<Desc/Clms Page number 1>
Vloerpaneel, vloerbedekking hieruit gevormd, werkwijze voor het leggen van dergelijke vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen ervan.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een vloerpaneel, een werkwijze voor het leggen van dergelijke vloerpanelen, alsmede een werkwijze voor het vervaardigen ervan.
In de eerste plaats is de uitvinding vooral bedoeld om te worden aangewend bij laminaatvloerpanelen, doch in het algemeen kan zij ook worden toegepast bij andere vormen van vloerpanelen, hetzij massieve vloerdelen, hetzij uit verschillende delen samengestelde vloerdelen.
Onder laminaatvloerpanelen dienen hierbij alle soorten vloerpanelen te worden verstaan die een gelamineerde structuur vertonen. Doorgaans bezitten zulke laminaatvloerpanelen minstens één kernlaag en een toplaag, waarbij de kernlaag bijvoorbeeld bestaat uit MDF, HDF, spaanplaat, zogenaamd compact laminaat of dergelijke, terwijl de toplaag bijvoorbeeld bestaat uit verschillende op elkaar geperste materiaalvellen, zoals in hars gedrenkte papierlagen, waaronder een bedrukte decorlaag, of uit een andere materiaallaag, zoals kurk, fineer, een relatief dikke houtlaag, al dan niet gevormd uit lamellen, enzovoort.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel voor het vormen van een vloerbedekking, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld zodanig dat daarbij zowel een vergrendeling wordt verkregen in een richting loodrecht op het vlak van de vloerpanelen als in
<Desc/Clms Page number 2>
een richting in het vlak van de vloerpanelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij deze koppeldelen in gekoppelde toestand een onderlinge verschuiving van de vloerpanelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de langsrichting van de voornoemde randen toelaten.
Voorbeelden van dergelijke vloerpanelen zijn ondermeer bekend uit de internationale octrooiaanvragen WO 97/47834 en WO 94/26999.
Een moeilijkheid bij het leggen van dergelijke vloerpanelen, bestaat erin dat wanneer twee van dergelijke vloerpanelen tijdens het leggen onderling volgens de langsrichting moeten worden verschoven, dit in bepaalde toepassingen vrij moeilijk kan verlopen, zulks dikwijls met een risico dat de vloerpanelen eveneens worden beschadigd.
Zo bijvoorbeeld is het relatief moeilijk om bij langwerpige vloerpanelen, waarbij een eerste vloerpaneel dat reeds aan één langsrand aan een reeds gelegde rij vloerpanelen is gekoppeld, doch dat met één hand onder een hoek gehouden wordt ten opzichte van het vlak van de vloerbedekking, een tweede vloerpaneel aan een korte zijde van het eerste vloerpaneel te koppelen en dit in gekoppelde toestand in het vlak van het eerste vloerpaneel naar de rand van de reeds gelegde rij te verschuiven.
Door de langwerpige vormgeving van de vloerpanelen is het hierbij immers moeilijk om het tweede vloerpaneel precies in het verlengde van het eerste vloerpaneel te houden en bij de minste afwijking ontstaat een klemeffect in de koppeldelen aan de korte zijden, waardoor de persoon die de vloerpanelen legt dikwijls nog verder aan de vloerpanelen gaat wrikken, waardoor de kans op beschadiging aanzienlijk toeneemt,
<Desc/Clms Page number 3>
temeer dat door de langwerpige vormgeving van de vloerpanelen bij iedere verdraaiing hiervan grote hefboomkrachten worden gerealiseerd in de koppeldelen van de korte zijden.
Dit risico is vooral reëel wanneer de vloerpanelen aan de betreffende randen waar zulk risico kan ontstaan met een klemmende of juiste passing in elkaar zitten, doch bestaat ook wanneer zij met een geringe speling in elkaar passen.
Een andere moeilijke situatie doet zich voor wanneer twee vloerpanelen die van koppeldelen zijn voorzien die met een klempassing in elkaar passen, met de hand moeten worden verschoven, bijvoorbeeld wanneer zij zich in een onderlinge positie bevinden waarbij het moeilijk is om een gereedschap toe te passen. Door het 'feit dat zulke klempassing normalerwijze over de volledige lengte aanwezig is, is een verschuiving met de hand dan ook dikwijls onmogelijk.
Om vloerpanelen zowel aan hun lange zijden als korte zijden met elkaar te verbinden, is het bekend om gebruik te maken van metalen clipsen die in groeven aan de onderzijde van de vloerpanelen worden bevestigd. Dit is beschreven in het WO 01/27410. Aan de korte zijden van de vloerpanelen wordt gebruik gemaakt van minstens één zich schuin ten opzichte van de aangrenzende rand uitstrekkende groef, zodanig dat bij de verplaatsing van de vloerpanelen in een richting dwars op de langsranden ook automatisch een toenadering tussen de te koppelen korte randen ontstaat. Doordat de groeven evenwel een grotere lengte vertonen dan de breedte van de clipsen, kunnen deze clipsen op verschillende plaatsen in deze groeven terechtkomen, waardoor nooit met zekerheid een perfecte aansluiting kan worden gegarandeerd aan de korte zijden.
Nog een nadeel van het gebruik van
<Desc/Clms Page number 4>
afzonderlijke clipsen bestaat erin dat deze zich schuin kunnen zetten, waardoor een inklemming ontstaat zodat iedere verdere verschuiving uitgesloten is. Ook is het niet uitgesloten dat de clipsen zichzelf uit de groeven losdrukken wanneer te grote ongewenste krachten tijdens het installeren van de vloerpanelen worden uitgeoefend.
De huidige uitvinding beoogt in het algemeen een vloerpaneel dat zodanig is uitgevoerd dat het leggen ervan wordt vergemakkelijkt, doch tegelijkertijd toch nog een degelijke koppeling kan worden gerealiseerd. Meer specifiek beoogt zij ook een vloerpaneel dat toelaat een oplossing te bieden voor het voornoemde en andere nadelen.
Hiertoe betreft de uitvinding een vloerpaneel, voor het vormen van een vloerbedekking, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld zodanig dat daarbij zowel een vergrendeling wordt verkregen in een richting loodrecht op het vlak van de vloerpanelen als in een richting in het vlak van de vloerpanelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij deze koppeldelen in gekoppelde toestand een onderlinge verschuiving van de vloerpanelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de langsrichting van de voornoemde randen toelaten, met als kenmerk dat het vloerpaneel aan de voornoemde randen is voorzien van geïntegreerde middelen die de vloerpanelen bij de voornoemde verschuiving, als een gevolg van deze verschuiving,
van een eerste toestand in een tweede toestand brengen, waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand.
<Desc/Clms Page number 5>
Door het vloerpaneel te voorzien van de voornoemde geïntegreerde middelen, kunnen de vloerpanelen in een onderlinge positie waarbij de voornoemde eerste toestand zich voordoet, aan elkaar worden gekoppeld, waarna zij door een onderlinge verschuiving in de tweede toestand kunnen worden gebracht. Dit biedt het voordeel dat de vloerpanelen eerst gemakkelijk in elkaar kunnen worden gevoegd en vervolgens minstens over een gedeelte van de uit te voeren onderlinge verschuiving vlot kunnen worden verplaatst, terwijl pas in een verder stadium van de verschuiving de kans op een minder gemakkelijke verplaatsing toeneemt.
Doordat de voornoemde middelen als geïntegreerde middelen zijn uitgevoerd, waarmee bedoeld wordt dat zij gevormd zijn door gedeelten die fabrieksmatig vast aan de vloerpanelen werden aangebracht of door gedeelten die eendelig uit één stuk uit minstens het randgedeelte van het eigenlijke vloerpaneel zijn verwezenlijkt, wordt verkregen dat de voornoemde middelen zich steeds op dezelfde plaats bevinden ten opzichte van de betreffende vloerpanelen en zich geen ongewenste verplaatsingen kunnen voordoen, zoals dit het geval is bij de voornoemde bekende clipsen.
