[go: up one dir, main page]

BE1023230B1 - Spanrolgeheel voor een riemaandrijving - Google Patents

Spanrolgeheel voor een riemaandrijving Download PDF

Info

Publication number
BE1023230B1
BE1023230B1 BE2015/5525A BE201505525A BE1023230B1 BE 1023230 B1 BE1023230 B1 BE 1023230B1 BE 2015/5525 A BE2015/5525 A BE 2015/5525A BE 201505525 A BE201505525 A BE 201505525A BE 1023230 B1 BE1023230 B1 BE 1023230B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
assembly
spring
belt
stop
arm
Prior art date
Application number
BE2015/5525A
Other languages
English (en)
Inventor
Stijn Bailliu
Tom N.N. Somers
Ruben J. VANCOILLIE
Frank R.G. Duquesne
De Wege Charlotte Van
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2015/5525A priority Critical patent/BE1023230B1/nl
Priority to US15/245,816 priority patent/US9939052B2/en
Priority to EP16185510.1A priority patent/EP3135956B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023230B1 publication Critical patent/BE1023230B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H7/10Means for varying tension of belts, ropes, or chains by adjusting the axis of a pulley
    • F16H7/12Means for varying tension of belts, ropes, or chains by adjusting the axis of a pulley of an idle pulley
    • F16H7/1254Means for varying tension of belts, ropes, or chains by adjusting the axis of a pulley of an idle pulley without vibration damping means
    • F16H7/1281Means for varying tension of belts, ropes, or chains by adjusting the axis of a pulley of an idle pulley without vibration damping means where the axis of the pulley moves along a substantially circular path
    • F16H7/129Means for varying tension of belts, ropes, or chains by adjusting the axis of a pulley of an idle pulley without vibration damping means where the axis of the pulley moves along a substantially circular path with means for impeding reverse motion
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/06Gearings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/56Driving mechanisms for the threshing parts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H7/0827Means for varying tension of belts, ropes, or chains for disconnecting the drive
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/18Means for guiding or supporting belts, ropes, or chains
    • F16H7/20Mountings for rollers or pulleys
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H9/00Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members
    • F16H9/02Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion
    • F16H9/04Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0802Actuators for final output members
    • F16H2007/0806Compression coil springs
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0842Mounting or support of tensioner
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0863Finally actuated members, e.g. constructional details thereof
    • F16H2007/0865Pulleys
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0889Path of movement of the finally actuated member
    • F16H2007/0893Circular path

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Devices For Conveying Motion By Means Of Endless Flexible Members (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een spanrolgeheel dat geconfigureerd is voor het aanspannen van een riem van een riemaandrijving, gekenmerkt doordat het spanrolgeheel bestaat uit: • een spanrol, • een scharnierbare steunarm, • een spanarm die een drukveer bevat die geconfigureerd is om de spanrol tegen de riem te drukken, waarbij de veer zich uitstrekt tussen een eerste veeraanslag en een tweede veeraanslag, en onder druk wordt gehouden, • een montageplaat, • een overcentergeheel dat verbonden is met een tweede uiteinde van de spanarm, waarbij het tweede uiteinde tegenover het eerste uiteinde ligt, het overcentergeheel de spanarm met de montageplaat verbindt, en het overcentergeheel geconfigureerd is om een scharnierende beweging te maken rond een scharniertraject tussen: a) een actieve positie die verbonden is met een actieve toestand van het spanrolgeheel, en b) een niet-actieve positie die verbonden is met een niet-actieve toestand van het spanrolgeheel, waarbij het overcentergeheel verder een middenpositie heeft, waarbij de spanarm een stang bevat die zich uitstrekt vanaf het overcentergeheel naar de steunarm en door de stanggeleiding, waarbij het traject van het overcentergeheel tussen de middenpositie en de niet-actieve positie verdeeld is in: a) een opgespannen gedeelte, en b) een vrij bewegend gedeelte waarin de veer geen enkele kracht op het overcentergeheel uitoefent.

