NL1004569C2 - Spoelmachine met trommel, voorzien van vuil verwijderende middelen. - Google Patents

Description

Titel: Spoelmachine met trommel, voorzien van vuil verwijderende middelen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke inrichting is bekend uit NL 94.01863.

Ter vereenvoudiging van de beschrijving zullen als bol-5 en knolgewassen veelal bieten, in het bijzonder suikerbieten worden genoemd.

De bekende inrichting omvat een in een bassin opgestelde trommel, voorzien van een omtrekswand en aan de beide einden open. De trommel is binnen het bassin om een ongeveer 10 horizontale as roteerbaar. De omtrekswand is voorzien van perforaties zodat water door de omtrekswand kan passeren, onder medeneming van bijvoorbeeld zand en dergelijke vervuilende deeltjes vanaf de binnenzijde van de trommel naar de buitenzijde, voor afvoer uit de inrichting. Tijdens gebruik 15 worden de bol- en knolgewassen vervuild in het water in het bassin geworpen, nabij een eerste einde van de trommel. Vervuild dient in deze begrepen te worden als bijvoorbeeld voorzien van aangekoekte modder, zand, losse delen zoals stenen en dergelijke. De losse, relatief zware delen worden 20 voor de trommel afgevangen, de knollen of bollen worden in de trommel gevoerd, daarbij de trommel in dwarsdoorsnede gezien niet geheel vullend. Door de draaiende beweging van de trommel worden de knollen of bollen over elkaar heen bewogen door het water, waardoor vuil van de knollen of bollen wordt geschuurd 25 als gevolg van onderlinge wrijving. Aan het tweede einde van de trommel worden de gewassen bollen of knollen uit het bassin genomen. De roterende trommel functioneert daarbij als transportmiddel, waarbij de stroming van water door het bassin in de richting van het tweede einde, opgewekt door pompmid-30 delen, daarbij mede zorgt voor transport van de bollen of knollen.

Deze bekende inrichting heeft het voordeel dat op geschikte, relatief eenvoudige wijze als gevolg van de roterende werking van de trommel een schurende beweging van de 2 bollen of knollen ten opzichte van elkaar wordt verkregen, zodat relatief losse vervuiling wordt verwijderd. Bij zware vervuiling, bijvoorbeeld stevige, vette klei of dergelijke sterk klevende en derhalve moeilijk te verwijderen vervuiling 5 is deze reinigende werking echter veelal onvoldoende gebleken. Met name bij relatief zware, grote en/of onregelmatig gevormde bollen of knollen zoals voeder- en suikerbieten en dergelijke.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef van de hoofdconclusie beschreven soort, waarbij de genoemde 10 nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een wasinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 1.

De schraapmiddelen, welke ten opzichte van de 15 transportmiddelen bewegen worden tijdens gebruik afwisselend in en buiten aanraking met de zich in het bassin op of in de transportmiddelen bevindende bollen of knollen gebracht. Daarbij wordt een schrapende werking van de schraapmiddelen ten opzichte van de bollen of knollen verkregen, waardoor deze 20 beter dan voorheen worden schoongemaakt. De bollen of knollen worden bovendien door de schraapmiddelen in beweging gebracht in een richting welke een hoek insluit met de transport-richting van de transportmiddelen, waardoor een beter, inniger contact wordt verkregen tussen de bollen of knollen onderling 25 en tussen de transportmiddelen en de bollen of knollen. Daarenboven zorgen de schraapmiddelen voor een verdere beweging van de bollen en knollen, zodanig dat bollen en knollen ten opzichte van elkaar in verticale richting in het water zullen gaan bewegen, waardoor wordt verzekerd dat alle 30 bollen en knollen in de wasinrichting op enig moment in aanraking komen met de schraapmiddelen. Daardoor zorgt een wasinrichting volgens de uitvinding op bijzonder eenvoudige en gunstige wijze voor een zeer goede reiniging van daarin geworpen bollen en knollen, ook wanneer deze zijn vervuild met 35 bijzonder lastig te verwijderen vervuilingen zoals klei.

