BE1017222A3 - Werkwijze voor het vervaardigen van borstels en inrichting daarbij toegepast. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het vervaardigen van borstels, die bestaat in het aanbrengen van vezelsbundels (4) in een drager (2); het verplaatsen van de vezelbundels (4) volgens een gewenst profiel, tot ze met één uiteinde doorheen openingen (21) in een houder (10) steken; het verankeren van de vezelsbundels (4) in de houder (10), daardoor gekenmerkt de de werkwijze volgende bijkomende werkstappen bevat : het in de drager (2) verplaatsen van de vezelsbundels (4) volgens een intermediair profiel; het tot op een gewenste lengte inkorten van de vezelbundels (4); en het verder verplaatsen van de vezelbundels (4) tot ze, volgens het gewenst profiel, doorheen de openingen (21) in de houder (10) zijn gebracht.

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van borstels en inrichting daarbij toegepast.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van borstels.

Bij het vervaardigen van borstels is het bekend vezelbundels in gaten of openingen in borstellichamen of in een gedeelte van borstellichamen aan te brengen, waarna de vezels aan de in de openingen aangebrachte uiteinden met elkaar worden verbonden.

Het aanbrengen van de vezels in de openingen wordt verwezenlijkt met behulp van een drager met doorgangen die onderling geordend zijn volgens een bepaald patroon, waarbij in deze doorgangen vezelbundels kunnen worden aangebracht die in een borstellichaam dienen te worden geplaatst.

In een bekende werkwijze voor het vervaardigen van borstels, worden vezelbundels zijdelings afgescheiden van minstens één hoeveelheid losse vezels, waarna de vezelbundels stapsgewijs mechanisch worden aangebracht in de voornoemde drager.

Vervolgens worden de vezelbundels met behulp van pennen verplaatst in de drager, totdat ze met één uiteinde doorheen de openingen in het borstellichaam steken, waarna de vezels aan deze uiteinden worden verhit totdat ze samensmelten en aldus verankerd worden in het borstellichaam.

Volgens een alternatieve werkwijze, die wordt beschreven in het EP 0.972.465, wordt gebruik gemaakt van een houder, waarin openingen of gaten zijn voorzien. In dat geval worden de vezelbundels met behulp van pennen uit de drager geduwd, totdat ze met één van hun uiteinden doorheen de openingen in de houder zijn gepositioneerd, waarna deze uiteinden van de vezelbundels worden versmolten en waarna de houder wordt gefixeerd in of aan een borstellichaam.

Hoewel de hierboven beschreven werkwijze toelaten om op een efficiënte manier borstels te vervaardigen, worden problemen ondervonden bij het vervaardigen van borstels waarin de verschillende vezelbundels variëren in dikte, in materiaalkeuze of dergelijke.

Inderdaad, bij het versmelten van de uiteinden van de vezelbundels die doorheen de openingen in een borstellichaam of een houder zijn aangebracht, ontstaat een smeltlaag die na het stollen zorgt voor een verankering van de vezelbundels.

In het geval de hoeveelheid vezels doorheen de verschillende openingen in het borstellichaam of in de houder varieert, of in het geval sommige vezelbundels zich met hun voornoemd uiteinde verder doorheen de openingen uitstrekken dan andere, kan het smelten van de vezelbundels worden bemoeilijkt, waardoor kleinere vezelbundels, waarvan de uiteinden niet ver doorheen de openingen in het borstellichaam of in de houder uitsteken, onvoldoende smelten, waardoor deze vezelbundels onvoldoende worden verankerd.

Teneinde dit probleem op te lossen, is het bekend het contact tussen een warme stempel en de uiteinden van de vezelbundels te verlengen of een stempel te ontwikkelen waarvan de vorm precies overeenstemt met het profiel van de uiteinden van de vezels die doorheen de openingen in de houder of het borstellichaam steken.

Het verlengen van de contacttijd tussen de stempel en de vezelbundels is in het bijzonder nadelig voor de productiecapaciteit, terwijl het ontwikkelen van stempels met een precies profiel duur is en nadelig is voor de flexibiliteit van de werkwijze, aangezien in dat geval voor elk type van borstel een afzonderlijke stempel dient te worden vervaardigd.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van borstels, die bestaat in het aanbrengen van vezelbundels in een drager; het verplaatsen van de vezelbundels volgens een gewenst profiel van de vezelbundels, tot ze met één uiteinde doorheen openingen in een borstellichaam of een houder steken; en het verankeren van de vezelbundels in het borstellichaam of de houder, waarbij de werkwijze volgende bijkomende werkstappen bevat: het in de drager verplaatsen van de vezelbundels volgens een intermediair profiel; het tot op een gewenste lengte inkorten van minstens één van de vezelbundels; en het verder verplaatsen van de vezelbundels tot ze, volgens het gewenst profiel, en tot op een gewenste afstand doorheen de openingen in het borstellichaam of in de houder zijn gebracht.

