NL1004534C2 - Hydraulische bedieningsinrichting voor een afdekkap van een voertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hydraulische bedieningsinrichting voor een afdekkap van een voertuig.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hydraulische bedieningsinrichting voor een afdekkap van een voertuig, omvattende een dubbel werkende hydraulische actuator die aangrijpt op de afdekkap, welke actuator een eerste 5 arbeidskamer heeft, waarbij bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan de afdekkap hydraulisch wordt geopend, en een tweede arbeidskamer, waarbij bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan de afdekkap hydraulisch wordt gesloten, een pomp, die via hydraulische leidingen met de beide arbeidskamers 10 van de dubbelwerkende actuator is verbonden, een reservoir voor hydraulische vloeistof, alsmede klepmiddelen in de hydraulische leidingen.

Een dergelijk bedieningsinrichting is bijvoorbeeld bekend uit DE 196 02 512. Bij deze bekende inrichting is in elk van 15 de toevoerleidingen naar de arbeidskamers van de actuator een door hydraulisch stuurdruk bediende terugslagklep opgenomen, die sluit in de richting van de pomp. Bij het stoppen of uitvallen van de pomp tijdens het openen of sluiten van de afdekkap bewerkstelligen beide terugslagkleppen dat de afdekkap 20 in zijn stand wordt vastgehouden. Voor het geval dat de pomp een storing vertoont is een met de hand bedienbare noodkraan opgenomen in de bedieningsinrichting, met welke noodkraan beide arbeidskamers met het reservoir kunnen worden verbonden zodat de afdekkap met de hand in de geopende of gesloten stand kan 25 worden gebracht. De noodkraan wordt gewoonlijk ondergebracht in de kofferbak van het voertuig, enerzijds om de noodkraan uit het zicht te plaatsen en anderzijds om de noodkraan te beveiligen tegen onbevoegde bediening. Deze opstelling heeft als belangrijk nadeel dat de noodkraan in de kofferbak vaak 30 moeilijk te bereiken is. Bij sommige afdekkappen is het zelfs onmogelijk om de noodkraan in de kofferbak onder te brengen, omdat de kofferbak tijdens het openen en sluiten van de afdekkap automatisch in zijn gesloten stand is vergrendeld om te voorkomen dat de bewegende afdekkap met een geopende kofferbak in aanraking - 2 - zou komen. Als dan tijdens het bedienen van de afdekkap een pompstoring optreedt, zou de noodkraan onbereikbaar zijn. Bij dergelijke afdekkappen zou de noodkraan dus niet in de kofferbak maar op een andere plaats in het voertuig moeten worden 5 ondergebracht hetgeen ongewenst is.

Een andere bekende mogelijkheid om bij een storing van de pomp de afdekkap met de hand te kunnen bewegen, is de klepmiddelen zo uit te voeren dat, wanneer de pomp is stilgezet of uitgevallen, de beide arbeidskamers van de actuator met elkaar 10 of met het reservoir zijn verbonden. Dit is bijvoorbeeld bekend uit US 2 696 403. Deze oplossing heeft als belangrijk nadeel dat wanneer de pomp tijdens het bewegen van de afdekkap uitvalt, de afdekkap niet in zijn stand wordt vastgehouden. Dit kan er toe leiden dat de afdekkap met grote snelheid terugvalt naar 15 zijn geopende stand, hetgeen gevaarlijk kan zijn voor de inzittenden van het voertuig.

De onderhavige uitvinding beoogt een bedieningsinrichting voor een afdekkap van een voertuig te verschaffen die bij een storing van de pomp of soortgelijke omstandigheid automatisch 20 het met de hand bedienen van de afdekkap mogelijk maakt zonder dat daarbij een onveilige beweging van de afdekkap mogelijk is.

Dit oogmerk wordt bereikt door een hydraulische bedieningsinrichting volgens de aanhef van conclusie 1 te 2 5 verschaffen, die is gekenmerkt doordat de klepmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat, in het geval dat de pomp geen hydraulische vloeistof aan de actuator toevoert, automatisch het wegstroroen van hydraulische vloeistof uit de tweede arbeidskamer van de actuator is verhinderd en dat hydraulische vloeistof uit de 30 eerste arbeidskamer kan stromen. Doordat automatisch, dus zonder ingrijpen van de inzittende van het voertuig, wordt verhinderd dat vloeistof uit de tweede arbeidskamer wegstroomt, kan de afdekkap niet naar de geopende stand bewegen en wordt dus in die richting "hydraulisch gehouden". De afdekkap kan wel meteen 35 met de hand naar de gesloten stand worden bewogen, zodat men dan altijd met gesloten afdekkap verder kan rijden om dan later de bedieningsinrichting te laten repareren.

