BE518124A

BE518124A -

Info

Publication number: BE518124A
Authority: BE

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR DE VERVAARDIGING EN NABEHANDELING VAN EEN BUNDEL
DRADEN.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vervaardigen van draden, bundels draden en dergelijke producten en meer in het bijzonder op een werkwijze en inrichting voor de continue nabehandeling van een spel vers gesponnen draden uit viscose.

In het Belgische Brevet No. 497.656 wordt een systeem beschreven voor het bewegen van draden door buizen met behandelingsvloeistoffen, waarbij de vloeistoffen dienen voor het voortstuwen van de draden. Bij dit systeem gaat elke draad door een afzonderlijke buis en wordt achtereenvolgens met verschillende behandelingsvloeistoffen behandeld in sommige van de buizen. De vloeistof moet daarom afzonderlijk worden opgevangen.

De onderhavige uitvinding betreft in de eerste plaats het uitpersen van een aantal draden, die vervolgens worden gecombineerd tot het vormen van een bundel en in buizen worden nabehandeld. Verscheidene van deze bundels worden evenwijdig aan elkaar door eveneens evenwijdige buizen geleid en behandeld met een vloeistof van dezelfde samenstelling. Op deze wijze kan de afgewerkte vloeistof van elke buis zich mengen met de vloeistof van andere buizen en kunnen de vloeistoffen op een gemeenschappelijk punt worden teruggewonnen. De verdere behandelingen verlopen op gelijke wijze.

Het doel van de uitvinding is daarom een werkwijze en inrichting te verschaffen voor de continue nabehandeling van een stel draden of bundels evenwijdig aan elkaar in een aantal buizen.

Een verder doel is verbeterde maatregelen te verschaffen voor het automatisch bij het begin inbrengen van de bundel in de buizen en door de buizen te voeren en tevens voor het geleiden van de afgewerkte vloeistof' naar een gemeenschappelijk punt voor het terugwinnen, terwijl vloeistofafstrijk- organen aanwezig zijn tussen het punt, waarop de bundel uit een buis komt en het punt, waarop de bundel de er op volgende buis binnengaat.

Verdere doeleinden en voordelen van de uitvinding zullen blijken

uit de hiernavolgende beschrijving aan de hand van de tekening.

Figuur 1 geeft in perspectief een tweezijdige spinmachine, waarbij ook de nabehandeling van verschillende bundels in de eerste trap wordt getoond
Figuur 2 geeft schematisch in perspectief het mechanisme voor het inspinnen bij de inrichting van figuur 1.

Figuur 3 geeft in detail een doorsnede,waarbij de stand van de verschillende delen ten opzichte van elkaar wordt gegeven tijdens het gaan van de bundel van een buis naar de volgende buis. -
Figuur 4 geeft eenzelfde aanzicht als figuur 3 met dit verschil, dat de onderlinge stand van de delen wordt getoond nadat de behandeling is begonnen en de vloeistof wordt geleid naar een opvangpunt De geleider voor het afstrijken van vloeistof wordt getoond in de werkstand.

Figuur 5 geeft in detail een perspectief van een deel van een nabehandelingstrap , inclusief het mechanisme voor het bewegen van de geleidingsgoten.

Figuur 6 geeft in perspectief de inrichting voor het uitvoeren van de laatste trappen van de nabehandeling, waarbij verschillende bundels worden gecombineerd, uitgeperst, gedroogd en verzameld in een verpakking.

Figuur 7 geeft een aanzicht van een detail van de uitpersinrichting, die in figuur 6 slechts gedeeltelijk is aangegeven.

In figuur 1 zijn de vers gesponnen draden 10 aangegeven, die worden getrokken uit het coagulatiebad 11 met behulp van rollen 12. De draden gaan vervolgens om de rollen 13 en daarna naar boven om te worden gecombineerd met andere draden en verder te worden geleid door de gemeenschappelijke rol 14. De verkregen samengestelde draadeenheid of bundel 15 wordt vervolgens onderworpen aan de werking van een regeneratiebad 16-en geleid om een tweede gemeenschappelijke rol 17,die met een hogere omtrekssnelheid draait dan de rol 14,ten einde de vereiste rek te verkrijgen. Tijdens het inspinnen wanneer het voor ts tuwingseffect van de nabehandelingsvloeistof nog niet merkbaar is,

wordt de bundel 15 geleid door afvalrollen 18 en 19,die dienen om de draad continu te laten bewegen. Na het inspinnen wordt de rol 18 echter naar boven bewogen in de met gebroken lijnen aangegeven stand en de bundel neemt een stand in als aangegeven tussen de rollen 18' en 19' aan de achterkant van de machine,d.w.z. de bundel is niet meer in contact met de beide rollen.

De bundel 15 wordt geleid om een gegroefde schijf 20 naar een geleidingsrol 21 en vervolgens naar de eerste nabehandelingstrap, die in zijn geheel is aangeduid met 22. De rol 21 is betrekkelijk lang voor het opnemen van verscheidene bundels 23, die op dezelfde wijze zijn ingesponnen en behandeld als de bundel 15 doch afkomstig zijn uit verschillende spinbaden.

