[go: up one dir, main page]

BE505479A - - Google Patents

Info

Publication number
BE505479A
BE505479A BE505479DA BE505479A BE 505479 A BE505479 A BE 505479A BE 505479D A BE505479D A BE 505479DA BE 505479 A BE505479 A BE 505479A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sep
chamber
starch
suspension
protein
Prior art date
Application number
Other languages
English (en)
Publication of BE505479A publication Critical patent/BE505479A/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08BPOLYSACCHARIDES; DERIVATIVES THEREOF
    • C08B30/00Preparation of starch, degraded or non-chemically modified starch, amylose, or amylopectin
    • C08B30/04Extraction or purification
    • C08B30/042Extraction or purification from cereals or grains
    • C08B30/044Extraction or purification from cereals or grains from corn or maize

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Peptides Or Proteins (AREA)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  EEN WERKWIJZE'EN EEN INRICHTING VOOR HET SCHEIDEN VAN   IN'VLOEISTOF   GESUSPENDEERDE UIT MAIS AFKOMSTIGE ZETMEELDEELTJES EN EIWITDEELTJES. 



   De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het winnen van zetmeel uit maisMeer in het bijzonder heeft de uitvin- ding betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het scheiden van in vloeistof gesuspendeerde uit mais afkomstige zetmeeldeeltjes en eiwitdeel- tjes volgens bezinksnelheid in één of meer   scheidingsinrichtingen. -   
In de maisstijfsel-industrie wordt het zetmeel gewonnen uit een suspensie die in hoofdzaak bestaat uit zetmeeldeeltjes.

   eiwitdeeltjes en   water'   waarna de rest tot veevoeder wordt   verwerkte   Daar de gemiddelde be- zinksnelheid van zetmeeldeeltjes groter is dan de gemiddelde bezinksnelheid van de eiwitdeeltjes, worden deze stoffen gewoonlijk op zetmeeltafels of in centrifuges van elkaar   gescheideno   Dé redenen waarom de resultaten van een dergelijke scheiding onbevredigend zijn9 zullen in de   figuur-beschrij-   ving worden uiteengezet;

   hier zij echter opgemerkte dat het afgewerkte zet- meel steeds in belangrijke mate door eiwitdeeltjes verontreinigd   is,   terwijl in het veevoeder nog een aanzienlijke hoeveelheid fijne zetmeeldeeltjes voor- komt.Het doel   van , de   uitvinding is dan ook de kwaliteit van het afgewerkte zetmeel te   verbeteren   en de opbrengst aan zetmeel te verhogeno 
Zoals reeds werd opgemerkt is de gemiddelde bezinksnelheid van zet- meeldeeltjes groter dan de gemiddelde   bezinksnelheid   van de eiwitdeeltjes. 



  Grote eiwitdeeltjes hebben echter een hogere bezinksnelheid dan kleine zet- meeldeeltjes. Voorts bevat het te scheiden mengsel samengestelde delen welke zowel eiwit als zetmeel bevatteno 
De aanwezigheid van grote eiwitdeeltjes heeft derhalve een storen- de invloed op de scheiding en daarom is de uitvinding er op gericht, de gro- te eiwitdeeltjes te verkleinen, zonder dat daarbij de zetmeeldeeltjes worden verkleind. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   De uitvinding verschaft een werkwijze voer het scheiden van in vloeistof gesuspendeerde uit mais afkomstige zetmeeldeeltjes en   eiwitdeel-   tjes volgens bezinksnelheid in één of meer scheidingsinrichtingen met het kenmerk dat althans een gedeelte van de suspensie die in de scheidingsin- richting (en) wordt geleid aan een voorbehandeling wordt onderworpen waar- bij suspensie continu en onder druk tangentiaal in een door een gesloten omwentelingsoppervlak begrensde   kamer   wordt geleid en hieruit continu en centraal wordt   verwijderd,   terwijl de coevoerdruk voldoende hoog is en de kamer zodanig is gevormd, dat de suspensie in de kamer in snelle rotatie geraakt en dat tussen dientengevolge ontstane, opeenvolgende suspensiefilms schuifspanningen worden opgewekt die hoog genoeg zijn om de eiwitdeeltjes te verkleinen,

   maar die de grootte van de zetmeeldeeltjes onveranderd laten, zodat na de voorbehandeling de eiwitdeeltjes slechts langzaam kunnen bezin- ken en de scheiding van zetmeel-- en eiwitdeeltjes gemakkelijker kan wor- den bewezenlijkt. Op de verklaring van het optreden van schuifspanningen zal hieronder nog nader worden   ingegaan.   



   Het verkleinen kan worden uitgevoerd in een toestel dat verder met de benaming diminuteur zal worden aangeduid en dat tot taak heeft in de eiwitdeeltjes de verlangde schuifspanningen op te wekken. 



   De scheiding kan hierbij in een enkele inrichting worden uitge- voerd en de zetmeeldeeltjes en de verkleinde eiwitdeeltjes, die de   diminu-   teur tezamen verlaten worden in de genoemde inrichting geleid terwijl de suspensie in haar geheel in de genoemde diminuteur wordt behandeld alvorens aan de scheidingsinrichting te worden toegevoerd.

   Het is echter ook mogelijk slechts een gedeelte van de aan de scheidingsinrichting toegevoerde suspen- sie in de genoemde   diminuteür   te   behandelen   voor welk gedeelte dan een tus- senfractie van de genoemde scheidingsinrichting wordt gekozeno 
Een diminuteur van geschikte vorm bestaat uit een   cylindrische   kamer waarvan een of elk van de eindwanden voorzien is van een centrale af- voerpijp die tot in de kamer uitsteekt, terwijl de suspensie tangentiaal aan de kamer wordt toegevoerd.