1004569 3

In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een wasinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

De roterend aangedreven elementen bieden het voordeel dat 5 op eenvoudige wijze schrapende elementen kunnen worden verkregen welke afwisselend in de richting van de bollen of knollen op of in de transporterende middelen kunnen worden bewogen of daarvandaan. Bovendien kunnen door deze roterende elementen de bollen of knollen zelfstandig in een roterende, 10 althans een dergelijke beweging worden gebracht. Daardoor wordt een alzijdige aanraking van de bollen of knollen met de schraapmiddelen verkregen.

De schraapmiddelen omvatten bij voorkeur beweegbare nok-of borstelvormige elementen. Dergelijke elementen bieden het 15 voordeel dat deze eenvoudig voldoende slagkracht en wrijving kunnen verzorgen voor het losmaken van vervuilingen en bovendien voldoende beweging van de bollen of knollen kunnen opwekken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een inrichting 20 volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.

Bij gebruik van een trommel als mede transporterend middel biedt gebruik van schraapmiddelen in de wand van de trommel het voordeel dat daardoor op bijzonder geschikte wijze 25 steeds nieuwe schraapmiddelen in en buiten aanraking kunnen worden gebracht met de bollen of knollen in de trommel. Door het gewicht van de bollen of knollen in de trommel zullen deze tegen elkaar en tegen de schraapmiddelen worden gedwongen, waardoor een zeer intensief contact tussen de bollen en 30 knollen onderling of met de schraapmiddelen wordt verzorgd.

In een nadere uitvoeringsvorm wordt een wasinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.

De van nokken of borstels of dergelijke elementen 35 voorziene rollen, ten minste gedeeltelijk opgenomen in de wand van de trommel en opgesteld met hun lengteas ongeveer in de lengterichting van de trommel maken een bijzonder grondige en ' r· n ! F 6 9 4 eenvoudige reiniging van de bollen cf knollen mogelijk. De nokvormige elementen worden tijdens gebruik althans gedeeltelijk in en uit de trommel bewogen. Bij de beweging naar buiten de trommel worden vervuilingen vanuit de binnenruimte van de 5 trommel mee buitenwaarts gevoerd, terwijl bovendien de buiten de trommel reikende delen van de elementen buiten bereik van de bollen of knollen zijn. Daardoor is de trommel tegelijkertijd zevend en schrapend uitgevoerd.

In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een 10 wasinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.

Een hellend transportvlak waarmee tegelijkertijd een reiniging van de bollen of knollen kan worden verkregen door het water en de schraapmiddelen en een transport van de bollen 15 en knollen door ten minste een deel van het bassin en daaruit maakt een eenvoudige bediening van de inrichting mogelijk, welke bovendien relatief compact kan worden uitgevoerd. Op of boven het zich in het water uitstrekkende deel van het transportvlak worden stromende bewegingen van het water en de 20 zich daarin bevindende bollen of knollen verzorgd, waardoor door de druk van de bollen of knollen wederom innig contact wordt verzorgd tussen de bollen of knollen onderling of met de schraapmiddelen in het transportvlak. De bewegingen van de bollen of knollen op of boven het transportvlak zullen 25 grotendeels vergelijkbaar zijn met de bewegingen van de bollen of knollen in de eerder beschreven trommel. Een transportvlak volgens de uitvinding is relatief eenvoudig, compact en goedkoop uit te voeren en te gebruiken. Bovendien wordt door het transportvlak een positief gestuurd transport van de 30 bollen of knollen uit het bassin verzorgd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt een wasinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.

De lineaire beweging van de rollen, ongeveer haaks op hun 35 lengterichting, zorgt voor een verdere bewegingscomponent voor de bollen of knollen, waardoor een nog intensiever contact tussen de bollen of knollen onderling of met de schraapmid- 1004569 5 delen wordt verkregen. Bovendien zorgt de genoemde lineaire beweging voor een beweging van de bollen of knollen in de transportrichting of eventueel tegengesteld daaraan. De bollen of knollen kunnen derhalve met behulp van de bewegende rollen 5 versneld of vertraagd uit het bassin worden bewogen.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het reinigen van bollen of knollen, in het bijzonder bieten zoals suikerbieten of voederbieten of dergelijke, welke werkwijze wordt gekenmerkt door de maatregelen volgens 10 conclusie 14.