Het inspinnen van de bundels wordt nader getoond in figuur 2, waarin de bewerkingen met betrekking tot twee bundels 15 en 23 zijn aange- geven. Wanneer de bundels 15 en 23 voor het eerst worden geleid naar de respectievelijke evenwijdige buizen van de eerste behandelingstrap 22, wordt water of een andere vloeistof toegevoerd door de leiding 24 naar de, aftakkingen 25 en 26 resp. De vloeistof stroomt naar beneden door buizen 27 en 28, die zowel voor de geleiding van de vloeistof als voor de bundels dienen.

De stand van deze buizen kan worden geregeld door stelschroeven 29 en 30.

Van de rol 21 vallen de bundels in kanaalvomige delen van de buizen 27 en 28 en het daarin stromende water voert de bundels in de.geleidingsgoten 30' en 31, die recht onder de buizen zijn geplaatst (zie figuur 2). Vloeistof onder druk wordt geperst door de straalbuis 32 voor het opvangen van de bundels en het water komende uit de goten 30' en 31, zodat de bundels worden meegenomen en gestuwd worden in de buizen 33 en 34. Na het beeindigen van deze bewerking kan het water uit de leiding 24 worden afgesloten.

Nadat de bundels door de evenwijdige buizen bij een behandelings- trap als aangegeven bij 22 zijn gestuwd, worden zij achtereenvolgens geleid door het vereiste aantal aanvullende behandelingstrappen en gevoed door de er bij behorende buizen op de wijze als aangegeven in figuur 3. De bundel
35 komt uit de buis 36 en wordt door de vloeistof 37 geleid door de goot 38. Het ondereinde van de goot 38 komt nabij de ingang van de er op vol- gende behandelingsbuis 39. Bij het verlaten van de goot 38 wordt de bundel
35 meegenomen door de vloeistof stroom komende uit de straalbuis 40, die in het verlengde ligt van de buis 39. De vloeistofstraal stuwt de bundel 35 in en door de buis 39 en vervolgens naar de er op volgende behandelings- trap.

Tijdens het inspinnen gaat de vloeistof 37 bij elke trap voor bij de ingang van de behandelingsbuizen, die de bundels naar de volgende trap leiden en de vloeistof gaat door de afvoerbuis 41 naar een reservoir.

Nadat de bundels geheel-door alle behandelingsbuizen zijn ge- leid bij het inspinnen, worden de transportgoten 38, die met inkepingen kunnen glijden over geleidingen 42 en 43, zijdelings verschoven met behulp van platen 44, die op een stang 45 zijn gemonteerd tussen elk paar trans- portgoten (zie figuur 5). De transportgoten 38 bevinden zich dan niet meer onder de buizen 36. Vervolgens worden de afstrijkgeleiders 46, die de vorm van een L hebben, met behulp van de stang 47 in de stand gebracht, aangege- ven in figuur 4, zodat het horizontale gedeelte van de geleiders 46 onder de bundels 35 komen voor het verwijderen van het grootste gedeelte van de vloeistof.

Zoals uit de figuur 4 blijkt wordt in deze stand vrijwel alle vloeistof 37 uit de buizen 36 geleid naar een compartiment 48, van waar uit het wordt afgevoerd door een gezamenlijke afvoer-49.

Aangezien elk reservoir 22 dient voor een aantal groepen @an buizen is, het duidelijk, dat de afvoeren 41 en 49 aan de tegenoverliggende zijde van de scheidingswand 43 gemeenschappelijk zijn voor een groot aantal buien. Met andere woonden alle buizen 36, waarvan de vloeistof wordt afge- voerd in de kast, aangegeven in de figuren 3 en 4, kunnen hun vloeistof afvoeren door een enkele afvoer 41 of 49 aan beide kanten van de scheidings- wand, afhankelijk van de stand van de transportgoten 38, die de vloeistof kunnen geleiden.

Nadat de bundels 50 in de buizen met de geschikte vloeistoffen zijn behandeld, worden zij tezamengebracht tussen geleiders* 51 en door uit- pers-rollen geleid, aangegeven met 52 in figuur 7. Tussen deze rollen wordt het grootste gedeelte van de vloeistof uit de bundels geperst. De zware bundel 52' heeft de vorm van een band en deze band wordt ten slotte gedroogd ' op een aantal walsen, die in figuur 6 zijn aangegeven met 53. Van deze droogwalsen gaat de band door een paar walsen 54 met ribben, die aan de band een lichte golving geven. Vervolgens wordt de band opgenomen in een doos 55, waarbij de rijen worden gelegd met behulp van een heen en weergaand mechanisme 56.

Door de golving wordt het leggen van de lagen vergemakkelijkt zonder dat onnodig behoeft te worden gedrukt op de lagen. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.