De voornoemde geïntegreerde middelen bestaan bij voorkeur uit aan de betreffende randen van de vloerpanelen, meer speciaal aan de betreffende koppeldelen, aangebrachte geleidingvormende gedeelten, meer speciaal contact- gedeelten, die over minstens een gedeelte van hun lengte een verloop vertonen volgens een richting die afwijkt van de richting volgens dewelke de eigenlijke rand van het vloerpaneel zelf, zich uitstrekt. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat deze geleidingvormende gedeelten bestaan uit vergrendelingsgedeelten die verhinderen dat de vloerpanelen in een richting parallel aan het vlak van de
<Desc/Clms Page number 6>
vloerbekleding en loodrecht op de gekoppelde randen van elkaar kunnen loskomen.
Door de geïntegreerde middelen in de vorm van geleidingvormende gedeelten uit te voeren, die bij voorkeur ook een vergrendelingsfunctie vervullen, ontstaat het voordeel dat deze gemakkelijk tesamen met de eigenlijke koppeldelen kunnen worden verwezenlijkt.
De voornoemde geïntegreerde middelen kunnen volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden gerealiseerd, zoals verder zal blijken uit de gedetailleerde beschrijving en de conclusies.
Volgens een belangrijke uitvoeringsvorm zijn de vloerpanelen rechthoekig en aan alle vier zijden voorzien van koppeldelen die een vergrendeling in zowel horizontale als verticale richting tussen de gekoppelde vloerpanelen toelaten, en zijn de voornoemde geïntegreerde middelen, meer speciaal de voornoemde geleidingvormende gedeelten, aan slechts twee tegenovereenliggende randen aangebracht.
In het geval van langwerpige vloerpanelen zijn dit bij voorkeur de randen die zich aan de korte zijden bevinden.
Hierdoor worden vloerpanelen verkregen die, zoals hierna nog uiteengezet, gemakkelijk zonder gereedschap kunnen worden geïnstalleerd, zelfs wanneer koppeldelen worden toegepast die in een nauwe aaneenpassing van de vloerpanelen voorzien.
De werkwijze voor het leggen van dergelijke vloerpanelen is volgens de huidige uitvinding daardoor gekenmerkt dat zij minstens de stappen omvat die erin bestaan dat een eerste vloerpaneel en een tweede vloerpaneel aan hun randen die van geïntegreerde middelen zoals voornoemd voorzien zijn in
<Desc/Clms Page number 7>
een onderling verschoven positie aan elkaar worden gepresenteerd en dat de vloerpanelen onderling worden verschoven zodanig dat, als gevolg van deze verschuiving, de vloerpanelen van de eerste toestand in de tweede toestand worden gebracht.
De werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen is volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat minstens de koppeldelen aan de randen waaraan de voornoemde geïntegreerde middelen zijn aangebracht, alsmede deze geïntegreerde middelen, gevormd worden uit het materiaal waaruit de vloerpanelen bestaan door middel van een verspannende bewerking, meer speciaal een freesbewerking, waarbij de geïntegreerde middelen worden gerealiseerd in de vorm van geleidingvormende gedeelten, waarbij minstens deze geleidingvormende gedeelten worden gerealiseerd door het betreffende vloerpaneel en minstens één verspannend gereedschap onderling langs elkaar te verplaatsen, zodanig dat het verspannend gereedschap en het vloerpaneel een onderlinge verplaatsing uitvoeren,
waarvan de richting voor minstens een gedeelte van de uitgevoerde koers afwijkt van de richting van de eigenlijke bijhorende rand van het vloerpaneel. Hierbij kunnen, zoals verder uiteengezet, verschillende voorkeurdragende technieken worden toegepast. Verdere details van de werkwijze zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving en conclusies.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
<Desc/Clms Page number 8>
figuur 1 een gedeelte van de vloerbekleding volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid; figuur 3 een vloerpaneel uit figuur 1 in bovenaanzicht weergeeft, waarbij de koppeldelen aan de randen overdreven groot zijn afgebeeld; figuur 4 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 1; figuren 5 en 6 op grotere schaal doorsneden weergeven volgens lijnen V-V en VI-VI in figuur 3; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 6;
figuren 8 en 9 op grotere schaal, in perspectief, alsmede geschematiseerd, de randgedeelten weergeven die in figuur 5 met pijlen F8 en F9 zijn aangeduid; figuur 10 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn X-X in figuur 1; figuur 11 een zicht weergeeft volgens pijl F11 in figuur 1 tijdens het leggen van de vloerpanelen; figuur 12 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XII-XII in figuur 11; figuur 13 een zicht weergeeft analoog aan dit van figuur 11, doch voor een andere toestand; figuren 14 tot 17 in perspectief nog verder een legmethode van de vloerpanelen verduidelijken; figuren 18-19 en 20-21 in doorsnede twee varianten weergeven ; figuur 22 in bovenaanzicht nog een variante van twee vloerpanelen volgens de uitvinding weergeeft; figuur 23 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XXIII-XXIII in figuur 22;
<Desc/Clms Page number 9>
figuur 24 een gelijkaardige doorsnede als deze van figuur 23 weergeeft, doch na het in elkaar schuiven en voor een andere plaats langsheen de gekoppelde randen; figuren 25 en 26 schematisch nog een variante weergeven ; figuren 27 tot 29 een verdere variante illustreren; figuren 30 tot 34 verschillende gedeelten en zichten weergeven van een bijzondere uitvoeringsvorm van een vloerpaneel volgens de uitvinding; figuur 35 schematisch nog een variante weergeeft; figuren 36 tot 38 zichten weergeven gelijkaardig aan deze van figuren 22 tot 24, doch voor een verdere bijzondere uitvoeringsvorm; figuur 39 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 37, doch voor een variante; figuur 40 in perspectief een randgedeelte van een verdere variante weergeeft;
figuren 41 tot 44 sterk geschematiseerd de randgedeelten van nog een aantal varianten van vloerpanelen volgens de uitvinding weergeven; figuur 45 de randgedeelten van nog een bijzondere uitvoeringsvorm weergeeft; figuren 46 en 47 schematisch twee technieken weergeven om vloerpanelen volgens de uitvinding te vervaardigen; figuur 48 in perspectief nog twee bij elkaar horende randgedeelten weergeeft van een vloerpaneel volgens de uitvinding.
In de figuren 1 en 2 is een vloerbedekking 1 weergegeven die samengesteld is uit vloerpanelen 2 volgens de uitvinding.
In het weergegeven voorbeeld zijn de vloerpanelen 2 rechthoekig en langwerpig, en vertonen zij een eerste paar
<Desc/Clms Page number 10>
tegenovereenliggende randen 3-4, in dit geval aan de lange zijden, en een tweede paar tegenovereenliggende randen 5-6, in dit geval aan de korte zijden, die respectievelijk voorzien zijn van koppeldelen 7-8 en 9-10.
De koppeldelen 7-8 zijn, althans in de weergegeven uitvoeringsvorm, zodanig uitgevoerd dat wanneer twee vloerpanelen 2 aan de randen 3-4 door middel van deze koppeldelen 7-8 zijn verbonden, zowel een vergrendeling wordt verkregen in een richting Dl loodrecht op het vlak van de vloerpanelen 2 als in een richting D2 in het vlak van de vloerpanelen 2 en loodrecht op de voornoemde randen 3-4, zoals aangeduid in figuur 4. Deze koppeldelen 7-8 bezitten, in dwarsdoorsnede, een in hoofdzaak uniforme vormgeving, zodanig dat, ongeacht de onderlinge positie van twee vloerpanelen 2 langs de randen 3-4, steeds eenzelfde gekoppelde toestand wordt verkregen. De gekoppelde vloerpanelen 2 zijn in langsrichting ten opzichte van elkaar verschuifbaar langsheen de randen 3-4, al dan niet met behulp van een gereedschap.
Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm bestaan de koppeldelen 7-8 uit gedeelten, respectievelijk 11-12, in de vorm van een tand en een groef, die ervoor zorgen dat een vergrendeling in de richting Dl wordt verkregen, alsmede uit gedeelten 13-14 bestaande uit contactvlakken die een vergrendeling bewerkstelligen in de richting D2.
