[go: up one dir, main page]

BE1023381B1 - Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig - Google Patents

Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig Download PDF

Info

Publication number
BE1023381B1
BE1023381B1 BE2015/5535A BE201505535A BE1023381B1 BE 1023381 B1 BE1023381 B1 BE 1023381B1 BE 2015/5535 A BE2015/5535 A BE 2015/5535A BE 201505535 A BE201505535 A BE 201505535A BE 1023381 B1 BE1023381 B1 BE 1023381B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
coupling
edge
coupling means
vehicle
longitudinal direction
Prior art date
Application number
BE2015/5535A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023381A1 (nl
Inventor
Dirk Vens
Original Assignee
Curana Invest Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Curana Invest Bvba filed Critical Curana Invest Bvba
Priority to BE2015/5535A priority Critical patent/BE1023381B1/nl
Priority to EP16781534.9A priority patent/EP3341273B1/en
Priority to PCT/IB2016/001204 priority patent/WO2017033054A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023381A1 publication Critical patent/BE1023381A1/nl
Publication of BE1023381B1 publication Critical patent/BE1023381B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J7/00Luggage carriers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J7/00Luggage carriers
    • B62J7/02Luggage carriers characterised by the arrangement thereof on cycles
    • B62J7/04Luggage carriers characterised by the arrangement thereof on cycles arranged above or behind the rear wheel
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J9/00Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags
    • B62J9/20Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags attached to the cycle as accessories
    • B62J9/27Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags attached to the cycle as accessories characterised by mounting arrangements, e.g. quick release arrangements

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Purses, Travelling Bags, Baskets, Or Suitcases (AREA)

Abstract

Inrichting voor het losneembaar bevestigen van een draagbaar voorwerp (100) aan een voertuig, omvattende - een eerste koppelinrichting (I) die een koppelrand (1) en minstens één eerste koppelmiddel (2) omvat, en - een tweede koppelinrichting (II) die randkoppelmiddelen (11) omvat waarmee de tweede koppelinrichting (II) met de koppelrand (1) verbindbaar is, en die voor elk eerste koppelmiddel (2) een bijhorend tweede koppelmiddel (12) omvat dat voorzien is om met dat eerste koppelmiddel (2) gekoppeld te worden, waarbij de koppelrand (1) en/of de randkoppelmiddelen (11) positioneermiddelen (3) omvatten om de koppelinrichtingen (I), (II) volgens de lengterichting van de koppelrand (1) ten opzichte van elkaar te positioneren in een bepaalde koppelpositie waarbij de eerste (2) en de tweede koppelmiddelen (12) in samenwerking kunnen gebracht worden.