   Bij voorkeur wordt in elk der zijden van de kamer een centrale   uitlaatpijp   aangebracht, terwijl de wand van de kamer wordt om- geven door een mantel zodat er tussen de kamer en de mantel een mantelruimte ontstaat waarin de beide pijpen uitmonden en van   waaruit   de suspensie in de scheidingsinrichting wordt gevoerd. 



   Het is gebleken dat de genoemde schuifspanningen practisch   evenre-   dig zijn met de wortel uit de toevoerdruk en voorts dat deze spanningen wor- den beinvloed door de afmetingen van de diminuteurOm deze redenen worden hieronder geschikte   toevoerdrukken   en afmetingen   aangegeven.   



   Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de   ka-   mer zodanig geconstrueerd, dat het zetmeel en het eiwit hierin gedeeltelijk worden gescheiden, waarbij een fractie met een hoger zetmeelgehalte via de ene   afvoeropening     verdwijnt,9   terwijl de andere fractie door een andere opening uittreedt. Een   dergelijke   kamer kan bestaan uit een hydrocycloon in welk ge- vale de deeltjes van de grootste bezinksnelheid via de punt opening worden af- gevoerd, terwijl de delen met lagere bezinksnelheid door de overloopopening   uittreden.   



   Een hydrocycloon bestaat uit a) een in hoofdzaak conisch-- kamer met een circelvormige   dwarsdoor-   snede, welke nabij de punt voorzien is van een   afvoeropening     terwijl   in de in de tegenoverliggende   afdekplaat   aan het   wijdere   uiteinde van de kamer en co- axiaal met de puntopening een tweede opening is  aangebrachte   en   voorts   uit b) een tangentiale toevoerleiding welke in het wijdste   uiteinde   van de kamer uitmondt 
Met de aanduiding "in hoofdzaak   conisch   is bedoeld een zuiver conische kamer of een zich tot een punt vernauwende kamer met een hol- of   bol-gebogen   beschrijvende lijn. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Een voorbeeld van een hydrocycloon met een convex-gebogen be- schrijvende lijn is gegeven in Brits Octrooischrift No. 607.787 (figuur   2).   Bij voorkeur wordt de hydrocycloon voorzien van een buis of overloop- pijp die zich vanaf de opening in de afdekplaat tot binnen het wijdste gedeelte van de kamer uitstrekto Bij voorkeur wordt bovendien aan het wijd- ste uiteinde van de kamer een cyclindrisch gedeelte aangebracht dat op het conische gedeelte   aansluit,.   terwijl de tangentiale   toevoerpijp   en de even- tuele aanwezige overlooppijp in het genoemde cylindrische gedeelte uitmon- den. 



   Niet alleen worden in een hydrocycloon de bovengenoemde schuif- spanningen opgewekt, -doch de suspensie wordt hierin tevens volgens bezink- snelheid geklasseerd, waarbij de deeltjes met een lage bezinksnelheid door de overlooppijp uittreden, terwijl de deeltjes met een hogere bezinksnel- heid via de puntopening worden afgevoerdo 
Wanneer een suspensie, welke een mengsel van zetmeel- en eiwit- deeltjes bevat, in een hydroeycloon wordt behandeld, kan van de schuifspan- ningen gebruik worden gemaakt om de eiwitdeeltjes selectief te verkleinen terwijl door de   klasseerwerking   een geconcentreerde zetmeel-fractie door de punt en een geconcentreerde eiwit-fractie via de overlooppijp   kunnen   uit- treden. 



   Bij toepassing van een   hydrocyclóon   kan de suspensie er in haar geheel worden doorgevoerd, waarna de ene daarbij verkregen fractie naar een scheidings-inrichting wordt geleid voor het winnen van de eiwitten terwijl de andere fractie naar een tweede scheidingsinrichting wordt gevoerd voor het afscheiden van het hierin aanwezige zetmeelo Het concentraat van de ei- witafscheider en de tailings van de zetmeel-scheiders kunnen desgewenst weer naar de hydrocycloon worden teruggeleid. 



   Wanneer men met een enkele scheidings-inrichting werkt, behoeft slechts een gedeelte van de suspensie welke aan de scheidings-inrichting wordt toegevoerd in de genoemde hydrocycloon te worden voorbehandeld. In dit geval wordt het zetmeel uit de genoemde   scheidingsinrichting   verkregen, terwijl de voorlopige tailing van de scheidingsinrichting in de hydrocycloon wordt   geleido   Bij deze wijze van uitvoering vormt de fractie die via de puntopening van de hydrocycloon uittreedt, het voorafbehandelde gedeelte van de aan de scheidingsinrichting toegevoerde suspensie, terwijl de via de over- loopopening van de hydrocycloon uittredende eiwitstoffen worden afgevoerd. 



   De uitvinding zal hierna worden toegelicht met behulp van de bij- gevoegde tekeningeno In deze tekeningen is de samenstelling van de zetmeel- eiwit-deeltjes schematisch weergegeven, terwijl hierin bij wijze van voor- beeld ook een geschikte uitvoeringsvorm van de diminuteur en de hydrocycloon zijn voorgesteld.

