BE1029070B1 - Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen - Google Patents
Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen Download PDFInfo
- Publication number
- BE1029070B1 BE1029070B1 BE20215050A BE202105050A BE1029070B1 BE 1029070 B1 BE1029070 B1 BE 1029070B1 BE 20215050 A BE20215050 A BE 20215050A BE 202105050 A BE202105050 A BE 202105050A BE 1029070 B1 BE1029070 B1 BE 1029070B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- jacket
- cavities
- pipe end
- casing
- blocking
- Prior art date
Links
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims abstract description 99
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims abstract description 99
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims abstract description 99
- 230000000903 blocking effect Effects 0.000 claims abstract description 80
- 238000003780 insertion Methods 0.000 claims description 5
- 230000037431 insertion Effects 0.000 claims description 5
- 229920001296 polysiloxane Polymers 0.000 claims description 3
- 239000004567 concrete Substances 0.000 description 5
- 239000004519 grease Substances 0.000 description 3
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 2
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 2
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 2
- 239000004568 cement Substances 0.000 description 1
- 239000002131 composite material Substances 0.000 description 1
- 239000007788 liquid Substances 0.000 description 1
- 239000000203 mixture Substances 0.000 description 1
- 238000007789 sealing Methods 0.000 description 1
- 239000002689 soil Substances 0.000 description 1
- 239000002436 steel type Substances 0.000 description 1
- 239000000126 substance Substances 0.000 description 1
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/22—Piles
- E02D5/54—Piles with prefabricated supports or anchoring parts; Anchoring piles
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/22—Piles
- E02D5/24—Prefabricated piles
- E02D5/28—Prefabricated piles made of steel or other metals
- E02D5/285—Prefabricated piles made of steel or other metals tubular, e.g. prefabricated from sheet pile elements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/22—Piles
- E02D5/52—Piles composed of separable parts, e.g. telescopic tubes ; Piles composed of segments
- E02D5/523—Piles composed of separable parts, e.g. telescopic tubes ; Piles composed of segments composed of segments
- E02D5/526—Connection means between pile segments
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L21/00—Joints with sleeve or socket
- F16L21/08—Joints with sleeve or socket with additional locking means
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D2200/00—Geometrical or physical properties
- E02D2200/16—Shapes
- E02D2200/1685—Shapes cylindrical
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D2600/00—Miscellaneous
- E02D2600/20—Miscellaneous comprising details of connection between elements
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Paleontology (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
- Medicines Containing Plant Substances (AREA)
- Piles And Underground Anchors (AREA)
Abstract
Bevestigingssysteem (1) voor het onderling losmaakbaar koppelen van een vrouwelijk buiseinde (4) met een mannelijk buiseinde (5) voor het vormen van funderingspalen, omvattende - corresponderende cilindrische mantelholtes (8, 9) in buismantels van de buiseinden (4, 5); - een koppelelement (6) dat aanbrengbaar is in de mantelholtes (8, 9) en daarin verdraaibaar is over een hoek; - een blokkeerpen (13), aan het koppelelement (6) of één van de mantelholtes (8, 9); en - een blokkeersleuf (14), in één van de mantelholtes (8, 9) of het basislichaam (7), zodat bij verdraaien van het koppelement (6) in de mantelholtes (8, 9), de blokkeerpen (13) in de blokkeersleuf (14) aangrijpt; waarbij één van de mantelholtes (8, 9) en het basislichaam (7) voorzien zijn van corresponderende mantelsleuven (10, 11, 12) om samen een aanbrengholte te vormen voor het hierin aanbrengen van een blokkeerelement (15) om verdraaien van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) te verhinderen.
Description
FUNDERINGSPALEN Deze uitvinding betreft een bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van een vrouwelijk buiseinde met een mannelijk buiseinde voor het vormen van funderingspalen, omvattende - een cilindrische mantelholte in een buismantel van het vrouwelijke buiseinde; - een corresponderende cilindrische mantelholte in een buismantel van het mannelijke buiseinde, die bij aanbrengen van het mannelijke buiseinde in het vrouwelijke buiseinde uitlijnbaar is met de mantelholte in het vrouwelijke buiseinde; en - een koppelelement dat een cilindrisch basislichaam omvat, dat wanneer de mantelholtes ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, aanbrengbaar is in deze mantelholtes voor het onderling koppelen van de buiseinden. Met cilindrisch wordt bedoeld dat de vorm hoofdzakelijk nagenoeg de vorm van een cilinder met een cirkelvormig grondvlak aanneemt. Deze vorm kan daarbij ook voorzien zijn van uitstulpingen en/of uitsparingen en/of afschuiningen ten opzichte van deze cilindrische basisvorm. Zo kan het grondvlak van een cilindrische mantelholte, die als een uitsparing in een gebogen buismantel wordt voorzien, bijvoorbeeld ook overeenkomstig gebogen zijn uitgevoerd. De mantelholtes zijn uitlijnbaar, wanneer deze zodanig op elkaar aansluitend kunnen geplaatst worden dat ze samen een hoofdzakelijk cilindrische holte vormen, met een vorm die hoofdzakelijk correspondeert met de vorm van het cilindrische basislichaam van het koppelelement. Het koppelelement is in deze mantelholtes aanbrengbaar wanneer deze zich hoofdzakelijk in deze mantelholtes kan uitstrekken. Het koppelelement kan daarbij wel iets uitsteken ten opzichte van deze mantelholtes, maar zal zich toch hoofdzakelijk binnen de ruimte van deze mantelholtes uitstrekken zodat bijvoorbeeld een hiermee gevormde buis ongehinderd in een ondergrond kan aangebracht worden en beton ongehinderd doorheen een hiermee gevormde buis gestort kan worden.