Met een dergelijke werkwijze kunnen op bijzonder eenvoudige en grondige wijze knollen of bollen worden gereinigd, in het bijzonder worden ontdaan van relatief vast daarmee verbonden vervuilingen zoals klei, aarde, modder, stenen en 15 dergelijke.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoerings-voorbeelden van een wasinrichting volgens de uitvinding worden beschreven, onder verwijzing naar de tekening. Daarin toont: Fig. 1 een zijaanzicht van een wasinrichting volgens de 20 uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm; fig. 2 een doorgesneden aanzicht van een wasinrichting volgens de lijn II - II in fig. 1; fig. 3 een zijaanzicht van een trommel voor een inrichting volgens fig. 1 en 2; 25 fig. 4 een doorgesneden zijaanzicht van een wasinrichting in een tweede uitvoeringsvorm; fig. 5 een doorgesneden zijaanzicht van een wasinrichting in een derde uitvoeringsvorm; fig. 6 een sterrol voor gebruik in een wasinrichting 30 volgens de uitvinding; en fig. 6A een zijaanzicht van een segment van een sterrol volgens fig. 6.

Fig. 1 en 2 tonen een bassen 1, gedragen door een reeks poten 2, in welk bassin 1 water kan worden rondgepompt. In het 35 bassin 1 is een trommel 3 opgesteld welke via nog nader te beschrijven middelen om zijn ongeveer horizontale lengteas L roterend aandrijfbaar is. De trommel 3 (fig. 3) heeft een 1004569 6 langswand 4 welke in hoofdzaak is opgebouwd uit een aantal zich in de lengterichting van de trommel 3 uitstrekkende rollen 5, welke nog nader zullen worden besproken. De voorste einde 6 en achterste einden 7 van de trommel 3 zijn open. De 5 trommel 3 is ongeveer over zijn halve hoogte ondergedompeld in het bassin 1, in het bijzonder in het daarin opgenomen water.

Elke rol 5 (fig. 6) is uitgevoerd als een sterrol of dergelijke geprofileerde rol. Dit betekent dat elke rol 5 is voorzien van zich vanaf het oppervlak 8 van de rol 5 uitstrek-10 kende vingers of nokken 9 bijvoorbeeld steeds drie in elk doorsnedevlak, 120 graden ten opzichte van elkaar versteld.

Elk drietal nokken 9 is over een hoek van 60 graden verdraaid ten opzichte van de naastgelegen drietallen nokken 91, waardoor een verspringend patroon van nokken 9 is verkregen.

15 Aan de beide einden van de rol 5 is een tandwiel 11 aangebracht dat kan samenwerken met een tandriem 12 in de aandrijfmiddelen voor de trommel 3 en de rollen 5, alsmede een lager 16 zoals nog nader zal worden beschreven.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld (fig. 6) is elke rol 20 opgebouwd uit een reeks identieke of althans vergelijkbare segmenten 13, elk voorzien van een genoemd drietal nokken 9. Elk segment 13 is voorzien van een vierkant centraal gat 14 (fig. 6A) waarin een centrale, passende stang 15 kan worden gestoken. Het centrale gat 14 van elk segment is de genoemde 25 60 graden verdraaid ten opzichte van het centrale gat 14 van de naastgelegen segmenten waardoor bij op de stang 15 schuiven van de segmenten 13 de ten opzichte van elkaar versprongen stand van de nokken 9 wordt verkregen. Aangezien het gat 14 van elk segment vierkant, althans anders dan cirkelvormig is 30 kunnen de segmenten 13 niet ten opzichte van de stang 15 roteren, zodat door rotatie van de stang 15 om zijn lengteas K ook de segmenten worden geroteerd. De segmenten 13 zijn bij voorkeur vervaardigd uit rubber of kunststof. Daardoor wordt tijdens gebruik wel een schraapbeweging verkregen terwijl de 35 knollen of bollen zelf niet worden beschadigd.