   Voorts zijn in deze tekeningen bij wijze van voorbeeld eni- ge schemas   opgenomen,   welke de mogelijkheden om het proces uit te voeren illustrereno 
In deze tekeningen is - figuur 1 een vergrote schematische voorstelling van een uit mais verkregen   zetmeel-eiwit-mengsel;   - figuur 2 stelt een schema voor van een bezinkproef uitgevoerd met een   niet-voorbehandeld     zetmeel-eiwit-mengsel;   - figuur 3 is een schema van een bezinkproef uitgevoerd met een- zelfde mengsel, nadat dit in een diminuteur is voorbehandeld; - figuur 4 is een schematische doorsnede over de as van de dimi- nuteur ;

   - figuur 5 is een schematische doorsnede loodrecht op de as van de diminuteur van figuur   4;   - figuur 6 is een schematische graphische voorstelling van het verband tussen de tangentiale snelheid van een suspensiefilm en de straal van de cirkel waarop dit filmpje zich beweegt; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 - figuur 7 stelt een schema voor van een   uitvoeringswijze   van de uitvinding; - figuur 8 stelt een schema voor van een andere   uitvoeringswij-   ze van de uitvinding; - figuur 9 is een schematische doorsnede van een hydrocycloon; - figuur 10 is een bovenaanzicht van de hydrocycloon volgens fi- guur 9 ; - figuur 11 is een schema van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding; - figuur 12 is een schema van een vierde   uitvoeringsvorm   van de uitvinding;

   - figuur 13 is een perspectivisch aanzicht van een   multihydro-   cycloon welke gedeeltelijk voorzien is van afdekplaten en gedeeltelijk is weggebroken; en - figuur 14 is een langsdoorsnede van een inrichting samenge- steld uit twee   multihydrocyclonen,   met in totaal 48 parallel geschakelde hydrocyclonen. 



   De omvang van het probleem blijkt duidelijk uit figuur 1. De zetmeeldeeltjes zijn omgeven door een   cellulose-achtig   vlies,   terwijl   de eiwit-deeltjes daarentegen uit conglomeraten bestaan, die zich als een enkelvoudig deeltje gedragen. 



   Dit laatste verschijnsel verklaart ten dele, waarom het zo moei- lijk is de eiwit-delen van de zetmeeldelen te   scheiden.   



   Een andere reden hiervoor is het feit, dat de eiwit-deeltjes kleverig zijn, met het gevolg, dat er naast de conglomeraten van louter eiwit-deeltjes ook conglomeraten van eiwitdeeltjes en   zetmeel-deeltjes   ontstaan. 



   In figuur 2 is voorgesteld wat er gebeurt, wanneer een mengsel van zetmeel- en eiwit-deeltjes in een   maateylinder   met 1 L inhoud wordt gebracht' Aanvankelijk zal er een zekere hoeveelheid zetmeel uitzakken, terwijl aan de oppervlakte schuimvorming   optreedt.   In de   zetmeel-fractie   zijn   duidelijk   gele eiwit-strepen te onderscheiden.   Naarmate   de   uitgezak-   te zetmeelfractie   toeneemt,   bezinkt de suspensie en wordt het contact met de schuimlaag verbroken. In de gele vloeistof tussen het schuim en de sus- pensie vormt zich nu een tweede zetmeelfractie. 



   Deze tweede fractie bestaat uit kleine zetmeelkorrels die niet door de eiwit-fractie heen kunnen   dringen..   Na ongeveer een half uur is er op de bodem van de cylinder een verontreinigde zetmeel-fractie uitgezakt; hierboven bevindt zich de   eiwit-fraetie   en daarboven de tweede zetmeel- fractie. De vloeistof boven de tweede zetmeel-fractie is helder, behalve aan de oppervlakte, waar zich het schuim bevindt. 



   De grenzen tussen de eiwit-fractie en de beide zetmeel-fracties zijn niet   scherp.   



   Ofschoon het in de industrie toegepaste   scheidingsprocédé:   waar- in gebruik wordt gemaakt van zetmeeltafels en centrifuges, in verschillende opzichten van de hierboven beschreven scheiding verschilt, kan toch worden gezegd, dat het zetmeel dat in de   maatcylinder   in de bovenste zetmeelfrac- tie voorkomt in de industrie in het veevoeder verloren zal gaan, terwijl de vage   afscheiding   tussen de verontreinigde zetmeelfractie en de eiwit-frac- tie er op wijst, dat het in de industrie moeilijk is uit een dergelijk meng- sel zuiver mengsel af te scheideno 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
Wanneer het mengsel van   zetmeel-deeltjes   en eiwit-conglomera- ten aan schuifspanningen van de juiste sterkte wordt onderworpen, zullen deze conglomeraten worden verkleind,

     terwijl   de zetmeeldeeltjes practisch niet door de inwerking van deze krachten zullen worden   veranderd.   



   Het verkleinen van de eiwitdeeltjes leverde moeilijkheden ope Er moest een inrichting worden gevonden waarin het mogelijk was de   natuur-   lijke conglomeraten van eiwit-deeltjes aan schuif spanningen te onderwerpen, teneinde deze tot hun kleinst samenstellende delen   af   te breken zonder hier- bij de zetmeelkorrels te   verbrijzelen.   Het is nu gebleken, dat dergelijke schuifspanningen in een diminuteur van geschikte afmetingen kunnen worden opgewekt. 



   Een natuurlijk   eiwit-deeltje   bestaat uit een conglomeraat of vlokje dat enige gelijkenis vertoont met een   druiventros.   Het blijkt,dat de diminuteur de samenstellende deeltjes   (waarschijnlijk   moleculen) uit elkaar trekt of dispergeert, zodat er in plaats van het grotere deeltje dat uit een samengeklonterde massa bestaat, een grote hoeveelheid van af- zonderlijke kleine deeltjes wordt gevormde 
Figuur 3 laat zien wat er gebeurt wanneer een soortgelijke sus- pensie van eiwit en zetmeel als bij de beschrijving van figuur 2 werd ge- noemd in eenzelfde   maatcylinder   wordt gebrachte na een   voorafgaande   behan- deling in een diminuteur waarvan de afmetingen en bedrijfsomstandigheden in het voorbeeld zullen worden vermeld. 