Het voordeel van de huidige uitvinding is dat de vezelbundels in functie van hun gewenst profiel, waarin ze in de houder of in het borstellichaam dienen te worden verankerd, en in functie van hun samenstelling, op lengte worden gebracht, waardoor, bij het smelten van de uiteinden van de vezelbundels, steeds een gepaste hoeveelheid vezelmateriaal aanwezig is om een goede versmelting van de uiteinden te verkrijgen, zodat de verankering van de vezels in het borstellichaam of in de houder steeds van een goede kwaliteit is.

De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van borstels met een werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting minstens een drager bevat waarin openingen voor vezelbundels zijn voorzien, evenals overbrengingsmiddelen die pennen bevatten die toelaten vezelbundels doorheen de openingen in de drager te verplaatsen, waarbij deze inrichting verder middelen bevat die toelaten vezelbundels in te korten en waarbij de voornoemde pennen onderling axiaal transleerbaar zijn.

Volgens een equivalente variant, bevat de minstens een drager waarin openingen voor vezelbundels zijn voorzien, evenals overbrengingsmiddelen die pennen bevatten die toelaten vezelbundels doorheen de openingen in de drager te verplaatsen, waarbij de inrichting verder middelen bevat die toelaten vezelbundels in te korten, waarbij de inrichting twee verschillende sets van pennen bevat, en waarbij de pennen met hun vrije uiteinden volgens een verschillend profiel zijn gepositioneerd.

Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, wordt hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding beschreven voor het vervaardigen van borstels, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin: figuur 1 schematisch een werkwijze weergeeft voor het vervaardigen van borstels; figuur 2 tot 6 meer in detail verschillende werkstappen weergegeven die worden toegepast bij een werkwijze volgens de uitvinding.

In figuur 1 wordt schematisch een werkwijze voor het vervaardigen van borstels weergegeven, waarbij, voor de toevoer van vezels, gebruik wordt gemaakt van een inrichting 1 met minstens één drager 2 die voorzien is van openingen 3 die onderling geordend zijn volgens een bepaald patroon, waarbij in deze drager 2 vezelbundels 4 kunnen worden verzameld die in een borstellichaam 5 moeten worden voorzien.

Deze werkwijze bestaat verder hoofdzakelijk in de combinatie van minstens vier werkstappen, respectievelijk een eerste stap 6 waarin de vezelbundels 4 van minstens één hoeveelheid losse vezels 7 worden afgescheiden; een tweede stap 8 die bestaat in het vullen van de drager 2 met vezelbundels 4; een derde stap 9 die bestaat in het door middel van de drager 2 overbrengen van de hierin aangebrachte vezelbundels 4 naar een houder 10; en een vierde stap, waarin de vezelbundels 4 door middel van de houder 10 worden gefixeerd in het borstellichaam 5 of in een gedeelte daarvan.

Het afscheiden van de vezelbundels 4 van een hoeveelheid losse vezels 7 en het vullen van de drager 2 met vezelbundels 4 zijn algemeen bekend in het domein van de uitvinding en worden hier niet verder in detail behandeld.

In de figuren 2 tot 6 wordt in meer detail een gedeelte van de inrichting 1 weergegeven dat toelaat de vezelbundels 4 over te brengen naar de houder 10.

In dit geval bevat dit gedeelte van de inrichting 1 de voornoemde drager 2 en overbrengingsmiddelen 11.

De drager 2 is bij voorkeur samengesteld uit een eigenlijke drager 12 en een geleidingsplaat 13 voor vezels.

De geleidingsplaat 13 voor vezels is voorzien van openingen 14 die aan één zijde geordend zijn volgens een patroon dat overeenstemt met het patroon van de openingen 3 in de eigenlijke drager 12, terwijl dezelfde openingen aan de andere zijde van de geleidingsplaat 13 zijn geordend volgens een patroon dat overeenstemt met het patroon waarin de vezelbundels 4 in het borstellichaam 5 dienen te worden bevestigd.

