NL1003596C2

NL1003596C2 - Geneesmiddelafgifte-automaat.

Info

Publication number: NL1003596C2
Application number: NL1003596A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Wilhelmus Henr Schaap; Adelbert Jozef Martin Schoonen
Original assignee: Cons Health Entrepreneurs Bv; Medimaat Bv
Priority date: 1996-07-15
Filing date: 1996-07-15
Publication date: 1997-05-27
Also published as: US6230927B1; GR3035517T3; DE69703696T2; AU3362697A; WO1998002130A1; NZ333764A; EP0925056B1; EP0925056A1; ES2154466T3; CA2260224A1; AU716112B2; JP2000514676A; DE69703696D1; DK0925056T3; NL1003596A1; PT925056E; ATE198034T1

Description

Titel: Geneesmiddelaf gif te-automaat

De uitvinding heeft betrekking op een geneesmiddelaf-gifte-automaat voor het automatisch afgeven van tenminste een voorverpakt geneesmiddel in responsie op een aan de automaat toegevoerd receptsignaal dat informatie omvat over tenminste 5 een voorgeschreven geneesmiddel waarbij de automaat is voorzien van: - tenminste een magazijn dat in gebruik met voorverpakte geneesmiddelen is gevuld waarbij de geneesmiddelen elk zijn voorzien van een geneesmiddelidentificatiecode; 10 - transportmiddelen voor het selecteren van een voorverpakt geneesmiddel uit het magazijn en voor het vervolgens uit het magazijn transporteren van het geselecteerde geneesmiddel; - detectiemiddelen voor het detecteren van een geneesmiddelidentificatiecode van een geneesmiddel; en 15 - een controle-eenheid voor het in responsie op het receptsignaal en het met behulp van de detectiemiddelen gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode besturen van de transportmiddelen.

Een dergelijke automaat is onder meer bekend uit de 20 internationale octrooiaanvrage WO 95/25423. De bekende afgifte-automaat wordt hierbij toegepast in een apotheek-systeem voor het voorschrijven en afleveren van geneesmiddelen aan een patiënt. Bij het bekende systeem voert een arts bij een invoereenheid, die bijvoorbeeld is uitgevoerd als een 25 personal computer een recept in waarin een voorverpakt geneesmiddel voor een patiënt wordt voorgeschreven. De invoereenheid genereert een signaal dat eventueel via een apotheekcomputer die bij een apotheker staat opgesteld aan de geneesmiddelaf-gifte-automaat wordt toegevoerd. Na ontvangst van het recept-30 signaal zal de geneesmiddelafgifte-automaat het voorgeschreven, voorverpakte geneesmiddel met behulp vein de transportmiddelen uit het magazijn selecteren. Het geselecteerde product wordt naar een positie getransporteerd waarmee met behulp van de detectiemiddelen de geneesmiddelidentificatiecode kan 10 0 3 5 d ö 2 worden gedetecteerd. Deze geneesmiddelidentificatiecode wordt aan de controle-eenheid toegevoerd. De controle-eeriheid controleert of de geneesmiddelidentificatiecode overeenkomt met het geneesmiddel, dat door middel van het receptsignaal is 5 voorgeschreven. Indien dit het geval is, kan het geneesmiddel met behulp van de transportmiddelen naar een locatie worden getransporteerd voor afgifte aan de patiënt.

Het is eveneens mogelijk dat een patiënt zelf een recept invoert bij een invoereenheid. Ook in dat geval zal de invoer-10 eenheid een receptsignaal genereren dat aan de geneesmiddel-afgifte-automaat wordt toegevoerd. De invoereenheid kan dan bijvoorbeeld direct naast de geneesmiddelafgifte-automaat zijn opgesteld. Natuurlijk kan de invoereenheid eveneens deel uit maken van de geneesmiddelafgifte-automaat. De invoereenheid 15 kan bestaan uit een kaartlezer die een chipcard, waarop een recept staat, kan uitlezen voor het verkrijgen van het receptsignaal. De patiënt kan dan direct het door hem gewenste geneesmiddel in ontvangst nemen voor gebruik. Ook is het mogelijk dat het receptsignaal via een bij de arts geplaatste 20 invoereenheid wordt ingevoerd. Tevens voert de arts het recept in op een chipcard van de patiënt. Vervolgens begeeft de patiënt zich naar de afgifte-automaat die de chipcard door middel van een kaartlezer uitleest. De controle-eenheid controleert dan of het receptsignaal dat vanaf de chipcard is 25 uitgelezen correspondeert met het receptsignaal dat van de auto is verkregen. Wanneer beide receptsignalen met elkaar overeenkomen kan het betreffende geneesmiddel worden afgegeven. Uiteraard kunnen het hier eveneens geneesmiddelen betreffen die zonder tussenkomst van een arts en/of apotheker 30 voor het publiek verkrijgbaar zijn. Alhoewel de kansen dat de bekende automaat een geneesmiddel afgeeft dat niet overeenkomt met het receptsignaal uitermate klein is, heeft de onderhavige uitvinding tot doel de betrouwbaarheid van de bekende automaat nog verder te vergroten. De bekende afgifte-automaat heeft 35 bovendien als nadeel dat deze geen mogelijkheden biedt met één handeling de automaat te laden met grote hoeveelheden, mogelijk van elkaar verschillende geneesmiddelen. De 1 0 035 96 3 uitvinding beoogt een automaat te verschaffen waarbij dit wel mogelijk is en waarbij bovendien de betrouwbare werking van de automaat geoptimaliseerd is.

Overeenkomstig de uitvinding is hiertoe het tenminste ene 5 magazijn voorzien van een door de detectiemiddelen detecteerbare magazijnidentificatiecode waarbij, in gebruik, de detectiemiddelen de magazijnidentificatiecode van het tenminste ene magazijn detecteren en toevoeren aan de controle-eenheid voor verdere verwerking.