   De resultaten welke in dit tweede experiment worden verkregen vertonen een   gelijkenis   met die van de eerste proef (figuur 2), maar tus- sen de beide proeven vallen de volgende verschillen   duidelijk   op.Bij de tweede proef zakt een grotere hoeveelheid zetmeel uit,   terwijl   gele stre- pen daarin geheel of practisch geheel ontbreken. Voorts is de tweede zet- meel-fractie veel kleiner en de overgang tussen de zetmeel-fractie en de   eiwit-fractie   veel scherper, terwijl de eiwit-deeltjes veel langzamer uit- zakken. ' 
Blijkbaar zijn bij de tweede proef de eiwit-deeltjes   verkleinde   zodat hun bezinksnelheid is   afgenomen.   



   De zetmeelkorrels worden niet tegengehouden en daardoor kunnen de grove zetneelkorrels snel uitzakken zonder door eiwit verontreinigd te worden, terwijl alleen de allerfijnste   zetmeelkorreltjes   in de tweede zet- meel-fractie kunnen   voorkomen.   De tweede   zetmeelfractie   kan als verloren worden beschouwd. Bij de tweede proef wordt derhalve meer zetmeel gewonnen en dit zetmeel is van een grotere zuiverheid dan het zetmeel uit de eerste proef.. 



   In feite is een   diminuteur   een voorbewerkingsinrichting, waarin enkel de grootte van de eiwit-deeltjes selectief wordt verkleind. 



   Dit is van belang voor de hierna volgende scheiding van'de zet- meel- en eiwit-deeltjes omdat deze deeltjes in hun natuurlijke toestand gedeeltelijk dezelfde bezinksnelheid vertonen,   terwijl   wanneer de grootte van de   eiwit-deeltjes   is verkleind, de bezinksnelheid van deze deeltjes is   verminderde   terwijl de bezinksnelheid van de   zetmeeldeeltjes     ongewijzigd   is. 



   Bovendien verliezen   eiwit-deeltjes   hierbij een groot gedeelte van hun kleverige eigenschappen, zodat de verkleinde   eiwit-deeltjes   geen neiging vertonen zich aan de zetmeeldeeltjes te   hechten.   



    @   
In deze proeven is geen gebruik gemaakt van de methode welke in de industrie voor het scheiden van zetmeel en eiwit wordt toegepast, maar toch wordt ook in de industrie van dezelfde eigenschappen   van   de deel- 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 tjes   namelijk   hun bezinksnelheid, gebruik gemaakt met het gevolg dat daar ook dezelfde   moeilijkheden   worden ondervonden. 



   Uit de twee proeven kan gevoegelijk de gevolgtrekking worden ge- trokken, dat een mengsel van eiwit- en   zetmeel-deeltjes   beter kan worden gescheiden   wanneer   de eiwitdeeltjes vooraf verkleind zijn. 



   De   diminuteur'   is schematisch voorgesteld in de figuren   4   en 5 waarin 1 een buitenste cylindrische kamer voorstelt en 2 een binnenste cy- lindrische kamer. De binnenste kamer 2 is voorzien van twee centrale afvoer- pijpen en van een tangentiaal gerichte toevoerpijp 4. Deze pijp 4 steekt door de wand van de buitenste kamer 1 welke voorzien is van een afvoerlei- ding 5 welke tangentiaal met de buitenste kamer 1 is verbonden. De binnen- ste kamer 2 rust op 4 steunbalkjes 6.

   In bedrijf wordt het   zetmeel-eiwit-   mengsel continu via de toevoerpijp 4 in de   binnenste   kamer 2 geleid, waar- in spiraliserende suspensie-films worden gevormd en in stand gehouden waar- bij elke film. een grotere   rotatiesnelheid   bezit dan de meer naar buiten gelegen aangrenzende film met het gevolg dat de eiwit-deeltjes selectief door   schuif spanningen   worden   verkleinde   Door,de afvoerpijp 3 treedt het mengsel uit de binnenste kamer 2 en komt vervolgens in de buitenste kamer 1, waaruit het door de afvoerpijp 5 wordt afgevoerd. 



   Uit figuur 6 blijkt het verband dat er bestaat tussen de tan- gentiale snelheid van de   suspensie-film   en de straal van de cirkel waarop deze film zich   beweegt.   Deze figuur is enkel als schematische voorstelling bedoeld, aangezien de juiste snelheden moeilijk vast te stellen zijn.   Uit     verschillende   proeven is echter gebleken dat de tangentiale snelheid aan de omtrek het laagst is terwijl zij haar hoogste waarde bereikt nabij het oppervlak van de imaginaire cylinder welke bepaald is door de   binnenomtrek   van de cirkelvormige afvoeropening. 



   Binnen deze cylinder kan de tangentiale snelheid afnemen. De binnenste films kunnen daardoor een kleinere tangentiale snelheid bezitten dan de aangrenzende meer naar buiten gelegen films, doch aangezien bij con- stante tangentiale snelheid de   rotatiesnelheid   omgekeerd evenredig is met de straal, kan een afname in de tangentiale snelheid bij verkleining van de straal samengaan met een stijging van de rotatie-snelheid.. 



   De schuif spanningen zijn afhankelijk van de   toevoerdruk.   Wanneer de toevoerdruk wordt verviervoudigd, treedt het mengsel met een ongeveer dubbel zo grote snelheid in de diminuteur met het gevolg dat de snelheid op ieder punt in de   diminuteur   ongeveer tweemaal zo groot wordt. Tegelij- kertijd wordt het verschil tussen de snelheden op verschillende punten, en daardoor ook de   schuif spanningen,   verdubbeld. De schnifspanningen zijn ook afhankelijk van dé dimensies van de diminuteur en derhalve worden hierna ge- schikte afmetingen opgegeven. 