Om funderingspalen te vervaardigen dienen vaak genoemde buiseinden onderling gekoppeld te worden. Deze buiseinden kunnen deel uitmaken van te koppelen buisdelen om samen een buis te vormen of bijvoorbeeld deel uitmaken van een slijtdeel zoals bijvoorbeeld een boorkroon, die men met een buisdeel wenst te koppelen.
Op vandaag zijn er reeds vele bevestigingssystemen op de markt voor het koppelen van buizen die gebruikt worden om funderingen of funderingspalen in de grond te vormen.
Deze bevestigingssystemen hebben meestal een ingewikkelde en dure samenstelling en zijn in de praktijk vaak moeilijk te ontkoppelen.
Veelal wordt bij de bestaande koppelingen gebruik gemaakt van een schroefdraad om alles te vergrendelen. Een schroefdraad is echter weinig robuust in combinatie met grond en beton, waardoor dergelijke koppelingen heel slijtagegevoelig zijn.
JP 5021437 B2 illustreert een bevestigingssysteem dat vaak gebruikt wordt voor het onderling koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen. Koppelelementen die hiertoe in mantelholtes in de buiseinden worden aangebracht, worden daarbij met bouten vastgeschroefd aan een inwendig aangebrachte band.
In US 8,397,364 B2 worden verschillende bevestigingssystemen voorgesteld, waarbij elastische dichtingen worden gebruikt om schroefdraden te kunnen elimineren. De koppelingen zijn daarbij vrij complex en weinig geschikt voor gebruik voor het storten van beton voor het vormen van funderingspalen.
Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een dergelijk bevestigingssysteem waarmee buiseinden voor het vormen van funderingspalen eenvoudig en robuust gekoppeld kunnen worden, zonder gebruik te maken van schroefdraden of elastische dichtingen.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van een vrouwelijk buiseinde met een mannelijk buiseinde voor het vormen van funderingspalen, omvattende - een cilindrische mantelholte in een buismantel van het vrouwelijke buiseinde; - een corresponderende cilindrische mantelholte in een buismantel van het mannelijke buiseinde, die bij aanbrengen van het mannelijke buiseinde in het vrouwelijke buiseinde uitlijnbaar is met de mantelholte in het vrouwelijke buiseinde; en - een koppelelement dat een cilindrisch basislichaam omvat, dat wanneer de mantelholtes ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, aanbrengbaar is in deze mantelholtes voor het onderling koppelen van de buiseinden; - een blokkeerpen, die voorzien is aan en zich radiaal uitstrekt ten opzichte van het basislichaam of één van de mantelholtes; en - een blokkeersleuf, die respectievelijk voorzien is in één van de mantelholtes of het basislichaam, waarin de blokkeerpen aanbrengbaar is; waarbij de blokkeerpen en de blokkeersleuf zodanig zijn opgesteld, dat het koppelelement na aanbrengen in de mantelholtes verdraaibaar is over een hoek, waarbij de blokkeerpen geleidend aangebracht wordt in de blokkeersleuf, en waarbij minstens één mantelholte en het basislichaam voorzien zijn van corresponderende mantelsleuven die zich minstens gedeeltelijk axiaal ten opzichte van de respectievelijke mantelholte of het respectievelijke basislichaam uitstrekken, zodat na aanbrengen van het koppelelement in de mantelholtes en na verdraaien van het koppelelement over de hoek, deze mantelsleuven samen een aanbrengholte vormen en dat het bevestigingssysteem een blokkeerelement omvat, dat aanbrengbaar is in deze gevormde aanbrengholte om verdraaien van het koppelelement in de mantelholtes te verhinderen.
Met koppelelementen met een cilindrisch basislichaam dat in cilindrische mantelholtes wordt aangebracht wordt een robuuste koppeling bekomen waarbij de sterke cilindrische vormen geschikt zijn om de nodige krachten en koppels over te brengen.
Met behulp van de blokkeerpen en de blokkeersleuf kan het koppelelement geblokkeerd worden radiaal ten opzichte van de buismantels, dit zonder gebruik te maken van schroefdraden. De blokkeerpen kan hiertoe eenvoudig in de blokkeersleuf aangebracht worden met behulp van een draaibeweging door verdraaien van het koppelelement in de mantelholtes. Met behulp van het blokkeerelement kan terugdraaien van het koppelelement eenvoudig verhinderd worden. Naast de genoemde mantelsleuven kunnen de mantelholtes en het basislichaam ook voorzien worden van bijkomende mantelsleuven die samen één of meerdere bijkomende aanbrengholtes vormen voor het hierin aanbrengen van één of meerdere bijkomende blokkeerelementen. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de mantelsleuven en de blokkeerpen zodanig opgesteld, dat bij aanbrengen van het koppelelement in de mantelholtes, de blokkerpen geleid wordt in één of meerdere van deze mantelsleuven, die dienst doen als een geleidingssleuf. Op deze manier kan het koppelelement eenvoudig juist gepositioneerd worden en in de mantelholtes aangebracht worden, om de blokkeerpen geleidend aan te kunnen brengen in de blokkeersleuf.
De mantelholte in het vrouwelijke buiseinde is bij voorkeur uitgevoerd als een perforatie doorheen de corresponderende buismantel. Ook de mantelholte in het mannelijke buiseinde is bij voorkeur uitgevoerd als een perforatie doorheen de corresponderende buismantel. Het koppelelement kan eenvoudiger in een mantelholte aangebracht worden die volledig doorheen de corresponderende buismantel is aangebracht.
Wanneer één van beide mantelholtes eindigend is uitgevoerd en daarbij door een bodem begrensd wordt, kan het koppelelement daarbij in de mantelholtes aangebracht worden, waarbij de diepte begrensd wordt door deze bodem.
