<Desc/Clms Page number 1>
"Inrichting voor het sorteren van munten en dergelijke".
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het sorteren van muntstukken en dergelijke, waarbij deze inrichting bedoeld is om hoofdzakelijk gebruikt te worden op plaatsen waar regelmatig, zelfs dagelijks, geldstukken moeten gesorteerd en al dan niet geteld en verpakt worden, doch waarbij de hoeveelheden niet uitzonderlijk groot zijn.
Een eerste toepassing voor zulke sorteerinrichting is bij- voorbeeld in kleine banken en/of onderbanken, waar de hoeveelheid muntstukken tot op heden nog stuk na stuk wordt geteld en gesor- teerd.
<Desc/Clms Page number 2>
Andere toepassingen kunnen bijvoorbeeld gezien worden in speelhuizen: bij omhalingen, al dan niet in godsdienstig verband, en dergelijke, waarbij er nagenoeg geen kontrole is op het bedrag dat moet geteld worden.
Door gebruik te maken van een inrichting volgens de uitvin- ding bekomt men dat de totale som die moet behandeld worden, door de eigenlijke bestemmeling of diens volmachtdrager zelf kan gesor- teerd en geteld worden, waardoor bedrog volkomen wordt uitgeslo- ten.
Dit is zeer belangrijk wanneer men te maken heeft met gel- den waarvan de totale waarde, zelfs bij benadering, niet te schatten is.
Het is vanzelfsprekend dat er nog ontelbare andere toe- passingen zijn waar zulke sorteerinrichting kan gebruikt worden.
De sorteerinrichting volgens de uitvinding is zeer eenvou- dig van konstruktie zodat zij uiterst bedrijfszeker is. Verder is zij zeer gemakkelijk te bedienen, zodanig dat iedereen haar kan gebruiken, zonder dat bijzondere kennis noodzakelijk is.
Tenslotte is de voornoemde nieuwe sorteerinrichting zoda- nig opgevat en gekonstueerd dat verstoppingen volledig zijn uit- gesloten.
De sorteerinrichting volgens de uitvinding bestaat hoofd- zakelijk in de kombinatie van een stortplaats voor de te sorteren muntstukken en middelen die in deze stortplaats bewegen en die de muntstukken of dergelijke ieder afzonderlijk meenemen en hen op een gemeenschappelijke hellende glijbaan brengen, waarbij de bodem van deze glijbaan opeenvolgend voorzien is van steeds breder wordende langwerpige uitsparingen die ieder een breedte vertonen die enigszins groter is dan de doormeter van een gangbaar munt- stuk en waarbij onder de voornoemde uitsparingen opvangtrechters zijn voorzien die enerzijds de muntstukken geleiden en die ander- zijds opstoppingen vermijden.
<Desc/Clms Page number 3>
Teneinde de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te topen is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven.met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin; figuur 1 een voorzicht is van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een bovenzicht is van figuur 1; figuur 3 een zicht is volgens pijl F3 van figuur 1; figuur 4 een zicht is volgens pijl F4 van figuur 3; figuren 5 en 6, respektievelijk doorsneden zijn volgens de lijnen V-V en VI-VI van figuur 4; figuren 7, 8, 9, 10, 11 en 12, respektievelijk doorsneden zijn volgens de lijnen VII-VII, VIII-VIII, IX-IX, X-X, XI-XI en XII-XII van figuur 1; figuur 13 een doorsnede is volgens lijn XIII-XIII van figuur 2 ; figuur 14 een zicht is volgens pijl F14 van figuur 10, voor . wat betreft een vangtrechter; figuur 15 een bovenzicht is van figuur 14;
figuren 16, 17, 18, 19 en 20 doorsneden zijn, respektievelijk volgens de lijnen XVI-XVI-, XVII-XVII, XVIII-XVIII, XIX-XIX en XX-XX van figuur 14.
In deze uitvoeringsvorm bestaat de inrichting volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een eigenlijk steungeraamte 1 dat op iedere geschikte steun, tafel, kast of dergelijke kan bevea- tigd worden en waarvan het bovenvlak gevormd is door een plaat 2 die onder een hoek van ongeveer 45 met de horizontale voorzien is.