Description

Spanrolgeheel voor een riemaandrijving Toepassingsgebied van de uitvinding
Deze uitvinding heeft betrekking op een spanrolgeheel voor een riemaandrijving van een maaidorser voor het oogsten van landbouwgewassen. De uitvinding heeft verder betrekking op de riemaandrijving die het spanrolgeheel bevat, op een maaidorser die de riemaandrijving bevat en op een werkwijze voor het veranderen van de overbrengingsverhouding van een riemaandrijving van een dynamische toevoerrol van de maaidorser.
Achtergrond van de uitvinding
Riemaandrijvingen met spanrollen om spanning aan te brengen op de riem zijn al lang bekend en de toepassing van zulke riemaandrijving in maaidorsers was ook al geruime tijd bekend. Deze riemaandrijvingen worden gebruikt om de dorstrommel van een maaidorser aan te drijven. De dorstrommel slaat op de afgesneden gewassen om ze te breken, en schudt nadien het graan uit de stengels.
Octrooien.GB 1480566, US 3550463 en US 4324552 onthullen vroegere concepten van zulke riemaandrijvingen die spanrollen bevatten.
Naast de spanrolgehelen die onthuld worden in octrooien GB 1480566, US 3550463 en US 4324552, fabriceert CNH, de aanvrager van dit octrooi, momenteel · een volgende versie van een spanrolgeheel. Het spanrolgeheel wordt meer bepaald gebruikt voor een maaidorser die dubbele rotoren en een dynamische toevoerrol bevat. De dynamische toevoerrol is een trommel die stenen verwijdert en het gewas tot in de dubbele rotoren versnelt. Dit spanrolgeheel wordt verder toegelicht in de figuren en de beschrijving van dit document.
De riemaandrijving van het momenteel geproduceerde systeem heeft twee overbrengingsverhoudingen, één voor de werking van de draaiende trommel met lage snelheid en één voor de werking met hoge snelheid. Dit is nodig opdat een maaidorser in staat zou zijn verschillende gewassen met verschillende karakteristieken te oogsten. Daartoe zou de draaiende trommel in staat moeten zijn met twee verschillende snelheden te draaien.
Het momenteel geproduceerde systeem heeft twee overbrengingsverhoudingen die gevormd worden door twee verschillende aangedreven riemschijven van de riemaandrijving, nl. een aangedreven riemschijf met een kleine diameter voor de grootste overbrengingsverhouding en een aangedreven riemschijf met een grote diameter voor de kleinste overbrengingsverhouding. Dit stelt de riemaandrijving in staat te werken met twee verschillende snelheden en dus met twee verschillende maximumkoppels. Doordat de aangedreven riemschijven verschillende diameters hebben, vereist elke overbrengingsverhouding zijn eigen riem met een bepaalde lengte. Bij het omschakelen tussen overbrengingsverhoudingen, dient de gebruiker ook één riem door de andere riem te vervangen.
Om van overbrengingsverhouding te veranderen, is het onontbeerlijk in staat te zijn om de spanning van de riem te verwijderen door de spanrol van de riem vrij te maken. Dit is ook noodzakelijk bij de vervanging van een beschadigde of versleten riem. Daartoe ts de spanrol ingebouwd in een spanrolgeheel dat een beweging mogelijk maakt van de spanrol tussen een werkzame (actieve) positie en een positie waar hij geen contact meer maakt met de riem (ook onwerkzame of niet-actieve positie genoemd). Een veer, over het algemeen een drukveer, brengt de spanning van de rol op de riem over.
Het momenteel geproduceerde systeem is uitgerust met een spanrolgeheel met een zogenaamd "overcenter"-geheel dat-de spanrol in staat stelt tussen de actieve positie en de niet-actieve positie te bewegen. Het huidige spanrolgeheel bevat een steunarm die de spanrol ondersteunt. Het spanrolgeheel bevat verder een spanarm die aan één uiteinde met de steunarm verbonden is. De spanarm is aan het andere uiteinde via een overcentergeheel met een frame verbonden. Dit overcentergeheel is scharnierbaar aangebracht op het frame.
Wanneer de spanrol bewogen wordt van de actieve positie naar de niet-actieve positie, moet hij tot voorbij de middenpositie van het overcentergeheel bewegen.
Tijdens de beweging van de actieve positie naar de middenpositie wordt de veer verder samengedrukt, en wordt de beweging dus uitgevoerd tegen de compressiekracht van de veer in. Wanneer het overcentergeheel voorbij de middenpositie passeert, begint de veer zich uit te strekken en tijdens een verdere beweging vanaf de middenpositie naar de niet-actieve positie, wordt de riemschijf van de riem teruggetrokken, waarbij de spanning van de riem wordt weggenomen.
Men heeft in deze uitvinding gevonden dat het systeem dat momenteel geproduceerd wordt een aantal nadelen heeft.
Om te beginnen is het systeem relatief onpraktisch voor een gebruiker die het spanrolgeheel tussen de actieve positie en de niet-actieve positie wenst om te schakelen. Het draaien van het overcentergeheel tussen de actieve positie en de niet-actieve positie wordt uitgevoerd onder invloed van de kracht van de veer, en deze veerkracht kan tamelijk groot zijn. Dit resulteert in een grote kracht op de gebruiker. Het draaien wordt over het algemeen uitgevoerd met een moersleutel. Wegens de hoge veerkracht kan de hand van de gebruiker klem raken tussen de moersleutel en de machine. In extreme gevallen dit kan zelfs leiden tot verwondingen van de gebruiker.
Verder is er bij het huidige geheel relatief weinig plaats voor de riem om uit de riemaandrijving verwijderd te worden wanneer de spanrol zich in de niet-actieve positie bevindt. Dit komt door de specifieke configuratie van het huidige geheel. De beperkte ruimte maakt het moeilijk voor een gebruiker om de riem te verwisselen.
Verder rekt de riem over het algemeen een weinig uit als gevolg van trekkrachten. Het rekken resulteert in een verlenging van de veer die de spanrol tegen deriem aandrukt. Oit rekken-kan bijzonder groot zijnwanneer grote, ongelijkmatig verdeelde pakketten de maaidorser binnenkomen, en hoge koppelpieken op de riemaandrijving veroorzaken.
Op zijn beurt resulteert de rek verder in een meer naar binnen gelegen positie van de spanrol, veroorzaakt door een verlenging van de veer. De verlenging van de veer resulteert in een lagere veerkracht en een lagere kracht uitgeoefend door de spanrol en dus in een lagere riemspanning. Daardoor verlaagt het koppel dat door de riemaandrijving aangebracht kan worden waardoor de riem eerder gaat slippen, en uiteindelijk de dynamische toevoerrol kan blokkeren.
Voorwerp van de uitvinding
Het is een algemeen voorwerp van de uitvinding om een spanrolgeheel voor een riemaandrijving van een maaidorser te verschaffen dat de overgang tussen twee verschillende overbrengingsverhoudingen van de riemaandrijving gemakkelijk uit te voeren maakt. Meer bepaald is het een voorwerp van de uitvinding om een spanrolgeheel voor een riemaandrijving van een maaidorser te verschaffen dat gemakkelijker gebruikt kan worden en een lager risico vormt voor verwondingen van de gebruiker.
Het is een ander voorwerp van de uitvinding om een spanrolgeheel te verschaffen dat een geringere spanningsvermindering van de riem vertoont in geval van piekbelastingen op de draaiende trommel, en daarbij het slippen van de riem bij deze piekbelastingen beperkt.
Het is een volgend voorwerp van de uitvinding om een spanrolgeheel te verschaffen voor een riemaandrijving van een maaidorser dat meer speling verschaft in de niet-actieve positie voor het vervangen van de riem.
Het is een ander voorwerp van de uitvinding om een spanrolgeheel van een riemaandrijving van een maaidorser te verschaffen dat een alternatief is voor de stand van de techniek.
Samenvatting van de uitvinding
Om minstens één voorwerp te verwezenlijken, heeft de uitvinding een spanrolgeheel dat geconfigureerd is om een riem van een riemaandrijving te spannen, waarbij het spanrolgeheel bestaat uit: □ een spanrol; □ een scharnierbare steunarm met een steunscharnier aan een scharniereinde ervan, waarbij de spanrol op een draaibare wijze verbonden is met een tegenoverliggend röleïnde van de steunarm en de steunarm een spanarmverbindingspunt bevat dat een stanggeleiding heeft; □ een spanarm die aan een eerste uiteinde ervan verbonden is met het spanarmverbindingspunt van de steunarm, waarbij de spanarm een drukveer bevat die geconfigureerd is om de spanrol krachtig tegen de riem te drukken, de spanarm een eerste veeraanslag en een tweede veeraanslag bevat die op de stang zijn aangebracht, en de veer zich uitstrekt tussen de eerste veeraanslag en de tweede veeraanslag, en onder druk wordt gehouden; □ een montageplaat; □ een overcentergeheel dat verbonden is met een tweede uiteinde van de spanarm, waarbij het tweede uiteinde tegenover het eerste uiteinde ligt, het overcentergeheel de spanarm met de montageplaat verbindt, en het overcentergeheel geconfigureerd is om een scharnierende beweging te maken rond een scharniertraject tussen: a) een actieve positie die verbonden is met een actieve toestand van het spanrolgeheel; en b) een niet-actieve positie die verbonden is met een niet-actieve toestand van het spanrolgeheel, waarbij het overcentergeheel verder een middenpositie heeft die tussen de actieve positie en de niet-actieve positie ligt, waarbij de spanarm een stang bevat die zich uitstrekt vanaf het overcentergeheel naar de steunarm en door de stanggeleiding, waarbij de stanggeleiding de stang in staat stelt ten opzichte van de steunarm te schuiven, waarbij de spanarm een eindaanslag bevat die aangebracht is aan een uiteinde van de stang dat uit de stanggeleiding steekt, waarbij de steunarm een aanslagoppervlak bevat aan de kant van de eindaanslag, het aanslagoppervlak geconfigureerd is om de eindaanslag mee te nemen, en de eindaanslag en het aanslagoppervlak een verlenging van de veer tijdens een beweging van het overcentergeheel vanaf de middenpositie naar de niet-actieve positie beperkt, waarbij het traject van het overcentergeheel tussen de middenpositie en de niet-actieve positie verdeeld is in: a) een opgespannen gedeelte waarin de eindaanslag niet tegen het oppervlak van de aanslag aankomt en de veer een kracht op het overcentergeheel uitoefent, en b) een vrij bewegend gedeelte waarin de eindaanslag tegen het aanslagoppervlak aankomt*en de veer geen enkele kracht op het overcentergeheel uitoefent.