Description

Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig
Deze uitvinding betreft enerzijds een inrichting voor het losneembaar bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig zoals een fiets of een bromfiets, omvattende een eerste koppelinrichting die bevestigbaar is aan en/of minstens gedeeltelijk geïntegreerd is in een onderdeel van een voertuig en die een koppelrand en minstens één eerste koppelmiddel omvat, en een tweede koppelinrichting die bevestigbaar is aan en/of minstens gedeeltelijk geïntegreerd is in een voorwerp of een onderdeel ervan en die randkoppelmiddelen omvat waarmee de tweede koppelinrichting losneembaar en volgens de lengterichting van de koppelrand verplaatsbaar met de koppelrand verbindbaar is, en die voor elk eerste koppelmiddel een bijhorend tweede koppelmiddel omvat dat voorzien is om losneembaar met dat eerste koppelmiddel gekoppeld te worden, zodat de eerste en de tweede koppelinrichting door de verbinding van de koppelrand en de randkoppelmiddelen en door het koppelen van de eerste en tweede koppelmiddelen met elkaar kunnen verbonden worden.
Deze uitvinding betreft anderzijds ook een samenstel van een voertuig, zoals een fiets of een bromfiets, en een draagbaar voorwerp dat losneembaar aan dat voertuig bevestigbaar is, waarbij een onderdeel van het voertuig een eerste koppelinrichting omvat dewelke een koppelrand en een eerste koppelmiddel omvat, en waarbij het voorwerp een tweede koppelinrichting omvat die randkoppelmiddelen omvat waarmee de tweede koppelinrichting losneembaar en volgens de lengterichting van de koppelrand verplaatsbaar met de koppelrand verbindbaar is, en die voor elk eerste koppelmiddel een bijhorend tweede koppelmiddel omvat dat voorzien is om losneembaar met dat eerste koppelmiddel gekoppeld te worden, zodat de eerste en de tweede koppelinrichting door de verbinding van de koppelrand en de randkoppelmiddelen en door het koppelen van de eerste en tweede koppelmiddelen met elkaar kunnen verbonden worden.
Met de term ‘draagbaar voorwerp’ wordt in deze octrooiaanvraag bijvoorbeeld een tas, een mand, een rugzak, een bak of een koffer bedoeld, of meer algemeen elk voorwerp dat voorzien is om te fungeren als container voor het verplaatsen van andere producten. Het draagbaar voorwerp kan echter ook een accessoire zijn van het voertuig zoals bijvoorbeeld een kinderzitje, een batterij, een pomp of een gereedschap. Het draagbaar voorwerp kan tenslotte ook eender welk gebruiksvoorwerp zijn dat men met het voertuig wenst mee te nemen, zoals bijvoorbeeld een buggy, een opvouwbare stoel of een paraplu.
Deze uitvinding betreft in het bijzonder een dergelijke inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een fiets, met inbegrip van een elektrische fiets, een bromfiets of een motorfiets en dergelijke.
Bevestigingsinrichtingen van het hoger omschreven type zijn gekend voor het bevestigen van een tas of een mand aan de bagagedrager of aan het frame van een fiets.
Een gekende inrichting omvat een koppelinrichting die bevestigbaar is aan de bagagedrager van een fiets en hiervoor voorzien is van drie eerste klikverbindingselementen die elk op een verschillende plaats aan de fiets zijn bevestigd. Complementaire tweede klikverbindingselementen zijn op overeenkomstige plaatsen aan de rugzijde van een tas bevestigd. Voor het bevestigen van de tas moet men elk tweede klikverbindingselement precies tegenover zijn bijhorend eerste klikverbindingselement positioneren, hetgeen niet eenvoudig is, vooral niet als de tas gevuld is en relatief zwaar is. Het bevestigen is hierdoor dikwijls moeilijk en tijdrovend.
Er bestaan ook fietstassen die aan hun rugzijde voorzien zijn van twee of meer haken die voorzien zijn om in een positie naar keuze in te haken op een zich horizontaal uitstrekkend langwerpig onderdeel van de bagagedrager, en die verder ook nog een riem omvatten waarmee de tas op een andere plaats aan de fiets kan vastgemaakt worden. De riem wordt dan bijvoorbeeld om een verticaal lopend onderdeel van de bagagedrager aangebracht. In plaats van een riem kan de fietstas een haak omvatten die voorzien is om zijdelings achter een schuin naar boven toe lopend onderdeel van de bagagedrager vast te haken. Bij nog andere gekende uitvoeringsvormen is er aan de tas, in plaats van een riem of een haak, een klikverbindingselement voorzien dat voorzien is om samen te werken met een overeenkomstig klikverbindingselement aan de fiets. Door dit bijkomend bevestigingspunt wordt de tas in een min of meer stabiele positie aan de fiets bevestigd. Zo zal de tas zelfs bij een schuine positie van de fiets of tijdens het rijden over een hobbelig terrein in zijn bevestigingspositie tegen de opwaarts lopende delen van de bagagedrager gehouden worden.
Deze bevestigingsinrichtingen hebben echter ook diverse nadelen. Een eerste nadeel bestaat erin dat de fietstas niet aan elk type bagagedrager kan bevestigd worden. De bagagedrager moet immers beschikken over een langwerpig element met een beperkte dwarsafmeting dat zich horizontaal en volgens de lengterichting van de fiets uitstrekt, en waarop de haken op een geschikte inhaakplaats kunnen inhaken. Dit inhaken wordt dikwijls verhinderd door onderdelen van de bagagedrager of van de fiets. Zo worden bagagedragers vaak uitgevoerd met dwars lopende elementen die aansluiten op de zich volgens de lengterichting uitstrekkende elementen, waardoor er op de inhaakplaats onvoldoende plaats kan zijn om de haken van een fietstas tussen twee dwars lopende elementen door te laten, of waardoor de tas niet op een geschikte plaats aan de bagagedrager kan bevestigd worden.
Nadat de fietstas ingehaakt is op een element van de bagagedrager moet deze tas ook nog in horizontale richting verschoven worden om ervoor te zorgen dat het bijkomend bevestigingsmiddel tegenover een onderdeel van de fiets of tegenover een klikverbindingselement gepositioneerd is om ook die bijkomende bevestiging te kunnen realiseren.
Het doel van deze uitvinding is dan ook om te voorzien in een dergelijke bevestigingsinrichting waarmee eender welk draagbaar voorwerp door een eenvoudige beweging zonder bijkomende positionering op een snelle en gemakkelijke manier aan een voertuig zoals een fiets of een bromfiets kan bevestigd worden, en waarvan de bruikbaarheid ook veel minder afhankelijk is van de kenmerken van het voertuigonderdeel waaraan het voorwerp wordt bevestigd, zodat de inrichting veel gebruiksvriendelijker is en ruimer toepasbaar is dan de bestaande bevestigingsinrichtingen.
Bovenstaande doelstellingen wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het losneembaar bevestigen van een tas aan een voertuig, met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken waarbij, volgens deze uitvinding, de koppelrand en/of de randkoppelmiddelen positioneermiddelen omvatten die voorzien zijn om de koppelinrichtingen volgens de lengterichting van de koppelrand ten opzichte van elkaar te positioneren in één bepaalde koppelpositie waarbij de eerste en de tweede koppelmiddelen in samenwerking kunnen gebracht worden.
De koppelrand kan de rand zijn van een onderdeel met een relatief kleine dwarsafmeting. Dit kan bijvoorbeeld de rand zijn van een plaatvormig onderdeel. De rand kan eindigen met een vrije zijde die vlak of hoekig of afgerond is. De rand kan ook een door een buisvormig of draadvormig onderdeel gevormd zijn. Dit onderdeel kan eender welke doorsnede hebben, zoals bijvoorbeeld een cirkelvormige, ovale, driehoekige, rechthoekige, vierkante of veelhoekige doorsnede. Deze rand heeft niet noodzakelijk een rechtlijnig verloop. De koppelrand kan bijvoorbeeld de rand zijn van een gootvormig element.
De randkoppelmiddelen kunnen bijvoorbeeld één of meerdere inhaakelementen zijn die kunnen inhaken op de koppelrand. De genoemde randkoppelmiddelen zijn bijvoorbeeld één of meerdere haken, één of meerdere omgebogen randen of randgedeelten, of één of meerdere elementen die een open ruimte of een opening hebben waarin de koppelrand of een gedeelte ervan kan ingebracht worden.
De verbinding tussen de koppelrand en de randkoppelmiddelen is hier eenvoudig tot stand te brengen. Het is zeer gemakkelijk en eenvoudig om randkoppelmiddelen in samenwerking te brengen met een koppelrand. De eerste koppelinrichting kan zo bevestigbaar zijn en/of zo in een onderdeel van het voertuig geïntegreerd zijn dat het draagbaar voorwerp door het uitvoeren van een neerwaartse beweging in samenwerking kan gebracht worden met de koppelrand. Een dergelijke neerwaartse koppelbeweging is de gemakkelijkste beweging met een voorwerp dat relatief zwaar is.
De koppelrand kan ook zo langs een onderdeel van het voertuig opgesteld worden dat het voorwerp bij het uitvoeren van de koppelbeweging naar de koppelrand toe geleid wordt door dit onderdeel. Zo kan de eerste koppelinrichting voorzien zijn op de zijde van een onderdeel die zich in gebruik nagenoeg horizontaal uitstrekt, zodat het voorwerp in contact met deze zijde kan verplaatst worden om zijn randkoppelmiddelen in samenwerking te brengen met de koppelrand. Deze geleiding vergemakkelijkt de koppelbeweging.
Bovendien zorgen de positioneermiddelen ervoor dat het voorwerp gedurende de koppelbeweging of onmiddellijk erna met een relatief kleine inspanning volgens de lengterichting van de koppelrand kan gepositioneerd worden in een bepaalde koppelpositie, waarbij de eerste en de tweede koppelmiddelen in een onderlinge positie staan die hun koppeling mogelijk maakt zonder verdere positionering van de koppelinrichtingen of na een beperkte positionering ervan.
Als de eerste koppelinrichting als een aan het voertuig bevestigbaar onderdeel is uitgevoerd kan men zelf bepalen op welke plaats het voorwerp bevestigd wordt aan het voertuig. Met behulp van een dergelijke inrichting kan men ervoor zorgen dat een voorwerp alleen in de meest geschikte en de meest veilige positie bevestigbaar is aan het voertuig.
Bij normaal gebruik zal de eerste koppelinrichting die deel uitmaakt van het voertuig nagenoeg stationair blijven tijdens het koppelen van de koppelinrichtingen. De tweede koppelinrichting die deel uitmaakt van het voorwerp wordt door de beweging van het voorwerp naar de eerste koppelinrichting toe gebracht.