Het bovenvlak der voornoemde plaat ¯2 is voorzien van een opstaand gedeelte µ dat als het ware een bak vormt met als bodem de voornoemde plaat 2, waarbij deze bak als stortplaats voor de te sorteren, respektievelijk te tellen en/of te verpakken munten ,
<Desc/Clms Page number 4>
zal gebruikt worden.
Op de voorwand van de voornoemde bak en op een welbepaalde afstand van de voornoemde plaat 2 is een plaatje 4 voorzien, dat als doel heeft te vermijden dat geldstukken rechtop blijven staan en waardoor dus bekomen wordt dat de geldstukken steeds evenwijdig komen te liggen aan de voornoemde plaat 2.
Op de voornoemde plaat 2 is verder een schijf 2 voorzien, waarbij deze schijf naar haar omtrek voorzien is van uitkepingen 6 die een zodanige breedte vertonen dat zij enigszins groter zijn dan een geldstuk van twintig frank, doch kleiner dan twee maal de doormeter van geldstukjes van twintig centiemen. De schijt 2 is bevestigd op een craaispil 7 die op geschikte wijze gelagerd is, respektievelijk bevestigd is met de voornoemde plaat 2 en waarbij deze spil 1 naar boven toe verlengd is en aldaar voorzien is van een omgebogen gedeelte 8 dat zelf verlengd is door een nogmaals omgebogen gedeelte 9 waarop een draaiorgaan 10 is aan- gebracht.
Een der hoeken van het voornoemd steungeraamte 1 is verlengd door een plaat 11 waarvan de bovenrand een hoek vormt van onge- veer 45 met de horizontale. Deze plaat is zodanig aangebracht dat er bepaalde muntsoorten vòòr deze plaat worden gebracht en andere er achter, zodat men -- zowel veer als achter deze plaat een maximum aan ruimte krijgt om de recipiënten te verwisselen enz.
Boven de voornoemde plaat 11 is een L-vormig element 12 voorzien, waarvan de naar vòòr gekeerde flens zodanig geplaatst is dat zij gedeeltelijk onder de voornoemde schijt 2 is gelegen en waarbij de voorste flens van dit element 12, tegenover de voornoemde schijt 5, voorzien is van een verhoging 13 en onder de voornoemde schijf eveneens van een over de ganse lengte doorlopende verhoging 14 waarvan de dikte gelijk is aan deze van de voornoemde verhoging 13, Juist voorbij de voornoemde schijf 5 zijn in de voorste flens van het L-vormig element 12 uitsparingen
<Desc/Clms Page number 5>
voorzien, respektievelijk 15-16-17-18 en 19, waarbij deze uitspa- ringen respectievelijk bestemd zijn om geldstukken door te laten van twintig centiemen, vijftig centiemen, één frank,
vijf frank. en vijf en twintig centiemen, waarbij grotere muntstukken, j zoals de stukken van twintig frank, gewoon uit de glijbaan lopen en daar in een geschikt recipiënt worden opgevangen.
Op de voornoemde flens van het element 12, zijn twee schroeft draadstangen. respektievelijk 20 en 21 voorzien, waarbij deze schroefdraadstangetjes kunnen samenwerken met vleugelmoeren. respektievelijk 22-23, die dienen om een plaat 24 te verbinden met het voornoemd L-vormig element 12. Het bovenvhk van de voornoem- de plaat 24 heeft als doel te vermijden dat de geldstukken die in de gleuf worden gebracht gevormd tussen de verdikkingen 13 en 14, uit de gleuf zouden vliegen.
Een tweede zekerheid om te bekomen dat de geldstukken enigszins worden afgeremd en in hun juiste gleuf terecht komen is gevormd door een strip elastisch materiaal, meer bijzonder veerstaal, 25 dat voorzien is aan de binnenzijde van het boven- ste gedeelte der plaat 24.
De verschillende uitsparingen, respektiveelijk 15 tot 19, zijn van elkaar afgescheiden door geschikte tussenwanden, waarbij deze wanden zodanig zijn aangebracht, ten opzichte van de voor- noemde plaat 11 dat zij de overeenstemmende muntstukken hetzij naar de voorzijde van de inrichting voeren, hetzij naar de achterzijde. In dit geval worden enkel de muntstukken van één frank en vijf frank naar vòòr gevoerd, terwijl al de andere muntstukken naar de achterzijde van de inrichting worden gevoerd.