De koppeldelen 7-8 zijn hierbij zodanig zijn uitgevoerd dat zij toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen 2 bij de randen 3-4 aan elkaar kunnen worden gekoppeld, zowel door ze zijdelings op een hoofdzakelijk vlakke wijze naar elkaar toe te schuiven als door ze door middel van een onderlinge wentelbeweging in elkaar te voegen, zoals respectievelijk
<Desc/Clms Page number 11>
met pijlen S1 en Rl is aangeduid in figuur 4. Dergelijke koppeldelen 7-8, die eventueel zodanig kunnen uitgevoerd zijn dat in gekoppelde toestand een permanente spankracht ontstaat waarmee de gekoppelde vloerpanelen 2 naar elkaar toe worden gedwongen, zijn ondermeer bekend uit het WO 97/47834.
Het is duidelijk dat volgens een niet weergegeven variante, ook andere vormen van koppeldelen 7-8 zouden kunnen worden toegepast, die bijvoorbeeld alleen maar een koppeling door middel van een wentelbeweging Rl of bijvoorbeeld alleen maar door middel van een verschuiving S1 toelaten, of door een gecombineerde beweging.
Om de vloerpanelen 2 aan de randen 3-4 zowel vlot in elkaar als uit elkaar te kunnen wentelen, is de lip 15 die de onderzijde van de groef begrenst, zoals weergegeven, bij voorkeur langer uitgevoerd dan de lip 16 die de bovenzijde begrenst en bevindt het gedeelte 14 zich daarbij bij voorkeur ook in het gedeelte van de lip 15 dat voorbij de lip 16 uitsteekt. De lip 15 is bij voorkeur elastisch verbuigbaar, teneinde een "snap"-actie bij de voornoemde beweging S1 toe te laten.
Zoals weergegeven in de figuren 5 tot 10 zijn de koppeldelen 9-10 in grote mate gelijkaardig uitgevoerd als de koppeldelen 7-8. In gekoppelde toestand leveren zij ook vergrendelingen in richtingen D3 en D4 op, gelijkaardig aan de vergrendelingen in de richtingen Dl en D2. Overigens bestaan zij ook uit gedeelten, respectievelijk 17 en 18, die uitgevoerd zijn in de vorm van een tand en een groef, alsmede uit gedeelten 19-20 die een horizontale vergrendeling in het vlak van de vloerbedekking 1 bewerkstelligen.
<Desc/Clms Page number 12>
Verder laten de koppeldelen 7-8 bij voorkeur ook toe dat twee van dergelijke vloerpanelen 2 aan de randen 5-6 aan elkaar kunnen worden gekoppeld, zowel door ze zijdelings op een hoofdzakelijk vlakke wijze naar elkaar toe te schuiven, als door ze door middel van een onderlinge wentelbeweging in elkaar te voegen, zoals respectievelijk met pijlen S2 en R2 is aangeduid in figuur 10, doch ook hierop zijn varianten mogelijk. Om ook aan de randen 5-6 een vlot in elkaar en uit elkaar wentelen toe te laten, is het gedeelte 20 ook aangebracht in een lip 21 aan de onderzijde van de groef die zich verder uitstrekt dan het uiteinde van de lip 22 die de bovenzijde van de groef begrenst.
Het bijzondere van de huidige uitvinding bestaat erin dat het vloerpaneel 2 aan de randen 5-6 is voorzien van geïntegreerde middelen 23 die, wanneer twee van dergelijke vloerpanelen 2 aan de randen 5-6 aan elkaar gekoppeld zijn, deze door een verschuiving T van een eerste toestand Cl in een tweede toestand C2 kunnen worden gebracht, waarbij, zoals verder nog beschreven aan de hand van de figuren 11 tot 13, de vloerpanelen 2 in de tweede toestand C2 meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand Cl.
De geïntegreerde middelen 23 bestaan uit aan de randen 5-6 aangebrachte geleidingvormende gedeelten 24-25, meer speciaal contactgedeelten waarvan minstens één en bij voorkeur beide over minstens een gedeelte van hun lengte een globaal verloop vertonen volgens een richting die afwijkt van de richting volgens dewelke de eigenlijke randen 26-27 van het vloerpaneel 2 zelf, zich uitstrekken, waarbij deze geleidingvormende gedeelten 24-25 in het weergegeven voorbeeld in wezen worden gevormd door de voornoemde gedeelten 19-20 die de vergrendeling in de
<Desc/Clms Page number 13>
richting D4 bewerkstelligen. Dit betekent dan ook dat de koppeldelen 9-10, gezien in doorsnede, geen uniforme vorm vertonen over de volledige lengte van de betreffende randen 5-6.
In de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 13 vertonen de geleidingvormende gedeelten 24-25 een rechtlijnig verloop dat, zoals duidelijk zichtbaar in figuur 7, zich uitstrekt volgens een richting die een geringe hoek H beschrijft met de richting van de randen 26-27. Deze hoek zal in werkelijkheid bij voorkeur gelegen zijn tussen enkele tienden van een graad en enkele graden.
Het leggen van de vloerpanelen 2, en meer speciaal het realiseren van de koppeling aan de randen 5-6, gebeurt dan bij voorkeur zoals hierna beschreven met verwijzing naar de figuren 10 tot 13, waarin de vloerpanelen in het algemeen de referentie "2" hebben, doch ter onderscheiding ook nog met de volgletters A-B-C zijn aangeduid.
In figuur 11 is een toestand weergegeven waarbij een tweede vloerpaneel 2C aan een eerste reeds gelegd vloerpaneel 2B moet worden gekoppeld, dat op zijn beurt reeds gekoppeld is aan een vorige rij van vloerpanelen 2A. Het vloerpaneel 2C wordt hierbij in een eerste positie Cl, waarbij het zich op een afstand bevindt van de rand van de reeds gelegde rij vloerpanelen 2A, aan het vloerpaneel 2B gekoppeld, bij voorkeur door middel van een wentelbeweging R2 zoals afgebeeld in figuur 12.
In de positie Cl passen de koppeldelen 9-10 met een vrij losse passing in elkaar, zoals duidelijk blijkt uit figuur 12. Hiermede wordt bedoeld dat minstens in de richting D4 een vrije verschuiving mogelijk is tussen de vloerpanelen
<Desc/Clms Page number 14>
2B en 2C, zonder dat de koppeldelen 9-10 van elkaar loskomen.
Door nu het vloerpaneel 2C vanuit de positie Cl door middel van de voornoemde beweging T naar de vloerpanelen 2A te schuiven, en door het feit dat de geleidingvormende gedeelten 24-25 samen met de randen 26-27 een wigvormige vernauwing definiëren, wordt hierdoor verkregen dat de passing waarmee de koppeldelen 9-10 samenwerken systematisch nauwer wordt, bij voorkeur zodanig dat op het ogenblik dat het vloerpaneel 2C aansluit tegen de rand van de vloerpanelen 2A, ook met een nauwe en eventueel klemmende passing aansluit tegen het vloerpaneel 2B, zoals blijkt uit figuur 13.
Het is duidelijk dat zodoende het koppelen van het vloerpaneel 2C aan het vloerpaneel 2B aanzienlijk wordt vergemakkelijkt. Bij aanvang, in de positie Cl, zitten de koppeldelen 9-10 vrij los in elkaar, of bestaat er minstens alvast geen gedwongen contact of gedwongen nauwe samenwerking tussen de randen 26-27, waardoor het vloerpaneel 2C vlot verschuifbaar is, zodat uitsluitend bij het einde van de verschuiving van het vloerpaneel 2C langs het vloerpaneel 2B een minder vlotte verschuiving kan ontstaan. Doordat deze verschuiving uitsluitend op het einde van de uitgevoerde beweging moeilijker wordt, kunnen de vloerpanelen 2B-2C in het algemeen gemakkelijker worden verschoven, dit met een minimum risico op beschadiging.
Het geheel laat toe dat desgevallend een verschuiving in de richting T met de hand mogelijk blijft, doch uiteindelijk toch een nauwe aansluiting tussen de vloerpanelen kan worden gegarandeerd. Met "nauwe aansluiting" wordt hierbij bedoeld dat de vloerpanelen 2B en 2C met hun randen 26-27
<Desc/Clms Page number 15>
dicht bij elkaar zitten, en beter nog tegen elkaar raken en bij voorkeur zelfs met een spanning tegen elkaar zitten.