De eerste koppelinrichting kan zo uitgevoerd zijn dat deze bevestigbaar is aan een onderdeel van het voertuig, zoals bijvoorbeeld een bagagedrager, een frame, een spatbord, een zadel van een fiets. Met deze inrichting is het dus mogelijk om een voorwerp zoals bijvoorbeeld een tas te bevestigen aan eender welk type van voertuig, zoals een (brom)fiets, ongeacht de structuur van de bagagedrager en ongeacht het feit of er een bagagedrager aanwezig is.
Het voertuig kan ook zo gemaakt worden dat het reeds een onderdeel omvat waarin de eerste koppelinrichting geïntegreerd is. Indien het voertuig een fiets is met een bagagedrager, kan de eerste koppelinrichting bijvoorbeeld deel uitmaken van de bagagedrager, het frame, het spatbord, het stuur van de fiets.
De tweede koppelinrichting kan zo uitgevoerd zijn dat deze bevestigbaar is aan een draagbaar voorwerp. Zo kunnen ook voorwerpen die niet voorzien zijn voor bevestiging aan een fiets of ander voertuig omgevormd worden tot voorwerpen met een geïntegreerde tweede bevestigingsinrichting die gemakkelijk kunnen bevestigd worden aan een voertuig dat voorzien is van een eerste bevestigingsinrichting.
De tweede koppelinrichting kan door de gebruiker ook op de voor hem/haar meest geschikte plaats aan het voorwerp bevestigd worden.
Elk draagbaar voorwerp kan ook zo gemaakt worden dat het reeds een erin geïntegreerde tweede koppelinrichting omvat, of kan uitgerust zijn met een onderdeel waarin een tweede koppelinrichting geïntegreerd is.
Het voordeel van een bevestigingsinrichting waarvan de twee koppelinrichtingen bevestigbaar zijn aan respectievelijk een voertuig en een draagbaar voorwerp, bestaat hierin dat men een voorwerp en een voertuig die niet voor de hier bedoelde bevestiging zijn uitgerust zo kan omvormen dat het voorwerp snel, eenvoudig, en gemakkelijk op de gewenste plaats aan het voertuig kan bevestigd worden om het voorwerp op een comfortabele en veilige manier mee te nemen tijdens verplaatsingen met het voertuig. De koppelinrichtingen kunnen dan als afzonderlijke onderdelen verkocht worden en voorzien zijn om met gekende bevestigingsmiddelen zoals bijvoorbeeld met behulp van schroeven of lijm aan respectievelijk het voertuig en de tas bevestigd te worden.
De eerste en de tweede koppel inrichting zijn op minstens twee plaatsen met elkaar verbonden, enerzijds via de koppelrand en de ermee samenwerkende randkoppelmiddelen en anderzijds door de eerste en de tweede koppelmiddelen. Hierdoor is deze verbinding een solide verbinding die ervoor zorgt dat een voorwerp dat met behulp van deze inrichting bevestigd is een zeer beperkte bewegingsvrijheid heeft ten opzichte van het voertuig. Dit zorgt voor een stabiele bevestiging van het voorwerp wat uiteraard ook het comfort en de veiligheid ten goede komt.
Wanneer de tweede koppelinrichting deel uitmaakt van een voorwerp is het voorwerp bij voorkeur minstens op de plaats waar de tweede koppelinrichting voorzien is uit een materiaal met een relatief grote stijfheid vervaardigd. Hierdoor blijft de afstand tussen de randkoppelmiddelen en het tweede koppelmiddel bewaard waardoor het tweede koppelmiddel steeds tegenover het eerste koppelmiddel van de eerste koppelinrichting kan gepositioneerd worden.
Hoe verder de koppelrand en het eerste koppelmiddel van elkaar verwijderd zijn, hoe kleiner de bewegingsvrijheid van het voorwerp ten opzichte van het voertuig en hoe groter zijn stabiliteit in bevestigde toestand.
De koppelrand en de eerste koppelmiddelen kunnen deel uitmaken van een geheel of op een gemeenschappelijke draagstructuur voorzien zijn of op eender welke wijze in verbinding staan met elkaar.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de koppelinrichtingen voorzien om zich in gekoppelde toestand volgens een tussenliggend koppelvlak tegenover elkaar uit te strekken, en kunnen de koppelrand en de randkoppelmiddelen gekoppeld worden door een relatieve beweging van de koppelinrichtingen volgens een eerste bewegingsrichting die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak. Nagenoeg evenwijdig betekent hier dat de bewegingsrichting een hoek van hoogstens ongeveer 30° kan vormen ten opzichte van het koppelvlak.
Het koppelvlak is het tussenliggend vlak volgens hetwelk de twee gekoppelde bevestigingsinrichtingen zich tegenover elkaar uitstrekken. In de meeste gevallen strekt dit koppelvlak zich uit langsheen een begrenzing van het onderdeel waaraan de eerste bevestigingsinrichting bevestigd is. Hierdoor kan deze begrenzing fungeren als geleiding gedurende de bevestigingsbeweging.
De verbinding van de randkoppelmiddelen en de koppelrand kan zeer gemakkelijk door een koppelbeweging volgens een bewegingsrichting die zich nagenoeg volgens het koppelvlak uitstrekt.
Wanneer bijvoorbeeld een draagbaar voorwerp aan de zijkant van een bagagedrager bevestigd wordt zal het door de koppelinrichtingen bepaalde koppelvlak zich uitstrekken langsheen de naast het wiel lopende elementen van de bagagedrager die deze bagagedrager zijdelings begrenzen. Het in samenwerking brengen van de koppelrand en de randkoppelmiddelen kan dan gebeuren door het voorwerp neerwaarts te laten zaken langs deze begrenzende structuur. De neerwaartse beweging van een relatief zwaar voorwerp is uiteraard veel eenvoudiger en gemakkelijker dan een bewegingsrichting die daar veel van afwijkt, zoals bijvoorbeeld een horizontale bevestigingsbeweging. De begrenzende structuur van de bagagedrager die zich min of meer volgens het koppelvlak uitstrekt en het voorwerp kan geleiden maakt de bevestigingsbeweging nog gemakkelijker.
Wanneer bijvoorbeeld een draagbaar voorwerp op de bovenkant van een bagagedrager bevestigd wordt zal het door de koppelinrichtingen bepaalde koppelvlak zich ook min of meer horizontaal uitstrekken langsheen de horizontaal lopende elementen van de bagagedrager die deze bagagedrager bovenaan begrenzen. Het in samenwerking brengen van de koppelrand en de randkoppelmiddelen kan dan gebeuren door het voorwerp te laten steunen op deze horizontale elementen en vervolgens te verschuiven zodat de randkoppelmiddelen in samenwerking komen met de koppelrand. De begrenzende structuur van de bagagedrager die zich min of meer volgens het koppelvlak uitstrekt en het voorwerp kan geleiden maakt de bevestigingsbeweging ook hier een stuk gemakkelijker.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede koppelmiddelen zo voorzien dat ze kunnen gekoppeld worden door een koppelbeweging volgens een tweede bewegingsrichting die nagenoeg loodrecht op het genoemde koppelvlak staat. Nagenoeg loodrecht betekent hier dat de bewegingsrichting een hoek van hoogstens ongeveer 30° kan vormen ten opzichte van de loodrechte richting op het koppelvlak.
De randkoppelmiddelen en de koppelrand kunnen in samenwerking gebracht worden door een relatieve beweging van de koppelinrichtingen volgens een eerste bewegingsrichting die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak, en de koppelmiddelen van elk tweede stel koppelmiddelen zijn koppelbaar volgens een tweede bewegingsrichting die nagenoeg loodrecht op het genoemde koppelvlak staat. Deze twee genoemde bewegingsrichtingen om de koppelmiddelen van de respectievelijke stellen met elkaar te verbinden, staan hier nagenoeg loodrecht op elkaar. Hierdoor is een zeer goede verbinding tussen de koppelinrichtingen mogelijk en wordt het ongewenst loskomen ervan verhinderd.
De koppelrand en de randkoppelmiddelen zijn bij voorkeur zo uitgevoerd dat de eerste en de tweede koppelinrichting onderling roteerbaar met elkaar verbonden zijn door de verbinding van de koppelrand en de randkoppelmiddelen, terwijl de eerste en de tweede koppelmiddelen door een onderlinge rotatie van de door de koppelrand en de randkoppelmiddelen gekoppelde koppelinrichtingen kunnen gekoppeld worden.
Het koppelen van de eerste en de tweede koppelmiddelen kan hierdoor automatisch en zonder enige positionering van de koppelinrichtingen gebeuren. De eerste en tweede koppelmiddelen en de koppelrand en de randkoppelmiddelen kunnen ook zo geplaatst worden dat de op het voorwerp uitgeoefende zwaartekracht de genoemde koppelende rotatie tot stand brengt of vergemakkelijkt.
De randkoppelmiddelen bestaan bij voorkeur uit één langwerpig koppellichaam. Hierdoor kunnen de twee koppelinrichtingen zeer compact uitgevoerd worden. Door de langwerpige vorm is er verbinding over een bepaalde lengte, terwijl de eerste en tweede koppelmiddelen een bijkomende verbinding realiseren op een plaats die niet op de aslijn van het koppellichaam of het verlengde ervan ligt. Dit levert een bijzonder stabiele verbinding op.
De positioneermiddelen omvatten bij voorkeur minstens één drempelelement dat voorzien is om een verplaatsing van de randkoppelmiddelen, in verbonden toestand met de koppelrand en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van deze koppelrand, te verhinderen of minstens te bemoeilijken.
De positioneermiddelen kunnen de verplaatsing van de randkoppelmiddelen op mechanische wijze verhinderen of bemoeilijken. Dit kan echter ook door middel van elementen die deze verplaatsing door middel van een magnetische kracht tegenwerken.
De verplaatsing wordt verhinderd of bemoeilijkt wanneer de tweede koppelinrichting in de genoemde bepaalde koppelpositie is terechtgekomen.
Bij voorkeur zijn er twee drempel elementen die de verplaatsing van de randkoppelmiddelen in beide bewegingsrichtingen volgens de lengterichting van de koppelrand verhinderen of bemoeilijken,
Bij voorkeur omvat minstens één drempelelement een op de koppelrand voorziene rand, uitsteeksel, groef, inkeping of reliëfstructuur.
De koppelrand omvat bijvoorbeeld een eerste randgedeelte en een ten opzichte van dat eerste randgedeelte inspringend tweede randgedeelte en gaat het tweede randgedeelte aan beide einden via respectievelijke schuin lopende derde randgedeelten over in het eerste randgedeelte, waarbij de derde randgedeelten de genoemde drempelelementen vormen.
De koppelrand is bij voorkeur een zich volgens de lengteas uitstrekkende rand langs een langwerpige open koppelruimte, waarbij de randkoppelmiddelen een koppellichaam omvatten dat roteerbaar in de koppelruimte kan opgenomen worden zodat de eerste en de tweede koppelinrichting hierdoor onderling roteerbaar verbonden zijn.