10 Doordat het tenminste ene magazijn verwijderbaar uit de automaat is uitgevoerd, is het mogelijk de automaat in een enkele handeling te laden met een magazijn dat op zijn beurt een groot aantal eventueel van elkaar verschillende voorverpakte geneesmiddelen omvat. Omdat de magazijnidentificatiecode 15 aan de controle-eenheid wordt toegevoerd, kan deze de identiteit van het magazijn vaststellen en verder verwerken. Zo kan bijvoorbeeld bij het selecteren van een geneesmiddel worden nagegaan of de transportmiddelen van de automaat het juiste magazijn benaderen, waarin de geneesmiddelen zijn opgeslagen 20 die corresponderen met het receptsignaal. In dat geval wordt de magazijnidentificatiecode derhalve gebruikt voor het uitvoeren van een extra controleslag bij het selecteren en afgeven van het voorverpakte geneesmiddel. De magazijnidentificatiecode kan echter eveneens worden gebruikt bij het 25 laden van de geneesmiddelafgifte-automaat met geneesmiddelen.

De controle-eenheid kan hiertoe bijvoorbeeld zijn voorzien van invoermiddelen voor het aan de controle-eenheid toevoeren van informatie over de magazijnidentificatiecode van magazijnen die bij de automaat zullen worden ingebracht. De automaat kan 30 dan zelf, aan de hand van de gedetecteerde magazijnidentificatiecode controleren of de juiste magazijnen zijn ingebracht. Tevens kan worden vastgesteld op welke positie de magazijnen zich binnen de automaat bevinden.

Bij voorkeur is de controle-eenheid voorzien van een data-35 opslageenheid waarin de magazijnidentificatiecode van het tenminste ene magazijn, de geneesmiddelidentificatiecode van de geneesmiddelen waarmee het magazijn is gevuld en de positie 1003596 4 van het magazijn in de automaat is opgeslagen waarbij de controle-eenheid aan de hand van het receptsignaal: - de geneesmiddelidentificatiecode van het voorgeschreven geneesmiddel bepaalt; 5 - vanuit de data-opslageenheid de positie bepaalt van het magazijn waarin het door het receptsignaal gerepresenteerde geneesmiddel is opgeslagen; - controleert of de door de detectiemiddelen op de genoemde plaats gedetecteerde magazijnidentificatiecode overeenkomt 10 met de magazijnidentificatiecode die voor de betreffende positie is bepaald vanuit de data-opslageenheid; en waarbij de controle-eenheid met behulp van de detectiemiddelen controleert of de door de detectiemiddelen gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode van het met de trans-15 portmiddelen geselecteerde geneesmiddel overeenkomt met de geneesmiddelidentificatiecode die voor het betreffende magazijn is bepaald vanuit de data-opslageenheid.

In het bijzonder zijn de transportmiddelen voorzien van een bestuurbare grijper die door de controle-eenheid wordt 20 bestuurd en waarbij de detectiemiddelen een eerste sensor omvatten die aan de grijper is bevestigd.

Om de logistiek van de bevoorrading van de geneesmiddel-afgifte-automaat verder te verbeteren, is volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding de automaat geladen met 25 tenminste één verwijderbaar rek waaraan een aantal magazijnen losmakelijk zijn verbonden en waarbij de automaat verder is voorzien van tenminste een met de controle-eenheid verbonden rekdetector voor het detecteren van de aanwezigheid van het rek in de automaat.

30 Door een rek met daaraan bevestigd een groot aantal magazijnen in de geneesmiddelafgifte-automaat te schuiven, wordt bereikt dat een zeer groot aantal geneesmiddelen bij de automaat kunnen worden ingebracht. Volgens deze bijzondere uitvoeringsvorm is elk magazijn bij voorkeur geladen met 35 dezelfde voorverpakte geneesmiddelen. De kans dat door de inrichting een verkeerd geneesmiddel wordt geselecteerd is hiermee althans nagenoeg nihil. Het vullen van de magazijnen 1003596 5 kan vooraf immers met grote nauwkeurigheid worden uitgevoerd zonder dat een reële kans aanwezig is dat verschillende soorten geneesmiddelen in één en hetzelfde magazijn worden geladen. Ten aanzien van het afgifteproces van de geneesmid-5 delen, wanneer deze eenmaal in de automaat zijn geladen, kan worden gesteld dat in dit bijzondere geval de magazijnidenti-ficatiecode eveneens een identificatie van het voorgeschreven geneesmiddel met zich brengt omdat elk der magazijnen immers met dezelfde geneesmiddelen is geladen. Omdat de voorverpakte 10 geneesmiddelen zelf ook nog van een geneesmiddelidentificatie-code zijn voorzien, wordt door de automaat in feite een dubbele controle uitgevoerd, die het theoretisch risico van een fout minimaliseert.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de 15 hand van de tekening. Hierin toont:

Figuur IA een lengtedoorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van een magazijn van een geneesmiddelafgifte-automaat overeenkomstig de uitvinding; figuur 1B een dwarsdoorsnede van het magazijn volgens 20 figuur IA; figuur 2A een bovenaanzicht van een aantal magazijnen die losmakelijk met een rek zijn verbonden; figuur 2B een dwarsdoorsnede van het rek met de magazijnen volgens figuur 2A; 25 figuur 3A een schematisch aanzicht van een geneesmiddel afgif te-automaat die is geladen met een aantal rekken en magazijnen volgens figuur 1 en 2; en figuur 3B een aanzicht van een gedeelte van een geneesmiddelafgif te-automaat volgens figuur 3A in de richting van de 30 pijl P van figuur 3A.