Een voordeel van deze uitvinding is dat wegens de aanwezigheid van het vrij bewegend gedeelte, de gebruiker het overcentergeheel met meer gemak kan omschakelen, doordat de kracht van de veer niet aanwezig is in de niet-actieve positie. Verder is het een voordeel dat de spanrol verder van de riem terug kan worden getrokken zodat het verwisselen van één hem door een andere gemakkelijker verloopt. Er is dan ook minder kans op verwondingen.
Het zal duidelijk zijn dat de montageplaat een afzonderlijke montageplaat kan zijn die aan het chassis is bevestigd of een deel kan zijn van de chassis zelf, wanneer het overcentergeheel rechtstreeks met het chassis is verbonden. De term montageplaat moet ruim geïnterpreteerd worden.
In een uitvoeringsvorm kan een langere veer met een kleinere veerconstante gebruikt worden dan in het spanrolgeheel volgens de stand van de techniek. Dit resulteert voordelig in een kleinere vermindering van de veerkracht wanneer de riem rekt en leidt tot een groter maximumkoppel.
In een uitvoeringsvorm bevat het overcentergeheel een scharnierarm die verbonden is met de montageplaat via een scharnieras, waarbij de scharnierarm een vrij uiteinde bevat, waarbij de spanarm een tussenelement bevat dat aan één kant ervan verbonden is met de stang, en het tussenelement aan een tegenoverliggende kant ervan verbonden is met het vrije uiteinde d.m.v. een scharnier, en het spanrolgeheel een stanginstelvoorziening bevat om de positie van de stang ten opzichte van het overcentergeheel in te stellen.
In een uitvoeringsvorm is de stanginstelvoorziening geconfigureerd om de positie van de stang ten opzichte van het tussenelement in te stellen.
In een uitvoeringsvorm bevat het spanrolgeheel: □ een eerste element voor het instellen van de veeraanslag door de positie van de eerste veeraanslag in te stellen en/of □ een tweede element voor het instellen van de veeraanslag door de positie van de tweede veeraanslag in te stellen.
In een uitvoeringsvorm zijn de eindaanslag en het aanslagoppervlak aangebracht aan de kant van de steunarm tegenover de kant waar de veer is aangebracht.
In een uitvoeringsvorm bestrijkt het opgespannen gedeelte van het traject van het overcentergeheel een hoek van 70 à 90 graden en bestrijkt het vrij bewegende gedeelte van het traject van het overcentergeheel een hoek van 10 à 60 graden.
In een uitvoeringsvorm is draad aangebracht op de stang, en zijn de stanginstelvoorziening en het element om de tweede veeraanslag in te stellen moeren.
In een uitvoeringsvorm bevat het verbindingspunt van de spanarm een scharnier via hetwelk de spanarm op een scharnierende wijze met de steunarm verbonden is. De stanggeleiding kan in het scharnier ingebouwd zijn.
In een uitvoeringsvorm is een maximale verlenging van de veer tijdens een overgang tussen de actieve toestand en de niet-actieve toestand bepaald door een afstand waarover de stang kan schuiven ten opzichte van de steunarm tot de eindaanslag tegen het aanslagoppervlak aankomt.
In een uitvoeringsvorm bedraagt een lengte van de veer in de niet-samengedrukte toestand 250 à 300 mm, meer bepaald 280 mm. In een uitvoeringsvorm bedraagt een veerconstante van de veer 20 à 30 N/mm, meer bepaald tussen 26 en 27 N/mm.
In een uitvoeringsvorm bedraagt een ontwerplengte van de veer in de samengedrukte, actieve toestand 130 à 150 mm, meer bepaald 138 à 143 mm.
Deze uitvinding verder heeft betrekking op een riemaandrijving die het spanrolgeheel bevat volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de riemaandrijving het volgende bevat: □ een eerste aangedreven riemschijf en een tweede aangedreven riemschijf die aangebracht zijn op eenzelfde aangedreven as, ' □ een drijvende riemschijf, □ een eerste riem die de eerste aangedreven riemschijf met de drijvende riemschijf verbindt, □ een tweede riem die de tweede aangedreven riemschijf met de drijvende riemschijf verbindt, waarbij de eerste en de tweede riem geconfigureerd zijn om afwisselend gebruikt te worden.
In een uitvoeringsvorm van de riemaandrijving heeft de tweede aangedreven riemschijf een grotere diameter dan de eerste aangedreven riemschijf, waarbij de tweede aangedreven riemschijf beweegbaar is tussen een niet-operationele positie en een operationele positie waarin hij zich rond de eerste aangedreven riemschijf uitstrekt.
In een uitvoeringsvorm is de riemaandrijving geconfigureerd om door een gebruiker omgeschakeld te worden tussen een laag toerental, meer bepaald ergens in een bereik van 500-700 t/min, meer bepaald 640 t/min, en een hoog toerental, meer bepaald ergens tussen 1000 en 1200 t/min, meer bepaald 1100 t/min, waarbij de riemaandrijvmg «en hoger’maximumkoppel'verschaft'bij de lage snelheid dan bij de hoge snelheid. De lage en hoge toerentallen resulteren in geringere schade aan de korrels. Bijvoorbeeld zijn maïs en bonen gevoeliger en vereisen een lager toerental, terwijl graan minder gevoelig is en verwerkt kan worden bij een hoger toerental.
Deze uitvinding heeft verder betrekking op een maaidorser die de riemaandrijving volgens de uitvinding bevat. -Deze uitvinding verder-heeft betrekking op een werkwijze om de overbrengingsverhouding van een riemaandrijving van een dynamische toevoerrol van een maaidorser te veranderen, waarbij de werkwijze bestaat uit: □ het omschakelen van het spanrolgeheel naar de niet-actieve toestand door het overcentergeheel naar de niet-actieve positie te scharnieren; □ het verwijderen van een eerste riem van de riemaandrijving; □ het aanbrengen van een tweede riem op de riemaandrijving; □ het omschakelen van het spanrolgeheel tot in de actieve toestand door het overcentergeheel tot in de actieve positie te scharnieren; □ het werken met de maaidorser met de andere overbrengingsverhouding.
Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen gemakkelijker gewaardeerd worden als ze beter begrepen worden door verwijzing naar de volgende gedetailleerde beschrijving in combinatie met de bijbehorende tekeningen waarin soortgelijke referentiesymbolen soortgelijke onderdelen aanduiden.
Lijst van de figuren
Figuur 1 toont een isometrisch aanzicht van een riemaandrijving volgens de stand van de techniek.
Figuur 2 toont een detail van een riemaandrijving volgens de stand van de techniek.
Figuur 3 toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de stand van de techniek in een actieve toestand.
Figuur 4 toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de stand van de techniek in een niet-actieve toestand.
Figuur 5 toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de uitvinding in een actieve toestand.
Figuur 6 toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de uitvinding in een middenpositie.
Figuur 7 toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de uitvinding aan de overgang tussen een opgespannen gedeelte en een vrij bewegend gedeelte.
Figuur 8'toont een zijaanzicht van een spanrolgeheel volgens de uitvinding in een vrij bewegend gedeelte van de niet-actieve toestand.
Figuur 9 toont een isometrisch aanzicht van het spanrolgeheel volgens de uitvinding in een riemaandrijving om een draaiende trommel in een maaidorser aan te drijven.
Figuur 10 is een isometrisch aanzicht van een maaidorser volgens de uitvinding.
Figuur 11 toont een isometrisch aanzicht van een maaidorser volgens de uitvinding met een verwijderde afdekplaat.
Gedetailleerde beschrijving van de figuren
Verwijzend naar Figuren 1 en 2 wordt een riemaandrijving 10 volgens de stand van de techniek weergegeven. De riemaandrijving 10 wordt gebruikt in een maaidorser om de dynamische toevoerrol aan te drijven. De weergegeven riemaandrijving wordt momenteel geproduceerd door de aanvrager van dit octrooi. De riemaandrijving bevat een eerste aangedreven riemschijf 12 en een tweede aangedreven riemschijf 13. De eerste aangedreven riemschijf 12 is kleiner dan de tweede aangedreven riemschijf 13. De kleine en de grote aangedreven riemschijf zijn op dezelfde aangedreven as 16 aangebracht. De riemaandrijving bevat verder een drijvende riemschijf 14.
