<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het positioneren van een deur.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het positioneren van een deur, meer specifiek voor deuren van kasten en dergelijke.
Meer speciaal nog heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het positioneren van een deur die toelaat tijdens het sluiten van de betreffende deur, deze laatste perfect te positioneren ten opzichte van de betreffende deuropening of deurlijst.
Het is bekend dat een kast in het algemeen is voorzien van één of meerdere deuren die scharnierend verbonden zijn aan de deurlijst van de kast.
Intens gebruik, slijtage, of een ongewenste impact kunnen er de oorzaak van zijn dat de verbindingselementen, meer bepaald de scharnieren, speling vertonen, vervormen of zich verplaatsen, met als gevolg dat de deur zich bij het sluiten niet perfect presenteert voor de deurlijst van de kast, wat kan leiden tot een slechte sluiting van de deur.
Voornoemde speling, vervorming of dergelijke van de scharnieren, heeft tevens tot gevolg dat samenwerkende vergrendelingselementen, waarvan delen verbonden zijn aan de deur en andere delen aan de kast, niet optimaal of helemaal niet meer samenwerken.
<Desc/Clms Page number 2>
Tevens weet men dat ook deuren op zich kunnen doorzakken, waardoor zij zich bij het sluiten evenmin juist voor de deurlijst positioneren.
De huidige uitvinding beoogt dan ook een inrichting voor het positioneren van een deur die ervoor zorgt dat, onafhankelijk van de voornoemde speling of dergelijke in de scharnieren en onafhankelijk van een eventuele doorzakking van de deur, de betreffende deur tijdens het sluiten steeds juist gepositioneerd wordt ten opzichte van de deurlijst.
Bij voorkeur vertoont de inrichting voor het positioneren van een deur, een nok die roteerbaar is verbonden aan de deurlijst of aan de deur, waardoor wordt bekomen dat door middel van een eenvoudig hefboomeffect de bedoelde deurpositionering wordt verkregen.
Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt de voornoemde nok roteerbaar verbonden met de deurkruk, zodat door verdraaiing van deze laatste eerst en vooral een juiste positionering wordt bekomen van de deur ten opzichte van de deurlijst, waarna de deur wordt vergrendeld.
De inrichting volgens de uitvinding, voor het positioneren van een deur ten opzichte van haar deurlijst, die voornoemde kenmerken vertoont, bestaat uit minstens één aanslag en minstens één nok, die zijn aangebracht op, enerzijds, de deurlijst en, anderzijds, de deur, of
<Desc/Clms Page number 3>
omgekeerd.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 in perspectief een kast weergeeft waarop een inrichting voor het positioneren van een deur volgens de uitvinding is toegepast; figuren 2,3 en 4 op grotere schaal, doorsneden weergeven, in drie kenmerkende standen, volgens lijn
II-II in figuur 1; figuren 5 en 6 doorsneden weergeven die overeenstemmen met de doorsneden volgens de figuren 2 en 4, doch voor een uitvoeringsvariante; figuur 7 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens een pijl F7 in figuur 6; figuur 8 een perspectiefzicht weergeeft van figuur
7.
In de figuren 1 tot 4 is een kast 1 weergegeven die bestaat uit een deurlijst 2 waaraan, door middel van in de tekening niet weergegeven scharnieren, een deur 3 is opgehangen.
Volgens de huidige uitvinding is de deur 3 voorzien van een nok 4 die gevormd wordt door een lat, die vrij scharnierbaar is aangebracht omheen een spil 5, waarbij
<Desc/Clms Page number 4>
tussen deze nok 4 en de deur 3 een veer 6 is voorzien die de nok 4 steeds tracht weg te duwen van de deur 3.
De nok 4 is in het weergegeven voorbeeld onderaan afgeschuind en vertoont een breedte B die enigszins kleiner is dan de diepte A van de deur 3, doch volgens een variante kan deze nok 4 ook anders uitgevoerd zijn.
Op de deurlijst 2 is een aanslag 7 voorzien in de vorm van een blokje, waarvan het positioneervlak 8 op een hoogte H is geplaatst, ten opzichte van de onderrand van de deurlijst 2. Deze hoogte H stemt overeen met de hoogte van de contactlijn 9, welke zich aan het onderste uiteinde van de nok 4 bevindt, ten opzichte van de onderrand van de deur 3, wanneer de nok 4 volledig naar beneden gericht is, meer speciaal wanneer de deur 3 is gesloten.