In de figuren IA en 1B is een mogelijke uitvoeringsvorm van een magazijn 1 getoond. Het magazijn 1 heeft de vorm van een rechthoekig kokerprofiel met een eerste en tweede open einde 2,4. Het magazijn 1 is geladen met een aantal voorver-35 pakte geneesmiddelen 6.i (i = 1, 2, 3, 4) die zij aan zij in de lengterichting van het magazijn zijn gerangschikt. Elk der voorverpakte geneesmiddelen 6.i is voorzien van een geneesmid- 1003596 6 delidentificatiecode 8.i (i = 1, 2, 3, 4) De geneesmiddelidentificatiecode 8.i geeft aan om wat voor een type geneesmiddel het gaat. In dit voorbeeld zijn de geneesmiddelidentificatie-codes 8.i in de vorm van een barcode op de verpakking van het 5 geneesmiddel 6.i gedrukt. Het magazijn 1 is verder voorzien van een magazijnidentificatiecode 10. In dit voorbeeld bestaat de magazijnidentificatiecode 10 uit een passieve gecodeerde transponder 10 die aan de behuizing 1 van het magazijn is bevestigd. De passieve transponder is van een algemeen bekend 10 type dat een identificatiecode afgeeft wanneer deze in een ondervraagveld wordt gepositioneerd.

Het magazijn 1 is voorts bij de omtreksrand 12 van het eerste open einde 2 voorzien van een aantal verende vingers 14. De verende vingers 14 blokkeren het eerste open einde 2 15 dusdanig dat het voorverpakte geneesmiddel 6.1 niet het magazijn 1 via het open einde 2 kan verlaten zonder dat op het betreffende geneesmiddel een actieve kracht wordt uitgeoefend. De verende vingers 14 zijn in de tekening in hun stabiele positie getoond waarbij ze in het vlak van het eerste open 20 einde 2 liggen. De verende vingers 14 kunnen echter ten opzicht van de binnenzijde van het magazijn naar buiten worden gebogen, zodat een voorverpakt geneesmiddel via het eerste open einde 2 het magazijn kan verlaten.

Evenzo is het magazijn 1 bij de omtreksrand 16 van het 25 tweede open einde 4 voorzien van verende vingers 18 die in een stabiele positie eveneens in het vlak van het tweede open einde 4 liggen. De verende vingers 18 zijn echter dusdanig bevestigd dat deze in de richting van de binnenzijde van het magazijn 1 kunnen worden omgebogen. Hierdoor wordt het 30 mogelijk gemaakt het magazijn 1 via het tweede open einde 4 te laden met voorverpakte geneesmiddelen 6.i. Voor het laden van magazijn 1 kan een voorverpakt geneesmiddel 6.i eenvoudig tegen de verende vingers 18 worden gedrukt in de richting van de binnenzijde van het magazijn. De verende vingers zullen dan 35 meegeven zodat het voorverpakte geneesmiddel via het tweede open einde 4 naar binnen glijdt. Zodra het betreffende voorverpakte geneesmiddel zich geheel in het magazijn 1 1003596 7 bevindt, zullen de verende vingers 18 naar hun stabiele positie terugschieten, zodat het betreffende voorverpakte geneesmiddel, althans via het tweede open einde 4, het magazijn niet langer kan verlaten.

5 Het magazijn 1 is aan zijn onderzijde nog voorzien van bevestigingshaken 20 die kunnen samenwerken met een nog nader te bespreken rek teneinde het betreffende magazijn losmakelijk met het rek te verbinden.

In figuur 2A en 2B is een rek 22 getoond waaraan een 10 aantal magazijnen losmakelijk zijn bevestigd. De magazijnen zijn met referentienummers l.i aangeduid (i = 1, 2, 3, 4). De magazijnen l.i hebben afmetingen die zijn aangepast aan de afmetingen van de voorverpakte geneesmiddelen die zich hierin bevinden. Het rek 22 bestaat in dit voorbeeld uit een vlakke 15 plaat waarin een aantal openingen zijn aangebracht die kunnen samenwerken met de haken 20 van de magazijnen l.i voor het losmakelijk bevestigen van de magazijnen met het rek 22.

In gebruik worden een aantal rekken met magazijnen, zoals getoond in figuur 2, boven elkaar in een kast 24 van een 20 geneesmiddelautomaat 26, zoals getoond in figuur 3A en 3B, geschoven.

De kast 24 bestaat uit een bodemplaat 26, een plafond-plaat 28 en twee opstaande zijwanden 30 en 32. De opstaande zijwanden 30 en 32 zijn elk voorzien van geleidingsrails 34 25 waarin in dit voorbeeld boven elkaar een aantal rekken 22.i (i = 1, 2, ..., 6) is geschoven. De kast 24 is voorts voorzien van een aantal reksensoren 36.i (i = 1, 2, 3 ..., 6) die de aan- of afwezigheid van een rek detecteren. Elke reksensor genereert een signaal dat de aan- of afwezigheid van het

A

30 betreffende rek representeert. Deze genoemde signalen So worden aan een controle-eenheid 38 van de geneesmiddelafgifte-automaat toegevoerd voor verdere verwerking.

De geneesmiddelafgifte-automaat is voorts voorzien van transportmiddelen in de vorm van een bestuurbare grijper-35 inrichting 39. De bestuurbare grijperinrichting 39 is voorzien van een tangvormige grijper 42, die aan een eerste deelarm 44 is bevestigd. De eerste deelarm is via een eerste aandrijfblok 1 0 0 35 96 8 45 roteerbaar rond een horizontale as loodrecht op de lengterichting van de eerste deelarm aan een tweede deelarm 46 verbonden, die zich in verticale richting uitstrekt. Laatst genoemde as is dus evenwijdig aan de in de tekening getoonde 5 X-as. De eerste deelarm is voorts op op zich bekende wijze in zijn lengterichting (de Z-richting wanneer de eerste deelarm horizontaal is gericht) beweegbaar met de tweede deelarm 46 verbonden. De verticale tweede deelarm 46 is op zijn beurt in zijn lengterichting (de Y-richting) beweegbaar met een tweede 10 aandrijfblok 48 verbonden, welke op zijn beurt verschuifbaar (in de X-richting) langs een horizontale as 50 is opgesteld.