De overbrengingsmiddelen 11 bestaan in dit geval uit een basis 15 en een geleidingsplaat 16, waarin verschillende doorgangen 17, 18 zijn voorzien die zijn geordend volgens een patroon in overeenstemming met de openingen 3 in de eigenlijke drager 2.

In elk van de doorgangen 17 in de basis is een pen 19 aangebracht die axiaal verplaatsbaar is geleid in de betreffende doorgang 18 van de geleidingsplaat 16.

Volgens de uitvinding is minstens één van de voornoemde pennen 19 axiaal transleerbaar aangebracht in de basis 15 of is minstens één van de pennen 19 variabel in de lengte en bevat de inrichting niet in de figuren weergegeven middelen die toelaten de stand van de pennen 19 nauwkeurig te controleren.

Zoals is weergegeven in figuur 3 bevat het voornoemd gedeelte van de inrichting bij voorkeur een mes 20 dat in werking over de van de eigenlijke drager weggerichte zijwand van de geleidingsplaat 13 voor vezels kan bewegen, evenals middelen die toelaten het materiaal, waaruit de vezels zijn vervaardigd, te laten smelten.

In dit geval bestaan deze verwarmingsmiddelen uit een stempel 22 in een warmtegeleidend materiaal, dat elektrisch opgewarmd wordt.

Volgens de uitvinding worden bij het overbrengen van de vezelbundels van de drager 2 naar de houder 10 of het borstellichaam 5 volgende bijkomende werkstappen ondernomen.

In eerste instantie wordt, zoals is weergegeven in figuur 2, de geleidingsplaat 13 voor vezels tegen de met vezelbundels 4 gevulde eigenlijke drager 12 geplaatst, terwijl de pennen 19 volgens een gewenst intermediair profiel worden gepositioneerd.

Met de term profiel wordt hierbij de onderlinge stand van de vezelbundels in een axiale richting bedoeld, waarbij het gewenst profiel de stand van de vezelbundels is na fixatie van deze vezelbundels 4 in de houder of het borstellichaam 5.

Het intermediair profiel en het gewenst profiel zijn bij voorkeur verschillend.

Dit intermediair profiel is afhankelijk van het gewenste profiel waarin de vezelbundels 4 dienen te worden aangebracht in het borstellichaam 5, en heeft tot doel een relatief uniforme verdeling van vezelmateriaal te bekomen aan de zijde van de houder 10 of het borstellichaam 5 waar de uiteinden van de vezelbundels worden gesmolten teneinde de vezelbundels 4 te verankeren in de houder 10 of het borstellichaam 5.

Uit het voorgaande volgt dat, wanneer twee vezelbundels met een verschillend aantal vezels en eenzelfde lengte in het borstellichaam dienen te worden aangebracht, het intermediair profiel zodanig is dat de vezelbundel met het grootst aantal vezels, bij een intermediair profiel van de pennen 19 verder uit de drager 2 wordt geduwd.

In tweede instantie worden de uiteinden van de vezelbundels 4 die uit de geleidingsplaat 13 van de drager 2 uitsteken, afgesneden met behulp van het mes 20.

Na het afsnijden van de uiteinden van één of meer van de vezelbundels 4, wordt, zoals in figuur 4, de houder 10 tegen de geleidingsplaat 13 voor vezels gepositioneerd, waarbij de openingen 14 in de geleidingsplaat 13 tegenover openingen 21 in de houder 10 zijn gesitueerd.

Vervolgens worden één of meer van de pennen 19 onderling axiaal verplaatst in de basis 15, totdat deze pennen 19 zich in het gewenst profiel bevinden waarin de vezelbundels 4 in het borstellichaam 5 dienen te worden aangebracht, waarna de basis 15 van de overbrengingsmiddelen 11 over een bepaalde afstand naar de drager 2 wordt verplaatst zodat de vezelbundels 4 over een gewenste afstand doorheen de openingen 21 in de houder 10 worden geduwd.

Zoals is weergegeven in figuur 5 worden de uiteinden van de vezelbundels 4, die doorheen de openingen 21 in de houder 10 uitsteken, verhit met behulp van de stempel 22 of dergelijke, zodat de voornoemde uiteinden samensmelten en aldus, na het opnieuw stollen een verankering vormen voor de vezelbundels 4.