Wanneer geen dergelijke bodem voorzien is, kan het koppelelement eenvoudig 5 gemonteerd en gedemonteerd worden uit de mantelholtes door dit koppelelement via een zijde naar keuze in de mantelholtes aan te brengen ter montage en via een zijde naar keuze doorheen de mantelholtes te kloppen om het koppelelement te demonteren. Het koppelelement kan daarbij zowel van buiten de buiseinden naar binnen toe ge(de)monteerd worden als van binnen naar buiten toe.
De genoemde aanbrengholte voor het hierin aanbrengen van het blokkeerelement strekt zich bij voorkeur doorheen de buismantels uit, zodat ook dit blokkeerelement eenvoudig naar keuze via een zijde hierin aangebracht kan worden en via een zijde doorheen de aanbrengholte hier uit geklopt kan worden. Dit is echter niet noodzakelijk. Ook wanneer de aanbrengholte zich slechts over een deel van de buismantels (bijvoorbeeld doorheen slechts één van beide buismantels) uitstrekt, kan hierin een blokkeerelement aangebracht worden om het terugdraaien van het koppelelement te verhinderen.
Doorlopende sleuven en holtes die zich doorheen een buismantel uitstrekken zijn eenvoudiger en goedkoper te realiseren. Zo moet een stuk slechts één keer op de machine worden opgespannen en kan alles van één kant worden gemaakt.
Het zo goedkoop maken van de koppeling zorgt er voor dat ook een slijtdeel kan worden gemonteerd met behulp van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding. Een dergelijk slijtdeel kan dan na gebruik gewoon worden weggegooid, dit inclusief het respectievelijke mannelijke buiseinde of vrouwelijke buiseinde. De koppelelementen en de blokkeerelementen zelf kunnen daarbij wel hergebruikt worden.
Een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding is zowel geschikt voor het koppelen van ronde buizen als van niet ronde buizen of elementen in verschillende diameters en met verschillende wanddiktes. Eventueel kan hiermee ook een ronde buis aan een vierkante of meer hoekige vorm worden gekoppeld. Bij voorkeur zijn de buiseinden echter hoofdzakelijk cilindrisch uitgevoerd. Door de buiseinden hoofdzakelijk cilindrisch uit te voeren, zijn deze verdraaibaar ten opzichte van elkaar. Door het ten opzichte van elkaar verdraaien van de buiseinden zijn deze eenvoudiger (ont)koppelbaar. Bij het koppelen dienen bij aanbrengen van het mannelijke buiseinde in het vrouwelijke buiseinde de mantelholtes nog niet in de gewenste positie ten opzichte van elkaar geplaatst te worden. Men kan deze buiseinden eerst in elkaar aanbrengen en daarna ten opzichte van elkaar verdraaien tot de mantelholtes ten opzichte van elkaar uitgelijnd zijn. Om te ontkoppelen kan na het verwijderen van het blokkeerelement en het koppelelement het mannelijke buiseinde ten opzichte van het vrouwelijke buiseinde worden verdraaid terwijl deze nog in elkaar geschoven zijn. De gevormde aanbrengholte van een bevestigingssysteem volgens de uitvinding is bij voorkeur eveneens hoofdzakelijk cilindrisch uitgevoerd. Het blokkeerelement is dan ook bij voorkeur overeenkomstig hoofdzakelijk cilindrisch uitgevoerd.
Om een stevige koppeling te bekomen, is het vrouwelijke buiseinde bij voorkeur voorzien is van meerdere overeenkomstige mantelholtes. Ook het mannelijke buiseinde is bij voorkeur voorzien van meerdere overeenkomstige mantelholtes. Bij voorkeur wordt daarbij een gelijk aantal mantelholtes gekozen in zowel het vrouwelijke buiseinde als het mannelijke buiseinde, maar dit is niet strikt noodzakelijk. Deze mantelholtes kunnen eventueel ook op verschillende hoogtes en/of in meerdere niveaus boven elkaar worden voorzien. Volgens het aantal mantelholtes die tegelijk in lijn met elkaar kunnen worden gebracht, worden een zelfde aantal corresponderende koppelelementen en blokkeerelementen voorzien.
Een buis die gevormd wordt door het koppelen van buiseinden met behulp van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding heeft bij voorkeur over zijn volledige lengte nagenoeg dezelfde binnendiameter en over zijn volledige lengte nagenoeg dezelfde buitendiameter. Zo zijn er geen uitstekende delen die aanbrengen van de buis in de ondergrond kunnen hinderen en zijn er geen uitstekende delen die de centrale doorgang van beton doorheen de holte van de buis kunnen hinderen. De buiseinden zijn hiertoe ook eenvoudiger vervaardigbaar.
Voorkeurdragend is het vrouwelijke buiseinde voorzien van een inwendige verdieping die begrensd wordt door een schouder. Het mannelijke buiseinde is bij voorkeur voorzien van een corresponderende uitwendige verdieping die begrensd wordt door een schouder. Het mannelijke buiseinde is daarbij dan met de uitwendige verdieping aanbrengbaar in de inwendige verdieping van het vrouwelijke buiseinde voor aanbrengen van het mannelijke buiseinde in het vrouwelijke buiseinde. Het aanbrengen van het mannelijke buiseinde in het vrouwelijke buiseinde wordt daarbij dan begrensd door de schouders.
Elke mantelholte in het vrouwelijke buiseinde is daarbij bij voorkeur voorzien in de inwendige verdieping en elke mantelholte in het mannelijke buiseinde is daarbij bij voorkeur voorzien in de uitwendige verdieping.
Met slechts één enkele verdieping per buiseinde (naast eventuele afschuiningen aan randen om koppelen te vereenvoudigen) kunnen deze buiseinden bijzonder eenvoudig een robuust vervaardigd worden.
Een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding is bij voorkeur volledig vrij van elastische dichtingen. Hierdoor zijn ook geen uitsparingen nodig om dergelijke elastische dichtingen te monteren, die de koppeling onnodig zouden verzwakken.