Het is duidelijk dat indien de nok 4, zoals weergegeven, niet zou afgeschuind zijn, de contactlijn 9 de denkbeeldige lijn wordt welke zich het dichtst bij de aanslag 7 bevindt, en dat deze denkbeeldige contactlijn 9 zich zou verplaatsen tijdens het verdraaien van de nok 4 rond de spil 5.
Zoals weergegeven in de figuren 2,3 en 4 is de deur 3 voorzien van een deurkruk 10 en de gebruikelijke vergrendelingsmiddelen, zoals sluitstangen 11 die aan hun vrije uiteinden, zoals weergegeven, eventueel haken 12 vertonen. De onderrand en de bovenrand van de deurlijst 2 zijn voorzien van een kraag 13.
<Desc/Clms Page number 5>
De werking van de hiervoor beschreven inrichting voor het positioneren van een deur volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.
Wanneer de deur 3, om welke reden dan ook, enigszins zou afhangen, bijvoorbeeld over een afstand D, zoals weergegeven in figuur 2, zal bij het sluiten van de deur 3, de contactlijn 9 van de nok 4 tot boven de aanslag 7 worden verplaatst. Bij verder sluiten van de deur 3, zal de nok 4 met zijn contactlijn 9 steunen op deze aanslag 7, zodanig dat de nok 4 tegen de werking van de veer 6 in zal verdraaien, zie figuur 3, waardoor de deur 3 geleidelijk zal omhoog bewogen worden, tot wanneer de nok 4 haar maximale koers heeft afgelegd, waarbij in deze stand de deur 3 nauwkeurig gepositioneerd is ten opzichte van de deurlijst 2, zie figuur 4.
Op dit ogenblik kan door het verdraaien van de deurkruk 10 de deur 3 vergrendeld worden. Door het verdraaien van de deurkruk 10 worden tegelijkertijd de onderste en de bovenste sluitstang 11 met de daaraan verbonden haken 12 verplaatst, waardoor de haken 12 achter de kragen 13 geplaatst worden.
Het is duidelijk dat op deze wijze een zeer eenvoudige inrichting voor het positioneren van een deur wordt bekomen.
<Desc/Clms Page number 6>
In de uitvoering volgens de figuren 5 en 6, is de deur 3 voorzien van twee nokken 4, die elk vrij scharnierbaar zijn aangebracht op een spil 5 die bevestigd is op de deur 3, waarbij de nokken 4 door middel van sluitstangen 11 roteerbaar verbonden zijn met een deurkruk 10.
De aanslag 7 wordt in deze uitvoering onderaan gevormd door de naar boven geplooide onderrand van de deurlijst 2, die een kraag 13 vormt met een hoogte G ten opzichte van de onderrand van de deurlijst 2.
De hoogte G van de kraag 13 stemt overeen met de kortste afstand tussen de onderrand van de deur 3 en de rand 14 van de nok 4, wanneer de nok 4 volledig naar beneden gericht is.
Bovenaan is de deurlijst 2 eveneens voorzien van een kraag 13 waarvan de onderkant de aanslag 7 vormt.
De nokken 4 zijn voornamelijk schijfvormig uitgevoerd en het onderste gedeelte is gevormd door een gebogen rand 14.
De rand 14 verloopt meer bepaald cirkelvormig, waarbij het center van de straal R van de rand 14 onder het center van de spil 5 van de nok 4 is gelegen, zoals blijkt uit de figuren 7 en 8. De afstand S is de maximale afstand tussen het center van de spil 5 en de rand 14.
De spillen 5 zijn bevestigd op de deur 3 op een hoogte I ten opzichte van de rand van de deur 3 welke hoogte I
<Desc/Clms Page number 7>
overeenstemt met de som van de hoogte G van de kraag 13 en de afstand S.