Door het verloop van de geleidingvormende gedeelten 24 en 25 op een geschikte wijze te kiezen, kunnen verschillende effecten worden verkregen. Het is evenwel duidelijk dat de geïntegreerde middelen 23 bij voorkeur zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde tweede toestand zich minstens voordoet in de positie waarbij de vloerpanelen 2B en 2C zich in lijn bevinden. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat de vloerpanelen 2B en 2C in de tweede toestand spelingsvrij tegen elkaar aansluiten, en beter nog tegen elkaar worden aangedrukt ingevolge een elastische verbuiging of vervorming in de koppeldelen 9-10.
Ook geniet het de voorkeur dat de spelingsvrije toestand en/of de toestand waarin de vloerpanelen 2B en 2C door toedoen van de koppeldelen 9-10 tegen elkaar worden gespannen, pas bereikt wordt op het ogenblik dat de vloerpanelen 2B en 2C in een positie komen waarbij zij zich precies tegenover elkaar bevinden, of kort daarvoor.
Volgens de uitvinding worden de vloerpanelen 2, wanneer deze zoals weergegeven in de figuren 1 tot 13 zowel aan de randen 3-4 als 5-6 voorzien zijn van koppeldelen 7-8 en 9-10 welke toelaten een koppeling te realiseren door middel van een wentelbeweging, bij voorkeur geïnstalleerd op de wijze zoals hierna is uiteengezet met verwijzing naar de figuren 14 tot 17. Hierin zijn de vloerpanelen duidelijkheidshalve, analoog als in figuur 11, ook aangeduid met respectievelijk 2A, 2B en 2C, waarbij met 2A de vloerpanelen aangeduid zijn uit een reeds gelegde rij, met 2B een eerste vloerpaneel is aangeduid dat reeds met de gelegde rij vloerpanelen is gekoppeld en met 2C een tweede
<Desc/Clms Page number 16>
vloerpaneel is aangeduid dat zowel met het vloerpaneel 2B als met de vloerpanelen 2A moet worden gekoppeld.
Zoals afgebeeld in figuur 14 wordt eerst het vloerpaneel 2C met een korte zijde verbonden aan het vloerpaneel 2B, dit op een afstand, bij voorkeur een zeer geringe afstand, van de rij vloerpanelen 2A. Dit kan het gemakkelijkst worden verwezenlijkt door het vloerpaneel 2C door middel van een wentelbeweging aan het vloerpaneel 2B te koppelen, waardoor een toestand ontstaat zoals afgebeeld in figuur 15, waarbij de vloerpanelen 2B en 2C ter plaatse van de koppeldelen 9-10 dan vrij los in elkaar zitten en/of met hun randen 26-27 op een afstand van elkaar.
In een volgende stap wordt het vloerpaneel 2B een weinig omhoog gewenteld, zoals afgebeeld in figuur 16, dit terwijl het vloerpaneel 2C in eenzelfde vlak gehouden wordt als het vloerpaneel 2B. Vanuit deze positie kan het vloerpaneel 2C vlot langsheen de korte zijde van het vloerpaneel 2B naar beneden worden geschoven, tot het zich in het verlengde bevindt van het vloerpaneel 2B, waardoor de tand gevormd door het koppeldeel 7 van het vloerpaneel 2C terechtkomt in de groef van het koppeldeel 8 van één of meer van de vloerpanelen 2A, waardoor aan de korte zijden een toestand wordt verkregen zoals in figuur 10. Door vervolgens beide vloerpanelen 2B en 2C naar beneden te wentelen zijn alle vloerpanelen 2A-2B-2C met elkaar gekoppeld.
Mede dankzij de huidige uitvinding, dienen bij deze werkwijze geen grote manuele krachten te worden uitgeoefend om de vloerpanelen 2 te leggen, zelfs wanneer de koppeldelen 7-8 en 9-10 met een nauwe passing of klempassing uitgevoerd zijn.
<Desc/Clms Page number 17>
In plaats van de stappen volgens figuren 14 en 15 uit te voeren, kan ook rechtstreeks worden uitgegaan van een toestand waarbij, zoals weergegeven in figuur 16, het vloerpaneel 2B in een weinig omhoog gewentelde toestand wordt vastgehouden en het vloerpaneel 2C daarbij aan de korte zijde door een wentelbeweging, uitgaande van een positie zoals aangeduid in streeppuntlijn, met het vloerpaneel 2B wordt verbonden. Daarna kan op dezelfde manier worden verder gewerkt.
Het voorgaande sluit evenwel niet uit dat de respectievelijke vloerpanelen 2A-2B-2C op andere wijzen met elkaar kunnen worden verbonden, bijvoorbeeld door middel van de voornoemde bewegingen S1 en S2. Het is ook mogelijk om het vloerpaneel 2C op een grotere afstand van de reeds gelegde vloerpanelen 2A aan het vloerpaneel 2B te koppelen door middel van een verplaatsing S2 of een wentelbeweging R2. In principe is het ook niet uitgesloten om het vloerpaneel 2C met het koppeldeel 9 volledig vanaf het voorste uiteinde van de rand 6 van het vloerpaneel 2B, in de geprofileerde rand van het vloerpaneel 2B in te schuiven.
Figuren 18 en 19, die zichten weergeven voor een variante, volgens doorsneden gelijkaardig aan deze van figuren 12 en 10, tonen aan dat de uitvinding ook kan worden gerealiseerd met uitvoeringen waarbij de onderste lip 21 niet noodzakelijk langer hoeft te zijn dan de bovenste lip 22.
Figuren 20 en 21 geven voor gelijkaardige zichten een variante weer waarbij aan de randen 5-6 telkens twee gedeelten 19-20 gevormd zijn, welke beide ook als geleidingvormende gedeelten 24-25 dienst doen.
<Desc/Clms Page number 18>
In de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 17 zitten de vloerpanelen 2, meer speciaal 2B en 2C, in de eerste positie Cl met een speling in elkaar gekoppeld die toelaat dat, zoals zichtbaar in figuur 12, het vloerpaneel 2C verplaatsbaar is tussen twee uiterste posities, namelijk een eerste positie waarbij de geleidingvormende gedeelten 24-25 met elkaar in contact zijn en een tweede positie waarbij de randen 26-27 met elkaar in contact zijn.
Opgemerkt wordt dat dit niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn, hetgeen wordt geïllustreerd door middel van de uitvoeringsvorm van de figuren 22 tot 24, waarbij de vloerpanelen 2B en 2C in de eerste positie Cl niet met de randen 26-27 in contact kunnen komen, daar het weergegeven uitsteeksel 28 noodgedwongen het verloop van de overeenstemmende groef 29 moet volgen.
Figuren 25 en 26 geven in bovenaanzicht en voor twee verschillende standen een variante weer van twee te koppelen vloerpanelen 2, waarbij de voornoemde geleidingvormende gedeelten 24-25 een verloop vertonen waarin minstens één trapsgewijze wijziging, en in dit geval zelfs twee van deze wijzigingen 30, voorkomen, dit in tegenstelling tot het geleidelijk wijzigend verloop van de geleidingvormende gedeelten 24-25 in de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 17. In de onderlinge positie die is weergegeven in figuur 25 bestaat er een losse koppeling, terwijl door een verschuiving tot in de positie van figuur 26 een nauwe passing of klempassing wordt verkregen tussen de vloerpanelen, meer speciaal aan de randen 26-27.
In de figuren 27 tot 29 is een voorbeeld weergegeven van een uitvoeringsvorm waarbij de randen 5-6, waaraan de geïntegreerde middelen 23 zijn aangebracht, gedeelten 31-32 bevatten, die, wanneer twee van dergelijke vloerpanelen 2
<Desc/Clms Page number 19>
in eenzelfde vlak met deze randen 5-6 in een onderling verschoven positie tegenover elkaar worden gepresenteerd, bij een verschuiving naar elkaar toe vrij over elkaar passen, doch bij een daaropvolgende verschuiving in de langsrichting van de randen 5-6 met de geleidingvormende gedeelten 24-25 achter elkaar aangrijpen.