Verwijzend, meer bepaald naar Figuur 2 heeft de riemaandrijving twee versnellingen. In de eerste versnelling wordt de kleine aangedreven riemschijf 12 gebruikt en bevindt de grote aangedreven riemschijf 13 zich in een niet-operationele positie. Bij deze versnelling heeft de riemaandrijving een hoge snelheid en een laag koppel. Wanneer de riemaandrijving in de lage versnelling gezet moet worden, wordt de riem 15 verwijderd. De grote aangedreven riemschijf 13 wordt van de niet-operationele positie die weergegeven is in Figuur 2 naar de operationele positie bewogen die is weergegeven is in Figuur 1. Dit kan uitgevoerd worden door de grote aangedreven riemschijf 13 van de as 16 te verwijderen, de riemschijf 13 om te keren en de grote aangedreven riemschijf 13 in de omgekeerde oriëntatie op de as 16 te monteren. De grote aangedreven riemschijf strekt zich nu uit rond de kleine aangedreven riemschijf zoals weergegeven in Figuur 1. De riem 15 wordt vervangen dooreen langere riem 17. De riemen 15, 17 zijn V-riemen.
De as 16 van de aangedreven riemschijven 12, 13 en de as 18 van de drijvende riemschijf 14 lopen evenwijdig.
Figuur 1 toont het spanrolgeheel 20 waarmee de riem 15, 17 onderspanning wordt gehouden. Het spanrolgeheel 20 bevat een spanrol 22. Voorleer de riem 15, 17 te verwijderen, moetide'Spanrol 22 teruggetrokken worden van de actieve positie tot in een niet-actieve positie. Na de aangedreven riemschijf en de riem te hebben vervangen, wordt het spanrolgeheel terug tot in de actieve positie bewogen.
In de grote versnelling, nl. met de kleinste aangedreven riemschijf 13, heeft de riemaandrijving 10 een hoog toerental, meer bepaald in een bereik van 1000-1200 t/min, en nog meer bepaald 1100 t/min. In de kleine versnelling, nl. met de grote aangedreven riemsohijf 13,-heeft>de riemaandrijving-een laag toerental, meer bepaald 500 - 700 t/min, en nog meer bepaald 640 t/min. Het spreekt vanzelf dat de riemaandrijving een hoger maximumkoppel verschaft in lage snelheid dan in hoge snelheid. De riemen 15, 17 worden aangedreven in de richting die aangegeven is met pijl 24.
Verwijzend naar Figuren 3 en 4 wordt het tussenrolgeheel 20 volgens de uitvinding meer in detail weergegeven. Figuur 3 toont het spanrolgeheel 20 in de actieve toestand en Figuur 4 toont de spanrol in de niet-actieve toestand.
Het spanrolgeheel bevat de rol 22 die draaibaar aangebracht is op een steunarm 25. De steunarm bevat aan één uiteinde een scharnier 26, waardoor het spanrolgeheel rond een hoek alfa kan scharnieren zoals aangegeven in Figuur 3.
Het spanrolgeheel bevat verder een spanarm 28 die verbonden is in een verbindingspunt 29 met de steunarm 25. De spanarm bevat een veer 30 die onder een compressiekracht staat. De veer is aangebracht tussen een eerste veeraanslag 31 aan de kant van de steunarm 25 en een tweede veeraanslag 32 die op een stang 33 is aangebracht. De eerste veeraanslag 31 werkt rechtstreeks in op de steunarm 25. De tweede veeraanslag werkt rechtstreeks in op de stang 33.
Het spanrolgeheel volgens de stand van de techniek wordt omgeschakeld tussen de actieve toestand en de niet-actieve toestand door een overcentergeheel 35. Het overcentergeheel verbindt de spanarm 28 met een montageplaat 36. De montageplaat 36 kan verbonden worden met een frame van de riemaandrijving of met een frame van de maaidorser.
Het overcentergeheel 35 bevat een scharnierarm 37 die rond een as 38 scharniert. De scharnierarm scharniert tussen een actieve positie die weergegeven is in Figuur 3 en een niet-actieve positie getoond in Figuur 4. Een middenpositie ligt tussen deze twee in. De middenpositie is de positie waarin de stang 33 uitgelijnd is met een rechte lijn die zich tussen het verbindingspunt 29 en de scharnieras 38 uitstrekt.
Een bout 39 is op de as 38 aangebracht. Aan een vrij uiteinde 40 van de scharnierarm 37 is een tussenelement 41 verbonden met de scharnierarm 37. Het tussenelement 41 is aan de andere kant ervan verbonden met de stang 33. De verbinding tussen het tussenelement 41 en de scharnierarm 37 rs een scharnier 42.
Het tussenelement bevat een gebogen aanslagoppervlak 44 dat inwerkt op de bout 39 en daarbij het spanarmgeheel in de actieve toestand houdt. Het aanslagoppervlak 44 belet de scharnierarm verder rechtsom te scharnieren. Dit is noodzakelijk aangezien de veer 30 de stang 33 krachtig tegen het tussenelement 41 drukt, en als gevolg daarvan zal het tussenelement 41 een kracht uitoefenen op de scharnierarm 37. Dit zal een moment volgens de wijzers van de klok opwekken, doordat de scharnierarm 37 zich in de actieve positie voorbij de middenpositie bevindt.
Een controleplaat 45 is aangebracht in de buurt van de veer 30. Een dubbele moer 46a, 46b is aangebracht op de stang 33 waarop schroefdraad is aangebracht. De positie van de tweede veeraanslag 32 kan versteld worden met de dubbele moer 46a, 46b. Deze gebeurt door de tweede veeraanslag 32 tegen een aanslagoppervlak 47 aan te laten komen aan het uiteinde van de controleplaat 45.
Verwijzend, meer bepaald naar Figuur 4 wordt het spanrolgeheel weergegeven in de niet-actieve toestand. De scharnierarm 37 is scharnierend rond de scharnieras 38 gedraaid. Dit wordt gedaan door een gebruiker met een moersleutel of een ander gereedschap op de bout 39 om de scharnierarm 37 met het gereedschap te verdraaien. De scharnierarm 37 is van de actieve positie naar de middenpositie bewogen en van de middenpositie naar de niet-actieve positie. De veer 30 is in de uitgezette toestand. De niet-actieve positie wordt gedefinieerd door de uitgezette lengte van de veer. De rol 22 komt vrij van de riem en de riemaandrijving kan van de kleine versnelling naar de grote versnelling of omgekeerd worden omgeschakeld.
Over heel de beweging van het overcentergeheel tussen de actieve positie en de niet-actieve positie, werkt de veer op het overcentergeheel en veroorzaakt een moment op de scharnierarm. Dit bemoeilijkt de scharnierende actie van de scharnierarm 37 door de gebruiker. In extreme gevallen kan dit leiden tot verwonding van de gebruiker.
Verwijzend naar Figuren 5 6 en 7, wordt het spanrolgeheel 120 volgens de uitvinding weergegeven. Het spanrolgeheel volgens de uitvinding is meer bepaald bedoeld om gebruikt te worden met een riemaandrijving die een dynamische toevoerrol aandrijft. De dynamische toevoerrol bevat een systeem ter bescherming tegen stenen, dat tangentiaal over de twee overlangse rollen in de maaidorser aangebracht kan worden.
De dynamische toevoerrol versnelt het geoogste graan in de richting van de dubbele rotoren en levert het graan op een gelijkmatige manier aan de dubbele rotoren af. De dynamische toevoerrol verschaft ook een effectieve werkwijze ter bescherming tegen stenen tijdens de beweging, door te werken als steenvangerbak onder de toevoerrotor. De dynamische toevoerrol wordt ook een draaiende·trommel genoemd.
Het spanrolgeheel 120 is voor verschillende aspecten vergelijkbaar met het spanrolgeheel 20 volgens de stand van de techniek. Het spanrolgeheel 120 is geconfigureerd om een riem 115, 117 van een riemaandrijving aan te spannen.
Het spanrolgeheel 120 bevat een spanrol 122 en een scharnierbare steunarm 125. De scharnierbare steunarm heeft een steunscharnier 126 aan een scharnierend uiteinde 127 ervan. De spanrol 122 is op een draaibare wijze met een tegenoverliggend roleinde van de steunarm verbonden d.m.v. een gelagerde as 159. De steunarm bevat een spanarmverbindingspunt 129 met een stanggeleiding 160. De stanggeleiding strekt zich door de steunarm 125 uit. Het spanarmverbindingspunt is geplaatst tussen de spanrol en het steunscharnier 126.
Het spanrolgeheel bevat vérder een spanarm 128 die aan een eerste uiteinde 161 ervan verbonden is met het spanarmverbindingspunt 129 van de steunarm 125.
De spanarm bevat een drukveer 130 die geconfigureerd is om de spanrol 122 krachtig tegen de riem te drukken.
De steunveer van de uitvinding 125 is langer dan de steunveer 25 volgens de stand van de techniek, en heeft een kleinere vèerconstante. Dit heeft als voordeel dat de kracht die wordt uitgeoefend door de spanrol, wanneer de riem 115, 117 uitrekt onder de drijvende kracht van de riemschijf, minder afneemt en dus beter op de vereist waarde gehouden wordt. Dit vermindert het slippen van de riem bij hoge koppels.
De spanarm 128 bevat een eerste veeraanslag 131 die is losweg op de stang is aangebracht, maar kan ook verbonden worden met de steunarm 125, en een tweede veeraanslag 132 die op een stang 133 is aangebracht. De veer 130 strekt zich uit tussen de eerste veeraanslag en de tweede veeraanslag en wordt samengedrukt gehouden. Het spanrolgeheel heeft een controleplaat 145. Tijdens de installatie van het spanrolgeheel wordt de tweede veeraanslag tegen het aanslagoppervlak 147 van de controleplaat 145 gepositioneerd.
Het spanrolgeheel bevat een montageplaat 136.
Het spanrolgeheel bevat verder een overcentergeheel 135 dat verbonden is met een tweede uiteinde 162 van de spanarm, waarbij het tweede uiteinde tegenover het eerste uiteinde 161 ligt. Het overcentergeheel 135 verbindt de spanarm 128 met de montageplaat 136. Het overcentergeheel 135 is geconfigureerd om een scharnierende beweging te maken rond een scharnierend traject tussen een actieve positie 164, zoals getoond in Figuur 5, die verbonden is met een actieve toestand van het spanrolgeheel 120, en een niet-actieve positie 166 die verbonden is met een niet-actieve toestand van het spanrolgeheel.