De muntstukken die doorheen één der openingen 15-16 of 19 gaan worden ieder apart achter de inrichting geleid, alwaar schematisch door 26 aangeduide bakjes kunnen geplaatst worden die iedere soort muntstukken opvangen.
De muntstukken van één frank en vijf frank worden naar
<Desc/Clms Page number 6>
vòòr gevoerd, waarbij onder iedere opening waarin deze geldstuk- ken vallen een vangtrechter is voorzien zoals weergegeven in de figuren 14 tot 20.
In deze uitvoeringbestaat de vangtreohter, die vanzelfspre- kend eveneens kan vervangen worden door om het even welk reel- pint waarin geldstukken worden opgevangen, uit een gedeelte 27 dat vast bevestigd is tegen de voornoemde plaat 11 en een gedeel- te 28 dat een hoogte vertoont die aanzienlijk kleiner is dan de hoogte van het voornoemd gedeelte 27 en waarbij deze twee delen met elkaar verbonden zijn door een scharnierkonstruktie, res- pektievelijk 29-30, waarbij ieder der voornoemde scharnierkon- strukties hoofdzakelijk gevormd is door een latje, respektieve- lijk 31-32,
en waarbij dit latje naar één uiteinde vast verbonden is met het voornoemd gedeelte 28 en naar het ander uiteinde acharnierbaar verbonden is met het voornoemd gedeelte 27,
In de samengevoegde delen 27-28 is een konisch gat 33 voorzien waarvan de onderste doormeter d ofwel overeenstemt met de doormeter van een één frankstuk, ofwel overeenstemt met de doormeter van een vijffrankstuk, of met een andere geldsoort die met de trechter zou moeten samenwerken.
Op een welbepaalde hoogte is het voornoemd gedeelte 27 nog voorzien van een beugel 34 die in een veerkrachtig elastisch materiaal is uitgevoerd en die als doel heeft te vermijden dat de recipiënten wegspringen wanneer het geld erin valt.
Met het doel de geldstukken van, in dit geval, één frank en vijf frank automatisch te kunnen tellen overpakken kan in de voornoemde beugel 34 een cilindrisch buisje ±µ aangebracht worden, waarvan de doormeter overeenstemt met de voornoemde doormeter d, hetzij dus met de doormeter van één frankstukken of met de doorme- ter van vijffrankstukken, en waarvan de hoogte zodanig is dat een welbepaald aantal één frankstukken, respektievelijk vijffrankstuk- ken, in het alzo gevormd buisvormig recipiënt kan aangebracht
<Desc/Clms Page number 7>
worden, zodat een zeer eenvoudige telling wordt bekomen. Inder- daad volstaat het de hoogte van de voornoemde buisvormige reci- piënten 35 zodanig te nemen dat zij een veelvoud vormen van de dikte van de overeenstemmende geldstukken.
Het is vanzelfsprekend dat voor ieder soort geldstukken zulke vangtrechter kan voorzien worden. Het in enkel met het inzicht de tekeningen niet te ingewikkeld te maken dat zulke inrichting slechts voorzien is voor de geldstukken van één en vijf frank.
Het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding is uiterst eenvoudig en als volgt,
Een te tellen hoeveelheid geld wordt in de voornoemde strotruimte 3 geplaatst, waarbij het element 4 er voor zorgt dat geen enkel geldstuk rechtop blij!;. staan. Vervolgens wordt de schijf 2 in de richting gedraaid van de wijzers van een uur- werk, waarbij in ieder der voornoemde uithollingen 2 een geldstuk komt te liggen dat automatisch mee naar boven wordt gevoerd en alzo terecht komt op de voorste flens van het voornoemd L-vormig element 12 en meer speciaal tussen de verhogingen 13 en 14 die op dit element zijn aangebracht.
De alzo op het element 12 geplaatste geldstukken glijden, door de helling zelf van het voornoemd element 12. automatisch naar omlaag en vallen, eveneens automatisch, in de opening die groter is dan hun doormeter.