Het aanbrengen van elk koppellichaam in de koppelruimte is eenvoudig. Het koppelen van de eerste en de tweede koppelmiddelen kan even eenvoudig tot stand komen door een onderlinge rotatie van de eerste en de tweede koppelinrichting naar elkaar toe. Hierbij komen de koppelmiddelen van elk tweede stel koppelmiddelen in samenwerking zonder dat er enige bijkomende positionering van de koppelinrichtingen vereist is.
De langwerpige open koppelruimte wordt bij voorkeur aan beide einden begrensd door zich nagenoeg dwars op de lengterichting uitstrekkende eindranden, waarbij deze eindranden de genoemde drempelelementen vormen.
De genoemde open koppelruimte kan begrensd zijn door een concaaf oppervlak, terwijl de randkoppelmiddelen een koppellichaam omvatten dat vormpassend in de aldus begrensde koppelruimte kan opgenomen worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is de open koppelruimte langwerpig en strekt deze zich uit volgens een aslijn, terwijl elk eerste koppelmiddel van de eerste koppelinrichting is voorzien op een plaats die van deze aslijn of zijn verlengde verwijderd is.
Bij voorkeur neemt het genoemde koppellichaam nagenoeg de volledige lengte van de koppelruimte in.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede koppelmiddelen voorzien om verbonden te worden door het realiseren van een klikverbinding, een magnetische verbinding of een klittenbandverbinding.
De eerste en tweede koppelmiddelen zijn bij voorkeur complementaire klikverbindingsmiddelen, waarvan de verbinding losmaakbaar is door middel van een bedieningselement dat deel uitmaakt van de eerste koppelinrichting.
Het bedieningselement laat toe deze koppelmiddelen eenvoudig terug van elkaar los te maken. Een voorwerp bevestigd aan een voertuig met behulp van deze inrichting, kan hierdoor eenvoudig bevestigd worden aan het voertuig en zeer gemakkelijk terug losgemaakt worden van het voertuig. Daar het bedieningselement deel uitmaakt van de eerste koppelinrichting, kan men de tweede koppelinrichting zo uitvoeren dat deze weinig plaats inneemt en het esthetisch uitzicht van de tas niet verstoort. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het bedieningselement deel uitmaken van de tweede koppelinrichting.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de eerste koppelinrichting uitgevoerd als een hoofdzakelijk T-vormig element met een liggend bovendeel waaraan de koppelrand gevormd is, en een op het bovendeel aansluitend been dat een eerste koppelmiddel omvat.
Deze T-vorm laat een starre verbinding tussen de koppelinrichtingen toe. Ter hoogte van het liggende bovendeel is er een verbinding die zich uitstrekt volgens de lengterichting van de koppelrand en ter hoogte van het aansluitend been is er een verbinding die zich uitstrekt volgens een richting loodrecht op deze lengterichting. Hierdoor kunnen de gekoppelde koppelinrichtingen nagenoeg niet bewegen ten opzichte van elkaar.
Het uitzicht van een voertuig met de eerste koppelinrichting en het uitzicht van een tas met de tweede koppelinrichting, kan hier op een esthetisch verantwoorde wijze gerealiseerd worden. De T-vormige tweede koppelinrichting kan compact uitgevoerd worden zodat het uitzicht van de tas weinig verstoord wordt.
In een andere zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de tweede koppelinrichting uitgevoerd is als een hoofdzakelijk T-vormig element met een liggend bovendeel waaraan de randkoppel middel en gevormd zijn, en een op het bovendeel aansluitend been dat een tweede koppelmiddel omvat.
De eerste koppelinrichting en/of de tweede koppelinrichting worden bij voorkeur uitgevoerd als een star geheel. Dit geheel kan uit meerdere met elkaar verbonden delen samengesteld zijn.
Een dergelijke koppelinrichting kan zeer compact uitgevoerd worden en is vanuit esthetisch oogpunt beter aanvaardbaar dan de bestaande koppelinrichtingen.
Een dergelijke tweede koppelinrichting kan ook op voorwerpen uit soepel materiaal bevestigd worden terwijl een vaste afstand tussen de randkoppelmiddelen en het tweede koppelmiddel gegarandeerd blijft. Deze vaste afstand komt uiteraard overeen met de afstand tussen de koppelrand en een eerste koppelmiddel op de eerste koppelinrichting. Zo kan een starre en stevige verbinding tussen een voorwerp en een voertuig bekomen worden, ook wanneer het voorwerp uit soepel materiaal bestaat zoals bij een tas die hoofdzakelijk uit textiel vervaardigd is.
Een star geheel kan met eenvoudige middelen bevestigd worden aan een voertuig of een draagbaar voorwerp. Een dergelijk element is ook eenvoudig produceerbaar uit één of meer samen te voegen onderdelen.
Minstens één eerste koppelmiddel omvat bij voorkeur een drukelement dat voorzien is om in de gekoppelde toestand van de koppelinrichtingen een door een verend element geleverde kracht uit te oefenen op de tweede koppelinrichting, waarbij deze kracht een krachtencomponent heeft in de eerste bewegingsrichting.
Doordat het verend element een kracht uitoefent op de tweede koppelinrichting, houdt deze de randkoppelmiddelen in samenwerking met de koppelrand wanneer de koppelinrichtingen met elkaar verbonden zijn. Hierdoor komt de tweede koppelinrichting niet los van de eerste koppelinrichting, wanneer dit niet gewenst is. Door een kracht uit te oefenen die de door het verend element geleverde kracht tegenwerkt, kan men de verbinding tussen de twee koppelinrichtingen terug verbreken, bijvoorbeeld door middel van het genoemde bedieningselement.
Het genoemde draagbaar voorwerp is bij voorkeur een tas, een mand of een koffer of een gelijkaardig product, terwijl het voertuig bij voorkeur een fiets, een elektrische fiets of een bromfiets is.
De doelstellingen van deze uitvinding worden ook bereikt door te voorzien in een samenstel van een voertuig, zoals een fiets of een bromfiets, en een draagbaar voorwerp met de kenmerken die in de tweede paragraaf van deze beschrijving werden aangeduid; en waarbij volgens deze uitvinding de koppelrand en/of de randkoppelmiddelen positioneermiddelen omvatten die voorzien zijn om de koppelinrichtingen volgens de lengterichting van de koppelrand ten opzichte van elkaar te positioneren in één bepaalde koppelpositie waarbij de eerste en de tweede koppelmiddelen in samenwerking kunnen gebracht worden.
Het voorwerp omvat de tweede koppelinrichting en kan zo vervaardigd zijn dat de tweede koppelinrichting geïntegreerd is in het voorwerp. De tweede koppelinrichting kan ook bevestigd zijn aan het voorwerp of kan deels geïntegreerd zijn in en deels bevestigd zijn aan het voorwerp.
Het voertuig, zoals een fiets of dergelijk, omvat de eerste koppelinrichting. Het betreffende onderdeel van het voertuig kan hier zo vervaardigd zijn dat de eerste koppelinrichting geheel of gedeeltelijk geïntegreerd is in het voertuig. De eerste koppelinrichting kan ook bevestigd zijn aan het voertuig of kan deels geïntegreerd zijn in en deels bevestigd zijn aan het voertuig.
Bij voorkeur blijft het voertuig nagenoeg stationair tijdens het aan elkaar koppelen van de tas aan het voertuig. De tas wordt dan naar het voertuig toe gebracht.
Doordat de eerste en de tweede koppelinrichting op minstens twee plaatsen met elkaar verbonden zijn, is deze verbinding een solide verbinding die ervoor zorgt dat een tas weinig bewegingsvrijheid heeft ten opzichte van het voertuig, wanneer de tas verbonden is met het voertuig.
Het is zeer gemakkelijk en eenvoudig om randkoppelmiddelen in samenwerking te brengen met een koppelrand. De eerste koppelinrichting kan zo bevestigbaar zijn en/of zo in een onderdeel van het voertuig geïntegreerd zijn dat het draagbaar voorwerp door het uitvoeren van een neerwaartse beweging in samenwerking kan gebracht worden met de koppelrand. Een dergelijke neerwaartse koppelbeweging is de gemakkelijkste beweging met een voorwerp dat relatief zwaar is.
De koppelrand kan ook zo langs een onderdeel van het voertuig opgesteld zijn dat het voorwerp bij het uitvoeren van de koppelbeweging naar de koppelrand toe geleid wordt door dit onderdeel. Zo kan de eerste koppelinrichting voorzien zijn op de zijde van een onderdeel die zich in gebruik nagenoeg horizontaal uitstrekt, zodat het voorwerp in contact met deze zijde kan verplaatst worden om zijn randkoppelmiddelen in samenwerking te brengen met de koppelrand. Deze geleiding vergemakkelijkt de koppelbeweging.
Bovendien zorgen de positioneermiddelen ervoor dat het voorwerp gedurende de koppelbeweging of onmiddellijk erna met een relatief kleine inspanning volgens de lengterichting van de koppelrand kan gepositioneerd worden in een bepaalde koppelpositie, waarbij de eerste en de tweede koppelmiddelen in een onderlinge positie staan die hun koppeling mogelijk maakt zonder verdere positionering van de koppelinrichtingen of na een beperkte positionering ervan.
De koppelinrichtingen zijn bij voorkeur voorzien zijn om zich in gekoppelde toestand volgens een tussenliggend koppelvlak tegenover elkaar uit te strekken, terwijl de koppelrand en de randkoppelmiddelen kunnen gekoppeld worden door een relatieve beweging van de koppelinrichtingen volgens een eerste bewegingsrichting die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens deze uitvinding zijn de koppelrand en de randkoppelmiddelen zo uitgevoerd dat de eerste en de tweede koppelinrichting onderling roteerbaar met elkaar verbonden zijn door de verbinding van de koppelrand en de randkoppelmiddelen, terwijl de eerste en de tweede koppelmiddelen door een onderlinge rotatie van de door de koppelrand en de randkoppelmiddelen gekoppelde koppelinrichtingen kunnen gekoppeld worden.
Het koppelen van de koppelmiddelen gebeurt hierdoor door een eenvoudige rotatie van de reeds aan de koppelrand verbonden en correct gepositioneerde koppelinrichtingen.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van dit samenstel omvatten de positioneermiddelen minstens één drempelelement, en is het drempelelement voorzien om een verplaatsing van de randkoppelmiddelen, in verbonden toestand met de koppelrand, en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van de koppelrand, te verhinderen of minstens te bemoeilijken.
De positioneermiddelen kunnen de verplaatsing van de randkoppelmiddelen op mechanische wijze verhinderen of bemoeilijken. Dit kan echter ook door middel van elementen die deze verplaatsing door middel van een magnetische kracht tegenwerken.