In deze uitvoeringsvorm zijn de nokken 4, zie figuren 5,6 en 8, voorzien van een uitsteeksel of lip 15 waarvan de naar de deur 3 gerichte zijde is afgerond. De afstand C tussen de naar de deur 3 gerichte zijde van de lip 15 en de buitenzijde van de deur 3 komt in het weergegeven voorbeeld overeen met de som van de breedte F van de kraag 13 en de breedte E van de deur 3. Volgens niet weergegeven varianten, kan dit ook anders, bijvoorbeeld wanneer de deur of de kast is uitgerust met een dichting.
Verder zijn de nokken 4 voorzien van scharnierende verbindingsmiddelen 16, waarmede de sluitstangen 11 aan één uiteinde excentrisch zijn verbonden en waarbij het tweede uiteinde van deze sluitstangen 11 excentrisch is verbonden met de deurkruk 10.
De werking van de inrichting voor het positioneren van de deur volgens de uitvoeringsvorm van de figuren 5 tot 8, is als volgt.
Wanneer de deur 3 gesloten wordt en de deurkruk 10 zich in open positie bevindt, zijn de nokken 4 en de respectievelijke lippen 15 vrij van de kraag 13. De lippen 15 zijn namelijk weggedraaid van de kraag 13 en de afstand tussen de contactlijn 9, namelijk een denkbeeldige lijn op de rand 14 van de nok 4 welke zich het dichtst bij de
<Desc/Clms Page number 8>
aanslag 7 bevindt, en de spil 5 is minimaal.
Wanneer de deur 3 enigszins zou afhangen, bijvoorbeeld over een afstand D, zal de nok 4 die zich aan het onderste gedeelte van de deur 3 bevindt, bij het verdraaien van de deurkruk 10 contact maken met het positioneervlak 8, zijnde in dit geval de bovenrand van de kraag 13, en zal de deur 3 geleidelijk omhoog bewogen worden tot wanneer de nok 4 in haar uiterste positie gebracht is, waarbij de deur 3 nauwkeurig gepositioneerd is ten opzichte van de deurlijst 2.
Het is duidelijk dat de voornoemde denkbeeldige contactlijn 9, tijdens het verdraaien van de nok 4 rond de spil 5, zich zal verplaatsen over de voornoemde rand 14.
Indien de afwijking D naar boven gericht is, zal de nok 4 die zich aan het bovenste gedeelte van de deur 3 bevindt, de deur naar beneden duwen.
Dit omhoog of omlaag duwen van de deur 3 resulteert steeds in een nauwkeurige positionering van de deur 3 ten opzichte van de deurlijst.
De lip 15 wordt in het laatste gedeelte van de draaibeweging van de deurkruk 10 achter de kraag 13 gebracht, zodat de deur vergrendeld wordt.
De kraag 13 kan een verdikking met een aanloop vertonen,
<Desc/Clms Page number 9>
zoals weergegeven in de figuren 7 en 8, zodat de lip 15 de deur 3 niet enkel vergrendelt, maar ook aandrukt tijdens het verdraaien van de deurkruk 10.
Het is duidelijk dat het positioneren van de deur 3 gedeeltelijk of volledig kan samenvallen met het vergrendelen van de deur 3.
Alhoewel de inrichting voor het positioneren van een deur volgens de uitvinding meer speciaal bedoeld is voor kasten, is het duidelijk dat zulke inrichting voor het positioneren van een deur kan worden toegepast bij alle andere deuren of dergelijke, zoals deuren voor het sluiten van woon- en werkruimtes, deuren voor het sluiten van huishoudelijke en industriële inrichtingen zoals koelkasten en vriesruimten, deuren van vensterramen, enzovoort.
Het is duidelijk dat volgens de uitvinding onder een nok iedere vorm van beweegbaar element wordt verstaan dat met een aanslag of aanslagvormend deel kan samenwerken en dat toelaat een deur bij het sluiten te positioneren ten opzichte van de omlijsting, meer speciaal ten opzichte van de kast waaraan de deur is aangebracht, of met andere woorden iedere vorm van beweegbaar element waarmee een deur bij het sluiten kan worden opgelicht, indien dit noodzakelijk is.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven
<Desc/Clms Page number 10>
uitvoeringsvormen, doch een inrichting voor het positioneren van een deur volgens de uitvinding kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for positioning a door.
The present invention relates to a device for positioning a door, more specifically for doors of cupboards and the like.