Claims

C o n c 1 u s i e s 1. Werkwijze voor de vervaardiging van draden en dergelijke producten, en het nabehandelen, daarvan, m e t h e t k e n m e r k, dat een spinoplossing wordt geperst door verscheidene spindoppen in een coagulerend medium voor het vormen van een aantal draden, elk bestaande uit een aantal elementairdraden, de verscheidene draden naar een gemeenschappelijk voortstuwingspunt worden geleid voor het vormen van een bundel, verscheidene van deze bundels wordt gestuwd door een serie van evenwijdig aan elkaar lopende, afgesloten behandelingszones, waarbij dezelfde behandelingsvloeistof in elk stel behandelingszones wordt gespoten, terwijl vloeistof stro- mende uit de voorafgaande zone voorbij de ingang van dé er op volgende zone wordt geleid,

waarna de bundels met vloeistof door elke zone worden getransporteerd, de uitstromende vloeistof in de evenwijdige zones wordt gescheiden van de ingang van de er op volgende zones., terwijl de@ vloeistof van elk stel behandelingsbuizen van een zone naar een gemeenschappelijk punt <Desc/Clms Page number 4> wordt geleid en daar wordt verzameld.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t h e t k e n m e r k, dat de bundels, na het verlaten van de behandelingszones en nadat de behandelingsvloeistoffen zijn gescheiden van de bundels, worden geleid langs organen voor het afstrijken van vloeistof, die door de bundels wordt meegenomen. - 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, m et h e t k e n m e r k dat verscheidene bundels door ten minste twee stellen evenwijdig aan elkaar lopende, afgesloten behandelingszones worden geleid door dezelfde vloeistof te spuiten in elk van de stellen, waarbij de vloeistof stromende uit een zone wordt geleid voorbij de ingang van de er op volgende zone, de bundels met behulp van vloeistof worden geleid door elke zone, vervolgens de organen voor het geleiden van de uitstromende vloeistof zijdelings worden verschoven,

zodat de uitstromende vloeistof in een andere richting wordt geleid naar een gemeenschappelijk punt en de vloeistof, die wordt meegenomen door de bundels na het scheiden van de voortstuwingsvloeistof., wordt afgestreken voor dat deze bundels naar de volgende zone gaan, en dat ten slotte vrijwel alle afgestreken vloeistof en de uitstromende vloeistoffen in een gemeenschappelijk punt worden opgevangen.

4. Inrichting voor het continu vervaardigen en nabehandelen van draden en dergelijke producten, m e t h et ke n m e r k, dat organen aanwezig zijn voor het uitpersen en vormen van een aantal draden, organen voor het combineren van de draden voor het vormen van een bundel, een reeks van behandelingstrappen voor het nabehandelen van dergelijke bundels, waarbij elke trap bestaat uit verscheidene evenwijdige buizen voor het opnemen van de bundels, organen voor het eerst leiden van de bundels evenwijdig aan el- kaar door de buizen bij elke behandelingstrap en het vervolgens voortstuwen daarvan van trap tot trap,

organen voor het geleiden van vloeistof stromende' uit elke buis tot de ingang van de er op volgende buis en spuitorganen voor het toevoeren van dezelfde behandelingsvloeistof aan de buizen bij elke behandelingstrap en voor het voortstuwen van de bundels door de daarvoor bestemde buizen, organen voor het scheiden van de vloeistof, komende uit elke buis, van de ingang van de er op volgende buis en organen voor het geleiden van de uit de buizen komende vloeistof bij elke trap naar een gemeenschappelijk punt voor het verzamelen van deze vloeistoffen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t h e t k e n m e r k, dat de inrichting bestaat uit een aantal buizen voor het behandelen van vloeistof, een reservoir, waarbij de ingangen voor de draad in de buizen liggen in dit reservoir, en organen voor het afvoeren van vloeistof uit elk reservoir.

6. Inlichting volgens conclusie 4 of 5, m e t h e t k e n m e r k dat een reservoir aanwezig is, waarin de ingangen zijn gelegen van een aantal nabehandelingsbuizen, een orgaan aanwezig is voor het verdelen van dit reservoir in twee compartimenten, organen aanwezig zijn voor het geleiden van vloeistof en een aantal draadeenheden in één van de compartimenten, waarin de ingangen van de nabehandelingsbuizen zijn gelegen, organen aanwezig zijn voor het verschuiven van de draadgeleidingsorganen en organen voor het opvangen van de in het reservoir komende vloeistof naar het compartiment, waarin geen ingangen van buizen zijn gelegen.

7. Inrichting volgens, conclusie 6 , m e t h e t k e n m e r k, dat de afvoereinden van de behandelingsbuizen uitkomen in het compartiment, waarin niet de ingangen zijn gelegen van de er op volgende buizen, terwijl elk van de compartimenten is voorzien van een afvoer voor vloeistof.

8. Inrichting volgens een der conclusies 4-7, m e t h e t. k e n- m e r k, dat organen aanwezig zijn in het reservoir voor het gelijktijdig zijdelings verschuiven van de organen voor het geleiden van vloeistof en draadeenheden naar de ingangen van de in één van de compartimenten gelegen behandelingsbuizen