Om funderingspalen te vormen is het niet altijd nodig dat de koppeling volledig waterdicht is, zodat het inderdaad mogelijk is om een bevestigingssysteem volgens de uitvinding vrij van elastische dichtingen te maken. Door het gebruik van een minimale speling is het sowieso onmogelijk dat er een vloeibare substantie met een korrelgrootte die groter is dan deze speling tussen de koppeling komt te zitten. Indien er toch bijvoorbeeld cementvocht tussen de koppeling terecht komt, zal deze hier tussen blijven zitten en zelf als afdichting gaan fungeren. Met een beperkte speling kan men de buiseinden ook onderling koppelen met behulp van vet dat op de verdiepingen wordt aangebracht. Dit vet zorgt dan ook mee voor afdichting. Verder is het mogelijk om silicone te gebruiken die op één van de genoemde schouders of op beide schouders wordt aangebracht. Wanneer het mannelijke buiseinde dan in het vrouwelijke buiseinde is aangebracht, is deze silicone dan tussen de schouders aangebracht.
Door de spelingen te beperken, sluit een koppeling van buiseinden met een bevestigingssysteem volgens de uitvinding dan ook voldoende af om er voor te zorgen dat er geen water en vuil van buitenaf in de buis kan komen en er geen vuil of beton door de koppeling naar buiten kan.
De blokkeersleuf van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding zal zich over minstens een deel van de omtrek van ofwel een cilindrische mantelholte, ofwel het cilindrische basislichaam van het koppelelement uitstrekken. Deze blokkeersleuf kan zich in principe over de volledig omtrek uitstrekken. Bij voorkeur strekt deze blokkeersleuf zich slechts over een deel van deze omtrek uit en dit over een hoek corresponderend met de hoek waarover het koppelelement verdraaibaar is, zodat daarbij automatisch de mantelsleuven ten opzichte van elkaar uitgelijnd worden om samen de aanbrengholte te vormen.
De blokkeersleuf van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding kan meer specifiek taps uitgevoerd worden, zodat bij aanbrengen van de blokkeerpen in deze blokkeersleuf deze blokkeerpen ook in de blokkeersleuf zal aangrijpen wanneer het koppelelement niet ver genoeg of te ver in de mantelholtes is aangebracht.
Bij verdraaien van het koppelelement zal de blokkeersleuf de blokkeerpen dan naar de gewenste positie geleiden, waarbij ook het koppelelement ook op de gewenste diepte in de mantelholtes aangebracht wordt.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm zal de blokkeersleuf echter uitgevoerd zijn als een sleuf die in lengterichting begrensd wordt door evenwijdig opgestelde wanden.
Het koppelelement wordt bij voorkeur over slechts een beperkte hoek verdraaid in de mantelholtes.
De hoek waarover het koppelelement verdraaibaar is, is hiertoe bij voorkeur begrensd tot een hoek die minder dan 360° bedraagt.
Nog meer voorkeurdragend wordt deze hoek begrensd tot een hoek die minder dan 180° bedraagt en uiterst voorkeurdragend tot een hoek die minder dan 90° of zelfs minder dan 45° bedraagt.
Zoals hierboven reeds aangegeven, kan deze hoek daarbij bijvoorbeeld begrensd worden door het overeenkomstig begrenzen van de blokkeersleuf.
Het koppelelement omvat verder bij voorkeur een aangrijpelement, voor het hierop aangrijpen met een handwerktuig, voor het verdraaien van dit koppelelement.
Er kunnen hierbij één of meerdere dergelijke aangrijpelementen voorzien worden.
Een dergelijk aangrijpelement wordt bij voorkeur uitgevoerd als een aangrijpholte.
In een bijzondere uitvoeringsvorm zal de blokkeerpen voorzien zijn aan het basislichaam en zal de blokkeersleuf uitmonden in het buitenmanteloppervlak van het mannelijke buiseinde.
De blokkeersleuf kan zo tegen slijtage afgeschermd worden door het vrouwelijke buiseinde.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele uitvoeringsvormen van bevestigingssystemen volgens deze uitvinding.
De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in
- Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld, in opengewerkte toestand en van bovenuit gezien;
- Figuur 2 het bevestigingssysteem uit figuur 1 in perspectief is afgebeeld, in opengewerkte toestand, van onderuit gezien;
- Figuur 3 het bevestigingssysteem uit figuur 1 in perspectief is afgebeeld, in samengestelde toestand, van bovenuit gezien;
- Figuur 4 een doorsnede van een deel van het bevestigingssysteem uit figuur 1,
doorgesneden dwars doorheen het koppelelement is afgebeeld;
- Figuur 5 een tweede uitvoeringsvorm van een bevestigingssysteem volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld, in opengewerkte toestand en van bovenuit gezien;
- Figuur 6 het bevestigingssysteem uit figuur 5 in perspectief is afgebeeld, in opengewerkte toestand, van onderuit gezien.
De afgebeelde bevestigingssystemen (1) omvatten telkens een vrouwelijk buiseinde (4) en een mannelijk buiseinde (5), die deel uitmaken van buizen (2, 3) die gekoppeld kunnen worden tot een samengestelde buis.
Alternatief zou één van beide buiseinden (4, 5) ook deel kunnen uitmaken van een slijtdeel zoals bijvoorbeeld een boorkroon.
In de figuren is het mannelijke buiseinde (5) steeds bovenaan afgebeeld en het vrouwelijke buiseinde (4) steeds onderaan afgebeeld.
Het is echter even goed mogelijk om het vrouwelijke buiseinde (4) bovenaan te plaatsen en het mannelijke buiseinde (5) onderaan.
De afgebeelde buiseinden (4, 5) hebben een cirkelvormige doorsnede, maar zouden net als bij buiseinden volgens de stand van de techniek ook voorzien kunnen zijn van een hiervan afwijkende doorsnede.