In een laatste werkstap kan de houder 10 op bekende wijze worden gefixeerd in het borstellichaam of in een gedeelte daarvan.

Het is duidelijk dat het afsnijden van de uiteinden van de vezels niet noodzakelijk aan een zijde van de geleidingsplaat 13 voor vezels dient te worden verwezenlijkt, maar dat dit afsnijden evenzeer kan gebeuren aan het oppervlak van de eigenlijke drager 12 waartegen de geleidingsplaat 13 voor vezels wordt aangebracht, of dat het inkorten kan gebeuren wanneer de vezelbundels 4 volgens het intermediair profiel in de houder 10 zijn aangebracht.

Opgemerkt wordt dat de vezels ook niet noodzakelijk in een houder 10 dienen te worden verankerd, maar dat ze eveneens rechtstreeks in het borstellichaam 5 kunnen worden verankerd.

Tot slot wordt opgemerkt dat voor het verplaatsen van de vezelbundels 4 volgens het intermediair profiel en het gewenst profiel niet noodzakelijk overbrengingsmiddelen dienen te worden toegepast met axiaal translerende pennen 19, maar dat het eveneens mogelijk is twee sets van pennen 19 te gebruiken, één waarin de vrije uiteinden van de pennen 19 onderling zijn gepositioneerd in overeenstemming met het intermediair profiel en één waarin de vrije uiteinden van de pennen 19 zijn gepositioneerd in overeenstemming met het gewenst profiel.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven werkwijze, doch zulke werkwijze volgens de uitvinding voor het vervaardigen van borstels kan volgens verscheidene varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van borstels, die bestaat in het aanbrengen van vezelbundels (4) in een drager (2); het verplaatsen van de vezelbundels (4) volgens een gewenst profiel van de vezelbundels (4), tot ze met één uiteinde doorheen openingen (21) in een borstellichaam (5) of een houder (10) steken; het verankeren van de vezelbundels (4) in het borstellichaam (5) of de houder (10), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze volgende bijkomende werkstappen bevat: het in de drager (2) verplaatsen van de vezelbundels (4) volgens een intermediair profiel; het tot op een gewenste lengte inkorten van minstens één van de vezelbundels (4); en het verder verplaatsen van de vezelbundels (4) tot ze, volgens het gewenst profiel, en tot op een gewenste afstand doorheen de openingen (21) in het borstellichaam (5) of in de houder (10) zijn gebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vezelbundels (4) worden ingekort door ze, wanneer ze volgens het voornoemd intermediair profiel zijn geschikt, met hun uiteinden -waarmee ze in het borstellichaam (5) dienen te worden aangebracht- tot op een gewenste afstand uit de drager (2) te verplaatsen en door het uitstekende deel van het voornoemde uiteinde van de vezelbundels (4) af te snijden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het intermediair profiel en het gewenst profiel verschillend zijn.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vezelbundels worden ingekort alvorens ze met hun uiteinden in het borstellichaam (5) of houder (10) worden aangebracht.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vezelbundels (4) in het borstellichaam (5) of in de houder (10) worden verankerd door de uiteinden van de vezels van de vezelbundels (4) die in het borstellichaam (5) of de houder (10) zijn aangebracht met elkaar te laten versmelten.

6. Inrichting voor het vervaardigen van borstels met een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij deze inrichting minstens een drager (2) bevat waarin openingen (3) voor vezelbundels (4) zijn voorzien, evenals overbrengingsmiddelen (11) die pennen (19) bevatten die toelaten vezelbundels (4) doorheen de openingen (3) in de drager (2) te verplaatsen, daardoor gekenmerkt dat de inrichting verder middelen bevat die toelaten vezelbundels (4) in te korten en dat de voornoemde pennen (19) onderling axiaal transleerbaar zijn.

7. Inrichting voor het vervaardigen van borstels met een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 5, waarbij deze inrichting minstens een drager (2) bevat waarin openingen (3) voor vezelbundels (4) zijn voorzien, evenals overbrengingsmiddelen (11) die pennen (19) bevatten die toelaten vezelbundels (4) doorheen de openingen (3) in de drager (2) te verplaatsen, daardoor gekenmerkt dat de inrichting verder middelen (20) bevat die toelaten vezelbundels (4) in te korten en dat de inrichting twee verschillende sets van pennen (19) bevat, waarbij de pennen (19) met hun vrije uiteinden volgens een verschillend profiel zijn gepositioneerd.