De horizontale as bevindt zich ongeveer op de hoogte van de plafondplaat 28 van de kast 24 en is met behulp van een frame 52 vast ten opzichte van de kast 24 opgesteld. Door Λ 15 toevoer van controlesignalen C aan het tweede aandrijfblok 48 kan de tangvormige grijper 42 in de X en Y-richting worden bewogen, zoals dit in de figuur 3A is aangegeven. Voorts kan

A

door toevoer van genoemde controlesignalen C het eerste aandrijfblok 45 worden bestuurd voor het in de Z-richting 20 bewegen van de tangvormige grijper 42. Evenzo kan de eerste

A

deelarm 49 onder toevoer van het controlesignaal C rond de X-as worden geroteerd. Aan de tegenover de zijde van de kast gelegen zijde waar zich het frame 52 bevindt, is een althans nagenoeg identiek frame 52' geplaatst dat eveneens een 25 horizontale as 50', met een daaraan verbonden tweede aandrijfblok 48', een tweede deelarm 46 en een eerste deelarm 44' omvat. Aan de eerste deelarm 44' is echter in plaats van een tangvormige grijper 42 een stootblok 42' bevestigd. Het stootblok 42' kan eveneens onder besturing van genoemde

A

30 controlesignalen C in het X-Y vlak worden bewogen. Tevens kan het stootblok in de Z-richting worden bewogen. Het stootblok 42' en de grijper 42 zijn dusdanig ten opzichte van elkaar uitgelijnd dat wanneer het stootblok 42' dusdanig is gepositioneerd dat deze door beweging in de Z-richting bij het 35 tweede open einde 4 van het magazijn 1 naar binnen kan worden gevoerd, de tangvormige grijper 42 zich tegenover het eerste open einde 2 van het betreffende magazijn bevindt. Hiermee kan 1003596 9 derhalve worden bewerkstelligd dat met behulp van het stootblok 42’ tegen bijvoorbeeld het voorverpakte geneesmiddel 6.4 wordt aangedrukt zodat het voorverpakte geneesmiddel 6.1 bij het eerste open einde 2 naar buiten wordt geschoven.

5 Hierbij zullen uiteraard de verende vingers 14 eveneens van de binnenzijde van het magazijn af naar buiten worden gedrukt. De bestuurbare grijper kan dan het gedeeltelijk naar buiten geschoven geneesmiddel 6.1 vastgrijpen en verder uit het magazijn verwijderen.

10 De geneesmiddelafgifte-automaat is verder nog voorzien van detectiemiddelen in de vorm van een eerste sensor 53 die aan de grijper 42 is bevestigd. De automaat is verder nog voorzien van een tafel 54 waarop een tweede sensor 56 van de detectiemiddelen is aangebracht. Voorts is op de tafel 54 een 15 printer 58 aangebracht. De grijperinrichting 39 wordt in dit voorbeeld ook gebruikt voor het op de tafel transporteren van een geneesmiddel. Dit heeft als voordeel dat de identiteit, positie en oriëntatie van het geneesmiddele dat uit het rek is genomen altijd met zekerheid bekend is zo lang de grijper het 20 geneesmiddel niet los laat. Natuurlijk kan het geneesmiddel op de tafel eveneens worden getransporteerd met een in de tekening schematisch met een pijl 40 aangegeven transporteenheid 40. Dit heeft echter niet de voorkeur. De eerste sensor 53

A

geeft een signaal Si af dat aan de controle-eenheid 38 wordt

A

25 toegevoerd. De tweede sensor 56 geeft een signaal S2 af dat eveneens aan de controle-eenheid 38 wordt toegevoerd. De

A

printer wordt bestuurd door een signaal P dat door de controle-eenheid 38 wordt gegenereerd.

De controle-eenheid 38 is verder nog voorzien van een 30 data-opslageenheid 60 waarin de magazijnidentificatiecodes van de magazijnen, die zich in de kast 24 bevinden alsmede de geneesmiddelidentificatiecodes van de geneesmiddelen die zich in de betreffende magazijnen bevinden, zijn opgeslagen. Voorts is hier de positie van de magazijnen in de automaat, dat wil 35 zeggen, in de kast 24 opgeslagen.

De werking van het systeem is als volgt. Een receptsig-

A

naai R wordt aan de controle-eenheid 38 toegevoerd. Dit 1 0 0 35 96 10 receptsignaal omvat informatie over tenminste één voorgeschreven geneesmiddel voor een patiënt. Het receptsignaal is bijvoorbeeld elders gegenereerd. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd met behulp van een invoereenheid 62 die door 5 een arts wordt bediend. Het is echter eveneens mogelijk dat een patiënt zelf bij een invoereenheid 62 een geneesmiddel invoert waarna vervolgens door de invoereenheid 62 een receptsignaal wordt gegenereerd dat aan de controle-eenheid 38 wordt toegevoerd. Natuurlijk kan de invoereenheid eveneens 10 deel uit maken van de geneesmiddelafgifte-automaat. De invoereenheid kan bestaan uit een kaartlezer die een chipcard waarop een recept staat kan uitlezen voor het verkrijgen van het receptsignaal. Dit recept kan door een arts op de chipcard zijn ingelezen. In het bijzonder kan de arts aanvullend het 15 receptsignaal eveneens on-line aan de afgifte-automaat toevoeren. De controle-eenheid kan dan controleren of het recept van de chipcard overeenkomt met het recept dat on-line werd toegevoerd. Zeker wanneer deze gegevens met elkaar overeenkomen loopt de procedure voor het afgeven van het 20 geneesmiddel verder zoals hierna is omschreven.