Het vrouwelijke buiseinde (4) is voorzien van een inwendige verdieping (20), die begrensd wordt door een schouder (17). Het mannelijke buiseinde (5) is corresponderend voorzien van een uitwendige verdieping (21), die begrensd wordt door een schouder (18). Het mannelijke buiseinde (5) is met de uitwendige verdieping (21) aanbrengbaar in de inwendige verdieping (20) van het vrouwelijke buiseinde (4). Aan de randen van de verdiepingen (20, 21) zijn afschuiningen (22) voorzien om het (ont)koppelen te vereenvoudigen. De schouders (17, 18) begrenzen het aanbrengen van het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4). De afmetingen van de beide buiseinden (4, 5) zijn overeenkomstig, met beperkte spelingen. Om deze buiseinden (4, 5) met deze beperkte speling toch vlot in elkaar aan te kunnen brengen, kan men vet aanbrengen op de verdiepingen (20, 21). In de inwendige verdieping (20) van het vrouwelijke buiseinde (4) zijn meerdere cilindrische mantelholtes (8) verspreid over de omtrek van het buiseinde (4) voorzien. Deze cilindrische mantelholtes (8) zijn volledig doorheen de buismantel van het vrouwelijke buiseinde (4) aangebracht. In de uitwendige verdieping (21) van het mannelijke buiseinde (5) zijn meerdere corresponderende cilindrische mantelholtes (9) verspreid over de omtrek van het buiseinde (5) voorzien. Ook deze cilindrische mantelholtes (9) zijn volledig doorheen de buismantel van het mannelijke buiseinde (5) aangebracht. Doordat de buiseinden (4, 5) cilindrisch zijn, zijn deze verdraaibaar ten opzichte van elkaar. De mantelholtes (8, 9) zijn zo opgesteld dat corresponderende mannelijke en vrouwelijke mantelholtes (8, 9) in lijn met elkaar kunnen gebracht worden. In de afgebeelde uitvoeringsvormen sluit elke mantelholte (9) in het mannelijke buiseinde (5) daarbij aan op een corresponderende mantelholte (8) in het vrouwelijke buiseinde (9).
Voor elk paar corresponderende mantelholtes (8, 9) die zo in lijn met elkaar gebracht worden, omvatten de afgebeelde bevestigingssystemen (1) een koppelelement (6). Dit koppelelement (6) heeft een cilindrisch basislichaam (7), dat wanneer de mantelholtes (8, 9) ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, aanbrengbaar is in deze mantelholtes (8, 9) voor het onderling koppelen van de buiseinden (4, 5). Het basislichaam (7) heeft daarbij dezelfde cilindrische vorm als de mantelholtes (8, 9) en is met een minimum aan speling iets kleiner uitgevoerd. De hoogte van dit basislichaam (7) stemt nagenoeg overeen met de diktes van de buismantels van de buiseinden (4, 5), die eveneens overeenstemt met nagenoeg de som van de diktes van de verdiepte delen (20, 21) van deze buiseinden (4, 5). In de afgebeelde uitvoeringsvormen strekken de mantelholtes (8, 9) zich doorheen de buismantels van de buiseinden (4, 5) uit, zodat het koppelelement (6) zowel van buitenaf in deze mantelholtes (8, 9) aanbrengbaar is of hieruit verwijderd kan worden als van binnenuit. In alternatieve uitvoeringsvormen waarbij één van beide mantelholtes (8, 9) eindigend is uitgevoerd, zal het koppelelement (6) slechts van één van beide zijdes in deze mantelholtes (8, 9) aanbrengbaar zijn en hier terug uit gehaald kunnen worden.
In de eerste afgebeelde uitvoeringsvorm is het koppelelement (6) van het bevestigingssysteem (1) verder voorzien van een blokkeerpen (13), die radiaal opstaat ten opzichte van het manteloppervlak van het basislichaam (7). In elke mantelholte (9) in het mannelijke buiseinde (5) is daarbij een corresponderende blokkeersleuf (14) voorzien. Deze blokkeersleuf (14) is boogvormig in het manteloppervlak van deze mantelholte (9) aangebracht, dit over een deel van de omtrek van dit manteloppervlak. Deze blokkeersleuf (14) mondt uit aan de buitenomtrek van het mannelijke buiseinde (5), en wordt bij aanbrengen van het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijk buiseinde (4) afgeschermd door dit vrouwelijke buiseinde (4) om wegslijten van deze blokkersleuf (14) te beperken.
Alternatief kan de blokkeersleuf (14) eventueel voorzien worden in het vrouwelijke buiseinde (4) en kan daarbij dan op een vergelijkbare manier gerealiseerd worden.
In de tweede afgebeelde uitvoeringsvorm is omgekeerd in elke mantelholte (9) in het mannelijke buiseinde (5) een blokkeerpen (13) voorzien, die radiaal opstaat ten opzichte van het manteloppervlak van deze mantelholte (9). Alternatief kan de blokkeerpen (13) eventueel voorzien worden in het vrouwelijke buiseinde (4).
Het koppelelement (6) is bij deze tweede uitvoeringsvorm voorzien van een met de blokkerpen (13) corresponderende blokkeersleuf (14). Deze blokkeersleuf (14) is boogvormig in het manteloppervlak van het koppelelement (6) aangebracht, dit over een deel van de omtrek van dit manteloppervlak.
In beide uitvoeringsvormen zijn de blokkeerpen (13) en blokkeersleuf (14) zodanig opgesteld, dat wanneer het koppelelement (6) in een mantelholte (9) is aangebracht, de blokkeerpen (13) bij verdraaien van het koppelelement (6) aangrijpt in de blokkeersleuf (14).
De blokkeersleuf (14) strekt zich telkens slechts over een deel van de omtrek van de mantelholte (9) of het koppelelement (6) uit, zodat de verdraaiing van het koppelelement (6) in de mantelholte (9) begrensd wordt tot een hoek die overeenstemt met de booglengte van deze blokkeersleuf (14).