De verplaatsing wordt verhinderd of bemoeilijkt wanneer de tweede koppelinrichting in de genoemde bepaalde koppelpositie is terechtgekomen.
Bij voorkeur zijn er twee drempel elementen die de verplaatsing van de randkoppelmiddelen in beide bewegingsrichtingen volgens de lengterichting van de koppelrand verhinderen of bemoeilijken.
Bij voorkeur omvat minstens één drempelelement een op de koppelrand voorziene rand, uitsteeksel, groef, inkeping of reliëfstructuur.
Verdere kenmerken en voordelen blijken voldoende uit hetgeen hoger werd beschreven met betrekking tot de bevestigingsinrichting.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het samenstel een inrichting voor het losneembaar bevestigen van een tas aan een voertuig zoals hierboven omschreven.
In de hierna volgende beschrijving wordt een inrichting, voor het losneembaar bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig, en een samenstel van een voertuig en een draagbaar voorwerp volgens deze uitvinding meer in detail omschreven. Deze beschrijving dient enkel om de kenmerken van de uitvinding verder te verduidelijken, en kan dus niet aanzien worden als een beperking van de in de conclusies van deze octrooiaanvraag opgeëiste bescherming voor deze uitvinding, noch van het toepassingsgebied ervan.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hier bij gevoegde figuren, waarvan - figuur 1 een perspectiefvoorstelling is van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm, waarbij de eerste koppelinrichting zich uitstrekt ter hoogte van de zijkant van de bagagedrager; - figuur 2 een perspectiefvoorstelling is van de bagagedrager weergegeven in figuur 1; - figuur 3 een perspectiefvoorstelling is van een tas omvattende een tweede koppelinrichting; - figuur 4 een perspectiefvoorstelling is van de tas weergegeven in figuur 3; - figuur 5 een achteraanzicht is van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2, waarbij een tas zoals weergegeven in figuren 3 en 4 naar de bagagedrager toe wordt bewogen; - figuur 6 een achteraanzicht is van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2, tijdens de bevestiging van een tas, zoals weergegeven in figuren 3 en 4, aan de bagagedrager; - figuur 7 een achteraanzicht is van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2, waarbij een tas zoals weergegeven in figuren 3 en 4 volledig bevestigd is aan de bagagedrager; - figuur 8 een doorsnede weergeeft van een detail van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2 en de tas zoals weergegeven in figuren 3 en 4, tijdens het bevestigen van de tas aan de bagagedrager; - figuur 9 een doorsnede weergeeft van een detail van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2 en de tas zoals weergegeven in figuren 3 en 4, waarbij de tas volledig bevestigd is aan de bagagedrager; - fisuur 10 een doorsnede weergeeft van een detail van de bagagedrager weergegeven in figuren 1 en 2 en de tas zoals weergegeven in figuren 3 en 4, waarbij de tas terug wordt losgemaakt van de bagagedrager; " fisuur 11 een perspectiefvoorstelling is van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm, waarbij de eerste koppelinrichting zich uitstrekt ter hoogte van de bovenkant van de bagagedrager; - figuur 12 een perspectiefvoorstelling is van een mand omvattende een tweede koppelinrichting; - figuur 13 een achteraanzicht is van de bagagedrager weergegeven in figuur 11, waarbij een mand zoals weergegeven in figuur 12 bevestigd wordt aan de bagagedrager; - figuur 14 een achteraanzicht is van de bagagedrager weergegeven in figuur 11, waarbij een tas zoals weergegeven in figuur 12 volledig bevestigd is aan de bagagedrager; - figuur 15 een vooraanzicht is van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een derde uitvoeringsvorm; - figuur 16 een perspectiefvoorstelling is van een bagagedrager omvattende twee eerste koppelinrichtingen volgens een vierde uitvoeringsvorm; - figuur 17 een perspectiefvoorstelling is van een gedeelte van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een vijfde uitvoeringsvorm; - figuur 18 een perspectiefvoorstelling is van een gedeelte van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding; - figuur 19 een perspectiefvoorstelling is van een gedeelte van een bagagedrager omvattende een eerste koppelinrichting volgens een zevende uitvoeringsvorm.
Deze uitvinding betreft een samenstel van een fiets en een draagbaar voorwerp (100), waarbij het draagbaar voorwerp (100) losneembaar bevestigbaar is aan een bagagedrager (101) van de fiets. De bagagedrager (101) omvat hiervoor minstens één starre eerste koppelinrichting (I) en het draagbaar voorwerp (100) omvat een aan deze eerste koppelinrichting (I) koppelbare starre tweede koppelinrichting (II). Verschillende uitvoeringsvormen van bagagedragers (101) omvattende minstens één eerste koppelinrichting (I), zijn weergegeven in figuren 1, 2, 11 en 15 tot 19. Voor de eenvoud is niet steeds de volledige bagagedrager (101) weergegeven.
In figuren 3, 4 en 12 is een draagbaar voorwerp (100) volgens de uitvinding weergegeven. In figuren 3 en 4 is het draagbaar voorwerp (100) een tas en in figuur 12 is het draagbaar voorwerp (100) een mand. Deze draagbare voorwerpen (100) omvatten dezelfde tweede koppelinrichting (II). Uiteraard zijn er ook nog andere types van tweede koppelinrichtingen (II) mogelijk. Bij de tas (100) is de tweede koppelinrichting (II) bevestigd aan de achterkant van de tas (100) met behulp van schroeven (7). Deze schroeven (7) zijn zichtbaar in de doorsnedes weergegeven in figuren 8 tot 10. Bij de mand (100) is de tweede koppelinrichting (II) aan de onderkant van de mand (100) bevestigd.
Elke eerste koppelinrichting (I) omvat een langwerpige koppelrand (1) en een eerste klikverbindingsmiddel (2). De tweede koppelinrichting (II) omvat een haakgedeelte (2) dat losneembaar en volgens de lengterichting van de koppelrand (1) verplaatsbaar met de koppelrand (1) verbindbaar is en het omvat een tweede klikverbindingsmiddel (12) dat koppelbaar is met het eerste klikverbindingsmiddel (2). Hierdoor is het draagbaar voorwerp (100) op twee plaatsen bevestigbaar aan de bagagedrager (101). In bevestigde toestand strekt het draagbaar voorwerp (100) zich volgens een koppelvlak (A) tegenover de bagagedrager (101) uit. Het haakgedeelte (11) omvat een haak (11a), die haakbaar is over de koppelrand (1) door een relatieve beweging van het draagbaar voorwerp (100) ten opzichte van de bagagedrager (101) volgens een eerste bewegingsrichting (X) die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak (A). Verder omvat de koppelrand (1) positioneermiddelen (3) om de koppelinrichtingen (I), (II) volgens de lengterichting van de koppelrand (1) ten opzichte van elkaar te positioneren in een bepaalde koppelpositie. In deze bepaalde koppelpositie kunnen de eerste (2) en de tweede klikverbindingsmiddelen (12) in samenwerking worden gebracht door een rotatie van de tweede koppelinrichting (II) naar de eerste koppelinrichting (I) toe rond een aslijn (a) die zich uitstrekt volgens de lengterichting van de koppelrand (1).
Bij de bagagedrager (101) die weergegeven is in figuren 1, 2 en 11, is de eerste koppelinrichting (I) bevestigbaar aan een bovenste baar (6a) van de bagagedrager (101). Figuren 1 en 2 geven een bagagedrager (101) weer volgens een eerste uitvoeringsvorm en figuur 11 geeft een bagagedrager (101) weer volgens een tweede uitvoeringsvorm. De eerste koppelinrichting (I) is hier bij beide genoemde uitvoeringsvormen uitgevoerd als een hoofdzakelijk T-vormig element met een liggend bovendeel waarin een langwerpige goot (4) gevormd is, en een op het bovendeel aansluitend been (8) waarin het eerste klikverbindingsmiddel (2) is aangebracht. De goot (4) is langwerpig en is begrensd door twee paar tegenover elkaar gelegen randen. Het ene paar randen strekt zich uit volgens de lengterichting van de goot (4). Hiervan is één rand de genoemde koppelrand (1). Het andere paar randen strekt zich nagenoeg loodrecht uit op de lengterichting van de goot (4) en vormt de positioneermiddelen (3) van de koppelrand (1). Deze positioneermiddelen (3) zijn voorzien om een verplaatsing van het haakgedeelte (11), in verbonden toestand met de koppelrand (1), en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van de koppelrand (1), te verhinderen of minstens te bemoeilijken.
Het eerste klikverbindingsmiddel (2) is een staafvormig element dat tegen een veerkracht in verplaatsbaar is opgesteld in het been (8), volgens een richting die nagenoeg evenwijdig is aan het koppelvlak (A) en die zich loodrecht uitstrekt op de lengterichting van de goot (4) (en dus de lengterichting van de koppelrand (1)). Verder omvat het eerste klikverbindingsmiddel (2) op een uiteinde, dat het verst verwijderd is van de goot (4), een uitsteeksel (2a). Het eerste klikverbindingsmiddel (2) is verbonden met een koord (9), zodat men het eerste klikverbindingsmiddel (2) tegen de veerkracht in kan verplaatsen naar de goot (4) toe, door te trekken aan het koord (9). Een spiraalveer (5) levert hier de genoemde veerkracht.
In figuren 1 en 2 strekt de eerste koppelinrichting (I) zich uit ter hoogte van een zijkant van de bagagedrager (101). Het koppelvlak (A) is hier een nagenoeg verticaal uitstrekkend vlak. Dit verticaal uitstrekkend koppelvlak (A) is weergegeven in figuur 9. In figuur 11 strekt de eerste koppelinrichting (I) zich uit ter hoogte van de bovenkant van de bagagedrager (101). Het koppelvlak (A) is hier een nagenoeg horizontaal uitstrekkend vlak.
Een bagagedrager (101) omvattende een eerste koppelinrichting (I) volgens een derde uitvoeringsvorm, is weergegeven in figuur 15. Deze eerste koppelinrichting (I) is bevestigd aan de bagagedrager (101) en omvat één langwerpige baar (6b) die zo bevestigd is aan de bagagedrager (101) dat deze zich nagenoeg horizontaal uitstrekt. Deze baar (6b) vormt de genoemde koppelrand (1). De positioneermiddelen (3) zijn hier drempelelementen (3), die op een afstand van elkaar bevestigd zijn op de baar (6b). Deze drempelelementen (3) zijn voorzien om een verplaatsing van het haakgedeelte (11), in verbonden toestand met de koppelrand (1), en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van de koppelrand (1), te verhinderen of minstens te bemoeilijken. Deze eerste koppelinrichting (I) omvat ook een langwerpig been (8) dat bevestigd aan de baar (6b) en zich tussen de drempelelementen (3) uitstrekt. De lengterichting van het been (8) strekt zich nagenoeg loodrecht uit op een horizontaal uitstrekkend vlak. In dit been (8) is het eerste klikverbindingselement (2) aangebracht. In de positie waarbij het haakgedeelte (11) gekoppeld is aan de koppelrand (1) en zich tussen de drempelelementen (3) uitstrekt, kunnen de eerste (2) en de tweede klikverbindingsmiddelen (12) in samenwerking worden gebracht.