Verwijzend naar Figuur 6, heeft+ret overcentergeheel 'verder een middenpositie 167 die zich tussen de actieve positie 164 en de niet-actieve positie 166 bevindt. In de middenpositie 167 is de stang 133 uitgelijnd met een rechte lijn die zich uitstrekt tussen het verbindingspunt 129 en de scharnieras 138.
De spanarm 128 bevat een stang 133 die zich uitstrekt uit het overcentergeheel 135 tot aan de steunarm 125 en door de stanggeleiding 160. De stanggeleiding 160 steltje stang 133 in -staat om -ten opzichte van de steunarm 125 te schuiven.
De spanarm 128 bevat een eindaanslag 170 die aangebracht is op een uiteinde 171 van de stang 133 dat uit de stanggeleiding uitsteekt. De steunarm bevat een aanslagoppervlak 172 op de kant van de eindaanslag 170 dat geconfigureerd is om de eindaanslag mee te nemen. De eindaanslag en het aanslagoppervlak zijn aangebracht aan de kant van de steunarm tegenover de kant waar de veer is aangebracht.
In de niet-actieve toestand, beperkt de eindaanslag 170 de verlenging van de veer. Tussen de eindaanslag 170 en de tweede veeraanslag 132 staat de stang 133 onder een trekkracht die de compressiekracht in de veer tegenwerkt.
Verwijzend, meer bepaald naar Figuur 7, is het traject van het overcentergeheel 135 tussen de middenpositie 167 en de niet-actieve positie 166 verdeeld in: a) een opgespannen gedeelte 174 waarin de eindaanslag niet tegen het oppervlak van de aanslag 172 aankomt en de veer een kracht op het overcentergeheel uitoefent, en b) een vrij bewegend gedeelte 175 waarin de eindaanslag 170 tegen het aanslagoppervlak 172 en de veer geen enkele kracht op het overcentergeheel uitoefent.
Het opgespannen gedeelte 174 van het traject van het overcentergeheel tussen de middenpositie en de niet-actieve positie bestrijkt een hoek van 70 à 90 graden. Het vrij bewegende gedeelte 175 van het traject van het overcentergeheel bestrijkt een hoek van 10 à 60 graden.
Verwijzend naar Figuur 8, maakt het vrij bewegende gedeelte 175 een vrije beweging yan de spanrol 122 weg van de riem 115, 117 mogelijk over een aanzienlijk afstand. Dit veroorzaakt meer speling van de riem, waardoor het voor de gebruiker gemakkelijk wordt om de riem te vervangen.
Verder maakt het vrij bewegende gedeelte 175 het voor een gebruiker gemakkelijker om het overcentergeheel te draaien en vermindert de kans op verwondingen. In het vrij bewegende gedeelte, is er geen koppel van de spanarm op het overcentergeheel en kan de hand van de gebruiker niet klem raken tussen de moersleutel en eender welk 'deel van demaaidorser.
Figuur 7 toont het spanrolgeheel op de overgang 165 tussen het opgespannen gedeelte 174 en het vrij bewegende gedeelte 175
Het overcentergeheel 135 bevat de scharnierarm 137 die verbonden is met de montageplaat via een scharnieras 138, waarbij de scharnierarm een vrij uiteinde 140 bevat. De spanarm 128 bevat een tussenelement 141 dat aan één kant ervan verbonden is met-de-stang 133,-waarbij het tussenelement aan een tegenoverliggende zijde ervan verbonden is met het vrije uiteinde 140 via een scharnier 142.
Het spanrolgeheel bevat een stanginstelvoorziening 180 om de positie van de stang ten opzichte van het overcentergeheel in te stellen. De stanginstelvoorziening 180 is geconfigureerd om de positie van de stang 133 ten opzichte van het tussenelement 141 in de axiale richting van de steng in te stellen. Het tussenelement 141 bevat een flens 149 die zich onder een rechte hoek ten opzichte van een hoofddeel 151 van het tussenelement uitstrekt. De flens bevat bevat een gat waardoor de stang 133 zich uitstrekt.
Op de stang is schroefdraad aangebracht, en de stanginstelvoorziening 180 en het tweede element 146 voor het instellen van de veeraanslag zijn moeren. De stanginstelvoorziening 180 bevat twee moeren. De stanginstelvoorziening 180 wordt gebruikt om de positie van de stang 133 ten opzichte van het gat in de flens 149 in te stellen.
Opgemerkt wordt dat de veer ingesteld wordt met de stanginstelvoorziening.
Het tweede element 146 voor het instellen van de veeraanslag wordt over het algemeen niet door de gebruiker gebruikt, maar is alleen aangebracht tijdens de fabricage van het spanrolgeheel. Het tweede element 146 voor het instellen van de veeraanslag wordt op zijn plaats geborgd met een borgelement 186. Dit kan een pen zijn die zich door een gat in de stang 133 uitstrekt.
Het tussenelement 141 bevat verder een aanslagelement om een scharnierende beweging van het overcentergeheel in de actieve positie te beperken.
In deze uitvoeringsvorm bevat het spanrolgeheel een tweede element 146 voor het instellen van de veeraanslag waarbij de positie van de tweede veeraanslag 132 wordt ingesteld. Als alternatief kan de spanrol opgebouwd zijn uit een eerste element voor het instellen van de veeraanslag om de positie van de eerste veeraanslag in te stellen.
Het spanarmverbindingspunt 129 bevat een scharnier 190 via hetwelk de spanarm 128 op een scharnierende manier met de steunarm 125 verbonden is. Het scharnier bevat de stanggeleiding 160.
Het zal duidelijk zijn 'dat^een-maximale verlenging van de veer tijdens een overgang tussen de actieve toestand en de niet-actieve toestand bepaald wordt door een afstand waarover de stang 133 kan schuiven ten opzichte van de steunarm tot de eindaanslag tegen het aanslagoppervlak aankomt.
In sommige uitvoeringsvormen van deze uitvinding is een lengte van de veer in de samengedrukte toestand 250 à 300 mm, meer bepaald 280 mm. Merk op dat in de niet-actieve positie 166 de veer-nog altijd samengedrukt wordt maar dat de kracht daarvoor niet uitgeoefend wordt op het overcentergeheel.
Een veerconstante van de veer ligt tussen 20 en 30 N/mm, meer bepaald tussen 26 en 27 N/mm. Een ontwerplengte van de veer in de samengedrukte toestand is 141 mm.
Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat de lengte van de veer en de veerconstante zoals ze hierboven zijn opgegeven kunnen veranderen naargelang van de specifieke eisen van de riemaandrijving.
Verwijzend naar Figuur 9, is het spanrolgeheel 120 volgens de uitvinding een deel van een riemaandrijving 110. De riemaandrijving 110 bevat een drijvende riemschijf 114 die rond een as 118 draait. De riemaandrijving bevat een eerste, kleine aangedreven riemschijf 112 en een tweede grotere aangedreven riemschijf 113 die rond as 116 draait. De riemaandrijving draait in de richting 124. De riemaandrijving 110 is aangebracht op het chassis 111 van de maaidorser en drijft de draaiende trommel 119 aan. Deze uitvinding heeft betrekking op een riemaandrijving die het spanrolgeheel bevat en een maaidorser die riemaandrijving volgens de uitvinding bevat.
Verwijzend naar Figuren 10 en 11 wordt een maaidorser 200 volgens de uitvinding weergegeven, die de riemaandrijving 110 volgens de uitvinding bevat. De riemaandrijving is gedeeltelijk bedekt door een afdekplaat 201 in Figuur 10. In Figuur 11 is de afdekplaat 201 verwijderd.
Werking
Tijdens de werking kan de maaidorser eerst werken in een eerste versnelling. Om van versnelling te veranderen, wordt de maaidorser gestopt. Vervolgens wordt het spanrolgeheel omgeschakeld naar de niet-actieve toestand door het overcentergeheel 135 tot in de niet-actieve positie 166 te scharnieren. Vervolgens wordt de riem 115, 117 verwijderd. De drijvende riemschijf wordt ook omgeschakeld zoals besproken m.b.t. het systeem volgens de stand van de techniek. Een eerste riem van de riemaandrijving wordt verwijderd en een tweede riem op de riemaandrijving aangebracht.
Vervolgens wordt het spanrolgeheel naar de actieve toestand omgeschakeld door het overcentergeheel in de actieve positie te scharnieren. De maaidorser kan nu werken in de tweede versnelling.
Zoals vereist, worden hier gedetailleerde uitvoeringsvormen van deze uitvinding onthuld, maar het is wel te verstaan dat de onthulde uitvoeringsvormen louter voorbeelden z-ijn van de uitvinding waarvan de uitvoering verschillende vormen kan aannemen. Daarom mogen specifieke structurele en functionele details die hier onthuld worden, niet geïnterpreteerd worden als zijnde beperkend, maar louter als basis voor de conclusies en als een representatieve basis voor het aanleren van iemand die op de hoogte is van de stand van de techniek om op verschillende wijze deze uitvinding op virtueel elke passende detailstructuur te gebruiken. Verder zijn de termen en zinnen die hier gebruikt worden niet bedoeld als zijnde beperkend, maar veeleer om een te begrijpen beschrijving van de uitvinding te verschaffen.
De term "een", zoals hier gebruikt, wordt gedefinieerd als één of meerdere dan één. De term "meerdere" "geheel van meerdere", zoals hier gebruikt, is gedefinieerd als twee of meer dan twee. De term "een ander(e)", zoals hier gebruikt, is gedefinieerd als minstens een tweede of meer. De termen "met inbegrip van en/of met" of bevatten(d)", zoals hier gebruikt, zijn gedefinieerd als bevattende of bestaande uit (d.w.z., open taal, niet met uitzondering van andere elementen of stappen). De verwijzingstekens in de conclusies mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkend voor de reikwijdte van de conclusies of de uitvinding.
Het loutere feit dat bepaalde maatregelen herhaaldelijk vermeld zijn in onderling verschillende vervolgconclusies betekent niet dat een combinatie van deze maatregelen niet voordelig gebruikt kan worden.