1004534 - 3 -

De klepmiddelen voor het realiseren van de uitvindingsgedachte kunnen op velerlei wijzen zijn uitgevoerd. Zo kunnen hydraulisch werkende klepmiddelen worden voorzien of elektrisch bediende klepmiddelen die door een bijbehorend 5 elektrisch besturingssysteem op geschikte wijze worden aangestuurd. In het bijzonder heeft het de voorkeur een klep toe te passen van het type zoals beschreven in de volgconclusies 5 en 6, welke klep op zich bekend is uit WO 96/12108. De klepmiddelen kunnen één enkele klep maar ook een samenstel van 10 meerdere kleppen omvatten.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding. In de tekening toont: 15 - fig. 1 een schema van de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding, en fig. 2 een zijaanzicht (linker helft in doorsnede) van een door stroming bedienbare klep uit het schema van fig. 1.

20 In fig. 1 is een hydraulische bedieningsinrichting voor het openen en sluiten van een afdekkap van een personenvoertuig van het cabriolet-type getoond. De bedieningsinrichting omvat een dubbelwerkende cilinder 1, die bestemd is om te worden opgesteld tussen de voertuigcarrosserie en de hoofdbeugel van 2 5 de afdekkap (niet getoond) . Tevens omvat de bedieningsinrichting een elektrisch aangedreven pomp 2 met omkeerbare pomprichting en een reservoir 3 voor hydraulische olie.

De pomp 2 heeft, zoals bij dit type pomp gebruikelijk is, twee poorten 4 en 5, die afhankelijk van de pomprichting 30 als aanzuigpoort of perspoort dienen. Elk van de poorten 4 en 5 staat in verbinding met het reservoir 3 via een bijbehorende reservoir leiding, resp. 6 en 7. De reservoirleidingen 6, 7 zijn aangesloten op een gemeenschappelijke zuig-wisselklep 8 (schematisch aangeduid), die op zijn beurt aansluit op het 35 reservoir 3. Verder staat elk van de poorten 4 en 5 via een toevoerleiding, resp. 9 en 10, in verbinding met de dubbelwerkende cilinder 1, respectievelijk met de eerste ÜP04534 - 4 - arbeidskamer 11 en de tweede arbeidskamer 12.

Bij toevoer van hydraulische vloeistof aan de eerste arbeidskamer 11 bewerkstelligt de cilinder l het openen van de afdekkap, bij toevoer van hydraulische vloeistof aan de tweede 5 arbeidskamer 12 bewerkstelligt de cilinder 1 het sluiten van de afdekkap.

In de toevoerleiding 9 is een door vloeistofstroming bedienbare noodklep 14 opgenomen. Een uitvoeringsvoorbeeld van de noodklep 14 is in detail getoond in fig. 2.

10 Zoals in fig. 2 te herkennen is omvat klep 14 een lichaam 21, waarin een cilindrische boring 22 is gevormd. In de boring 22 bevindt zich een zuiger 23, die met een schuifpassing in de boring 22 past. De boring 22 wordt door de zuiger 2 3 in twee ruimten 24 en 25 verdeeld. Deze twee ruimten 24 en 25 zijn 15 onderling verbonden door een in de zuiger 23 gevormd doorlaatkanaal 26. Het doorlaatkanaal 26 heeft aan de zijde van de ruimte 24 een deel 27 met een kleinere doorlaat dan het daarop aansluitende deel, waardoor het deel 27 als stromingsori-fice werkt.

20 Verder omvat de klep 14 een in het lichaam 21 gevormd aanvoerkanaal 28, dat de ruimte 24 verbindt met de poort 4 van de pomp 2 en dat via het doorlaatkanaal 26 in elke stand van de zuiger 23 in verbinding staat met een in het lichaam 21 gevormd eerste afvoerkanaal 29, dat de andere ruimte 25 van 2 5 de boring 22 verbindt met de arbeidskamer 11 van de dubbelwer-kende cilinder 1. In het lichaam 21 zijn op gelijkmatig rondom de omtrek van het lichaam 21 verdeelde plaatsen vier radiale boringen 30 aangebracht, waarop een noodkanaal 31 aansluit. Dit noodkanaal 31 staat in dit voorbeeld in verbinding met de 30 aansluitleiding 10 naar de tweede arbeidskamer 12 van de cilinder 1. In het noodkanaal 31 is een in de richting van de noodklep 14 sluitende terugslagklep 40 opgenomen. In een niet getoonde variant staat het noodkanaal 31 in verbinding met het reservoir. Verder is een drukveer 32 aanwezig, die als terugstelveer voor 35 de zuiger 23 dient en de zuiger 23 tegen ring 33 aan wil drukken.