Naast de afgebeelde blokkeerpen (13) en de afgebeelde blokkersleuf (14) kunnen eventueel nog verdere blokkeerpennen en corresponderende blokkeersleuven voorzien worden, dit bijvoorbeeld verspreid over de omtrek van de cilindervormen. In de afgebeelde uitvoeringsvormen zijn de mantelholtes (8, 9) verder voorzien van corresponderende mantelsleuven (11, 12) die zich axiaal uitstrekken ten opzichte van de respectievelijke mantelholte (8, 9) en bij het in lijn brengen van de mantelholtes (8, 9) ook in lijn met elkaar worden gebracht. Het basislichaam (7) verder voorzien van een met deze mantelsleuven (11, 12) corresponderende mantelsleuf (10) die zich axiaal uitstrekt ten opzichte van het basislichaam (7) en zich na aanbrengen van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) en na verdraaien van het koppelelement
(6) over de genoemde hoek, samen met de mantelsleuven (11, 12) in de mantelholtes (8, 9) een aanbrengholte vormt. De mantelsleuven (10, 11, 12) omvatten hiertoe corresponderende afmetingen.
Voor elke aanbrengholte die op deze manier gevormd kan worden, omvatten de afgebeelde uitvoeringsvormen een blokkeerelement (15) dat aanbrengbaar is in deze gevormd aanbrengholte om verdraaien van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) te verhinderen.
Elke afgebeelde aanbrengholte strekt zich doorheen de buismantels uit, zodat het corresponderende blokkeerelement (15) zowel van buitenaf in deze aanbrengholtes aanbrengbaar is of hieruit verwijderd kan worden als van binnenuit. In alternatieve uitvoeringsvormen waarbij de aanbrengholte eindigend is uitgevoerd, dit bijvoorbeeld doordat slechts in één van beide mantelholtes (8, 9) een genoemde mantelsleuf (11 12) is voorzien, zal het blokkeerelement (15) slechts van één van beide zijdes in deze aanbrengholte aanbrengbaar zijn en hier terug uit gehaald kunnen worden.
In de afgebeelde uitvoeringsvormen zijn de aanbrengholtes cilindrisch uitgevoerd. In alternatieve uitvoeringsvormen kunnen de aanbrengholtes ook andere vormen aannemen, dit door de corresponderende mantelsleuven (10, 11, 12) overeenkomstig anders te vormen.
In de eerste afgebeelde uitvoeringsvorm doen de mantelsleuven (11, 12) in de mantelholtes (8, 9) verder dienst als een geledingssleuf voor het hierin geleiden van de blokkeerpen (13) bij aanbrengen van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9).
In de tweede afgebeelde uitvoeringsvorm doet de mantelsleuf (10) in het basislichaam (7) verder dienst als een geleidingssleuf voor het hierin geleiden van de blokkeerpen (13) bij aanbrengen van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9).
In de afgebeelde uitvoeringsvormen is het koppelelement (6) verder telkens voorzien van een aangrijpholte (16) voor het hierop aangrijpen met een handwerktuig, voor het verdraaien van het koppelelement (6) en/of om het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) te duwen of trekken of hier uit te duwen of trekken.
In plaats van één dergelijke aangrijpholte (16) te voorzien, kunnen ook meerdere dergelijke aangrijpholtes voorzien worden. Het vrouwelijke buiseinde (4) en het mannelijke buiseinde (5) worden bij voorkeur uit metaal vervaardigd worden. Meer specifiek kunnen deze bijvoorbeeld vervaardigd worden uit staal type S355 die nog een extra harding ondergaat. Alternatief zouden deze bijvoorbeeld uit 42crmo4 vervaardigd kunnen worden, met een extra harding. De koppelelementen (6) worden ook bij voorkeur uit metaal vervaardigd. Meer specifiek kunnen deze bijvoorbeeld vervaardigd worden uit 42crmo4 die nog een extra olieharding verkrijgen. Alternatief zouden deze bijvoorbeeld uit S355 kunnen vervaardigd worden, met een extra harding. Als blokkeerpennen (13) en blokkeerelementen (15) kunnen elementen gekozen worden die standaard in de handel verkrijgbaar zijn. Om de blokkerpennen (13) te bevestigen, kan in het corresponderende onderdeel zoals afgebeeld in figuur 4 een holte (19) geboord worden, waarin deze blokkeerpen (13) aangebracht kan worden. Om de buiseinden (4, 5) met behulp van een afgebeeld bevestigingssysteem (1) te koppelen, wordt het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4) geschoven. Vervolgens worden de mantelholtes (8, 9) ten opzichte van elkaar uitgelijnd, dit bijvoorbeeld met behulp van een geleidingsplug die voorzien is van een conisch uiteinde en zo de mantelholtes (8, 9) naar de juiste posities geleidt. Deze mantelholtes (8, 9) worden daarbij zodanig uitgelijnd dat deze in een rechte lijn passend tegen over elkaar komen te staan.
De koppelelementen (6) worden in de respectievelijke mantelholtes (8, 9 geplaatst, dit door de blokkeerpen (13) in de corresponderende mantelsleuven (11, 12) of in de corresponderende mantelsleuf (10) te geleiden.
Vervolgens worden de koppelelementen (6) met een gereedschap verdraaid, door aangrijpen met het gereedschap in de aangrijpsleuf (16), zodanig dat de blokkerpen (13) in de blokkersleuf (14) komt te zitten. De koppelelementen (6) worden op een zodanige wijze verdraaid dat de mantelsleuven (10, 11, 12) van zowel de koppelelementen (6) als deze van de mantelholtes (8, 9) op één lijn komen te liggen.