De controle-eenheid 38 bepaalt aan de hand van het receptsignaal de geneesmiddelidentificatiecode van het voorgeschreven geneesmiddel. Voorts wordt vanuit de data-opslageenheid 60 de positie van het magazijn, waarin het door 25 het receptsignaal gerepresenteerde geneesmiddel is opgeslagen bepaald. Wanneer deze positie is bepaald, genereert de

A

controle-eenheid 38 controlesignalen C. Deze controlesignalen zorgen ervoor dat het tweede aandrijfblok 48 en het eerste aandrijfblok 45 dusdanig worden aangestuurd dat de tangvormige 30 grijper 42 naar het eerste open einde 2 van het betreffende magazijn wordt bewogen. Tegelijkertijd worden het eerste aandrijfblok 45' en het tweede aandrijfblok 48' van het frame 52' dusdanig aangestuurd dat het stootblok 42' naar het tweede open einde 4 van hetzelfde magazijn wordt bewogen.

35 De eerste sensor 53 detecteert vervolgens de magazijn- identificatiecode van het magazijn waar het naar toe is bewogen. Deze magazijnidentificatiecode wordt via het signaal 1003596 11 Λ

Si aan de controle-eenheid 38 toegevoerd. De controle-eenheid controleert of de door de eerste sensor 53 gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode van het met de tangvormige grijper 42 geselecteerde geneesmiddel overeenkomt met de 5 geneesmiddelidentif icatiecode die voor het betreffende magazijn aan de hand van het receptsignaal is bepaald vanuit de data-opslageenheid 60. Wanneer het door de detectiemiddelen op de genoemde plaats gedetecteerde magazijnidentificatiecode, dat wil zeggen, de identificatiecode van het magazijn dat door 10 de tangvormige grijper is geselecteerd, overeenkomt met de magazijnidentificatiecode die voor de betreffende plaats vanuit de data-opslageenheid is bepaald, stuurt de controle-eenheid het eerste aandrijfblok 45' dusdanig aan, dat het stootblok 42' via het tweede open einde 4 van het geselec-15 teerde magazijn naar binnen wordt gedreven. Zoals hiervoor omschreven wordt op deze wijze het geneesmiddel 6.1 bij het eerste open einde 2 van het geselecteerde magazijn naar buiten gedrukt. Tegelijkertijd stuurt de controle-eenheid 38 de grijper 42 dusdanig aan dat deze het gedeeltelijk naar buiten 20 geschoven geneesmiddel vastgrijpt voor het transporteren van het geneesmiddel uit het geselecteerde magazijn naar de tweede sensor 56. Hiertoe wordt de tangvormige grijper met behulp van het eerste aandrijfblok 45 rond de X-as geroteerd, zodat de tangvormige grijper in de richting van de tafel 54 kan worden 25 bewogen. Het geselecteerde geneesmiddel wordt aldus op de tafel 54 gepositioneerd. Met behulp van de tweede sensor 56 wordt vervolgens de geneesmiddelidentificatiecode van het betreffende geneesmiddel bepaald. De identificatiecode van het geneesmiddel dat zich op de tafel 54 bevindt, wordt via een

A

30 signaal S2 aan de controle-eenheid 38 toegevoerd. De controle-eenheid 38 controleert of de gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode overeenkomt met de voor het betreffende magazijn vanuit de data-opslagmiddelen bepaalde geneesmiddelidentificatiecode. Indien dit het geval is stuurt de controle-35 eenheid de grijperinrichting 39 dusdanig aan dat het betreffende geneesmiddel verder wordt getransporteerd naar de 1 0 035 96 12 printer 58. De printer 58 voorziet het geneesmiddel van een opschrift dat bijvoorbeeld het geneesmiddel, de dosering .en in het bijzonder de naam van de patiënt omvat. Dit opschrift kan bijvoorbeeld op een etiket voor het vrij te geven geneesmiddel 5 wordt geprint. Hierna stuurt de controle-eenheid de grijper-inrichting 39 aan voor het verder transporteren en hiermee vrijgeven van het betreffende geneesmiddel.

In het bijzonder genereert de controle-eenheid 38 een alarmsignaal wanneer het door de eerste sensor 53 op de 10 genoemde plaats gedetecteerde magazijnidentificatiecode niet overeenkomt met de magazijnidentificatiecode die voor de betreffende plaats vanuit de data-opslageenheid is bepaald. In dat geval kan bijvoorbeeld een deskundige direct controleren wat de oorzaak van de fout is. Uit het betreffende magazijn 15 zal dan geen geneesmiddel worden weggenomen. Voorts kan de controle-eenheid 38 dusdanig zijn ingericht dat het uit het betreffende magazijn wegnemen van geneesmiddelen verder wordt geblokkeerd totdat een deskundige de zaak heeft bekeken en de controle-eenheid via een ingang 64 van de controle-eenheid 20 heeft gereset. Ook kan de controle-eenheid 38 dusdanig zijn ingericht dat niet alleen het magazijn waarvan de magazijnidentificatiecode niet klopt niet langer wordt gebruikt, maar tevens alle andere magazijnen die op hetzelfde rek zijn bevestigd.

25 Een andere foutmelding kan zich voordoen wanneer de door de tweede sensor 56 gedetecteerde geneesmiddelidentificatie-code niet overeenkomt met de geneesmiddelidentificatiecode die vanuit de data-opslageenheid 60 is bepaald. Ook in dat geval kan een alarmsignaal worden afgegeven. De controle-eenheid 30 stuurt vervolgens de tangvormige grijper 42 dusdanig aan dat het geneesmiddel, dat zich inmiddels al op de tafel 54 bevindt, weer van de tafel 54 wordt opgepakt en op een plaats, die in de tekening schematisch met 66 is aangeduid, wordt gepositioneerd. Het betreffende geneesmiddel wordt derhalve 35 niet aan een patiënt vrijgegeven. De controle-eenheid zal bij voorkeur het verder selecteren en transporteren van geneesmiddelen uit het magazijn van waaruit het geneesmiddel 1 0 0 35 96 13 is getransporteerd dat een alarmsignaal veroorzaakte, blokkeren. In het bijzonder wordt het gebruik van het gehele rek, waar het betreffende geneesmiddel vandaan kwam, verder geblokkeerd totdat een deskundige de oorzaak van de fout heeft 5 vastgesteld en via de ingang 64 van de controle-eenheid 38 het systeem heeft gereset.