   Het is bijvoorbeeld gebleken dat bij een vergroting van de dia- meter van de centrale afvoeropening de schuif spanningen de neiging vertonen kleiner te worden, waarvan een toename van de deeltjes-grootte het gevolg is. In een grote   diminuteur   zijn de schuif spanningen kleiner dan in een di- minuteur met een kleine diameter. 



   Het is gebleken, dat   eiwit-deeltjes   in een mengsel van zetmeel, eiwit en water met behulp van diminuteurs van de volgende dimensies en druk- ken selectief kunnen worden verkleind. 



    VOORBEELD   
 EMI6.1 
 
<tb> A <SEP> BC <SEP> 
<tb> 
<tb> Toevoerdruk <SEP> ato <SEP> 4,2 <SEP> 3 <SEP> 2 <SEP> 1/2
<tb> Diameter <SEP> binnenste <SEP> kamer <SEP> (2) <SEP> mm <SEP> 30 <SEP> 15 <SEP> 10
<tb> Hoogte <SEP> " <SEP> " <SEP> (2) <SEP> mm <SEP> 20 <SEP> 10 <SEP> 7
<tb> 
 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 
 EMI7.1 
 
<tb> Diameter <SEP> toevoeropening <SEP> (4) <SEP> mm <SEP> 6 <SEP> 3 <SEP> 2
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Diameter <SEP> overloopopening <SEP> (3) <SEP> mm <SEP> 6 <SEP> 3 <SEP> 2
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Lengte <SEP> van <SEP> de <SEP> afvoerpijp <SEP> (3) <SEP> in
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> de <SEP> binnenste <SEP> kamer <SEP> mm <SEP> 6 <SEP> 3 <SEP> 2 <SEP> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Diameter <SEP> van <SEP> de <SEP> buitenste <SEP> kamer
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> (1)

   <SEP> in <SEP> mm <SEP> 60 <SEP> 30 <SEP> 20
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Hoogte <SEP> van <SEP> de <SEP> buitenste <SEP> kamer
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> (1) <SEP> in <SEP> mm <SEP> 40 <SEP> 20 <SEP> 13
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Diameter <SEP> van <SEP> de <SEP> afvoeropening
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> (5) <SEP> in <SEP> mm <SEP> 8 <SEP> 4 <SEP> 3 <SEP> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> Afvoerdruk <SEP> ato <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 
<tb> 
 
Onder deze omstandigheden is het verkleinend effect slechts gering. Zoals boven reeds werd opgemerkt kan het verkleinend effect wor- den verbeterd door de toevoerdruk te verhogen. 



   Zeer goede resultaten werden bijv. verkregen met. een diminu- teur volgens voorbeeld B bij een   toevoerdruk   van 8 ato. 



   In figuur 7 is schematisch aangegeven op welke wijze de uitvin- ding in de industrie kan worden toegepast. Een zetmeel-eiwitmengsel wordt continu in de diminuteur gepompt, waarna de fracties welke de diminuteur verlaten in een   scheidings-inrichting   worden geleid welke uit zetmeeltafels en/of centrifuges bestaat waarin het eiwit en het zetmeel van elkaar worden gescheiden. 



   Natuurlijk bestaan er veel variatie-mogelijkheden van dit schema. 



  In het schema volgens figuur 8 wordt het   zetmeel-eiwitmengsel   rechtstreeks aan de scheidingsinrichting toegevoerd waarin het mengsel wordt gescheiden in zetmeel, eiwit en een   middenfractie.   Deze methode kan worden toegepast wanneer de scheidingsinrichting bestaat uit zetmeel-tafels en centrifuges waarbij in de laatstgenoemde, de van de zetmeel-tafels   afgevoerde   tailings wórden behandeld. Alvorens de middenfractie naar de   zetnieeltafels   terug te voeren wordt deze eerst in een diminuteur behandeld. 



   Voor het voorbehandelen van de suspensie kan in plaats van een diminuteur ook gebruik gemaakt worden van een hydrocycloon. In een hydro- cycloon wordt het zetmeel-eiwit-mengsel selectief verkleind en gedeeltelijk gescheiden. In de figuren 9 en 10 is een hydrocycloon afgebeeld. De hydro- cycloon bestaat uit een   cylindrisch   gedeelte   7,   een conisch gedeelte   8,   een tangentiaal aan het   cylindrisch   gedeelte 7 aangebrachte toevoerpijp 9 en een toevoeropening 10.

   Het   cylindrisch   gedeelte 7 is voorzien van een afdekplaat 11 en een met de afdekplaat 11 verbonden pijp 12, de overlooppijp, die voor- zien is van een opening 13 en in het   cylindrisch   gedeelte 7   uitsteekt.   Het conisch gedeelte is aan de punt voorzien van een opening   14..   De openingen 13 en 14 zijn cirkelvormig en liggen met hun middelpunt op de as van de hy-   drocycloon.   In bedrijf wordt het mengsel van zetmeel, eiwit en vloeistof continu bijv.

   door   middel   van een pomp door de toevoerpijp 9 en de opening 10 in het cirkelvormige gedeelte van de hydrocycloon geleid, waarbij de sus- pensie in een snel roterende beweging   geraakt   die vanaf de omtrek naar de as van de hydrocycloon   toeneemt.     biet   andere woorden, in de hydrocycloon wor- den concentrische spiraliserende films van hét gesuspendeerde mengsel gevormd en in stand gehouden waarbij iedere film. een grotere   rotatiesnelheid   bezit dan de meer naar buiten gelegen aangrenzende film. Aan het contactvlak tussen twee aanliggende films worden in de gesuspendeerde deeltjes   schuif spanningen   opgewekt, waardoor de eiwitdeeltjes selectief worden verkleind. 