In de aanbrengholtes die zo gevormd worden, worden de blokkerelementen (15) geplaatst die het verdraaien van de koppelelementen (6) verhinderen.
Alle koppelelementen (6) en blokkeerelementen (15) kunnen via de omgekeerde weg terug verwijderd worden uit de buiseinden (4, 5) en kunnen daarna hergebruikt worden.
Claims (13)
1. Bevestigingssysteem (1) voor het onderling losmaakbaar koppelen van een vrouwelijk buiseinde (4) met een mannelijk buiseinde (5) voor het vormen van funderingspalen, omvattende — een cilindrische mantelholte (8) in een buismantel van het vrouwelijke buiseinde (4); — een corresponderende cilindrische mantelholte (9) in een buismantel van het mannelijke buiseinde (5), die bij aanbrengen van het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4) uitlijnbaar is met de mantelholte (8) in het vrouwelijke buiseinde (4); en — een koppelelement (6) dat een cilindrisch basislichaam (7) omvat, dat wanneer de mantelholtes (8, 9) ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, aanbrengbaar is in deze mantelholtes (8, 9) voor het onderling koppelen van de buiseinden (4, 5); met het kenmerk dat het bevestigingssysteem (1) verder omvat: — een blokkeerpen (13), die voorzien is aan en zich radiaal uitstrekt ten opzichte van het basislichaam (7) of één van de mantelholtes (8, 9); en — een blokkeersleuf (14), die respectievelijk voorzien is in één van de mantelholtes (8, 9) of het basislichaam (7), waarin de blokkeerpen (13) aanbrengbaar is; waarbij de blokkeerpen (13) en de blokkeersleuf (14) zodanig zijn opgesteld, dat het koppelelement (6) na aanbrengen in de mantelholtes (8, 9) verdraaibaar is over een hoek, waarbij de blokkeerpen (13) geleidend aangebracht wordt in de blokkeersleuf (14); dat minstens één van de mantelholtes (8, 9) en het basislichaam (7) voorzien zijn van corresponderende mantelsleuven (10, 11, 12) die zich minstens gedeeltelijk axiaal ten opzichte van de respectievelijke mantelholte (8, 9) of het respectievelijke basislichaam (7) uitstrekken, zodat na aanbrengen van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) en na verdraaien van het koppelelement (6) over de hoek, deze mantelsleuven (10, 11, 12) samen een aanbrengholte vormen en dat het bevestigingssysteem (1) een blokkeerelement (15) omvat, dat aanbrengbaar is in deze gevormde aanbrengholte om verdraaien van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) te verhinderen.
2. Bevestigingssysteem (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de mantelsleuven (10, 11, 12) en de blokkeerpen (13) zodanig zijn opgesteld, dat bij aanbrengen van het koppelelement (6) in de mantelholtes (8, 9) de blokkerpen (13) geleid wordt in één of meerdere van deze mantelsleuven (10, 11, 12), die dienst doen als een geleidingssleuf.
3. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantelholte (8) in het vrouwelijke buiseinde (4) en/of de mantelholte (9) in het mannelijke buiseinde (5) uitgevoerd is als een perforatie doorheen de corresponderende buismantel.
4. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gevormde aanbrengholte zich doorheen de buismantels uitstrekt.
5. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de buiseinden (4, 5) hoofdzakelijk cilindrisch zijn uitgevoerd.
6. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gevormde aanbrengholte hoofdzakelijk cilindrisch is uitgevoerd.
7. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het vrouwelijke buiseinde (4) voorzien is van meerdere overeenkomstige mantelholtes (8) en/of dat het mannelijke buiseinde (5) voorzien is van meerdere overeenkomstige mantelholtes (9).
8. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het vrouwelijke buiseinde (4) voorzien is van een inwendige verdieping (20) die begrensd wordt door een schouder (17), dat het mannelijke buiseinde (5) voorzien is van een corresponderende uitwendige verdieping (21) die begrensd wordt door een schouder (18) en dat het mannelijke buiseinde (5) met de uitwendige verdieping (21) aanbrengbaar is in de inwendige verdieping (20) van het vrouwelijke buiseinde (4) voor aanbrengen van het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4), waarbij het aanbrengen van het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4) begrensd wordt door de schouders (17, 18).
9. Bevestigingssysteem (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat elke mantelholte (8) in het vrouwelijke buiseinde (4) voorzien is in de inwendige verdieping (20) en dat elke mantelholte (9) in het mannelijke buiseinde (5) voorzien is in de uitwendige verdieping (21).
10. Bevestigingssysteem (1) volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat het mannelijke buiseinde (5) in het vrouwelijke buiseinde (4) is aangebracht en dat silicone tussen de schouders (17, 18) is aangebracht.
11. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de blokkeersleuf (14) taps is uitgevoerd.
12. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het koppelelement (6) een aangrijpelement (16) omvat, voor het hierop aangrijpen met een handwerktuig, voor het verdraaien van dit koppelelement (6).
13. Bevestigingssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de blokkeerpen (13) voorzien is aan het basislichaam (7) en dat de blokkeersleuf (14) uitmondt in het buitenmanteloppervlak van het mannelijke buiseinde (5).