Wanneer een geneesmiddel, zoals hiervoor omschreven, uit een magazijn is verwijderd, wordt dit in de data-opslageenheid 60 geregistreerd. Op deze wijze is op elk moment bij de data-10 opslageenheid 60 bekend welke magazijnen met welke geneesmiddelen zijn geladen.

De controle-eenheid 38 is verder nog voorzien van invoer-middelen, in dit voorbeeld de ingang 64 voor het initiëren van de data-opslageenheid 60 (door het laden van de data-opslag-15 eenheid met data), wanneer de automaat met een nieuw rek wordt geladen. Bij de onderhavige uitvoeringsvorm wordt een en ander als volgt uitgevoerd. Bij een producent van geneesmiddelen of een groothandel worden magazijnen met voorafbepaalde geneesmiddelen gevuld. Deze magazijnen worden op een rek 20 geplaatst. De geneesmiddelidentificatiecodes en de magazijn-identificatiecodes van het rek worden bijvoorbeeld op een diskette geregistreerd. De diskette wordt tezamen met het rek afgeleverd bij de automaat. De inhoud van de diskette wordt met behulp van een invoereenheid 68 gelezen en opgeslagen in 25 de data-opslageenheid 60. Het gebruik van een diskette kan eveneens achterwege blijven indien de geneesidentificatiecodes en de magazijnidentificatiecodes on-line, bijvoorbeeld vanuit een groothandel aan de data-opslageenheid 60 worden toegevoerd. Aldus is bij de data-opslageenheid 60 de 30 magazijnidentificatiecodes, de geneesmiddelidentificatiecodes alsmede de positie van de diverse geneesmiddelen in de magazijnen opgeslagen. Van elk geneesmiddel is derhalve bekend in welk magazijn het zich bevindt. Indien een magazijn met verschillende soorten geneesmiddelen is geladen, wordt 35 bovendien de volgorde van de geneesmiddelen binnen een magazijn opgeslagen. Uiteraard betekent dit dat deze informatie vooraf op de diskette is geregistreerd. Indien 1 0 0 35 96 14 daarentegen een magazijn met identieke geneesmiddelen is geladen, wordt in de opslageenheid het aantal van de identieke voorverpakte geneesmiddelen, die zich in het betreffende magazijn bevinden, geregistreerd. Een gebruiker die het rek in 5 de kast 24 gaat installeren, geeft via invoereenheid 68 tevens aan op welke positie binnen de kast hij van plan is het rek te gaan installeren. Een en ander brengt met zich dat op deze wijze de positie van de magazijnen en de bijbehorende geneesmiddelen in de kast 24 precies bekend is. Vervolgens 10 schuift een gebruiker het betreffende rek op de plaats die hij hiervoor heeft uitgekozen. De betreffende reksensor 36.i registreert vervolgens wanneer het rek is ingeschoven en geeft

A

een signaal S2 af aan de controle-eenheid 38. Indien blijkt dat het rek op een andere positie in de kast wordt geschoven 15 dan via de invoereenheid 68 was aangegeven, zal de controle-eenheid 38 een alarmsignaal afgeven. Het rek kan dan worden verwijderd om op de juiste positie opnieuw te worden ingeschoven. Uiteraard is het ook mogelijk om via de invoereenheid 68 een nieuwe, dat wil zeggen, actuele positie van het 20 rek in te voeren. Wanneer de actuele positie van het rek uiteindelijk overeenkomt met de positie van het rek binnen de kast zoals dit is opgeslagen in de data-opslageenheid 60 stuurt de controle-eenheid het eerste en tweede aandrijfblok 45, 48 dusdanig aan dat de eerste sensor 53 achtereenvolgens 25 naar de magazijnen van het betreffende rek wordt bewogen. De eerste sensor 53 leest dan successievelijk de magazijniden-tificatiecodes van het betreffende rek. Deze identificatiecodes worden aan de controle-eenheid 38 toegevoerd. De controle-eenheid 38 controleert of de gedetecteerde magazijn-30 identificatiecodes overeenkomen met de magazijnidentificatiecodes die door middel van de invoereenheid 68 zijn ingevoerd. Indien de gegevens met elkaar overeenstemmen, wordt het rek vrijgegeven voor gebruik, dat wil zeggen, dat patiënten de mogelijkheid hebben om geneesmiddelen van het rek af te nemen. 35 Indien blijkt dat één of meer van de gedetecteerde magazijnidentif icatiecodes niet overeenkomen met de magazijnidenti-ficatiecodes die in de opslageenheid zijn opgeslagen, wordt 1 0 035 96 15 wederom een alarmsignaal afgegeven zodat het rek kan worden gecontroleerd. De controle-eenheid 38 blokkeert dan voor een patiënt de mogelijkheid om geneesmiddelen uit het betreffende rek te verkrijgen. In de praktijk zal het betreffende rek uit 5 de automaat worden verwijderd om te worden gecontroleerd.

Nadat eventuele fouten zijn hersteld, kan het rek opnieuw worden ingeschoven en kan de initialisatieprocedure opnieuw worden doorlopen zoals deze hiervoor is omschreven. Pas wanneer de gedetecteerde en de via de invoereenheid 68 10 ingevoerde gegevens met elkaar in overeenstemming zijn, wordt het rek vrijgegeven voor gebruik.