Een bagagedrager (101) omvattende twee eerste koppelinrichtingen (I) volgens een vierde uitvoeringsvorm is weergegeven in figuur 16. Elke eerste koppelinrichting (I) is bevestigd aan de bagagedrager (101) en omvat één langwerpige baar (6b) die zo bevestigd is aan de bagagedrager (101) dat deze zich nagenoeg horizontaal uitstrekt. Deze baar (6b) vormt de koppelrand (1). De koppelrand (1) omvat hier een eerste randgedeelte (la) en een ten opzichte van dat eerste randgedeelte (la) inspringend tweede randgedeelte (lb), waarbij het tweede randgedeelte (lb) aan beide einden via respectievelijke schuin lopende derde randgedeelten (3) overgaat in het eerste randgedeelte (la). De derde randgedeelten (3) zijn de genoemde positioneermiddelen (3). Elke eerste koppelinrichting (I) omvat ook een langwerpig been (8) dat bevestigd is aan de respectievelijke baar (6b) ter hoogte van het tweede randgedeelte (lb). De lengterichting van elk been (8) strekt zich nagenoeg loodrecht uit op een horizontaal uitstrekkend vlak. In elk been (8) is het eerste klikverbindingselement (2) aangebracht.
In figuur 17 wordt een gedeelte van een bagagedrager (101) omvattende twee eerste koppelinrichtingen (I) volgens een vijfde uitvoeringvorm weergeven, waarbij de bagagedrager (101) twee horizontaal uitstrekkende langwerpige baren (6b) omvat die zich evenwijdig naast elkaar uitstrekken en minstens twee horizontaal uitstrekkende staven (3) omvat die deze twee baren (6b) met elkaar verbinden, waarbij deze staven (3) zich loodrecht op de twee baren (6b) uitstrekken. Ter hoogte van de gedeeltes van de baren (6b) die zich tussen de twee staven (3) uitstrekken, is telkens een langwerpig been (8) bevestigd aan de baren (6b). De lengterichting van elk been (8) strekt zich nagenoeg loodrecht uit op een horizontaal uitstrekkend vlak. In elk been (8) is het eerste klikverbindingselement (2) aangebracht. De staven (3) vormen hier de positioneermiddelen (3) van de eerste koppelinrichtingen (I) en de baren (6b) vormen de koppelranden (1). In de positie waarbij het haakgedeelte (11) gekoppeld is aan de koppelrand (1) en zich tussen de staven (3) uitstrekt, kunnen de eerste (2) en de tweede klikverbindingsmiddelen (12) in samenwerking worden gebracht.
Figuur 18 geeft een gedeelte van een bagagedrager (101) omvattende een eerste koppelinrichting (I) volgens een zesde uitvoeringsvorm weer. De eerste koppelinrichting (I) omvat minstens één horizontaal uitstrekkende langwerpige baar (6b). Elke baar (6b) omvat bovenaan een langwerpige inkeping en ter hoogte van deze inkeping is telkens een langwerpig been (8) bevestigd aan de baar (6b). De lengterichting van elk been (8) strekt zich nagenoeg loodrecht uit op een horizontaal uitstrekkend vlak. In elk been (8) is een eerste klikverbindingselement (2) aangebracht. Ter hoogte van de inkeping omvat elke baar (6b) een goot (4) begrensd door twee stellen van tegenover elkaar gelegen randen. De koppelrand (1) wordt hier gevormd door een rand van het ene genoemd stel. De randen (3) van het andere stel en de eindranden (3) van de inkeping, gezien volgens de lengterichting van de koppelrand (1), vormen de positioneermiddelen (3).
Figuur 19 geeft een gedeelte van een bagagedrager (101) omvattende een eerste koppelinrichting (I) volgens een zevende uitvoeringsvorm weer. De bagagedrager (101) omvat minstens één horizontaal uitstrekkende langwerpige baar (6b). De baar (6b) is zo geplooid dat een gedeelte van de baar (6b), gezien volgens een verticaal uitstrekkend vlak, uitsteekt. Het uitstekend gedeelte heeft aan beide einden schuin lopende gedeelten (3). De baar (6b) vormt de koppelrand (1). De schuin lopende gedeelten (3) zijn de genoemde positioneermiddelen (3). Aan dit uitstekend gedeelte is een langwerpig been (8) bevestigd. De lengterichting van het been (8) strekt zich nagenoeg loodrecht uit op een horizontaal uitstrekkend vlak. In dit been (8) is het eerste klikverbindingselement (2) aangebracht. In de positie waarbij het haakgedeelte (11) gekoppeld is aan de koppelrand (1) ter hoogte van het uitstekend gedeelte van de baar (6b), kunnen de eerste (2) en de tweede klikverbindingsmiddelen (12) in samenwerking worden gebracht.
Bij de derde tot de zevende uitvoeringsvorm van de bagagedrager (101) met de eerste koppelinrichting (I), is het eerste klikverbindingsmiddel (2) een staafvormig element dat tegen een veerkracht in verplaatsbaar is opgesteld in het genoemde been (8), volgens een richting die zich nagenoeg uitstrekt volgens de lengterichting van het been (8). Verder omvat het eerste klikverbindingsmiddel (2) op een uiteinde, dat het verst verwijderd is van de koppelrand (1), een uitsteeksel (2a). Het eerste klikverbindingsmiddel (2) is verbonden met een koord (9), zodat men door te trekken aan het koord (9) het eerste klikverbindingsmiddel (2) tegen de veerkracht in kan verplaatsen. Een spiraalveer (5) levert hier de genoemde veerkracht. Het koppelvlak (A) is een nagenoeg verticaal uitstrekkend vlak.
De tweede koppelinrichting (II) omvat een haakgedeelte (11) met één haak (11a), die haakbaar is over de koppelrand (1). De afmeting van de koppelrand (1) die zich tussen de positioneermiddelen (3) uitstrekt, gezien volgens de lengterichting van de koppelrand (1), komt hier nagenoeg overeen met de overeenkomstige afmeting van de haak (11a). De haak (11a) kan hierdoor één positie innemen tussen de positioneermiddelen (3). In deze positie zijn de eerste en de tweede klikverbindingsmiddelen (2), (12) koppelbaar met elkaar. Het tweede klikverbindingsmiddel (12) omvat een holte (12a) waarin het uitsteeksel (2a) van het eerste klikverbindingsmiddel (2) aanbrengbaar is. Verder zijn het haakgedeelte (11) en het tweede klikverbindingsmiddel (12) met een star onderdeel met elkaar verbonden, zodat de tweede koppelinrichting (II) één star geheel vormen.
Het bevestigen van de tas (100) aan de bagagedrager (101) wordt hier weergegeven in figuren 5 tot 10. Deze bevestiging wordt weergegeven aan de hand van een bagagedrager (101) van de eerste uitvoeringsvorm. Deze komt grotendeels overeen met de bevestiging van een tas (100) aan een bagagedrager (101) van de derde tot de zevende uitvoeringsvorm.
Allereerst wordt de tas (100) gebracht naar de bagagedrager (101) toe. Dit wordt weergegeven in figuur 5. Daarna wordt haak (11a) over de koppelrand (1) gehaakt. Dit is weergeven in figuren 6 en 8. Om de haak (11a) over de koppelrand (1) te haken kan men de tas (100) rechtstreeks zo positioneren dat de haak (1 la) zich direct tussen de positioneermiddelen (3) uitstrekt. Echter dit is niet noodzakelijk. Met behulp van de koppelrand (1) en de positioneermiddelen (3) kan men namelijk de haak (11a) verschuiven naar de gewenste positie volgens de lengterichting van de koppelrand (1), namelijk totdat de haak (11a) zich tussen de positioneermiddelen (3) uitstrekt en volledig kan haken over de koppelrand (1). Bij het haken zelf is er steeds een relatieve beweging van de koppelinrichtingen (I), (II) volgens een eerste bewegingsrichting (X) die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak (A). Deze bewegingsrichting komt nagenoeg overeen met de richting van de zwaartekracht, waardoor de zwaartekracht helpt bij het inhaken. In figuur 8 is zichtbaar dat de haak (11a) over de koppelrand (1) gehaakt is. Bij de eerste uitvoeringsvorm van de bagagedrager (101) betekent dit dat de haak (11a) zich deels in de goot (4) uitstrekt.
Het uitsteeksel (2a) van het eerste klikverbindingsmiddel (2) bevindt zich hier nog niet in de holte (12a) van het tweede klikverbindingsmiddel (12). Nadat de haak (11a) over de koppelrand (1) gehaakt is, zal de zwaartekracht zorgen voor een rotatie van de tas (100) ten opzichte van de bagagedrager (101) volgens een rotatieas (a) die zich nagenoeg uitstrekt volgens de lengterichting van de koppelrand (1). Men kan de fiets dan zo plaatsen dat de zwaartekracht ervoor zorgt dat het eerste en het tweede klikverbindingsmiddel (2), (12) naar elkaar toe bewegen. Men kan ook zelf een kracht uitoefenen op de tas (100) om de tas (100) te roteren naar de bagagedrager (101) toe om zo de klikverbindingsmiddelen (2), (12) naar elkaar toe te bewegen. Door beweging van het tweede klikverbindingsmiddel (12) naar het eerste klikverbindingsmiddel (2) toe, zal het tweede klikverbindingsmiddel (12) in aanraking komen met het uitsteeksel (2a) van eerste klikverbindingsmiddel (2) en er een kracht op uitoefenen. Hierdoor zal het eerste klikverbindingsmiddel (2) tegen de veerkracht in bewegen en kan het uitsteeksel (2a) klikken in de holte (12a). In figuur 9 is zichtbaar dat het uitsteeksel (2a) zich in de holte (12a) bevindt. Om het uitsteeksel (2a) terug uit de holte (12a) te krijgen, moet er terug een kracht worden uitgeoefend tegen de veerkracht in. Tijdens het fietsen is de kans zeer klein dat dit gebeurt, waardoor de tas (100) steeds stevig verbonden blijft met de fiets, tijdens het fietsen.
Wanneer men dan terug de tas (100) wenst los te maken van de fiets, kan men aan het koord (9) trekken om het eerste klikverbindingsmiddel (2) tegen de veerkracht in te verplaatsen en dus het uitsteeksel (2a) uit de holte (12a) te verwijderen. In figuur 10 wordt het trekken aan het koord (9) en het terug verwijderen van het uitsteeksel (2a) uit de holte (12a) weergegeven. Hierna kan men ook de haak (11a) verwijderen van de koppelrand (1).
Het bevestigen van de mand (100) aan de bagagedrager (101) volgens de tweede uitvoeringsvorm is gelijkaardig aan hetgeen hierboven beschreven. Het enige verschil hier is dat het koppelvlak (A) zich horizontaal uitstrekt. De zwaartekracht zal er hier altijd voor zal zorgen dat na het haken van de haak (11a) over de koppelrand (1), het tweede klikverbindingsmiddel (12) naar het eerste klikverbindingsmiddel (2) toe beweegt.