In het voorbeeld van figuren 27 tot 29 strekken de geleidingvormende gedeelten 24-25 zich hiertoe niet alleen in een schuine richting uit in het vlak van het vloerpaneel 2, doch wijzigt ook de hoogte van deze gedeelten 24-25, doordat de gedeelten 31-32 in dikte variëren. In het geval twee van dergelijke vloerpanelen 2 dan in een positie analoog aan deze van figuur 11 aan elkaar worden gepresenteerd, kunnen deze met de gedeelten 31-32 vrij over elkaar heen worden geschoven, zoals zichtbaar in figuur 29, tot de randen 26-27 tegen elkaar aansluiten, waarna de geleidingvormende gedeelten 24-25, zoals voornoemd, achter elkaar kunnen worden gebracht door een onderlinge verschuiving van de vloerpanelen 2 in de langsrichting van de randen 5-6, waarbij dan automatisch een gedwongen nauwe aansluiting wordt verkregen.
Figuren 30 en 31 tonen gedeelten van een uitvoering waarbij in de randen 5-6 dwarsgerichte uitsparingen 33-34 zijn gevormd. Zoals schematisch en stapsgewijs weergegeven in de figuren 32 tot 34 laten deze uitsparingen 33-34 toe dat twee vloerpanelen 2 met hun koppeldelen 9-10 via een eerste beweging Ml, waarbij de twee vloerpanelen 2 geschrankt zijn ten opzichte van elkaar, vrij naar elkaar toe kunnen worden verplaatst, waarna deze vloerpanelen 2 via een tweede beweging M2, hoofdzakelijk dwars op de eerste, met hun koppeldelen 9-10 en met de voornoemde geleidingvormende gedeelten 24-25 achter elkaar kunnen worden gebracht.
<Desc/Clms Page number 20>
De geleidingvormende gedeelten 24-25 bestaan hierbij op zich ieder uit twee segmenten 24A-24B en 25A-25B. In de uitvoeringsvorm van de figuren 30 tot 34 liggen beide segmenten 24A-24B, alsook beide segmenten 25A-25B in elkaars verlengde. Figuur 35 toont een variante die aantoont dat deze segmenten niet noodzakelijk in elkaars verlengde hoeven gelegen te zijn.
Figuren 36 tot 38 tonen een uitvoeringsvorm waarbij aan de randen 5-6 koppeldelen 9-10 en geleidingvormende gedeelten 24-25 zijn aangebracht die zodanig zijn geconfigureerd dat wanneer twee van dergelijke vloerpanelen 2 met deze randen 5-6 aan elkaar worden gepresenteerd, deze in minstens één onderlinge positie van de twee vloerpanelen, namelijk de positie Cl uit figuur 36, via een onderlinge beweging M3 loodrecht of hoofdzakelijk loodrecht op het vlak van de vloerpanelen 2 met hun geleidingvormende gedeelten 24-25 achter elkaar kunnen worden gebracht door middel van een zogenaamde "drop-in" beweging. Deze beweging is in figuur 37 weergegeven, waarbij het duidelijk is dat de top 35 van de tand van het rechtse vloerpaneel 2 bij het neerlaten vrij langsheen de rand 27 kan passeren.
Door de verschuiving langs de randen 5-6 wordt een gekoppelde toestand verkregen zoals afgebeeld in figuur 38.
De als tand en groef uitgevoerde gedeelten kunnen in alle uitvoeringsvormen op verschillende wijzen worden gerealiseerd. Figuur 39 geeft als voorbeeld een variante op de uitvoeringsvorm van figuur 37 weer, waarbij de koppeldelen 9-10 als een dubbele tand- en groefverbinding zijn uitgevoerd.
Bij voorkeur zijn de koppeldelen 7-8 en/of 9-10 eendelig, meer speciaal in één stuk, uitgevoerd met het materiaal
<Desc/Clms Page number 21>
waaruit minstens het randgebied van het eigenlijke vloerpaneel 2 is uitgevoerd, en zijn deze bijvoorbeeld door een machinale verspannende bewerking uit dit randgebied gevormd. Bij voorkeur zijn de koppeldelen 7-8 en/of 9-10 gevormd uit een kern van zulk vloerpaneel 2 welke bestaat uit MDF (Medium Density Fibreboard) of HDF (High Density Fibreboard). Het gebruik van dit materiaal biedt verschillende voordelen. Zo bijvoorbeeld kunnen gladde oppervlakken uit MDF/HDF worden gerealiseerd, waardoor de vloerpanelen 2 in gekoppelde toestand vlot langs elkaar kunnen worden verschoven.
De uitvinding is echter niet beperkt tot uitvoeringen waarbij de koppeldelen 7-8 en 9-10 eendelig uit het materiaal van de vloerpanelen 2 zelf zijn uitgevoerd. Zoals schematisch weergegeven in figuur 40 kan de uitvindingsgedachte ook worden gerealiseerd met bijvoorbeeld een koppeldeel 10 waarvan een gedeelte, waaronder het geleidingvormend gedeelte 25, is uitgevoerd uit een aan het eigenlijke vloerpaneel 2 aangebrachte strip 36 uit een andere materiaal, bijvoorbeeld metaal. Ook kunnen de koppeldelen 7 en/of 8 en/of 9 en/of 10 volledig uit een ander materiaal dan de vloerpanelen zelf bestaan.
In figuur 41 is een bijzondere uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding weergegeven waarbij de voornoemde geïntegreerde middelen 23 minstens een geleidingvormend gedeelte 37 omvatten, in dit geval een afronding, die toelaat dat twee van dergelijke vloerpanelen 2 bij het zijdelings in elkaar schuiven, hoofdzakelijk volgens de langsrichting van hun randen, initieel van een eerste toestand in een volgende toestand kunnen worden gebracht, waarbij de vloerpanelen 2 in de voornoemde volgende toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld
<Desc/Clms Page number 22>
zijn dan in de eerste toestand. Het gedeelte 37 heeft aldus tot doel ervoor te zorgen dat de vloerpanelen 2 initieel met hun koppeldelen 9-10, en volgens een variante eventueel ook 7-8, vlotter in elkaar kunnen worden gevoegd.
De afronding 37 zorgt aldus voor een zelfcentrerende werking tussen de vloerpanelen, namelijk doordat deze afronding 37 een geleiding vormt voor het hoekpunt 28A van het uitstekend gedeelte 28 tijdens het in elkaar schuiven volgens de in de figuur aangeduide richting.
Zoals aangeduid met referentie 37A kan het voornoemde gedeelte ook bestaan uit een afschuining of dergelijke.
Volgens nog een variante kan zulk gedeelte 37, respectievelijk 37A, ook aan de rand 3 of 5 worden voorzien, in plaats van aan de rand 4 of 6. Ook kunnen aan beide tijdens het koppelen met elkaar samenwerkende randen 3-4 en/of 5-6 gedeelten 37 worden gevormd.
Figuren 42 tot 44 geven schematisch nog een aantal uitvoeringsvormen weer, volgens zichten analoog aan dat van figuur 41, waarbij ook telkens geleidingvormende gedeelten 37, respectievelijk 37A, aan de vloerpanelen 2 zijn gevormd.
Figuur 45 geeft nog een verdere variante weer met koppeldelen 9-10 die, wanneer twee vloerpanelen 2 met hun randen 5-6 boven elkaar gepresenteerd zijn, in elkaar kunnen worden vastgeklikt, of door een verschuiving met de geleidingvormende gedeelten 24-25 achter elkaar kunnen worden gebracht.
In het algemeen zal de samenwerking tussen de geleidingvormende gedeelten 24-25 bij voorkeur zodanig zijn dat in de tweede toestand een sluitende samenwerking tussen
<Desc/Clms Page number 23>
de respectievelijke geleidingvormende gedeelten 24-25 wordt verkregen, dit op twee of meer plaatsen verdeeld over de lengte van de samenwerkende randen 5-6, zoals bijvoorbeeld in de uitvoeringsvormen van figuren 25-26 en 30 tot 35, of continu over het grootste gedeelte van de lengte van deze randen 5-6, zoals in de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 17.