De terugslagklep 40 verhindert een wegstromen van hydraulische vloeistof van de tweede arbeidskamer 12 naar de 1004534- - 5 - eerste arbeidskamer 11.

De werking van de hydraulische bedieningsinrichting wordt aan de hand van het volgende voorbeeld toegelicht.

Voor het bewerkstelligen van het openen of sluiten van 5 de afdekkap wordt de pomp 2 in bedrijf gesteld, zodanig dat hydraulische vloeistof in de gewenste arbeidskamer van de cilinder 1 wordt gepompt. Om de afdekkap hydraulisch te openen wordt hydraulische vloeistof vanuit de poort 4 naar het aanvoerkanaal 28 van de klep 14 gestuwd. Hierdoor ontstaat een 10 vloeistofstroming door het doorlaatkanaal 26 en zal de door de stromingsorifice 27 voortgebrachte kracht de zuiger 23 tegen de terugstelkracht van de terugstelveer 3 2 in vanuit de in fig. 2 getoonde stand verschuiven in de richting van het eerste afvoerkanaal 29 en daardoor het noodkanaal 31 afsluiten.

15 Bij het stopzetten van de pomp 2 of in het bijzonder bij het door een (elektrische) storing uitvallen van de pomp 2 zal de terugstelveer 32 de zuiger 23 naar zijn in fig. 2 getoonde stand terugstellen en daardoor zal de zuiger 23 de boringen 30 van het noodkanaal 31 vrijgeven. Dit heeft dan tot 20 gevolg dat de eerste arbeidskamer 11 via de noodklep 14 en het noodkanaal 31 met de tweede arbeidskamer 12 in verbinding staat.

De afdekkap kan dus bij stilgezette of uitgevallen pomp 2 met de hand naar de gesloten stand worden bewogen zonder dat daarvoor een kraan of iets anders hoeft te worden bediend. De 25 gesloten stand kan worden bereikt omdat hydraulische vloeistof uit de eerste arbeidskamer 11 van de actuator 1 kan wegstromen.

Het is echter niet mogelijk om de afdekkap te openen bij een stilgezette of uitgevallen pomp 2 omdat de terugslagklep 40, de zuig-wisselklep 8 en de pomp 2 het wegstromen van 3 0 hydraulische vloeistof uit de tweede arbeidskamer 12 verhinderen.

In de sluitrichting wordt de afdekkap dus hydraulisch vastgehouden.

Om beschadiging van de bedieningsinrichting te voorkomen, kan er in zijn voorzien overdrukkleppen aan te brengen, die 35 bij een druk boven de maximale bedrijfsdruk van de inrichting de hydraulische vloeistof naar het reservoir 3 laten stromen.

Teneinde de vloeistofstroming van het aanvoerkanaal 28 1004534 - 6 - naar het eerste afvoerkanaal 29 niet onnodig te hinderen, is het voordelig er bij het dimensioneren van de klep naar te streven deel 27 van het doorlaatkanaal 26 groot uit te voeren. Hierdoor wordt weliswaar een geringe orif icewerking verkregen, 5 maar door tevens de veer 32 slap, d.w.z. gemakkelijk samendrukbaar, uit te voeren, zal de zuiger 23 toch snel naar de stand verschuiven waarin de boringen 30 door de zuiger 23 zijn af gedekt en het noodkanaal 31 gesloten is.

t 0 n 4 5 ' '

Claims (6)

1. Hydraulische bedieningsinrichting voor een tussen een gesloten stand en een geopende stand beweegbare afdekkap van een voertuig, omvattende een dubbelwerkende hydraulische actuator (I) die aangrijpt op de afdekkap, welke actuator een eerste 5 arbeidskamer (11) heeft, waarbij bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan de afdekkap hydraulisch wordt geopend, en een tweede arbeidskamer (12), waarbij bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan de afdekkap hydraulisch wordt gesloten, een via hydraulische leidingen (9,10) met de beide 10 arbeidskamers (11,12) van de dubbelwerkende actuator verbonden pomp (2), een reservoir (3) voor hydraulische vloeistof, alsmede klepmiddelen (8,14,40) in de hydraulische leidingen, met het kenmerk, dat de klepmiddelen (8,14,40), in het geval dat de pomp (2) geen hydraulische vloeistof aan de actuator toevoert 15 -in het bijzonder door een storing van de pomp - automatisch het wegstromen van hydraulische vloeistof uit de tweede arbeidskamer (12) van de actuator (1) verhinderen en toelaten dat hydraulische vloeistof uit de eerste arbeidskamer (11) kan stromen, waardoor de afdekkap tegen een beweging naar de geopende 2. stand is geblokkeerd en met de hand naar de gesloten stand kan worden gebracht.

2. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de klepmiddelen (8,14,40) het toelaten dat, in het geval dat de 25 pomp (2) geen hydraulische vloeistof aan de actuator (1) toevoert, hydraulische vloeistof uit de eerste arbeidskamer (II) naar de tweede arbeidskamer (12) kan stromen.

3. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de 3. klepmiddelen het toelaten dat, in het geval dat de pomp geen hydraulische vloeistof aan de actuator toevoert, hydraulische vloeistof uit de eerste arbeidskamer naar het reservoir kan stromen.

4. Bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande .s - 8 - conclusies, waarbij de pomp (2) een pomp met omkeerbare pomprichting is met twee poorten (4,5), die afhankelijk van de pomprichting als aanzuigpoort of perspoort dienen, waarbij elk van de poorten (4,5) enerzijds in verbinding staat met het 5 reservoir (3) via een reservoirleiding (6,7), welke reservoirleidingen via een gemeenschappelijke zuig-wisselklep (8) aansluiten op het reservoir (3), en anderzijds via een toevoer leiding (6,7) met een van de arbeidskamers (11,12) van de dubbelwerkende actuator (1), waarbij in de met de eerste 10 arbeidskamer (11) verbonden toevoerleiding (9) een noodklep (14) is opgenomen, die tevens is verbonden met een noodkanaal (31) dat in verbinding staat met de tweede arbeidskamer (12) of met het reservoir, waarbij de noodklep (14), wanneer door de pomp (2) geen hydraulische vloeistof wordt toegevoerd aan 15 de actuator (1), de eerste arbeidskamer (11) verbindt met het noodkanaal (31).

5. Bedieningsinrichting volgens conclusie 4, waarbij de noodklep (14) een door vloeistofstroming bedienbare klep is, 2 0 die bij aanwezigheid van een vloeistof stroming van de pomp (2) naar de eerste arbeidskamer (11) het noodkanaal (31) afsluit en die anders een open verbinding bewerkstelligt tussen de eerste arbeidskamer (11) en het noodkanaal (31).

6. Bedieningsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de noodklep (14) een lichaam (21) omvat, een in het lichaam gevormde boring (22), een in de boring passende en verschuifbare zuiger (23), die de boring in twee ruimten (24,25) verdeelt, waarbij een in de zuiger gevormd en als stromingsorifice 30 uitgevoerd doorlaatkanaal (27) de twee ruimten (24,25) verbindt, een in het lichaam (21) gevormd aanvoerkanaal (27), dat de poort (4) van de pomp verbindt met een van de ruimten (24) van de boring (22) en via het doorlaatkanaal (27) in elke stand van de zuiger (23) in verbinding staat met een in het lichaam gevormd 35 eerste afvoerkanaal (29) , dat de andere ruimte (25) van de boring (22) verbindt met de eerste arbeidskamer (11) van de dubbelwerkende actuator (1) , een in het lichaam (21) gevormd I v U /·· ’ - 9 - tweede afvoerkanaal (3 0) , dat aansluit op een van beide ruimten van de boring en door de zuiger ten opzichte van de boring kan worden gesloten, en een tussen het lichaam (21) en de zuiger (22) geplaatste terugstel veer (32), zodanig dat bij aanwezigheid 5 van vloeistof stroming door het doorlaatkanaal (27) van de zijde van de pomp (2) naar de zijde de eerste arbeidskamer (11) de door de stromingsorifice (27) voortgebrachte kracht de zuiger (23) tegen de terugstelkracht van de terugstelveer (32) in verschuift en de zuiger daarbij het noodkanaal (31) afsluit 10 en bij afwezigheid van vloeistof stroming van de pomp (2) naar de eerste arbeidskamer (11) de terugstelveer (32) de zuiger (23) terugstelt en de zuiger (23) daarbij het noodkanaal (31) opent. 1 004534