Claims (22)

  1. CONCLUSIES
    1. Inrichting voor het losneembaar bevestigen van een draagbaar voorwerp (100) aan een voertuig zoals een fiets of een bromfiets, omvattende een eerste koppelinrichting (I) die bevestigbaar is aan en/of minstens gedeeltelijk geïntegreerd is in een onderdeel (101) van een voertuig en die een koppelrand (1) en minstens één eerste koppelmiddel (2) omvat, en een tweede koppelinrichting (II) die bevestigbaar is aan en/of minstens gedeeltelijk geïntegreerd is in een voorwerp (100) of een onderdeel ervan en die randkoppelmiddelen (11) omvat waarmee de tweede koppelinrichting (Π) losneembaar en volgens de lengterichting van de koppelrand (1) verplaatsbaar met de koppelrand (1) verbindbaar is, en die voor elk eerste koppelmiddel (2) een bijhorend tweede koppelmiddel (12) omvat dat voorzien is om losneembaar met dat eerste koppelmiddel (2) gekoppeld te worden, zodat de eerste (I) en de tweede koppelinrichting (II) door de verbinding van de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) en door het koppelen van de eerste (2) en tweede koppelmiddel en (12) met elkaar kunnen verbonden worden, met het kenmerk dat de koppelrand (1) en/of de randkoppelmiddelen (11) positioneermiddelen (3) omvatten die voorzien zijn om de koppelinrichtingen (I), (II) volgens de lengterichting van de koppelrand (1) ten opzichte van elkaar te positioneren in één bepaalde koppelpositie waarbij de eerste (2) en de tweede koppelmiddel en (12) in samenwerking kunnen gebracht worden.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de koppelinrichtingen (I), (II) voorzien zijn om zich in gekoppelde toestand volgens een tussenliggend koppelvlak (A) tegenover elkaar uit te strekken, en dat de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) kunnen gekoppeld worden door een relatieve beweging van de koppelinrichtingen (I), (II) volgens een eerste bewegingsrichting (X) die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak (A).
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de eerste (2) en tweede koppelmiddelen (12) zo voorzien zijn dat ze kunnen gekoppeld worden door een koppelbeweging volgens een tweede bewegingsrichting (Y) die nagenoeg loodrecht op het genoemde koppelvlak (A) staat.
  4. 4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) zo uitgevoerd zijn dat de eerste (I) en de tweede koppelinrichting (II) onderling roteerbaar met elkaar verbonden zijn door de verbinding van de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11), en dat de eerste (2) en de tweede koppelmiddelen (12) door een onderlinge rotatie van de door de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) gekoppelde koppelinrichtingen (I), (II) kunnen gekoppeld worden.
  5. 5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de randkoppelmiddelen (11) uit één langwerpig koppellichaam bestaan.
  6. 6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de positioneermiddelen (3) minstens één drempelelement (3) omvatten, en dat het drempelelement (3) voorzien is om een verplaatsing van de randkoppelmiddelen (11), in verbonden toestand met de koppelrand (1), en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van de koppelrand (1), te verhinderen of minstens te bemoeilijken.
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat minstens één drempelelement (3) een op de koppelrand (1) voorziene rand, uitsteeksel, groef, inkeping of reliëfstructuur omvat.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk dat de koppelrand (1) een eerste randgedeelte (la) en een ten opzichte van dat eerste randgedeelte (la) inspringend tweede randgedeelte (lb) omvat en dat het tweede randgedeelte (lb) aan beide einden via respectievelijke schuin lopende derde randgedeelten (3) overgaat in het eerste randgedeelte (la), waarbij de derde randgedeelten (3) de genoemde drempel elementen (3) vormen.
  9. 9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de koppelrand (1) een zich volgens de lengteas uitstrekkende rand is langs een langwerpige open koppelruimte (4), dat de randkoppelmiddelen (11) een koppellichaam (11a) omvatten dat roteerbaar in de koppelruimte (4) kan opgenomen worden zodat de eerste (I) en de tweede koppel inrichting (Π) hierdoor onderling roteerbaar verbonden zijn.
  10. 10. Inrichting volgens conclusie 6 en 9 met het kenmerk dat de langwerpige open koppelruimte (4) aan beide einden begrensd wordt door zich nagenoeg dwars op de lengterichting uitstrekkende eindranden (3), en dat deze eindranden (3) de genoemde drempelelementen (3) vormen.
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10 met het kenmerk dat de genoemde open koppelruimte (4) begrensd is door een concaaf oppervlak, en dat het of elk koppellichaam (11a) vormpassend in de aldus begrensde koppelruimte (4) kan opgenomen worden.
  12. 12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste (2) en tweede koppelmiddelen (12) voorzien zijn om verbonden te worden door het realiseren van een klikverbinding, een magnetische verbinding of een klittenband verbinding.
  13. 13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste (2) en tweede koppelmiddelen (12) complementaire klikverbindingsmiddelen zijn, waarvan de verbinding losmaakbaar is door middel van een bedieningselement (9) dat deel uitmaakt van de eerste koppelinrichting (I).
  14. 14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste koppelinrichting (I) uitgevoerd is als een hoofdzakelijk T-vormig element met een liggend bovendeel waaraan de koppelrand (1) gevormd is, en een op het bovendeel aansluitend been (8) dat een eerste koppelmiddel (2) omvat.
  15. 15. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de tweede koppelinrichting (Π) uitgevoerd is als een hoofdzakelijk T-vormig element met een liggend bovendeel waaraan de randkoppelmiddelen (11) gevormd zijn, en een op het bovendeel aansluitend been dat een tweede koppelmiddel (12) omvat.
  16. 16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste koppelinrichting (I) en/of de tweede koppelinrichting (II) uitgevoerd is als een star geheel.
  17. 17. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 2 tot 16 met het kenmerk dat minstens één eerste koppelmiddel (2) een drukelement omvat dat voorzien is om in de gekoppelde toestand van de koppelinrichtingen (I), (II) een door een verend element (5) geleverde kracht uit te oefenen op de tweede koppelinrichting (II) waarbij deze kracht een krachtencomponent heeft in de eerste bewegingsrichting (X).
  18. 18. Samenstel van een voertuig, zoals een fiets of een bromfiets, en een draagbaar voorwerp (100) dat losneembaar aan dat voertuig bevestigbaar is, waarbij een onderdeel (101) van het voertuig een eerste koppelinrichting (I) omvat dewelke een koppelrand (1) en een eerste koppelmiddel (2) omvat, en waarbij het voorwerp (100) een tweede koppelinrichting (II) omvat die randkoppelmiddelen (11) omvat waarmee de tweede koppelinrichting (Π) losneembaar en volgens de lengterichting van de koppelrand (1) verplaatsbaar met de koppelrand (1) verbindbaar is, en die voor elk eerste koppelmiddel (2) een bijhorend tweede koppelmiddel (12) omvat dat voorzien is om losneembaar met dat eerste koppelmiddel (2) gekoppeld te worden, zodat de eerste (I) en de tweede koppelinrichting (II) door de verbinding van de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) en door het koppelen van de eerste (2) en tweede koppelmiddel en (12) met elkaar kunnen verbonden worden, met het kenmerk dat de koppelrand (1) en/of de randkoppelmiddelen (11) positioneermiddelen (3) omvatten die voorzien zijn om de koppelinrichtingen (I), (II) volgens de lengterichting van de koppelrand (1) ten opzichte van elkaar te positioneren in één bepaalde koppelpositie waarbij de eerste (2) en de tweede koppelmiddelen (12) in samenwerking kunnen gebracht worden.
  19. 19. Samenstel volgens conclusie 18 met het kenmerk dat de koppelinrichtingen (I), (II) voorzien zijn om zich in gekoppelde toestand volgens een tussenliggend koppelvlak (A) tegenover elkaar uit te strekken, en dat de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) kunnen gekoppeld worden door een relatieve beweging van de koppelinrichtingen (I), (Π) volgens een eerste bewegingsrichting (X) die nagenoeg evenwijdig is aan het genoemde koppelvlak (A).
  20. 20. Samenstel volgens een van de conclusies 18 of 19 met het kenmerk dat de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) zo uitgevoerd zijn dat de eerste (I) en de tweede koppelinrichting (II) onderling roteerbaar met elkaar verbonden zijn door de verbinding van de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11), en dat de eerste (2) en de tweede koppelmiddelen (12) door een onderlinge rotatie van de door de koppelrand (1) en de randkoppelmiddelen (11) gekoppelde koppelinrichtingen (I), (Π) kunnen gekoppeld worden.
  21. 21. Samenstel volgens een van de conclusies 18 tot 20 met het kenmerk dat de positioneermiddelen (3) minstens één drempelelement (3) omvatten, en dat het drempelelement (3) voorzien is om een verplaatsing van de randkoppelmiddelen (11), in verbonden toestand met de koppelrand (1), en hoofdzakelijk volgens de lengterichting van de koppelrand (1), te verhinderen of minstens te bemoeilijken.
  22. 22. Samenstel volgens een van de conclusies 18 tot 21 met het kenmerk dat deze een inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 17 omvat.
BE2015/5535A 2015-08-25 2015-08-25 Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig BE1023381B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5535A BE1023381B1 (nl) 2015-08-25 2015-08-25 Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig
EP16781534.9A EP3341273B1 (en) 2015-08-25 2016-08-25 Device for fastening a portable object to a vehicle
PCT/IB2016/001204 WO2017033054A1 (en) 2015-08-25 2016-08-25 Device for fastening a portable object to a vehicle