De rollen 5 zijn via lagers 16 aan weerszijden nabij de tandwielen 11 bevestigd in een cirkelvormige draagring 17, - ! /*>· / r - 7 waarbij de rollen 5 evenwijdig aan elkaar liggen, zodanig dat de nokken 9 ongeveer tussen elkaar door kunnen bewegen. De draagringen 17 aan weerszijden van de trommel 3 zijn onderling verbonden door een serie verbindingsbalken 25, waardoor een 5 relatief stijve trommel 3 wordt verkregen. De bewegingsbaan van de einden van de nokken 9 ligt bij voorkeur steeds ongeveer aan tegen het oppervlak 8 tussen de nokken 9 van de naastgelegen rollen 5. Door variatie van deze afstand en/of de verandering van de hoogte van de nokken 9 en/of de 10 tussenafstand daarvan kan worden ingesteld hoe groot de doorlaat van de wand van de trommel 3 is. Dat wil zeggen dat daardoor bepaald kan worden hoe groot de delen zijn die de wand van de trommel 3 tussen de rollen 5 en nokken 9 door kunnen verlaten. De ruimten tussen de nokken 9 en rollen 5 15 vormen derhalve een equivalent van de perforaties van de bekende inrichting.

Boven het bassin 1 is nabij elke draagring 17 een tweetal eerste geleidingswielen 19 voor de tandriem 12 aangebracht, op afstand van de trommel 3, ongeveer op de verticale raaklijn 20 aan weerszijden van de trommel 3. Ten minste een van de geleidingswielen 19 is aandrijfbaar met behulp van een eerste aandrijfmotor 20. Elke draagring 17 is bovendien voorzien van een getande rand waarover een tweede tandriem 21 is geleid. Deze tweede tandriem 21 is via een van twee boven de trommel 3 25 opgestelde tweede geleidingswielen 22 aandrijfbaar door een tweede aandrij fmotor 23. De tanden op de draagring 17 kunnen bijvoorbeeld daarop gelaste pennen zijn. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld (fig. 1) is een tweetal trommels 3 achter elkaar geschakeld, waarbij een drietal geleidings- en 30 aandrijfsamenstellen 24 is aangebracht. Elk aandrijfstel 24 omvat twee eerste tandriemen 12 en een tweede tandriem 21, met de bijbehorende aandrijf- en geleidingsmiddelen.

Tijdens gebruik kan de trommel 3 als geheel in rotatiezin worden aangedreven door de tweede aandrijfmotoren 23, met een 35 geschikte snelheid. Door de opstelling van de eerste geleidingswielen 19 ten opzichte van de trommel 3 ligt het onderste gedeelte van elke eerste tandriem 12 aan tegen de BOü/i 8 betreffende tandwielen 11 van de op dat moment in het onderste deel van de trommel 3 gelegen rollen 5. Dit betekent dat steeds alleen de rollen 5 in de onderste helft, althans het onderste deel van de trommel 3 worden aangedreven. De zich in 5 het bovenste gedeelte van de trommel 3 bevindende rollen 5 zijn buiten aangrijping van de riemen 12, waardoor de in de rotatierichting van de trommel 3 voorliggende rollen 5 steeds plotseling in aangrijping van de riemen 12 worden gebracht en derhalve in rotatiezin worden aangedreven.

10 De eerste aandrijfriemen 12 worden telkens door de eerste aandrijfmotor 20 aangedreven. Door een geschikte keuze van de aandrijfsnelheid van de eerste aandrijfmotor 20 ten opzichte van de aandrijfsnelheid van de tweede aandrijfmotor 23 kan de rotatiesnelheid van althans de aangedreven rollen 5 worden 15 ingesteld. Op deze wijze kan steeds een optimum worden ingesteld voor de rotatie van de trommel om zijn eigen as L in de richting van de pijl R in fig. 2 en voor de rotatie van de rollen 5 om hun eigen as, relatief ten opzichte van elkaar. Zo kunnen de rollen 5 in dezelfde richting als de trommel 3 20 roteren of juist in tegengestelde richting. Bij een bepaalde keuze van aandrijfsnelheden van de motoren 20, 23 zullen de aangedreven rollen relatief ten opzichte van de trommel momentaan stilstaan.