Claims (18)

  1. CONCLUSIES:
    1. Spanrolgeheel (120) dat geconfigureerd is om een riem (115, 117) van een riemaandrijving (110) te spannen, gekenmerkt doordat het spanrolgeheel bestaat uit: □ een spanrol (122), □ een scharnierbare steunarm (125) met een steunscharnier (126) aan een scharnierend uiteinde (127) ervan, waarbij de spanrol op een draaibare wijze verbonden is met een tegenoverliggend, roleinde van de steunarm, en de · steunarm een spanarmverbindingspunt'(129) bevat met een stanggeleiding (160), □ een spanarm (128) die aan een eerste uiteinde (190) ervan verbonden is met het spanarmverbindingspunt van de steunarm, waarbij de spanarm een drukveer (130) bevat die geconfigureerd is om de spanrol krachtig tegen de riem te drukken, de spanarm een eerste veeraanslag (131) en een tweede veeraanslag (132) bevat die op de stang zijn aangebracht, en de veer zich uitstrekt tussen de eerste veeraanslag en de tweede veeraanslag, en onder druk wordt gehouden, □ een montageplaat (136), □ overcentergeheel (135) dat verbonden is met een tweede uiteinde (191) van de spanarm, waarbij het tweede uiteinde tegenover het eerste uiteinde ligt, het overcentergeheel de spanarm met de montageplaat verbindt, en het overcentergeheel geconfigureerd is om een scharnierende beweging te maken rond een scharniertraject tussen: a) een actieve positie (164) die verbonden is met een actieve positie van het spanrolgeheel, en b) een niet-actieve positie (166) die verbonden is met een niet-actieve toestand van het spanrolgeheel, waarbij het overcentergeheel verder een middenpositie (167) heeft die tussen de actieve positie en de niet-actieve positie ligt, waarbij de spanarm een stang (133) bevat die zich uitstrekt vanaf het overcentergeheel naar de steunarm en door de stanggeleiding, waarbij de stanggeleiding de stang in staat stelt ten opzichte van de steunarm te schuiven, waarbij de spanarm een eindaanslag (170) bevat die aangebracht is aan een uiteinde (171) van de stang (133) dat uit de stanggeleiding steekt, waarbij de steunarm een aanslagoppervlak (172) bevat aan de kant van de eindaanslag, het aanslagoppervlak geconfigureerd is om de eindaanslag mee te nemen, en de eindaanslag en het aanslagoppervlak de veer onder drukspanning houden en de veer beletten zijn volle lengte te bereiken tijdens een beweging van het overcentergeheel vanuit de middenpositie naar de niet-actieve positie, waarbij het traject van het overcentergeheel tussen de middenpositie en de niet-actieve positie verdeeld is in: a) een opgespannen gedeelte (174) waarin de eindaanslag niet tegen het oppervlak van de aanslag aankomt en de veer een kracht op het overcentergeheel uitoefent, en b) een vrij 'bewegend 'gedeelte (175) waarin de eindaanslag tegen het aanslagoppervlak aankomt en de veer geen enkele kracht op het overcentergeheel uitoefent.
  2. 2. Spanrolgeheel volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het overcentergeheel een scharnierarm (137) bevat die verbonden is met de montageplaat via een schamieras (138), waarbij de schamierarm een vrij uiteinde (140) bevat, waarbij de spanarm een tussenelement (141) bevat dat aan één kant ervan verbonden is met de stang, en het tussenelement aan een tegenoverliggende kant ervan verbonden is met het vrije uiteinde (140) d.m.v. een scharnier (142), waarbij het spanrolgeheel een eindeaanslag(180) bevat om de positie van de stang ten opzichte van het overcentergeheel in te stellen.
  3. 3. Spanrolgeheelweergeg even conclusie 2, gekenmerkt doordat de stanginstelvoorziening (180) is geconfigureerd om de positie van de stang ten opzichte van het tussenelement in te stellen.
  4. 4. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, bestaande uit: □ een eerste element voor het instellen van de veeraanslag om de positie van de eerste veeraanslag in te stellen, en/of □ een tweede element (146) voor het instellen van de veeraanslag, om de positie van de tweede veeraanslag in te stellen.
  5. 5. Spanrolgeheel volgens de voorgaande conclusie, gekenmerkt doordat het eerste en/of het tweede element voor het instellen van de veeraanslag op zijn plaats geborgd worden met een borgelement.
  6. 6. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de eindaanslag en het aanslagoppervlak aangebracht zijn aan de kant van de steunarm tegenover de kant waar de veer is aangebracht.
  7. 7. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het opgespannen gedeelte (174) van het traject van het ' overcentergeheel een hoek van 70 à 90 graden bestrijkt, en het vrij bewegende gedeelte (175) van het traject van het overcentergeheel een hoek van 10 à 60 graden bestrijkt.
  8. 8. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat op de stang schroefdraad is aangebracht en de stanginstelvoorziening en het tweede element om de veeraanslag in te stellen moeren zijn.
  9. 9. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het verbindingspunt van de spanarm een scharnier (190) bevat via hetwelk de spanarm op een scharnierende wijze met de steunarm verbonden is.
  10. 10. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat een maximale verlenging van de veer tijdens een overgang tussen de actieve toestarid en de niet-actieve toestand bepaald wordt door een afstand (191) waarover de stang kan schuiven ten opzichte van de steunarm tot de eindaanslag tegen het aanslagoppervlak aankomt.
  11. 11. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat een lengte van de veer in de niet-samengedrukte toestand 250 à 300 mm bedraagt, meer bepaald 280 mm.
  12. 12. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat een veerconstante van de veer 20 à 30 N/mm bedraagt, meer bepaald tussen 26 en 27 N/mm.
  13. 13. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat een ontwerplengte van de veer in de samengedrukte toestand 130 mm à 150 mm bedraagt, meer bepaald 138 à 143 N/mm.
  14. 14. Spanrolgeheel volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de stang beweegbaar is ten opzichte van het tussenliggende onderdeel.
  15. 15. Riemaandrijving (110) die het spanrolgeheel (120) bevat volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de riemaandrijving het volgende bevat: □ een eerste aangedrevenTiemschijf en een tweede aangedreven riemschijf die aangebracht zijn op eenzelfde aangedreven as, □ een drijvende riemschijf, □ een eerste riem die de eerste aangedreven riemschijf met de drijvende riemschijf verbindt, □ een tweede riem die de tweede aangedreven riemschijf met de drijvende riemschijf verbindt, waarbij’de eerste en de'tweede riem geconfigureerd zijn om afwisselend gebruikt te worden.
  16. 16. Riemaandrijving volgens conclusie 15, gekenmerkt doordat de riemaandrijving geconfigureerd is om om door een gebruiker tussen een laag toerental, meer bepaald in een bereik van 500-700 t/min en een hoog toerental, meer bepaald 1000-1200, omgeschakeld te worden, waarbij de riemaandrijving een hoger maximumkoppel verschaft bij de lage snelheid dan bij de hoge snelheid.
  17. 17. Maaidorser (200) die de riemaandrijving volgens de uitvinding bevat volgens een of beide conclusies 15-16.
  18. 18. Werkwijze om de overbrengingsverhouding van een riemaandrijving van een dynamische toevoerrol van een maaidorser te veranderen, gekenmerkt doordat de werkwijze bestaat uit: □ het omschakelen van het spanrolgeheel naar de niet-actieve toestand door het overcentergeheel naar de niet-actieve positie te scharnieren, □ het verwijderen van een eerste riem van de riemaandrijving, □ het aanbrengen van een tweede riem van de riemaandrijving, □ het omschakelen van het spanrolgeheel tot in de gekoppeld toestand door het overcentergeheel tot in de actieve positie te scharnieren, □ het werken met de maaidorser in de tweede overbrengingsverhouding.
BE2015/5525A 2015-08-24 2015-08-24 Spanrolgeheel voor een riemaandrijving BE1023230B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5525A BE1023230B1 (nl) 2015-08-24 2015-08-24 Spanrolgeheel voor een riemaandrijving
US15/245,816 US9939052B2 (en) 2015-08-24 2016-08-24 Tension roller assembly for a belt drive
EP16185510.1A EP3135956B1 (en) 2015-08-24 2016-08-24 Tension roller assembly for a belt drive