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20215050A BE1029070B1 (nl) | 2021-01-25 | 2021-01-25 | Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen |
AU2022210051A AU2022210051B2 (en) | 2021-01-25 | 2022-01-20 | System for coupling of piles |
PCT/IB2022/050455 WO2022157650A1 (en) | 2021-01-25 | 2022-01-20 | System for coupling of piles |
CN202280011337.5A CN116802360A (zh) | 2021-01-25 | 2022-01-20 | 用于基桩联接的系统 |
EP22700860.4A EP4281623B1 (en) | 2021-01-25 | 2022-01-20 | System for coupling of piles |
CA3204760A CA3204760A1 (en) | 2021-01-25 | 2022-01-20 | System for coupling of piles |
US18/226,173 US20240150987A1 (en) | 2021-01-25 | 2023-07-25 | System for coupling of piles |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20215050A BE1029070B1 (nl) | 2021-01-25 | 2021-01-25 | Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1029070A1 BE1029070A1 (nl) | 2022-08-24 |
BE1029070B1 true BE1029070B1 (nl) | 2022-08-29 |
Family
ID=74504955
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20215050A BE1029070B1 (nl) | 2021-01-25 | 2021-01-25 | Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20240150987A1 (nl) |
EP (1) | EP4281623B1 (nl) |
CN (1) | CN116802360A (nl) |
AU (1) | AU2022210051B2 (nl) |
BE (1) | BE1029070B1 (nl) |
CA (1) | CA3204760A1 (nl) |
WO (1) | WO2022157650A1 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1031890B1 (nl) | 2023-08-10 | 2025-03-10 | Olivier | Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1097929B (de) * | 1960-01-25 | 1961-01-26 | Mannesmann Ag | Rohrverbindung fuer die Gestaengerohre eines Erdbohrers mit Vorortantrieb |
FR2179718A1 (nl) * | 1972-04-08 | 1973-11-23 | Leffer Stahl & App | |
DE4402202A1 (de) * | 1994-01-26 | 1995-07-27 | Bauer Spezialtiefbau | Bohrrohr mit ein- oder beidendig angebrachten Verbindungsmuffen |
JP5021437B2 (ja) * | 2007-12-05 | 2012-09-05 | Jfeスチール株式会社 | 鋼管杭接続構造 |
CN109610448A (zh) * | 2018-10-15 | 2019-04-12 | 板垣次男 | 钢管桩连接套结构 |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS5021437B2 (nl) | 1971-12-09 | 1975-07-23 | ||
US7954225B2 (en) | 2006-03-08 | 2011-06-07 | Webb Charles T | Locking pin for coupling components |
-
2021
- 2021-01-25 BE BE20215050A patent/BE1029070B1/nl active IP Right Grant
-
2022
- 2022-01-20 AU AU2022210051A patent/AU2022210051B2/en active Active
- 2022-01-20 WO PCT/IB2022/050455 patent/WO2022157650A1/en active Application Filing
- 2022-01-20 CA CA3204760A patent/CA3204760A1/en active Pending
- 2022-01-20 EP EP22700860.4A patent/EP4281623B1/en active Active
- 2022-01-20 CN CN202280011337.5A patent/CN116802360A/zh active Pending
-
2023
- 2023-07-25 US US18/226,173 patent/US20240150987A1/en active Pending
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1097929B (de) * | 1960-01-25 | 1961-01-26 | Mannesmann Ag | Rohrverbindung fuer die Gestaengerohre eines Erdbohrers mit Vorortantrieb |
FR2179718A1 (nl) * | 1972-04-08 | 1973-11-23 | Leffer Stahl & App | |
DE4402202A1 (de) * | 1994-01-26 | 1995-07-27 | Bauer Spezialtiefbau | Bohrrohr mit ein- oder beidendig angebrachten Verbindungsmuffen |
JP5021437B2 (ja) * | 2007-12-05 | 2012-09-05 | Jfeスチール株式会社 | 鋼管杭接続構造 |
CN109610448A (zh) * | 2018-10-15 | 2019-04-12 | 板垣次男 | 钢管桩连接套结构 |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CN116802360A (zh) | 2023-09-22 |
EP4281623A1 (en) | 2023-11-29 |
AU2022210051B2 (en) | 2024-09-26 |
AU2022210051A9 (en) | 2024-07-11 |
US20240150987A1 (en) | 2024-05-09 |
BE1029070A1 (nl) | 2022-08-24 |
EP4281623B1 (en) | 2025-03-05 |
WO2022157650A1 (en) | 2022-07-28 |
CA3204760A1 (en) | 2022-07-28 |
AU2022210051A1 (en) | 2023-07-20 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1029070B1 (nl) | Bevestigingssysteem voor het onderling losmaakbaar koppelen van buiseinden voor het vormen van funderingspalen | |
CA1217645A (en) | Cast concrete element for underground tubular structure | |
US4088361A (en) | Lifting arrangements for massive objects | |
JP2007292311A (ja) | 管要素用管継手 | |
KR102065742B1 (ko) | 강관 파일 연결구 | |
US8794314B2 (en) | Drill rod | |
JP6902959B2 (ja) | 鋼管連結機構 | |
PL212198B1 (pl) | Przyrząd do łączenia końców prętów | |
US11208852B2 (en) | Auger arrangement | |
JP3836343B2 (ja) | 電線管接続部を備えた配線用ボックス装置及び配線用ボックス | |
JP6547775B2 (ja) | 逆回転防止機構を備えたネジ継手 | |
JP7277743B2 (ja) | 既製杭の保持装置及び基礎杭構築方法 | |
CN214005661U (zh) | 连接组件及其连接套筒 | |
JPH082134B2 (ja) | 地中埋設される波付管の端末固定装置 | |
JP5155614B2 (ja) | トンネルセグメント連結構造 | |
CN209001520U (zh) | 一种榫卯式预埋管线接头 | |
US20190366649A1 (en) | Lobular connection for tubulars | |
JP2018044388A (ja) | 鋼管連結機構及び鋼管連結方法 | |
JP7477411B2 (ja) | 鋼殻エレメントの接合構造及びその施工方法 | |
GB2306257A (en) | Cable spacer device | |
KR102059194B1 (ko) | 맨홀과 관체 사이에 구비되는 수밀장치 | |
KR20140025214A (ko) | 양변기배수구 연결장치 | |
JP7473427B2 (ja) | 鋼殻エレメントの接合構造及びその施工方法 | |
KR100297114B1 (ko) | 배관이음용커플링 | |
EP4428379A1 (en) | Connecting element |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20220829 |