunnen worden. Tevens zorgt de 10 aanslag van de greep 7 tegen de achterzijde van het bevestigingsprof iel 2 bij het aandraaien ervoor, dat de moer 8 niet te strak op de bout 9 vastgedraaid wordt, zodat oudere kinderen de inrichting niet zo strak op de rail 100 vast kunnen klemmen, dat deze niet meer door jongere 15 kinderen losgemaakt kan worden.

De inrichting 1 volgens de uitvinding verschaft aldus een eenvoudig te bedienen instelmogelijkheid voor de stoel van een skelter en dergelijke, die traploos verstelbaar is om de afstand tussen de stoel en de trappers van 20 de skelter naar wens in te kunnen stellen. Deze inrichting is eenvoudig en robuust en kan ook door jonge kinderen bediend worden.

De uitvinding is niet beperkt tot het boven omschreven uitvoeringsvoorbeeld; de beschermingsomvang 25 wordt bepaald door de hierna volgende conclusies.

1010435

Claims (17)

1. Inrichting voor het instellen van de plaats van een stoel in een voertuig, in het bijzonder een skelter, langs een geleiding, waarbij middelen aanwezig zijn om de stoel traploos in te stellen door de inrichting 5 handmatig verticaal op de geleiding vast te klemmen.

- 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting geleidingsmiddelen omvat om de inrichting langs de geleiding te verschuiven.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de 10 geleidingsmiddelen op de geleiding vastklembaar zijn met behulp van vastklemmiddelen.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de geleiding een rail is, en waarbij de geleidingsmiddelen twee geleidingsplaten omvatten, aan weerszijde van de 15 rail, die langs de rail verschuifbaar zijn en die op de rail vastklembaar zijn.

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij de rail voorzien is van een flens, aan weerszijde waarvan de twee geleidingsplaten aangebracht 20 zijn.

6. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij de vastklemmiddelen instelbaar zijn tussen een geleidingsstand waarin de geleidingsplaten verschuifbaar zijn langs de rail, en een vastklemstand waarin 25 de geleidingsplaten op de rail vastgeklemd zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij een eerste gedeelte van de vastklemmiddelen aan een eerste geleidingsplaat bevestigd is en een tweede gedeelte van de vastklemmiddelen ten opzichte van de eerste vastklemmidde- 30 len instelbaar is, waarbij de tweede geleidingsplaat door het tweede gedeelte van de vastklemmiddelen meegenomen t·10435 wordt.

8.Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de vastklemmiddelen een bout en een moer omvatten, waarbij de bout of de moer aan de eerste geleidingsplaat bevestigd 5 is, en waarbij de moer of de bout verdraaibaar is om de geleidingsplaten in de geleidingsstand of de vastklemstand te plaatsen.

9. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij de rail een kokerprofiel is dat aan de 10 boven- of onderzijde open is, zodanig dat twee naar elkaar toegekeerde flenzen gevormd zijn, waarbij de geleidingsplaten verschuifbaar zijn langs en vastklembaar zijn op de beide flenzen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de 15 bout aan de eerste geleidingsplaat in het kokerprofiel bevestigd is, en waarbij aan de moer een handgreep bevestigd is om de moer over de bout te verdraaien.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij op de tweede geleidingsplaat buiten het kokerprofiel een 2. eerste aanslag aanwezig is voor de handgreep om de moer tot een bepaalde vastklemming van de geleidingsplaten aan te draaien.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij op de tweede geleidingsplaat een tweede aanslag aanwezig is 25 om de moer tot een bepaalde stand los te draaien, waarin de inrichting langs de rail verschuifbaar is.

13. Inrichting volgens een der conclusies 9 - 12, waarbij het kokerprofiel aan de bovenzijde open is, en waarbij op de geleidingsplaat buiten het kokerprofiel een 30 bevestigingsprofiel voor bevestiging van de stoel bevestigd is.

14. Inrichting volgens conclusie 13 in combinatie met conclusie 12, waarbij het bevestigingsprofiel dient als eerste en/of tweede aanslag.

15. Inrichting volgens een der conclusies 9 - 14, waarbij de geleidingsplaten langwerpig zijn en op afstand van de vastklemmiddelen middels een bevestiging ioio43a aan elkaar bevestigd zijn met een tussenafstand die iets groter is dan de dikte van de flenzen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de bevestiging bestaat uit een pen die verschuifbaar is 5 tussen de beide flenzen van het kokerprofiel.

17. Inrichting omvattende één of meerkenmerkende maatregelen zoals omschreven in de beschrijving en/of zoals getoond in de tekening. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1010435