In figuur 46 wordt schematisch een werkwijze weergegeven voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen 2, meer speciaal voor het eraan aanbrengen van de geprofileerde randen 3-4 en 5-6 door middel van verspannende gereedschappen, zoals roterende frezen 38 tot 43.
Essentieel is hierbij de wijze waarop, enerzijds, de recht verlopende gedeelten van de koppeldelen 9-10 en, anderzijds, de schuin verlopende geleidingvormende gedeelten 24-25 aan de randen 5-6 worden aangebracht.
Volgens de techniek van figuur 46 worden de vloerpanelen 2 hierbij door middel van een transportelement 44 parallel met de randen 5-6 langsheen de nodige frezen 40-41 gevoerd om de recht verlopende gedeelten van de koppeldelen 9-10 te vormen, terwijl de schuin verlopende geleidingvormende gedeelten 24-25, en eventueel ook bepaalde gedeelten van de eigenlijke koppeldelen 9-10, worden gerealiseerd door de vloerpanelen 2 in een gekantelde toestand langs frezen 42 en 43 te bewegen.
Dit kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van een transportelement 44 met meeneemnokken 45, waarbij dit transportelement 44 plaatselijk aan één zijde een weinig wordt omgeleid, zoals aangeduid met referenties 46 en 47.
<Desc/Clms Page number 24>
In figuur 47 is een variante weergegeven waarbij de zich schuin uitstrekkende geleidingvormende gedeelten 24-25 worden gerealiseerd door een onderlinge zijdelingse verplaatsing, respectievelijk Zl en Z2, te verwezenlijken tussen de frezen 42 en 43 en het vloerpaneel 2, bij voorkeur door de frezen 42-43 volgens een welbepaalde koers te verplaatsen op het ogenblik dat een vloerpaneel 2 hier langsheen bewogen wordt, hetgeen eventueel door middel van een nokkensysteem, een stappenmotor of dergelijke kan worden gerealiseerd.
Het is duidelijk dat de vloerpanelen 2 voor het vormen van de randen 3-4 op gebruikelijke wijze langsheen frezen 38-39 of andere geschikte gereedschappen kunnen worden geleid, zoals schematisch in figuur 46 is weergegeven. Hierbij hoeven de koppeldelen 7-8 aan de lange zijden niet noodzakelijk eerst te worden aangebracht.
Uiteraard kunnen eventueel meerdere freesbewerkingen worden uitgevoerd dan weergegeven in de figuren 46 en 47, indien de profilering van de randen 3-4 en/of 5-6 dit vergt.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch zulk vloerpaneel, de hieruit gevormde vloerbedekking, de werkwijze voor het leggen ervan en de werkwijze voor het vervaardigen ervan kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Zo bijvoorbeeld kan de uitvinding ook worden toegepast in uitvoeringen waarbij de vergrendeling in horizontale richting en de geïntegreerde middelen 23 niet alleen aan de onderste lip van de groef worden gerealiseerd, doch
<Desc/Clms Page number 25>
bijvoorbeeld aan de onderste en bovenste lip, of aan de bovenste lip alleen, dit ongeacht of de onderste lip langer, korter of gelijk is aan de bovenste lip.
Figuur 48 geeft een verdere variante weer die aantoont dat de uitvinding ook toepasbaar is in uitvoeringen van het type waarbij de lip die de bovenzijde van de groef begrenst, zich uitstrekt tot voorbij de lip die de onderzijde van de groef begrenst, en waarbij het geleidingvormend gedeelte 25 in de aldus bovenste en verder uitstekende lip is gesitueerd.
In wezen kan de uitvinding in combinatie met alle soorten van koppelmiddelen worden aangewend die in een verticale en horizontale vergrendeling voorzien, ongeacht op welke wijze ook de panelen initieel moeten worden in elkaar gevoegd.
Ook beperkt de uitvinding zich niet tot langwerpige vloerpanelen.
In functie van de uitvoering kunnen de geïntegreerde middelen 23 aan twee of meer zijden worden voorzien, eventueel ook aan de lange zijden. In het geval dat de vloerpanelen als tegels zijn uitgevoerd die op een niet-geschrankte wijze worden gelegd, is de aanwending van geïntegreerde middelen 23 aan de vier zijden bijzonder voordelig.
Het feit dat, volgens de uitvinding, de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn, sluit niet uit dat de vloerpanelen 2 in de eerste toestand met hun randen, bijvoorbeeld 26 en 27, tegen elkaar worden gepresenteerd. Het contact tussen de randen 26-27 is in de eerste toestand evenwel geen
<Desc/Clms Page number 26>
EMI26.1
"gedwongen" toestand, terwijl in de "tweede toestand" de randen 26-27 wel gedwongen worden contact met elkaar te maken of minstens dicht tegen elkaar gedwongen worden.
<Desc / Clms Page number 1>
Floor panel, floor covering formed therefrom, method for laying such floor panels and method for manufacturing them.
The present invention relates to a floor panel, a method for laying such floor panels, as well as a method for manufacturing them.
In the first place, the invention is primarily intended to be used with laminate floor panels, but in general it can also be applied to other forms of floor panels, either solid floor parts or floor parts assembled from different parts.
Laminate floor panels are to be understood here to mean all types of floor panels that have a laminated structure. Such laminate floor panels generally have at least one core layer and a top layer, the core layer consisting of, for example, MDF, HDF, chipboard, so-called compact laminate or the like, while the top layer consists of, for example, various sheets of material pressed onto each other, such as resin-soaked paper layers, including a printed paper layers, decorative layer, or from another layer of material, such as cork, veneer, a relatively thick layer of wood, whether or not formed from slats, and so on.
More specifically, the invention relates to a floor panel for forming a floor covering which is provided on at least two opposite edges with coupling parts which allow two of such floor panels to be coupled to each other such that a locking is thereby obtained in a direction perpendicular to each other in the area of the floor panels as in
<Desc / Clms Page number 2>
a direction in the plane of the floor panels and perpendicular to the coupled edges, wherein these coupling parts, when coupled, allow a mutual displacement of the floor panels over at least a specific length, substantially in the longitudinal direction of the aforementioned edges.
Examples of such floor panels are known, inter alia, from international patent applications WO 97/47834 and WO 94/26999.
A difficulty in laying such floor panels consists in that when two of such floor panels have to be shifted in the longitudinal direction during laying, this can be quite difficult in certain applications, often with the risk that the floor panels are also damaged.
For example, in the case of elongated floor panels, it is relatively difficult for a second floor panel that is already connected at one longitudinal edge to an already laid row of floor panels, but that is held at an angle with one hand with respect to the surface of the floor covering, a second to connect the floor panel to a short side of the first floor panel and to move it in the coupled state in the plane of the first floor panel to the edge of the row already laid.
The elongated design of the floor panels makes it difficult to keep the second floor panel exactly in line with the first floor panel and with the slightest deviation a clamping effect is created in the coupling parts on the short sides, whereby the person laying the floor panels often even more to pry on the floor panels, which considerably increases the risk of damage,
<Desc / Clms Page number 3>
all the more that due to the elongated design of the floor panels large leverage forces are realized in the coupling parts of the short sides with each rotation thereof.
This risk is especially real when the floor panels are put together at the relevant edges where such a risk can arise with a clamping or correct fit, but also exists when they fit together with a slight play.
Another difficult situation occurs when two floor panels which are provided with coupling parts that fit into each other with a clamping fit have to be manually shifted, for example when they are in a mutual position where it is difficult to use a tool. Due to the fact that such a clamp fit is normally present over the entire length, manual displacement is therefore often impossible.
To connect floor panels both on their long sides and short sides, it is known to use metal clips that are fixed in grooves on the underside of the floor panels. This is described in WO 01/27410. On the short sides of the floor panels, use is made of at least one groove extending obliquely with respect to the adjacent edge, such that when moving the floor panels in a direction transverse to the longitudinal edges, an approach is also automatically created between the short edges to be coupled . However, because the grooves have a greater length than the width of the clips, these clips can end up in different places in these grooves, so that a perfect connection on the short sides can never be guaranteed with certainty.