In het bijzonder is de automaat verder nog voorzien van middelen voor het vaststellen van de identiteit van een patiënt. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de automaat hiervoor 15 voorzien van een kaartlezer 70 voor het lezen van een identiteitspas van een patiënt. In het receptsignaal is in dat geval tevens de identiteit van een patiënt opgenomen. Een patiënt die zich naar de automaat begeeft, steekt zijn kaart in de kaartlezer 66. De kaartlezer bepaalt de identiteit I van de 20 patiënt en voert deze aan de controle-eenheid 38 toe. De controle-eenheid 38 vergelijkt de identiteit van de patiënt met de identiteit van de patiënt die is opgenomen in het receptsignaal dat bijvoorbeeld door middel van de invoereenheid 62 door de arts is ingevoerd. Wanneer beide identi-25 teiten met elkaar overeenkomen, wordt de hiervoor genoemde procedure voor het selecteren en afgeven van een geneesmiddel in werking gesteld.

Uiteraard is het eveneens mogelijk dat achtereenvolgens een aantal receptsignalen, die een identiteit van een patiënt 30 omvatten, aan de controle-eenheid 38 worden toegevoerd. Deze receptsignalen kunnen bijvoorbeeld afkomstig zijn van een aantal verschillende artsen die elk een invoereenheid 62, die met de controle-eenheid 38 is verbonden, tot hun beschikking hebben. De betreffende receptsignalen worden in afwachting van 35 de komst van de patiënt opgeslagen in de data-opslageenheid 60. Wanneer een patiënt zich vervolgens bij de afgifte-automaat voor het verkrijgen van zijn geneesmiddel vervoegt, 1003596 16 dient hij zich allereerst te identificeren door middel van zijn identiteitskaart. Wanneer de identiteitskaart met behulp van de kaartlezer 70 is gelezen, wordt deze aan de controle-eenheid 38 toegevoerd. De controle-eenheid 38 selecteert dan 5 uit de data-opslageenheid het recept of de receptsignalen die de identiteit van de betreffende patiënt omvatten. Hierna treedt de hiervoor beschreven procedure in werking voor het afgeven van de geneesmiddelen aan de patiënt.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor 10 beschreven uitvoeringsvorm. Zo is het mogelijk dat in plaats van één kast een aantal kasten naast elkaar zijn gepositioneerd. Deze kasten kunnen dan met één of meer tangvormige grijpers worden benaderd. Ook is het denkbaar dat de geneesmiddelen vanuit het rek naar de tafel worden getransporteerd 15 door middel van transtportbanden. Deze transportbanden bevinden zich bijvoorbeeld vlak onder een rek zodat wanneer door middel van een stootblok 42' een voorverpakt geneesmiddel uit een magazijn wordt geschoven het betreffende geneesmiddel op de transportband valt. Het transportbandsysteem is dan 20 dusdanig ingericht dat deze het geneesmiddel naar de tafel 54 transporteert voor het verdere verwerken hiervan. Het afgeven van een geneesmiddel door de automaat impliceert niet altijd dat het genéesmiddel direct aan de patiënt wordt afgegeven.

Het is tevens mogelijk dat het geneesmiddel in een bak wordt 25 gedeponeerd. In deze bak kunnen eventueel ook nog andere geneesmiddelen voor dezelfde patiënt worden gedeponeerd. De bak zelf kan zijn voorzien van een bakidentificatiecode en kan dan verder worden getransporteerd naar de patiënt. Aan de hand van de bakidentificaciecode kan dein eventueel automatisch 30 worden gecontroleerd of het juiste geneesmiddel of de juiste geneesmiddelen aan de juiste patiënt worden afgegeven. Ook kunnen op deze wijze geneesmiddelen aan andere personen of instellingen zijnde niet patiënten worden afgegeven.

Dergelijke varianten worden alle geacht binnen het kader 35 van de uitvinding te vallen.

1003596

Claims

1. Geneesmiddelafgifte-automaat voor het automatisch afgeven van tenminste een voorverpakt geneesmiddel in responsie op een aan de automaat toegevoerd receptsignaal dat informatie omvat over tenminste een voorgeschreven geneesmiddel waarbij de 5 automaat is voorzien van: - tenminste een magazijn dat in gebruik met voorverpakte geneesmiddelen is gevuld waarbij de geneesmiddelen elk zijn voorzien van een geneesmiddelidentificatiecode; - transportmiddelen voor het selecteren van een voorverpakt 10 geneesmiddel uit het magazijn en voor het vervolgens uit het magazijn transporteren vein het geselecteerde geneesmiddel; - detectiemiddelen voor het detecteren vein een geneesmiddelidentificatiecode van een geneesmiddel; en - een controle-eenheid voor het in responsie op het 15 receptsignaal en het met behulp van de detectiemiddelen gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode besturen van de transportmiddelen, met het kenmerk, dat het tenminste ene magazijn verwijderbaar uit de automaat is uitgevoerd en is voorzien van een door de detectiemiddelen detecteerbare 20 magazijnidentificatiecode waarbij, in gebruik, de detectiemiddelen de magazijnidentificatiecode van het tenminste ene magazijn detecteren en toevoeren aan de controle-eenheid voor verdere verwerking.

2. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 1, met het 25 kenmerk, dat de controle-eenheid is voorzien van een data- opslageenheid waarin de magazijnidentificatiecode van het tenminste ene magazijn, de geneesmiddelidentificatiecode van de geneesmiddelen waarmee het magazijn is gevuld en de positie van het magazijn in de automaat is opgeslagen waarbij de 30 controle-eenheid aan de hand van het receptsignaal: - de geneesmiddelidentificatiecode van het voorgeschreven geneesmiddel bepaalt; - vanuit de data-opslageenheid de positie bepaalt van het magazijn waarin het door het receptsignaal gerepresenteerde 35 geneesmiddel is opgeslagen; 1 0 0 35 96 - controleert of de door de detectiemiddelen op de genoemde plaats gedetecteerde magazijnidentificatiecode overeenkomt met de magazijnidentificatiecode die voor de betreffende positie is bepaald vanuit de data-opslageenheid; en 5 waarbij met behulp van de detectiemid delen controleert of de door de detectiemiddelen gedetecteerde geneesmiddel-identificatiecode van het met de transportmiddelen geselecteerde geneesmiddel overeenkomt met de geneesmiddel-identificatiecode die voor het betreffende magazijn is 10 bepaald vanuit de data-opslageenheid.

3. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de controle-eenheid alleen dan de transportmiddelen aanstuurt voor het afgeven van het geselecteerde geneesmiddel wanneer de gedetecteerde geneesmiddelidentifica- 15 tiecode en de gedetecteerde magazijnidentificatiecode respectievelijk overeenkomen met de geneesmiddelidentificatiecode en de magazijnidentificatiecode die vanuit de data-opslageenheid zijn bepaald.

4. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 2 of 3, 20 met het kenmerk, dat de transportmiddelen zijn voorzien van een bestuurbare grijper die door de controle-eenheid wordt bestuurd en waarbij de detectiemiddelen een eerste sensor omvatten die aan de grijper is bevestigd.

5. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 4, met het 25 kenmerk, dat de detectiemiddelen voorts een tweede sensor omvatten waarbij de controle-eenheid in gebruik: - aan de hand van het receptsignaal de grijper naar de vanuit de data-opslageenheid verkregen positie van het magazijn stuurt; 30. met behulp van de eerste sensor de magazijnidentificatiecode detecteert van het magazijn dat zich op de positie van de grijper bevindt; - controleert of de gedetecteerde magazijnidentificatiecode overeenkomt met de voor de betreffende positie in de data- 35 opslageenheid opgeslagen magazijnidentificatiecode; - de grijper stuurt voor het transporteren van het geneesmiddel uit het magazijn naar de tweede sensor indien de 1 0 035 96 gedetecteerde magazijnidentificatiecode overeenkomt met de in de data-opslagruimte opgeslagen magazijnidentificatiecode ; - met behulp van de tweede sensor de geneesmiddel- 5 identificatiecode detecteert van het geneesmiddel; en - de grijper stuurt voor het verder transporteren van het geneesmiddel voor het afgeven van het geneesmiddel indien de gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode overeenkomt met de voor het betreffende magazijn in de data-opslagmiddelen 10 opgeslagen geneesmiddelidentificatiecode.

6. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de controle-eenheid een alarmsignaal genereert wanneer de door de detectiemiddelen op de genoemde plaats gedetecteerde magazijnidentificatiecode 15 niet overeenkomt met de magazijnidentificatiecode die voor de betreffende plaats in de data-opslageenheid is opgeslagen.

7. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de controle-eenheid een alarmsignaal genereert wanneer de door de detectiemiddelen 20 gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode van het geselecteerde geneesmiddel niet overeenkomt met de geneesmiddelidentificatiecode die voor het betreffende magazijn in de data-opslageenheid is opgeslagen.

8. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande 25 conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de controle-eenheid een geneesmiddel niet afgeeft wanneer de door de detectiemiddelen gedetecteerde geneesmiddelidentificatiecode van het geselecteerde geneesmiddel niet overeenkomt met de geneesmiddelidentificatiecode die voor het betreffende magazijn in de 30 data-opslageenheid is opgeslagen.

9. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de automaat voorts is voorzien van een printer welke bijvoorbeeld aan de hand van het receptsignaal de naam van een patiënt, het geneesmiddel en 35 de dosering van het geneesmiddel op een etiket voor het vrij te geven geselecteerde geneesmiddel print. 1003596

10. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de automaat is geladen met tenminste een verwijderbaar rek waaraan een aantal magazijnen losmakelijk zijn verbonden en waarbij de automaat verder is 5 voorzien van tenminste een met de controle-eenheid verbonden rekdetector voor het detecteren van de aanwezigheid van het rek in de automaat.

11. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de automaat is voorzien van invoermiddelen 10 voor het bij de controle-eenheid invoeren van informatie over de magazijnidentificatiecodes van magazijnen die zijn bevestigd aan een nieuw bij de automaat in te brengen rek en de hierbij behorende posities van de magazijnen in het rek.

12. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 10 of 11, 15 met het kenmerk, dat de controle-eenheid, wanneer door middel van de rekdetector wordt gedetecteerd dat een rek in de automaat wordt geschoven met behulp van de detectiemiddelen de magazijnidentificatiecodes en de hierbij behorende posities van de magazijnen met behulp van de detectiemiddelen 20 detecteert.

13. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusies 11 en 12, met het kenmerk, dat de controle-eenheid de met behulp van de detectiemiddelen gedetecteerde magazijnidentificatiecodes en bijbehorende posities vergelijkt met de via de invoermiddelen 25 ingevoerde informatie over de magazijnidentificatiecodes en de bijbehorende posities.

14. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de controle-eenheid een alarmsignaal genereert wanneer de door de controle-eenheid uitgevoerde 30 vergelijking een verschil oplevert.

15. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de automaat verder is voorzien van middelen voor het vaststellen van de identiteit van een patiënt waarbij de controle-eenheid de identiteit van 35 de patiënt vergelijkt met de identiteit van een patiënt die is opgenomen in het receptsignaal. 1 0 0 35 96

16. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het magazijn is gevuld met een aantal identieke voorverpakte geneesmiddelen.

17. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de geneesmiddelafgifte- automaat is voorzien van een kaartlezer die een chipcard, waarin een recept is opgeslagen, kan uitlezen voor het verkrijgen van het receptsignaal.

18. Geneesmiddelafgifte-automaat volgens een der voorgaande 10 conclusies 1-15 die niet gevuld is met een of meer magazijnen. 1 0 0 35 96