More particularly, the invention relates to a device for positioning a door that allows the latter to be perfectly positioned with respect to the relevant door opening or door frame during the closing of the relevant door.
It is known that a cupboard is generally provided with one or more doors that are hingedly connected to the door frame of the cupboard.
Intense use, wear or an undesired impact can cause the connecting elements, in particular the hinges, to play, deform or move, with the result that the door does not present itself perfectly for the door frame of the door when closing. cupboard, which can lead to a bad closing of the door.
The aforesaid play, distortion or the like of the hinges also results in cooperating locking elements, parts of which are connected to the door and other parts to the cabinet, no longer cooperating optimally or at all.
<Desc / Clms Page number 2>
It is also known that doors on their own can sag, so that they do not position themselves correctly in front of the door frame when closing.
It is therefore an object of the present invention to provide a device for positioning a door which ensures that, independently of the aforementioned play or the like in the hinges and independently of any sagging of the door, the door in question is always positioned correctly during closing. relative to the door frame.
The device for positioning a door preferably has a cam rotatably connected to the door frame or to the door, whereby it is achieved that the intended door positioning is obtained by means of a simple lever effect.
According to another embodiment, the aforementioned cam is rotatably connected to the door handle, so that by turning the latter first and foremost a correct positioning is obtained of the door relative to the door frame, whereafter the door is locked.
The device according to the invention for positioning a door relative to its door frame, which has the aforementioned characteristics, consists of at least one stop and at least one cam arranged on, on the one hand, the door frame and, on the other hand, the door, or
<Desc / Clms Page number 3>
other way around.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a few preferred embodiments are described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
Figure 1 shows a perspective view of a cupboard on which a device for positioning a door according to the invention is applied; Figures 2, 3 and 4, on a larger scale, show cross-sections, in three characteristic positions, along line
II-II in figure 1; figures 5 and 6 represent cross-sections corresponding to the cross-sections according to figures 2 and 4, but for an embodiment variant; figure 7 represents a view on a larger scale according to an arrow F7 in figure 6; Figure 8 represents a perspective view of Figure
7.
Figures 1 to 4 show a cabinet 1 consisting of a door frame 2 on which, by means of hinges not shown in the drawing, a door 3 is suspended.
According to the present invention, the door 3 is provided with a cam 4 which is formed by a slat, which is arranged freely hinged around a spindle 5, wherein
<Desc / Clms Page number 4>
a spring 6 is provided between this cam 4 and the door 3, which spring always tries to push the cam 4 away from the door 3.
In the example shown, the cam 4 is chamfered at the bottom and has a width B which is slightly smaller than the depth A of the door 3, but according to a variant this cam 4 can also be designed differently.
A stop 7 is provided on the door frame 2 in the form of a block, the positioning surface 8 of which is placed at a height H relative to the lower edge of the door frame 2. This height H corresponds to the height of the contact line 9, which is located at the lower end of the cam 4, relative to the lower edge of the door 3, when the cam 4 is completely directed downwards, more particularly when the door 3 is closed.
It is clear that if the cam 4, as shown, were not chamfered, the contact line 9 would become the imaginary line closest to the stop 7, and that this imaginary contact line 9 would move during the rotation of the cam 4 around the pivot 5.
As shown in figures 2, 3 and 4, the door 3 is provided with a door handle 10 and the usual locking means, such as closing bars 11, which have hooks 12 at their free ends, as shown, as shown. The lower edge and the upper edge of the door frame 2 are provided with a collar 13.
<Desc / Clms Page number 5>
The operation of the above-described device for positioning a door according to the invention is very simple and as follows.
If, for whatever reason, the door 3 should depend somewhat, for example over a distance D, as shown in Fig. 2, when the door 3 is closed, the contact line 9 of the cam 4 will be moved above the stop 7 . Upon further closing of the door 3, the cam 4 will rest with its contact line 9 on this stop 7, such that the cam 4 will turn against the action of the spring 6, see figure 3, whereby the door 3 will gradually move upwards until the cam 4 has covered its maximum course, the door 3 being accurately positioned in this position relative to the door frame 2, see figure 4.
At this time, the door 3 can be locked by turning the door handle 10. By turning the door handle 10, the lower and upper closing rod 11 with the hooks 12 connected thereto are simultaneously displaced, whereby the hooks 12 are placed behind the collars 13.