   De spiraliserende films worden door de   toevoerdruk   in beweging gehouden zonder dat hiervoor schoepen of andere bewegende delen behoeven te worden aangewend. 



   Als gevolg van de snelle rotatie zijn de centrifugale krachten groter dan de zwaartekracht., Deeltjes met een lage bezinksnelheid verzamelen   @   

 <Desc/Clms Page number 8> 

 zich nabij de as van de hydrocycloon en worden via de overlooppijp 12 afgevoerd terwijl de snel   bezinkende   delen worden uitgeslingerd en zich aan de omtrek van de hydrocycloon verzamelen, waarna zij door de puntope- ning 14 worden afgevoerd. 



   In het schema volgens figuur 11 wordt het zetmeel-eiwitmengsel door een pomp in een hydrocyclooninrichting gevoerd, waarin het eiwit dat in het mengsel aanwezig is selectief wordt verkleind. Voorts heeft er in de hydrocycloon een ruwe scheiding plaats, zodat door de punt een zetmeel- rijke fractie en door de overlooppijp een zetmeel-arme fractie uittreedt. 



  Beide fracties worden   vervolgens   op zetmeeltafels behandeldo De tailings van de gescheiden zetmeel-rijke fractie en het concentraat van de zetmeel- arme fractie worden naar de hydrocycloon teruggevoerd, terwijl uit het con- centraat van de gescheiden zetmeel-rijke fractie het zetmeel wordt   gewon-   nen en de   tailings   van de zetmeel-arme fractie tot veevoeder worden ver- werkt. In figuur 12 wordt het   zetmeel-eiwit-mengsel-rechtstreeks   op de zet- meeltafels gebracht,   waarna   de eiwit-arme   zetmeelfractie   en een voorlopige tailing-fractie hiervan worden afgevoerd.

   De voorlopige tailing wordt ver- volgens met behulp van een pomp .in een hydrocyeloon geleid waarin het eiwit selectief wordt verkleind, waarna een   zetmeel-arme   eiwit-fractie door de overlooppijp en een   zetmeel-rijke   fractie via de puntopening uittreedt wel- ke laatste fractie naar de   zetmeeltafels   wordt   teruggevoerd.   



   In een mais-zetmeel fabriek waar met de   gebruikelijke   zetmeel tafels en centrifuges werd gewerkt, bedroeg het eiwit-gehalte van het ge- produceerde zetmeel 0,35 - 0,40 % terwijl de   ingedampte   eiwit-fractie 20 - 30 % zetmeel bevatte. 



   Nadat in deze fabriek hydrocyclonen werden ingevoerd voor het be- handelen van de voorlopige tailing van de tafels bleek het geproduceerde zetmeel een eiwit-gehalte te bezitten van 0,28 - 0,32 % terwijl het zet- meelgehalte van de ingedampte eiwitfractie 15 - 25 % bedroeg. 



   De afmetingen van de hydrocycloon-eenheden waren als volgt : (zie figuur 9 en 10) : 
 EMI8.1 
 
<tb> diameter <SEP> van <SEP> het <SEP> cylindriseh <SEP> gedeelte <SEP> (7) <SEP> : <SEP> 15 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> hoogte <SEP> van <SEP> het <SEP> cylindrisch <SEP> gedeelte <SEP> (7) <SEP> : <SEP> 6 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> hoogte <SEP> van <SEP> het <SEP> conische <SEP> gedeelte <SEP> (8) <SEP> : <SEP> 68 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> hoogte <SEP> van <SEP> de <SEP> toevoeropening <SEP> (10) <SEP> 2,3 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> breedte <SEP> van <SEP> de <SEP> toevoeropening <SEP> 3 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> diameter <SEP> van <SEP> de <SEP> opening <SEP> van <SEP> de <SEP> overlooppijp <SEP> (12) <SEP> :

   <SEP> 3 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> lengte <SEP> van <SEP> de <SEP> overlooppijp <SEP> (12) <SEP> in <SEP> het <SEP> cylindrische
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> gedeelte <SEP> (7) <SEP> - <SEP> : <SEP> 5 <SEP> mm
<tb> 
<tb> 
<tb> 
<tb> toevoerdruk <SEP> : <SEP> 8 <SEP> ato
<tb> 
 
De   inrichting   had een capaciteit   van   12 ton mais per uur, ter- wijl de van de tafel afgevoerde tailing in een hoeveelheid van 70 m3/u in een multihydrocycloon werd   behandelde   welke uit 192 parallel gescha- kelde hydrocyclonen   bestond.   De hoeveelheid en   samenstelling   van de ver- schillende producten zijn in de volgende tabel aangegeven :

   
 EMI8.2 
 
<tb> Tailing <SEP> Eiwit- <SEP> Teruggevoerde
<tb> van <SEP> de <SEP> ta- <SEP> fractie <SEP> fractie
<tb> fels
<tb> 
<tb> Hoeveelheid <SEP> (m3/u) <SEP> # <SEP> 70 <SEP> 45 <SEP> 25
<tb> Onoplosbaar <SEP> (g/1) <SEP> 40-50 <SEP> 15-20 <SEP> 90-100
<tb> Zetmeel <SEP> (% <SEP> van <SEP> vaste <SEP> stof) <SEP> # <SEP> 55 <SEP> 15-25 <SEP> 65-70
<tb> Eiwit <SEP> (% <SEP> van <SEP> vaste <SEP> stof) <SEP> #. <SEP> 25 <SEP> 60-70 <SEP> 9-12
<tb> 
 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 
De in deze inrichting behandelde mais was van de gewone kwali- teito Bij het verwerken van een mais van een andere herkomst die onder af- wijkende omstandigheden, b.v.

   wat betreft tijd, temperatuur of weer is opge- slagen geweest, kan het nodig blijken grotere of kleinere schuifspanningen op te wekkeno Wanneer met grotere schuifspanningen gewerkt moet worden., kun- nen deze grotere spanningen worden verkregen door de toevoerdruk te   verhogen.   