Tijdens gebruik worden bollen of knollen zoals suiker-25 bieten met aanhangende vervuiling nabij een eerste einde in het bassin 1 geworpen. De suikerbieten worden door het stromende water, de bewegingen van de trommel 3 en de drukkende kracht van de toegevoerde suikerbieten via het eerste einde 6 in de trommel 3 gedwongen en komen daarin in aanraking met 30 de wand van de trommel 3, meer in het bijzonder met de rollen 5. De trommel 3 en de rollen 5 worden aangedreven, waardoor de nokken 9 tegen de suikerbieten slaan en daar voorbij bewegen, tot buiten de trommel 3 en vervolgens weer terug in de trommel 3, in aanraking met andere suikerbieten. Als gevolg van 35 bewegingen van de suikerbieten, de bewegingen van de trommel 3 en de bewegingen van de rollen 5 zullen de suikerbieten relatief ten opzichte van elkaar worden bewogen. Daardoor 1004569 9 wordt een schurende beweging van de suikerbieten tegen elkaar en tegen de rollen 5 verkregen, terwijl de nokken 9 steeds vuil van de suikerbieten slaan en bij het naar buiten de trommel 3 bewegen het vuil meenemen tot buiten de trommel 3, 5 boven de goot 26. Bovendien zal het gewicht van de suikerbieten en de vullingsgraad van de trommel tot gevolg hebben dat de suikerbieten tegen de rollen 5 worden gedrukt en enigszins in de bewegingsrichting van de trommel 3 zullen meebewegen. Bij het terugvallen zullen de suikerbieten vanaf 10 de onderste laag dan bovenop worden bewogen, terwijl andere suikerbieten in de richting van de rollen 5 worden bewogen. Dientengevolge zullen steeds andere suikerbieten op andere posities worden gebracht en worden geraakt door de bewegende nokken 9. Op deze wijze wordt een zeer grondige reiniging van 15 de suikerbieten verkregen, zonder beschadiging van de suikerbieten.

De inrichting is voorts voorzien van waterniveauregel-middelen 29. Daarmee kan meer of minder water in het bassin 1 worden gebracht, waardoor de druk van de suikerbieten tegen de 20 trommel 3, althans tegen de rollen 5 kan worden ingesteld. Immers, hoe meer water in het bassin 1 wordt gebracht, hoe meer bieten zullen gaan drijven en hoe lager de druk op de onderste suikerbieten. Hoe lager de druk hoe kleiner de kans op beschadiging van de suikerbieten door de nokken 9 en hoe 25 minder de reinigende werking daarvan. Steeds kan een optimum worden ingesteld.

In fig. 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond van een wasinrichting volgens de uitvinding, waarbij een reeks rollen 5 (fig. 6, 6A) evenwijdig aam elkaar is opgesteld, 3 0 onder vorming van een ongeveer vlak transportvlak 3 0. Het transportvlak 30 is hellend opgesteld, zodanig dat een eerste einde 36 zich in het bassin 31 onder water bevindt en het tweede, bovenste einde 37 zich buiten het bassin 31 boven het waterniveau bevindt. De rollen 5 kunnen worden aangedreven 35 door een zich langs de tandwielen 41 uitstrekkende tandriem 42 van passende lengte, welke door een aandrijfmotor 50 aandrijf-baar is. Daardoor worden de rollen 5 tijdens gebruik in l4569 10 rotatiezin aangedreven. Indien de suikerbieten in het bassin worden gestort worden deze door de stuwkracht van het water en de overige suikerbieten in de richting van het transportvlak 30 gedwongen. Bij aanraking tussen de suikerbieten en de 5 aangedreven rollen 5 zullen de suikerbieten relatief ten opzichte van elkaar en van het transportvlak gaan bewegen, waardoor onderliggende suikerbieten bijvoorbeeld opwaarts of opzij worden gedwongen en bovenliggende suikerbieten naar onder. Daardoor worden op met de eerder beschreven wijze 10 vergelijkbare wijze de suikerbieten bijzonder grondig en snel gereinigd, waarbij de suikerbieten bovendien door de rollen 5 worden versneld of juist worden afgeremd in hun bewegingssnelheid door het bassin 31, afhankelijk van de ingestelde rotatiesnelheid en -richting. De gereinigde 15 suikerbieten worden uiteindelijk over het transportvlak 30 uit het bassin bewogen, onder achterlating van het water en vuil.