Another disadvantage of using
<Desc / Clms Page number 4>
Individual clips consist of the fact that they can be tilted, so that a clamping is created so that any further shift is excluded. It is also not excluded that the clips release themselves from the grooves when excessive undesirable forces are exerted during the installation of the floor panels.
The present invention generally has for its object to provide a floor panel which is designed in such a way that laying thereof is facilitated, but at the same time a sound coupling can still be realized. More specifically, it also contemplates a floor panel that allows a solution for the aforementioned and other disadvantages.
To this end the invention relates to a floor panel, for forming a floor covering, which is provided on at least two opposite edges with coupling parts that allow two of such floor panels to be coupled to each other such that a locking is thereby obtained in a direction perpendicular to the plane of the floor panels as in a direction in the plane of the floor panels and perpendicular to the coupled edges, said coupling parts in coupled condition allowing a mutual displacement of the floor panels over at least a specific length mainly in the longitudinal direction of the aforementioned edges, with characterized in that the floor panel at the aforementioned edges is provided with integrated means that, as a result of this shift, the floor panels at the aforementioned shift,
from a first state to a second state, wherein the floor panels in the second state are more tightly and / or more closely coupled to each other than in the first state.
<Desc / Clms Page number 5>
By providing the floor panel with the aforementioned integrated means, the floor panels can be coupled to each other in a mutual position in which the aforementioned first condition occurs, after which they can be brought into the second condition by a mutual displacement. This offers the advantage that the floor panels can first be easily joined together and then at least over a part of the mutual displacement to be carried out can be moved smoothly, while only at a further stage of the displacement does the chance of a less easy displacement increase.
Because the aforementioned means are embodied as integrated means, by which is meant that they are formed by parts which are fixed to the floor panels at the factory or by parts which are realized in one piece from at least the edge part of the actual floor panel, that the said means are always at the same location with respect to the relevant floor panels and no undesired displacements can occur, as is the case with the aforementioned known clips.
The aforementioned integrated means preferably consist of guide-forming portions arranged on the respective edges of the floor panels, more specifically on the respective coupling parts, more specifically contact portions, which run over at least a part of their length in a direction that deviates from the direction in which the actual edge of the floor panel itself extends. More particularly, it is preferred that these guide-forming portions consist of locking portions that prevent the floor panels from moving in a direction parallel to the plane of the
<Desc / Clms Page number 6>
floor coverings and perpendicular to the linked edges can come apart.
By designing the integrated means in the form of guide-forming portions, which preferably also fulfill a locking function, the advantage arises that these can easily be realized together with the actual coupling parts.
The aforementioned integrated means can be realized according to various preferred embodiments, as will be further apparent from the detailed description and the claims.
According to an important embodiment, the floor panels are rectangular and provided on all four sides with coupling parts which allow locking in both horizontal and vertical direction between the coupled floor panels, and the aforementioned integrated means, more specifically the aforementioned guide-forming sections, are on only two opposite edges applied.
In the case of elongated floor panels, these are preferably the edges located on the short sides.
Hereby floor panels are obtained which, as explained below, can be easily installed without tools, even when coupling parts are used which provide for a close alignment of the floor panels.
According to the present invention, the method for laying such floor panels is characterized in that it comprises at least the steps that a first floor panel and a second floor panel are provided at their edges with integrated means such as the aforementioned.
<Desc / Clms Page number 7>
a mutually shifted position is presented to each other and that the floor panels are shifted relative to each other such that, as a result of this shift, the floor panels are brought from the first state to the second state.
According to the invention, the method for manufacturing such floor panels is characterized in that at least the coupling parts at the edges to which the aforementioned integrated means are arranged, as well as these integrated means, are formed from the material of which the floor panels consist of a machining operation, more particularly a milling operation, wherein the integrated means are realized in the form of guide-forming sections, wherein at least these guide-forming sections are realized by mutually moving the relevant floor panel and at least one machining tool alongside each other, such that the machining tool and the floor panel are mutually carry out,
of which the direction deviates for at least a part of the executed course from the direction of the actual accompanying edge of the floor panel. Here, as further explained, various preferred techniques can be applied. Further details of the method will appear from the following description and claims.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a few preferred embodiments are described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
<Desc / Clms Page number 8>
figure 1 represents a part of the floor covering according to the invention; figure 2 represents the part indicated by F2 in figure 1 on a larger scale; figure 3 represents a floor panel from figure 1 in top view, the coupling parts at the edges of which are shown in an exaggerated size; figure 4 represents a cross-section on a larger scale according to line IV-IV in figure 1; figures 5 and 6 show cross-sectional views along lines V-V and VI-VI in figure 3; figure 7 represents a section according to line VII-VII in figure 6;
figures 8 and 9 show on a larger scale, in perspective and schematically, the edge portions which are indicated in arrows with arrows F8 and F9; figure 10 represents a cross-section on a larger scale according to line X-X in figure 1; figure 11 shows a view according to arrow F11 in figure 1 during the laying of the floor panels; figure 12 represents a cross-section on a larger scale according to line XII-XII in figure 11; figure 13 represents a view analogous to that of figure 11, but for a different state; figures 14 to 17 further illustrate a laying method of the floor panels in perspective; figures 18-19 and 20-21 show two variants in section; figure 22 represents a variant of two floor panels according to the invention in top view; figure 23 represents a cross-section on a larger scale according to line XXIII-XXIII in figure 22;
<Desc / Clms Page number 9>
figure 24 represents a cross-section similar to that of figure 23, but after sliding into each other and for another location along the coupled edges; figures 25 and 26 schematically represent another variant; figures 27 to 29 illustrate a further variant; figures 30 to 34 show different parts and views of a special embodiment of a floor panel according to the invention; figure 35 schematically represents another variant; Figures 36 to 38 represent views similar to those of Figures 22 to 24, but for a further particular embodiment; figure 39 represents a view analogous to that of figure 37, but for a variant; figure 40 represents a border part of a further variant in perspective;
figures 41 to 44 show highly schematically the edge parts of a number of variants of floor panels according to the invention; Figure 45 shows the edge portions of another special embodiment; figures 46 and 47 schematically show two techniques for manufacturing floor panels according to the invention; Fig. 48 represents a further two related edge sections of a floor panel according to the invention in perspective.
Figures 1 and 2 show a floor covering 1 which is composed of floor panels 2 according to the invention.
In the example shown, the floor panels 2 are rectangular and elongated, and show a first pair
<Desc / Clms Page number 10>
opposite edges 3-4, in this case on the long sides, and a second pair of opposite edges 5-6, in this case on the short sides, which are provided with coupling parts 7-8 and 9-10, respectively.
The coupling parts 7-8 are designed, at least in the embodiment shown, such that when two floor panels 2 are connected at the edges 3-4 by means of these coupling parts 7-8, both a locking is obtained in a direction D1 perpendicular to the plane of the floor panels 2 as in a direction D2 in the plane of the floor panels 2 and perpendicular to the aforementioned edges 3-4, as indicated in figure 4. These coupling parts 7-8 have, in cross-section, a substantially uniform shape, such that , irrespective of the mutual position of two floor panels 2 along the edges 3-4, the same coupled condition is always obtained. The coupled floor panels 2 are slidable in the longitudinal direction relative to each other along the edges 3-4, with or without the aid of a tool.
According to the embodiment shown, the coupling parts 7-8 consist of parts, 11-12, respectively, in the form of a tooth and a groove, which ensure that a locking in the direction D1 is obtained, as well as parts 13-14 consisting of contact surfaces which cause a lock in the direction D2.
The coupling parts 7-8 are here designed such that they allow two of such floor panels 2 to be connected to each other at the edges 3-4, both by sliding them towards each other in a substantially flat manner and by means of them by means of of a mutual rotational movement, such as respectively
<Desc / Clms Page number 11>
indicated by arrows S1 and R1 in figure 4. Such coupling parts 7-8, which may optionally be designed such that in the coupled state a permanent tensioning force is created with which the coupled floor panels 2 are forced towards each other, are known from WO 97 / 47834.
It is clear that, according to a variant (not shown), other forms of coupling parts 7-8 could also be used which, for example, only allow coupling by means of a revolving movement R1 or, for example, only by means of a shift S1, or by a combined movement.