   Daar de hierboven genoemde diminuteurs en hydrocyclonen slechts een kleine capaciteit   bezitten.   zal men in de techniek een aantal van deze inrichtingen parallel moeten schakelen. De resultaten kunnen voorts nog   wor-   den verbeterd door diminuteurs of hydrocyclonen in serie te schakelen zodat het zetmeel-eiwit-mengsel verschillende   malen wordt     behandeld.   



   In de nog niet openbaar gemaakte belgische octrooi-aanvrage No 3930261 wordt een uitvoering van multihydrocyclonen   beschreveno   Voor de beschrijving van de figuren 13 en 14 verwijzen wij derhalve naar de   figu-   ren 1 en 7 van de bedoelde Octrooi-aanvrage waarin een voorkeursuitvoering van de multihydrocyclonen is voorgesteld, Het ligt voor de hand dat ook de multi-diminuteurs volgens dezelfde principes kunnen worden uitgevoerdo 
Deze   multihydrocyclonen   en multi-diminuteurs worden bij voorkeur uit rubber   vervaardigd.  

Claims (1)

  1. CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het scheiden van in vloeistof gesuspendeerde uit mais afkomstige zetmeeldeeltjes en eiwitdeeltjes volgens bezinksnelheid in één of meer scheidings-inrichtingen, met het kenmerk, dat althans een gedeelte van de suspensie die in de scheidingsinrichting(en) wordt geleid aan een voorbehandeling wordt onderworpen,
    waarbij suspensie continu en on- der druk tangentiaal in een door een gesloten omwentelingsoppervlak begrens- de kamer wordt geleid en hieruit continu en centraal wordt verwijderde ter- wijl de toevoerdru-k voldoende hoog'is en de kamer zodanig is gevormde dat de suspensie in de kamer in snelle rotatie geraakt en dat tussen dientenge- volge ontstane opeenvolgende suspensiefilms schuifspanningen worden opgewekt die krachtig genoeg zijn om de eitwitdeeltjes te verkleinen. maar die de grootte van de zetmeeldeeltjes onveranderd lateno 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk,
    dat gebruik wordt gemaakt van een enkelvoudige scheidings-inrichting en dat het zetmeel en de verkleinde eiwitdeeltjes gezamenlijk uit de kamer worden afgevoerd en in de genoemde inrichting worden geleid. terwijl de suspensie in haar geheel aan een voorbehandeling wordt onderworpen alvorens in de scheidings-inrich- ting te worden gevoerd.
    3.Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk., dat gebruik wordt gemaakt van een enkelvoudige scheidings-inrichting en dat slechts een gedeelte van de suspensie die aan de genoemde inrichting wordt toegevoerd in de genoemde kamer aan een voorbehandeling wordt onderworpen. waarbij dit gedeelte wordt gevormd door een tussen-fractie welke uit de genoemde schei- dings-inrichting wordt afgevoerd.
    4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de ka- mer een cylindrische vorm bezit en dat een of beide eindwanden van deze ka- mer is (zijn) voorzien van een axiale afvoerpijp, welke tot in de kamer uit- steekt.
    5.Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk. dat in beide uiteinden van de kamer een axiale afvoerpijp is aangebrachte terwijl de ka- mer door een mantel is omgevenzodat er tussen de kamer en de mantel een ruimte ontstaat waarin de beide pijpen uitmonden;, en van waaruit de suspen- sie aan de scheidings-inrichting wordt toegevoerdo @ 6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de kamer zodanig is gevormde dat het zetmeel en het eiwit hierin gedeeltelijk van el- kaar worden gescheiden., waarna een fractie met.een hoger zetmeel-gehalte via de ene afvoeropening uittreedt, terwijl de,andere fractie door een andere <Desc/Clms Page number 10> opening wordt afgevoerd.
    7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de kamer bestaat uit een hydrocycloon waaruit de deeltjes met de hoogste bezinksnel- heid via de puntopening en de deeltjes met de laagste bezinksnelheid door de overloopopening worden afgevoerd.
    8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat alle suspensie door de genoemde kamer wordt gevoerd waarna een fractie in een scheidings-inrichting wordt geleid waarin het eiwit wordt afgescheiden, ter- wijl de andere fractie aan een andere scheidings-inrichting wordt toegevoerd voor het winnen van het daarin aanwezige zetmeel.
    9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het concen- traat van de eiwit-scheider en de tailing van de zetmeel-scheider naar de genoemde kamer worden teruggevoerdo 10. Werkwijze volgens conclusie 1 en 7, met het kenmerk, dat ge- bruik wordt gemaakt van een enkelvoudige scheidings-inrichting en dat slechts een gedeelte van de suspensie die in de genoemde inrichting wordt geleid in de genoemde hydrocycloon aan een voorbehandeling is onderworpen, waarbij het zetmeel uit de genoemde inrichting wordt verkregen, terwijl de voorlopige tailing van deze inrichting aan de genoemde hydrocycloon wordt toegevoerd en waarbij het genoemde voorbehandelde gedeelte van de suspensie bestaat uit de fractie welke door de puntopening van de hydrocycloon uittreedt en de ei- witfractie uit de basis-opening van de hydrocycloon wordt verkregen.
    11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het ken- merk, dat de of elke scheidings-inrichting wordt gevormd door een of meer zg. zetmeel-tafels en/of centrifugeso 12. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de daarin beschreven voorbehandeling van de suspensie of van een gedeelte daarvan wordt uitgevoerd in een aantal parallel geschakelde kamers.
    13. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de voor- behandeling wordt uitgevoerd in één of meer diminuteurs, waarvan de binnen- ste kamer een diameter heeft van circa 15 mm. en een hoogte van circa 10 mm, de toe- en afvoeropeningen een diameter hebben van circa 3 mm en de afvoer- pijpen in de binnenste kamer een lengte hebben van circa 3 mm en de toevoer- druk circa 8 ato bedraagto 14. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de voor- behandeling wordt uitgevoerd in één of meer hydrocyclonen, werkende bij een toevoerdruk van circa 8 ato, met in hoofdzaak de volgende afmetingen EMI10.1 diameter oylindrischee-desl 15 mn. hoogte cylindrische-'deel :
    6 mm EMI10.2 <tb> hoogte <SEP> conische <SEP> deel <SEP> 68 <SEP> mm <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> oppervlakte <SEP> toevoeropening <SEP> 7 <SEP> mm2 <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> diameter <SEP> overlooppijp <SEP> en <SEP> diameter <SEP> puntopening <SEP> : <SEP> 3 <SEP> mm <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> <tb> lengte <SEP> overlooppijp <SEP> in <SEP> het <SEP> cylindrische <SEP> deel <SEP> 5 <SEP> mm <tb> 15.
    Inrichting, geschikt om te worden toegepast in de werkwijze volgens conclusie 5 voor het voorbehandelen van suspensies, gekenmerkt door een cylindrische kamer, waarvan de wand aan ieder uiteinde voorzien is van een axiale afvoerpijp die tot binnen de genoemde kamer uitsteekt en door middelen om de genoemde kamer zodanig in een omringende mantel te bevestigen, dat rond de genoemde kamer een mantelruimte ontstaat., waarin de beide afvoerpijpen uitmonden, alsmede door een toevoerpijp, welke tan- gentiaal in de kamer uitmondt en tot buiten de genoemde mantel uitsteekt. door welke toevoerpijp een suspensie onder druk in de genoemde kamer kan worden geleid en voorts door een uit de mantelruimte leidende afvoerpijp.,
BE505479D BE505479A (nl)