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5535A BE1023381B1 (nl) 2015-08-25 2015-08-25 Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023381A1 BE1023381A1 (nl) 2017-03-01
BE1023381B1 true BE1023381B1 (nl) 2017-03-01

Family

ID=54330553

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5535A BE1023381B1 (nl) 2015-08-25 2015-08-25 Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3341273B1 (nl)
BE (1) BE1023381B1 (nl)
WO (1) WO2017033054A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102019001188B4 (de) * 2019-02-18 2022-04-14 Heinz Augustin Motorrad-Schwingentaschenbefestigung
IT201900008382A1 (it) 2019-06-07 2020-12-07 Givi S P A Kit di supporto e di inclinazione.
DE102020006761A1 (de) 2020-11-04 2022-05-05 Werner Wessels Klappstuhltasche mit Klappstuhl die an einem Fahrrad mit Gepäckträger befestigt wird

Citations (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL83446C (nl) * 1900-01-01
GB446331A (en) * 1935-11-25 1936-04-28 Max Kyburz Improvements in and relating to luggage-receptacles for motor cycles
GB840941A (en) * 1958-01-01 1960-07-13 Boultbee Ltd Improvements relating to bags or cases, more particularly pannier bags, for attachment to motor-scooters, motor-cycles, cycles and the like
US3903944A (en) * 1973-07-18 1975-09-09 Cannondale Corp Fabric utility bag
US4266703A (en) * 1980-01-28 1981-05-12 Reuben Litz Slide mount for motorcycle luggage box
US4345703A (en) * 1981-02-17 1982-08-24 Allen Richard A Carrying bag, particularly for bicycles
DE3133930A1 (de) * 1981-08-27 1983-03-24 Alfred 5160 Düren Krischer Befestigungseinrichtung
US4671438A (en) * 1986-02-20 1987-06-09 Cannondale Corporation Attachment system for mounting a pannier on a bicycle carrier rack
US4852778A (en) * 1986-10-02 1989-08-01 Huffy Corporation Combination bicycle bag and handbag
EP0477010A1 (en) * 1990-09-19 1992-03-25 Karrimor International Limited Cycle pannier attachment means
DE4302949C1 (de) * 1993-02-03 1994-04-28 Bayerische Motoren Werke Ag Motorradkoffer
EP0708016A1 (en) * 1994-10-17 1996-04-24 CATEYE Co., Ltd. An apparatus for attaching two-wheeled vehicle parts allowing adjustment of attachment angle
US5579971A (en) * 1995-02-07 1996-12-03 Chuang; Louis Article carrier for bicycle
WO1997038892A1 (de) * 1996-04-17 1997-10-23 Uwe Nutto Transportvorrichtung
US5810230A (en) * 1992-12-15 1998-09-22 Nutto; Uwe Convertible bags
GB2400088A (en) * 2003-04-04 2004-10-06 Paul Roger Goulding Releasable attachment system for a container
DE202005000003U1 (de) * 2005-01-03 2005-03-17 Ho Kuo Ping Trägerplatte mit Schnellverschluß zur Befestigung einer Reisetasche auf einem Fahrradgepäckträger
US20100006721A1 (en) * 2008-07-11 2010-01-14 Chien-Ping Lien Connection device for connecting bag to side of bicycle carriage rack
DE102009030000A1 (de) * 2009-06-23 2010-12-30 ABUS August Bremicker Söhne KG Fahrradtasche
WO2011098897A1 (en) * 2010-02-10 2011-08-18 Givi S.R.L. Unipersonale Hooking system for bags for motorcycles

Patent Citations (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL83446C (nl) * 1900-01-01
GB446331A (en) * 1935-11-25 1936-04-28 Max Kyburz Improvements in and relating to luggage-receptacles for motor cycles
GB840941A (en) * 1958-01-01 1960-07-13 Boultbee Ltd Improvements relating to bags or cases, more particularly pannier bags, for attachment to motor-scooters, motor-cycles, cycles and the like
US3903944A (en) * 1973-07-18 1975-09-09 Cannondale Corp Fabric utility bag
US4266703A (en) * 1980-01-28 1981-05-12 Reuben Litz Slide mount for motorcycle luggage box
US4345703A (en) * 1981-02-17 1982-08-24 Allen Richard A Carrying bag, particularly for bicycles
DE3133930A1 (de) * 1981-08-27 1983-03-24 Alfred 5160 Düren Krischer Befestigungseinrichtung
US4671438A (en) * 1986-02-20 1987-06-09 Cannondale Corporation Attachment system for mounting a pannier on a bicycle carrier rack
US4852778A (en) * 1986-10-02 1989-08-01 Huffy Corporation Combination bicycle bag and handbag
EP0477010A1 (en) * 1990-09-19 1992-03-25 Karrimor International Limited Cycle pannier attachment means
US5810230A (en) * 1992-12-15 1998-09-22 Nutto; Uwe Convertible bags
DE4302949C1 (de) * 1993-02-03 1994-04-28 Bayerische Motoren Werke Ag Motorradkoffer
EP0708016A1 (en) * 1994-10-17 1996-04-24 CATEYE Co., Ltd. An apparatus for attaching two-wheeled vehicle parts allowing adjustment of attachment angle
US5579971A (en) * 1995-02-07 1996-12-03 Chuang; Louis Article carrier for bicycle
WO1997038892A1 (de) * 1996-04-17 1997-10-23 Uwe Nutto Transportvorrichtung
GB2400088A (en) * 2003-04-04 2004-10-06 Paul Roger Goulding Releasable attachment system for a container
DE202005000003U1 (de) * 2005-01-03 2005-03-17 Ho Kuo Ping Trägerplatte mit Schnellverschluß zur Befestigung einer Reisetasche auf einem Fahrradgepäckträger
US20100006721A1 (en) * 2008-07-11 2010-01-14 Chien-Ping Lien Connection device for connecting bag to side of bicycle carriage rack
DE102009030000A1 (de) * 2009-06-23 2010-12-30 ABUS August Bremicker Söhne KG Fahrradtasche
WO2011098897A1 (en) * 2010-02-10 2011-08-18 Givi S.R.L. Unipersonale Hooking system for bags for motorcycles

Also Published As

Publication number Publication date
BE1023381A1 (nl) 2017-03-01
EP3341273B1 (en) 2020-10-14
EP3341273A1 (en) 2018-07-04
WO2017033054A1 (en) 2017-03-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN107662633B (zh) 置物篮及其婴儿车设备
US7395997B2 (en) Article hanger
BE1023381B1 (nl) Inrichting voor het bevestigen van een draagbaar voorwerp aan een voertuig
US9463752B1 (en) Purse securing device
US9516941B1 (en) Multipurpose wearable and collapsible holder
EP2004471A2 (en) Stroller with removable storage
US6390422B2 (en) Object support structure for stroller or carriage
US6820891B2 (en) Stroller foldable in three
EP2363034A1 (en) Connecting device of strap and appurtenance
US20220234669A1 (en) Modular bag for bicycles and the like
NL2005291C2 (nl) Tashaaksysteem.
JP2978449B2 (ja) 吊りバンド
JP7239313B2 (ja) ベビーカー用バッグ及びベビーカー用バッグの使用方法
NL2007675C2 (nl) Verbindingsorgaan voor bevestiging van een houder op een fietsbagagedrager.
CN117177907A (zh) 将手提包附接到挂篮架的固定设备
US10124848B2 (en) Fastening and/or locking system
GB2442804A (en) A connector for attaching two hangers
NL2007674C2 (nl) Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager.
US20090179415A1 (en) Shopping cart notepad holder
JP7554476B2 (ja) 吊り下げ具
US20140251395A1 (en) Versatile walking cane and accessory therefor
JP6206888B1 (ja) 手荷物バッグの留め具
JP3025515U (ja) 傘の保持具
GB2506941A (en) A wheeled shopping basket for attachment to a stroller
JP3214533U (ja) 前後スライド自動車用フック