In fig. 5 is een tweede alternatieve uitvoeringsvorm getoond van een wasinrichting volgens de uitvinding, vergelijkbaar met de inrichting zoals getoond in fig. 3 maar 20 waarbij de rollen 5 tijdens gebruik naast een roterende beweging om hun eigen lengteas K ook een lineaire bewegingscomponent hebben, haaks op hun lengterichting en ongeveer evenwijdig aan het transportvlak 30. De rollen zijn daartoe opgenomen in een aandrijfsamenstel, vergelijkbaar met 25 de eerste 12 en tweede tandriemen 21 en eerste 20 en tweede aandrijfmotoren 23. De eerste aandrijfriem 21 zorgt daarbij voor rotatie van de rollen 5 om hun eigen as, de tweede tandriem 21 voor beweging van de rollen 5 in lineaire richting. De rollen 5 bewegen daardoor aan de bovenzijde in 30 een eerste richting, bijvoorbeeld in de richting van het bovenste tweede einde van het transportvlak, en aan de onderzijde in tegengestelde richting. Op deze wijze kunnen de bewegingen van de suikerbieten ten opzichte van elkaar en van de inrichting nog beter worden gestuurd.

35 Een wasinrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur voorzien van middelen voor het binnen het bassin recirculeren van water, waarbij zandafscheidingsmiddelen zijn opgenomen 11 voor het uit het water verwijderen van het vuil, terwijl het water in het bassin achterblijft. Daartoe kan het bassin bijvoorbeeld zijn voorzien van zandafscheidingsmiddelen 60 zoals beschreven in NL 9301204, hierin opgenomen door 5 referentie. Een inrichting volgens de uitvinding kan daarbij bijvoorbeeld zijn opgenomen tussen een spoelzone en een opvangzone. In de opvangzone, althans aansluitend op de trommel of het transportvlak kan daar een hellende transportband zijn opgenomen voor afvoer van de bollen of 10 knollen. Voor de trommel of het transportvlak kunnen vijzelmiddelen zijn opgenomen voor aanvoer van de bollen of knollen en/of stuwing daarvan.

Langs de onderzijde van het bassin 1 is bij voorkeur een goot 26 opgenomen, waarin transportvijzeis 27 zijn opgenomen 15 voor transport van vuil. In een middengebied zijn de voornoemde zandafscheidingsmiddelen 60 opgenomen. De transportrichting van de vijzels 27 is steeds in de richting van de zandafscheidingsmiddelen 60. Op deze wijze kan met de inrichting met relatief weinig water worden volstaan.

20 De verdere inrichting kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als, of althans delen bevatten van een inrichting als beschreven in NL 9401863, NL 9301204 en/of NL 8801353.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen. Vele 25 variaties daarop zijn mogelijk.

Zo kunnen de rollen op andere wijze zijn opgebouwd, bijvoorbeeld eendelig of met meer of minder nokken of dergelijke elementen. Bovendien kunnen de nokken anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als borstels. Voorts kunnen andere 30 aandrijfmiddelen zijn voorzien voor de rollen en kunnen de schraapmiddelen anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk als ten opzichte van bijvoorbeeld een trommelwand of transportvlak heen- en weergaande borstels of dergelijke. Ook kan een aantal van de rollen bijvoorbeeld glad zijn 35 uitgevoerd. Voorts kunnen allerlei middelen worden toegepast voor het door het bassin bewegen van de bollen of knollen. Meerdere trommels of transportvlakken kunnen achter elkaar 12 worden geschakeld of onderling worden gecombineerd. Een wasinrichting volgens de uitvinding kan bovendien mobiel worden uitgevoerd, zodat deze ter plaatse waar de bollen of knollen worden gerooid kan worden opgesteld en worden 5 gebruikt, waarbij het afgescheiden vuil direct op het land kan worden teruggestort.

Deze en vele andere aanpassingen worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.