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE505479A true BE505479A (nl)

Family

ID=146008

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE505479D BE505479A (nl)

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE505479A (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1118160B (de) * 1959-08-10 1961-11-30 Hellmut Geiger Dr Ing Absitzbehaelter mit zentralem Zulauf
DE1122496B (de) * 1956-06-27 1962-01-25 Dorr Oliver Inc Mehrfachhydrozyklon
DE1176613B (de) * 1956-06-27 1964-08-27 Dorr Oliver Inc Mehrfachhydrozyklon
DE1293129B (de) * 1959-07-01 1969-04-24 Bauer Bros Company Verfahren und Vorrichtung zur Reinigung von Suspensionen

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1122496B (de) * 1956-06-27 1962-01-25 Dorr Oliver Inc Mehrfachhydrozyklon
DE1176613B (de) * 1956-06-27 1964-08-27 Dorr Oliver Inc Mehrfachhydrozyklon
DE1293129B (de) * 1959-07-01 1969-04-24 Bauer Bros Company Verfahren und Vorrichtung zur Reinigung von Suspensionen
DE1118160B (de) * 1959-08-10 1961-11-30 Hellmut Geiger Dr Ing Absitzbehaelter mit zentralem Zulauf

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4017033A (en) Apparatus and method for reclaiming waste papers
US5756098A (en) Methods for the extraction of phytochemicals from fibrous plants in the absence of solvent
US5676710A (en) Coal preparation system
US3945575A (en) Recovery of salvageable components from waste materials
US4704201A (en) Waste paper processing system
US5957295A (en) Apparatus and method for the processing of refuse mixtures including plastic waste
HU177079B (en) Process and apparatus for treating strach-fraction produced with wet milling corns,for simultaneous producing protein-reech and strach-reech products
FR2478489A1 (fr) Procede et dispositif pour la separation de particules dans un fluide, notamment pour l&#39;epuration de suspensions papetieres
HUT64572A (en) Method for producing starch by means of wet milling maize for regenerating waste rock piles consistging of sand
US4494530A (en) Separation of gluten and starch from wheat flour
Saengchan et al. New hydrocyclone design for high starch yield: Effect of cylindrical-conical length proportion on the starch, sulfur and protein separation efficiencies
US4132566A (en) Method for the separation of wheat gluten and wheat starch
BE505479A (nl)
NO160830B (no) Fremgangsmaate for separering av faste partikler i et slam.
JPS6022977B2 (ja) スラリ−処理法
US3251717A (en) Starch manufacturing process
AU627699B2 (en) Method and apparatus for separating and recovering particulate material
US3948677A (en) Process for the recovery of starch from the cellular tissue of root crops
Nayak et al. Separation behaviour of iron ore fines in Kelsey Centrifugal Jig
US3813298A (en) Dual screening process for separating starch particles and fibers
US2760889A (en) Starch manufacturing process, including centrifugal removal of middlings
EP0109409A1 (en) Method and device for manufacturing cellulose pulp
US5925249A (en) Screening arrangement
US4316331A (en) Methods for mechanically dewatering peat
US1684365A (en) Process of treating asbestos ore