Daar door de snelheid van het draaien de geldstukken een zekere snelheid hebben verregen is, zoals reeds voorafgaandelijk is uitgelegd, de voornoemde plaat 24 voorzien die op haar beurt voorzien is van een strip elastisch materiaal 25. De plaat 24 er zorgt/enerzijds voor dat de geldstukken steeds tussen deze laatste en het element 12 bleven, terwijl de strip elastisch materiaal 25 ervoor zorgt dat de geldstukken enigszins worden afgeremd, zodanig dat zij steeds in de uitsparing terecht komen
<Desc/Clms Page number 8>
die '.voor hun waarde is voorzien, Dit is inderdaad nodig daar de frankstukken anders een bijvoorbeeld zodanige snelheid zouden kunnen krijgen dat zij bijvoorbeeld terechtkomen tussen de vijf- frankstukken of andere geldsoorten.
Op deze wijze bekomt men dat ieder stuk juist in de uitsparing terecht komt die voor deze soort geldstukken is voorzien.
De geldstukken vallen vervolgens doorheen één der uitspa- ringen 15 tot 19 en'komen hetzij terecht in een recipiënt 26 dat hiertoe achter de voornoemde plaat 11 is aangebracht, of- wel in een vangtrechter, 27 tot 34, waarin een cilindrisch reci- p ient 35 is geplaatst,
Door de scharnierende uitvoering van de vangtrechtersbe- komt men dat wanneer er, bijvoorbeeld in de trechter voor één frankstukken, een stuk zou komen van vijf frank, men het gedeel- te 28 even naar vòòr trekt zodat dit stuk eruit valt.
De alzo uitgevoerde vangtrechters vermijden dat bij ver- stopping, de ganse inrichting moet omgekeerd worden.
Op deze wijze bekomt men een zeer eenvoudige inrichting die door iedereen zonder bijzondere kennis kan gebruikt worden en waarbij het mogelijk is zonder ingewikkelde apparatuur een sortering te verwezenlijken van een bepaalde hoeveelheid geld- stukken en indien noodzakelijk eveneens een telling van deze geldstukken en een verpakking,
Inderdaad is het mogelijk de cilindrische recipiënten 35 zodanig te voorzien dat zij als blijvende verpakking kunnen die- nen voor de.geldstukken,
Het is vanzelfsprekend dat de inrichting eveneens kan aan- gedreven worden door een motor, bijvoorbeeld een elektro-motor,
Tenslotte zou men onder iedere uitsparing een teller kunnen plaatsen die automatisch het aantal stukken optelt dat passeert,
De inrichting voor het sorteren van munten en dergelijke volgens de huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als
<Desc/Clms Page number 9>
voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringe - vorm doch kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezen- lijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
EISEN, l.- Inrichting voor het sorteren van munten en dergelijke, met het kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een stortplaats voor te sorteren muntstukken ; die in deze stortplaats kunnen bewegen; middelen die de muntstukken of dergelijke ieder afzonderlijk uit de voornoemde stortplaats ver- wijderen en hen op een gemeenschappelijke glijbaan plaatsen ;
uitsparingen die voorzien zijn in de bodem van de voornoemde glijbaan, waarbij deze uitsparingen opeenvolgend steedsbreder worden en waarbij iedere breedte enigszins groter is dan de doormeter van gangbare muntstukken en uit opvangtrechters die onder de voornoemde uitsparingen kunnen aangebracht worden,
2.- Inrichting,volgens eis met het kenmerk dat de bodem van de voornoemde stortplaats onder een hoek is geplaatst van 45 , waarbij boven de alzo geplaatste bodem een draaischijf is aangebracht en waarbij deze laatste over gans haar omtrek voor- zien is'van uitkepingen,
3.- Inrichting volgens eisen 1 en 2, met het kenmerk dat de,voornoemde draaischijf over de ganse omtrek en op onderling .regelmatige afstanden voorzien is van uitkepingen,
waarbij deze uitkepingen een zodánige grootte vertonen dat zij alle muntstuk- ken kunnen ontvangen tot,en met een twintigfrankstuk, doch dat de ruimte gevormd door deze inkepingen steeds kleiner is dan twee maal de doormeter van een twintigcentieménstuk.
4,- Inrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat de voornoemde draaischijf voorzien is van een zwen- gel die uitgeeft boven de voornoemde stortplaats. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.