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5525A BE1023230B1 (nl) 2015-08-24 2015-08-24 Spanrolgeheel voor een riemaandrijving

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023230B1 true BE1023230B1 (nl) 2017-01-05

Family

ID=54330552

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5525A BE1023230B1 (nl) 2015-08-24 2015-08-24 Spanrolgeheel voor een riemaandrijving

Country Status (3)

Country Link
US (1) US9939052B2 (nl)
EP (1) EP3135956B1 (nl)
BE (1) BE1023230B1 (nl)

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10557531B2 (en) * 2016-06-29 2020-02-11 GM Global Technology Operations LLC Idler assembly
US10132390B2 (en) * 2016-11-15 2018-11-20 Bruce Stanley Gunton Drive arrangement
EP3647627B1 (en) * 2017-06-29 2023-04-19 Kubota Corporation Belt tension adjustment device and work machine
US10328540B2 (en) * 2017-08-13 2019-06-25 Kingsand Machinery Ltd. Speed change auxiliary device of lathe
DE102017122714A1 (de) * 2017-09-29 2019-04-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Verbundriemen, Verwendung eines Verbundriemens sowie Riementrieb eines selbstfahrenden Mähdreschers
DE102017122706A1 (de) * 2017-09-29 2019-04-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Verbundriemen, Verwendung eines Verbundriemens sowie Riementrieb eines selbstfahrenden Mähdreschers
GB201721786D0 (en) * 2017-12-22 2018-02-07 Agco Corp Easy adjust tensioner assembly
US11009105B2 (en) 2018-01-02 2021-05-18 Agco Corporation Easy adjust tensioner assembly
US11041548B2 (en) * 2018-08-08 2021-06-22 Ford Global Technologies, Llc Belt tensioning system and belt tensioning method
CN108990550B (zh) * 2018-08-13 2023-08-25 铜陵汇宇实业有限公司 一种用于农用收割机传动机构的张紧轮支架
CN109458436B (zh) * 2019-01-15 2024-12-17 山西天地煤机装备有限公司 一种皮带离合器
EP3714673B1 (en) 2019-03-26 2022-01-19 CNH Industrial Belgium NV Pulley assembly for an agricultural harvester
US11499607B2 (en) * 2019-04-25 2022-11-15 Johnson Controls Tyco IP Holdings LLP Drive belt tensioner systems and methods
CN210830346U (zh) * 2019-08-16 2020-06-23 南京协辰电子科技有限公司 一种张紧调节器和一种同步带传动装置
US11378172B2 (en) * 2020-04-08 2022-07-05 Deere & Company Clutch for belt drive system
CN112576711B (zh) * 2020-12-28 2022-05-17 科益展智能装备有限公司 数控转台皮带轮安装结构的安装方法
US12128420B2 (en) 2021-04-13 2024-10-29 Alamo Group Inc. Work machine with belt tensioning system and method
GB202210283D0 (en) * 2022-07-13 2022-08-24 Agco Int Gmbh Improvements in a forage harvester

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2287164A1 (fr) * 1974-10-11 1976-05-07 Claas Maschf Gmbh Geb Dispositif d'entrainement du tambour batteur d'une moissonneuse-batteuse
EP0036198A1 (de) * 1980-03-14 1981-09-23 Deere & Company Kupplungsmässig steuerbarer Riementrieb
US20040009834A1 (en) * 2002-07-15 2004-01-15 Laufenberg Nicholas J. Belt drive two speed shift mechanism
EP1607657A2 (de) * 2004-06-19 2005-12-21 DaimlerChrysler AG Riemenspanneinrichtung und Riemengetriebe mit einer solchen Riemenspanneinrichtung