It is clear that in this way a very simple device for positioning a door is obtained.
<Desc / Clms Page number 6>
In the embodiment according to figures 5 and 6, the door 3 is provided with two cams 4, each of which is mounted in a freely hinged manner on a spindle 5 which is mounted on the door 3, the cams 4 being rotatably connected by means of closing rods 11 with a door handle 10.
In this embodiment, the stop 7 is formed at the bottom by the upwardly folded bottom edge of the door frame 2, which forms a collar 13 with a height G relative to the bottom edge of the door frame 2.
The height G of the collar 13 corresponds to the shortest distance between the lower edge of the door 3 and the edge 14 of the cam 4 when the cam 4 is completely directed downwards.
At the top, the door frame 2 is also provided with a collar 13, the bottom of which forms the stop 7.
The cams 4 are mainly disc-shaped and the lower part is formed by a curved edge 14.
The edge 14 is more specifically circular, with the center of the radius R of the edge 14 being located below the center of the spindle 5 of the cam 4, as is apparent from figures 7 and 8. The distance S is the maximum distance between the center of the spindle 5 and the edge 14.
The spindles 5 are mounted on the door 3 at a height I relative to the edge of the door 3, which height I
<Desc / Clms Page number 7>
corresponds to the sum of the height G of the collar 13 and the distance S.
In this embodiment the cams 4, see figures 5,6 and 8, are provided with a protrusion or lip 15, the side facing the door 3 is rounded. The distance C between the side of the lip 15 facing the door 3 and the outside of the door 3 in the example shown corresponds to the sum of the width F of the collar 13 and the width E of the door 3. According to variants shown, this can also be different, for example when the door or cabinet is fitted with a seal.
The cams 4 are furthermore provided with hinged connecting means 16, with which the closing rods 11 are eccentrically connected at one end and wherein the second end of these closing rods 11 is eccentrically connected to the door handle 10.
The operation of the device for positioning the door according to the embodiment of Figures 5 to 8 is as follows.
When the door 3 is closed and the door handle 10 is in the open position, the cams 4 and the respective lips 15 are free from the collar 13. Namely, the lips 15 are rotated away from the collar 13 and the distance between the contact line 9, namely an imaginary line on the edge 14 of the cam 4 which is closest to the
<Desc / Clms Page number 8>
stop 7, and the spindle 5 is minimal.
If the door 3 were to depend somewhat, for example over a distance D, the cam 4 located on the lower part of the door 3 would make contact with the positioning surface 8 when the door handle 10 was turned, being in this case the upper edge of the collar 13, and the door 3 will be gradually raised until the cam 4 is brought to its extreme position, the door 3 being accurately positioned with respect to the door frame 2.
It is clear that the aforementioned imaginary contact line 9 will move over the aforementioned edge 14 during the rotation of the cam 4 around the spindle 5.
If the deviation D is directed upwards, the cam 4 located at the upper part of the door 3 will push the door downwards.
Pushing the door 3 up or down always results in an accurate positioning of the door 3 relative to the door frame.
The lip 15 is brought behind the collar 13 in the last part of the turning movement of the door handle 10, so that the door is locked.
The collar 13 may have a thickening with a run-in,
<Desc / Clms Page number 9>
as shown in Figures 7 and 8, so that the lip 15 not only locks the door 3, but also presses it while turning the door handle 10.
It is clear that the positioning of the door 3 can partially or completely coincide with the locking of the door 3.
Although the device for positioning a door according to the invention is more specifically intended for cabinets, it is clear that such a device for positioning a door can be applied to all other doors or the like, such as doors for closing living and workspaces, doors for closing domestic and industrial devices such as refrigerators and freezers, window doors, and so on.
It is clear that, according to the invention, a cam is understood to mean any form of movable element which can cooperate with a stop or stop-forming part and which allows a door to be positioned with respect to the frame during closing, more particularly with respect to the cupboard on which the door is arranged, or in other words any form of movable element with which a door can be lifted when closing, if this is necessary.
The present invention is by no means limited to the examples described and shown in the figures
<Desc / Clms Page number 10>
embodiments, but a device for positioning a door according to the invention can be realized in different shapes and dimensions without departing from the scope of the invention.