Claims (15)

1. Wasinrichting voor bol- en knolgewassen, omvattende een waterbassin en transportmiddelen voor het door ten minste een gedeelte van het waterbassin transporteren van de bol- en knolgewassen, welke transportmiddelen zijn ingericht voor het 5 ten opzichte van elkaar bewegen van zich daarop of daarin bevindende knollen of bollen, met het kenmerk, dat de transportmiddelen een reeks schraapmiddelen omvatten welke bewegen ten opzichte van de transportmiddelen en tijdens gebruik afwisselend in contact worden gebracht met zich in of 10 op de transportmiddelen bevindende knollen of bollen.

2. Wasinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schraapmiddelen roterend aangedreven elementen omvatten.

3. Wasinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schraapmiddelen nok- of borstelvormige uitsteeksels 15 omvatten die worden bewogen ten opzichte de transportrichting van de transportmiddelen, zodanig dat de nok- of borstelvormige elementen relatief ten opzichte van elkaar en van de bollen of knollen worden bewogen.

4. Wasinrichting volgens conclusies 2 en 3, met het kenmerk, 20 dat de schraapmiddelen een reeks roterend aandrijfbare rollen omvatten, waarbij de rollen aan hun buitenoppervlak zijn voorzien van nokken of borstels.

5. Wasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen een zich gedeeltelijk in het 25 bassin uitstrekkende trommel omvatten welke roteerbaar is om zijn lengteas en aan de beide einden in hoofdzaak open is, met het kenmerk, dat de schraapmiddelen ten minste gedeeltelijk zijn opgenomen in de wand van de trommel.

6. Wasinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 30 de schraapmiddelen bewegende elementen omvatten welke relatief ten opzichte van de wand van de trommel bewegen in een richting in hoofdzaak haaks op de transportrichting van de transportmiddelen.

7. Wasinrichting volgens conclusie 4 en conclusie 5 of 6, 35 met het kenmerk, dat de rollen zich in hoofdzaak in de 1 004569 lengterichting Vein de trommel, evenwijdig aan de transport-richting uitstrekken, waarbij de nokken of borstels tijdens rotatie van de rollen afwisselend in en uit de trommel worden bewogen.

8. Wasinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aan de buitenzijde van de trommel middelen zijn voorzien voor het aandrijven van de rollen, welke middelen zijn ingericht voor het tijdens gebruik ten minste aandrijven van de rollen welke zich in het water in het bassin bevinden.

9. Wasinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het sturen van de rotatiesnelheid van de rollen.

10. Wasinrichting volgens één der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat een aantal trommels binnen het bassin koppelbaar 15 is.

11. Wasinrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de transportmiddelen een transportvlak omvatten dat zich hellend uitstrekt, waarbij een in transportrichting voorliggend einde van het transportvlak zich in het bassin 20 onder water bevindt en het tegenoverliggende einde zich buiten het bassin boven het waterniveau uitstrekt, waarbij de schraapmiddelen ten minste gedeeltelijk zijn opgenomen in het transportvlak.

12. Wasinrichting volgens conclusie 4 en conclusie 11, met 25 het kenmerk, dat de rollen zich in hoofdzaak dwars op de transportrichting uitstrekken, waarbij de borstels of nokken tijdens rotatie van de rollen afwisselend boven en onder het transportvlak worden bewogen.

13. Wasinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat 30 de rollen zijn opgenomen in een rondlopende, eindloze band, waarbij de rollen tijdens gebruik haaks op hun lengteas worden bewogen en om hun lengteas worden geroteerd.

14. VJerkwijze voor het reinigen van bollen of knollen, in het bijzonder bieten en dergelijke, onder toepassing van een 35 wasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bollen of knollen nabij een eerste einde in het bassin in het zich daarin bevindende water worden 1 0 04569 lb geworpen, waarna de bollen of knollen door het bassin worden bewogen in de richting van het tweede einde, waarbij de transportmiddelen en de schraapmiddelen voor beweging van de bollen en knollen zorgen in de transportrichting en in een 5 richting welke een hoek insluit met de transportmiddelen, zodanig dat alle bollen of knollen tijdens gebruik afwisselend in en buiten aanraking worden gebracht met de schraapmiddelen, zodanig dat reiniging van de bollen of knollen wordt verkregen door afweken door het water, door wrijving tussen de bollen of 10 knollen onderling en door wrijving tussen de bollen of knollen en de schraapmiddelen. 1. n /

1. L' ·