Family Cites Families (48)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US140299A (en) * 1873-06-24 Improvement in belt shifters and tighteners
US907289A (en) * 1908-12-22 Transmission-gear
US367891A (en) * 1887-08-09 Belt-shifter
US1682217A (en) * 1928-08-28 louis
US429877A (en) * 1890-06-10 Tension device for belts
US654182A (en) * 1899-11-13 1900-07-24 Henry Rupsch Chain-adjuster and hub for bicycles.
US891636A (en) * 1907-12-19 1908-06-23 Theodore Sandera Power-transmission mechanism.
US932000A (en) * 1908-10-20 1909-08-24 Jonathan Cressman Belt-shifter.
US1835617A (en) * 1928-07-24 1931-12-08 Emanuel Frohman Automatic belt tightener
US1792165A (en) * 1928-07-31 1931-02-10 Farquhar Co Ltd Ab Drive mechanism
US1913040A (en) * 1931-08-03 1933-06-06 Gleaner Harvester Corp Chain tightener
US2133512A (en) * 1936-08-10 1938-10-18 Herge Frank Power driven lawn mower
US2195229A (en) * 1939-01-28 1940-03-26 Rupert B Smart Transmission
US2523166A (en) * 1946-10-04 1950-09-19 Earl Realty Company Tractor mower connection
US2504624A (en) * 1946-11-29 1950-04-18 Everett M Barnes Automatic safety throwoff mechanism
US3479894A (en) * 1968-02-28 1969-11-25 Deere & Co Belt tensioning device
US3550463A (en) * 1969-02-26 1970-12-29 Sperry Rand Corp Disengageable belt and sheave drive with belt supports
US3628315A (en) * 1970-08-17 1971-12-21 Robert W Bartholomew Mower safety device
US3800612A (en) * 1972-10-10 1974-04-02 Int Harvester Co Belt drive apparatus
US3921793A (en) * 1974-07-08 1975-11-25 Goodman Sigmund Reversible belt tensioning system
GB1527371A (en) * 1975-04-01 1978-10-04 Scragg & Sons Yarn texturing machine drive arrangement
US4036070A (en) * 1976-07-15 1977-07-19 Scott Bonnar Limited Slack belt clutch
GB8305217D0 (en) * 1983-02-25 1983-03-30 Sperry Nv Drive means
US4566256A (en) * 1983-09-09 1986-01-28 Piper Industries, Inc. Safety interlock mechanism for corn head assembly
US4557710A (en) * 1984-02-27 1985-12-10 Greider C Austin Clutch controlled drive unit
US4816012A (en) * 1987-09-10 1989-03-28 Litens Automotive Partnership Tensioner with increased arcuate movement
DE3908818C1 (en) * 1989-03-17 1990-07-26 Skf Gmbh, 8720 Schweinfurt, De Resiliently adjustable tensioning device
US5286233A (en) * 1993-02-24 1994-02-15 Engelstad Jonathan L Electric control of a harvester fan
US5354241A (en) * 1993-05-04 1994-10-11 Murray Outdoor Products Inc. Belt clutch control apparatus
US6224506B1 (en) * 1993-12-03 2001-05-01 H & S Manufacturing Co., Inc. Forage box clutch mechanism
US5782709A (en) * 1996-02-08 1998-07-21 Greimann Accu-Spray Belt tensioning device and method of adjusting belt tension
US5769747A (en) * 1996-09-05 1998-06-23 Deere & Company Belt tensioning mechanism with stop feature
FR2755201B1 (fr) * 1996-10-25 1998-12-04 Hutchinson Sa Tendeur pour dispositif mecanique de transmission de puissance, dispositif comportant un tel tendeur et moteur thermique pour vehicule automobile comportant un tel dispositif
US6131380A (en) * 1998-11-27 2000-10-17 Browning; Albert Floating deck mower with gravity actuated brake
NL1010870C2 (nl) * 1998-12-22 2000-06-23 Giant Mfg Co Kettingspannersamenstel voor rijwiel.
FR2794206B1 (fr) * 1999-05-26 2001-07-06 Kuhn Sa Procede de montage/demontage et de reglage automatique de la tension d'un organe de transmission sans fin - machine agricole utilisant un tel procede
US6186918B1 (en) * 1999-07-16 2001-02-13 Sung Ryul Yoo Adjustable axle apparatus
AU2003224870A1 (en) * 2002-04-12 2003-10-27 Appleton Control Systems, Inc. Belt tensioning assembly
EP1464870B1 (en) * 2003-04-02 2012-08-29 DAYCO EUROPE S.r.l. Drive assembly for driving a rotary member, in particular a combustion engine water pump shaft
US7901309B2 (en) * 2004-09-01 2011-03-08 Litens Automotive Partnership Tensioner for a timing chain
US7980976B2 (en) * 2005-01-19 2011-07-19 Litens Automotive Inc. Timing belt tensioner
GB2432770A (en) * 2005-12-01 2007-06-06 Cnh Belgium Nv Belt tensioning system for forage harvester
US8057335B1 (en) * 2007-04-03 2011-11-15 Hydro-Gear Limited Partnership Brake actuation assembly
US8070633B2 (en) * 2007-04-26 2011-12-06 Bikebiz, III, Inc. Eccentric bottom bracket assembly
DE202010017870U1 (de) * 2010-09-03 2012-11-27 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Exzenter-Spannrolle
EP2532922B1 (en) * 2010-09-28 2015-02-18 Oxbo International Corporation Tensioning system for tensioning a belt or chain
EP2478984B1 (de) * 2011-01-20 2015-03-25 Makita Corporation Motorarbeitsgerät mit einer Spanneinrichtung für einen Riemen
DE202012103489U1 (de) * 2012-09-13 2013-12-19 Makita Corp. Riementrieb für ein Motorarbeitsgerät

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2287164A1 (fr) * 1974-10-11 1976-05-07 Claas Maschf Gmbh Geb Dispositif d'entrainement du tambour batteur d'une moissonneuse-batteuse
EP0036198A1 (de) * 1980-03-14 1981-09-23 Deere & Company Kupplungsmässig steuerbarer Riementrieb
US20040009834A1 (en) * 2002-07-15 2004-01-15 Laufenberg Nicholas J. Belt drive two speed shift mechanism
EP1607657A2 (de) * 2004-06-19 2005-12-21 DaimlerChrysler AG Riemenspanneinrichtung und Riemengetriebe mit einer solchen Riemenspanneinrichtung

Also Published As

Publication number Publication date
EP3135956A1 (en) 2017-03-01
US20170059014A1 (en) 2017-03-02
EP3135956B1 (en) 2018-07-18
US9939052B2 (en) 2018-04-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023230B1 (nl) Spanrolgeheel voor een riemaandrijving
CA2298816C (en) Tensioner for the header of a harvester
EP0097987B1 (en) Drive tensioning apparatus
EP0827683B1 (de) Zugmittelgetriebe für ein Arbeitsgerät
US4306403A (en) Overload sensor for a cotton harvester unit drive
BE1026645B1 (nl) Gewassnijtoestel, landbouwmachine die zulk gewassnijtoestel bevat en werkwijze om gewas te snijden
US9408348B2 (en) Adjustable row unit deck plate for a header of an agricultural harvester
US4896483A (en) Hay conditioner roll tensioning mechanism
US11197425B2 (en) Cutting blade overlaod protection
EP1792532A2 (en) Belt tensioning system for a forage harvester.
US6602155B2 (en) Pivoting idler assembly for belt drive mower
CN116097979A (zh) 农作物操作装置
RU2006122533A (ru) Способ и устройство для придания заданного равного натяжения параллельным волокнам
US20060089223A1 (en) Belt tensioning mechanism
EP0242463A1 (en) Forage harvesters
US5324016A (en) Self-adjusting fabric ply picking device
JP2018164411A (ja) 作物引抜機
EP0097986B1 (en) Torque sensing drive
KR100511396B1 (ko) 수확기 엔진의 냉각팬 정역전 장치
FR3097717A1 (fr) Machine à arracher le lin ayant un balancier à poulies indépendantes.
US20240122117A1 (en) Forage Harvester
CN220286332U (zh) 一种农机
JP2000279020A (ja) コンバインの株元挾持搬送装置
CN118716000A (zh) 一种甘蓝联合收获机的剪式输送装置
KR100646625B1 (ko) 수확기 엔진의 냉각팬 정역전 장치