In order to be able to pivot the floor panels 2 smoothly into each other and apart from each other at the edges 3-4, the lip 15 which bounds the underside of the groove, as shown, is preferably embodied longer than the lip 16 which bounds and is situated at the top. the portion 14 thereby preferably also extends into the portion of the lip 15 that protrudes beyond the lip 16. The lip 15 is preferably elastically bendable in order to allow a "snap" action in the aforementioned movement S1.
As shown in figures 5 to 10, the coupling parts 9-10 are designed to a large extent similar to the coupling parts 7-8. In the coupled state they also provide locks in directions D3 and D4, similar to the locks in directions D1 and D2. Incidentally, they also consist of sections, 17 and 18, respectively, which are designed in the form of a tooth and a groove, as well as sections 19-20 which effect a horizontal locking in the plane of the floor covering 1.
<Desc / Clms Page number 12>
Furthermore, the coupling parts 7-8 preferably also allow two of such floor panels 2 to be connected to each other at the edges 5-6, both by sliding them towards each other in a substantially flat manner, and by means of them by means of inserting a mutual rotating movement into each other, as indicated by arrows S2 and R2 respectively in Figure 10, but variants are also possible here. In order to also allow smoothly rotating in and out of each other at edges 5-6, the portion 20 is also arranged in a lip 21 on the underside of the groove which extends farther than the end of the lip 22 which is on the top. of the groove.
The special feature of the present invention is that the floor panel 2 is provided at the edges 5-6 with integrated means 23 which, when two of such floor panels 2 are connected to each other at the edges 5-6, they are connected by a shift T of a first state C1 can be brought into a second state C2, wherein, as further described with reference to figures 11 to 13, the floor panels 2 in the second state C2 are more tightly and / or more closely coupled to each other than in the first state Cl.
The integrated means 23 consist of guide-forming portions 24-25 arranged on edges 5-6, more particularly contact portions, at least one of which, and preferably both, have an overall course along at least a part of their length in a direction that deviates from the direction in which the actual edges 26-27 of the floor panel 2 itself, wherein these guide-forming portions 24-25 in the illustrated example are essentially formed by the aforementioned portions 19-20 that lock in the
<Desc / Clms Page number 13>
direction D4. This also means that the coupling parts 9-10, viewed in cross-section, do not have a uniform shape over the full length of the relevant edges 5-6.
In the embodiment of Figs. 1 to 13, the guide-forming portions 24-25 have a linear course that, as clearly visible in Fig. 7, extends in a direction describing a slight angle H with the direction of the edges 26-27. This angle will in reality preferably be between a few tenths of a degree and a few degrees.
Laying the floor panels 2, and more particularly the realization of the coupling at the edges 5-6, then preferably takes place as described below with reference to figures 10 to 13, wherein the floor panels generally have the reference "2" , but to be distinguished also with the serial letters ABC.
Figure 11 shows a state in which a second floor panel 2C must be coupled to a first floor panel 2B that has already been laid, which in turn is already coupled to a previous row of floor panels 2A. The floor panel 2C is hereby coupled to the floor panel 2B in a first position C1, being spaced from the edge of the already laid row of floor panels 2A, preferably by means of a turning movement R2 as shown in figure 12.
In the position C1 the coupling parts 9-10 fit into each other with a fairly loose fit, as is clear from Figure 12. This means that at least in the direction D4 a free shift is possible between the floor panels
<Desc / Clms Page number 14>
2B and 2C, without separating the coupling parts 9-10.
By now sliding the floor panel 2C from the position C1 to the floor panels 2A by means of the aforementioned movement T, and by the fact that the guide-forming portions 24-25 together with the edges 26-27 define a wedge-shaped narrowing, this results in that the fit with which the coupling parts 9-10 co-operate becomes systematically narrower, preferably such that at the moment that the floor panel 2C connects to the edge of the floor panels 2A, it also connects to the floor panel 2B with a close and possibly clamping fit. figure 13.
It is clear that thus the coupling of the floor panel 2C to the floor panel 2B is considerably facilitated. At the start, in the position C1, the coupling parts 9-10 are fairly loose in each other, or there is at least no forced contact or forced close cooperation between the edges 26-27, as a result of which the floor panel 2C can be easily slid, so that only at the at the end of the shift of the floor panel 2C along the floor panel 2B, a less smooth shift can occur. Because this shift becomes more difficult only at the end of the movement carried out, the floor panels 2B-2C can generally be shifted more easily, with a minimum risk of damage.
The whole makes it possible that, if necessary, a shift in the direction T by hand remains possible, but in the end a close connection between the floor panels can be guaranteed. By "tight connection" is meant here that the floor panels 2B and 2C with their edges 26-27
<Desc / Clms Page number 15>
sitting close to each other, and better touching against each other and preferably sitting with tension against each other.
Different effects can be obtained by choosing the course of the conductor-forming portions 24 and 25 in a suitable manner. However, it is clear that the integrated means 23 are preferably configured such that the aforementioned second state occurs at least in the position where the floor panels 2B and 2C are in line. More particularly, it is preferable that the floor panels 2B and 2C in the second state connect without play against each other, and better still be pressed against each other as a result of an elastic bending or deformation in the coupling parts 9-10.
It is also preferred that the play-free state and / or the state in which the floor panels 2B and 2C are tensioned against each other by the coupling parts 9-10 is not achieved until the floor panels 2B and 2C come into a position where they are exactly opposite each other, or shortly before.
According to the invention, the floor panels 2, when as shown in figures 1 to 13, are provided at both edges 3-4 and 5-6 with coupling parts 7-8 and 9-10 which allow a coupling to be realized by means of a rolling movement, preferably installed in the manner set forth below with reference to Figures 14 to 17. Herein, for the sake of clarity, analogously as in Figure 11, the floor panels are also designated 2A, 2B and 2C respectively, with 2A indicating the floor panels from a row already laid, with 2B a first floor panel is indicated which is already coupled to the laid row of floor panels and with 2C a second floor panel
<Desc / Clms Page number 16>
floor panel is indicated to be coupled to both the floor panel 2B and the floor panels 2A.
As shown in Figure 14, the floor panel 2C is first connected with a short side to the floor panel 2B, this at a distance, preferably a very small distance, from the row of floor panels 2A. This can be most easily achieved by coupling the floor panel 2C to the floor panel 2B by means of a turning movement, as a result of which a situation is created as shown in figure 15, wherein the floor panels 2B and 2C then freely loosely engage at the location of the coupling parts 9-10. sit together and / or with their edges 26-27 spaced apart.
In a next step, the floor panel 2B is tilted up slightly, as shown in Figure 16, while the floor panel 2C is held in the same plane as the floor panel 2B. From this position, the floor panel 2C can be slid down smoothly along the short side of the floor panel 2B, until it is in line with the floor panel 2B, whereby the tooth formed by the coupling part 7 of the floor panel 2C ends up in the groove of the coupling part 8 of one or more of the floor panels 2A, whereby a condition is obtained on the short sides as in figure 10. By subsequently rotating both floor panels 2B and 2C downwards, all floor panels 2A-2B-2C are coupled to each other.
Partly thanks to the present invention, no great manual forces have to be exerted in this method to lay the floor panels 2, even when the coupling parts 7-8 and 9-10 are made with a close fit or a clamp fit.
<Desc / Clms Page number 17>
Instead of carrying out the steps according to Figs. 14 and 15, it is also possible to start directly from a situation in which, as shown in Fig. 16, the floor panel 2B is held in a slightly tilted up position and the floor panel 2C is thereby shortened is connected to the floor panel 2B by a revolving movement, starting from a position as indicated in the broken line. You can then continue working in the same way.
However, the foregoing does not exclude the possibility that the respective floor panels 2A-2B-2C can be connected to each other in other ways, for example by means of the aforementioned movements S1 and S2. It is also possible to connect the floor panel 2C to the floor panel 2B at a greater distance from the already laid floor panels 2A by means of a displacement S2 or a turning movement R2. In principle, it is also not excluded to slide the floor panel 2C with the coupling part 9 completely from the front end of the edge 6 of the floor panel 2B into the profiled edge of the floor panel 2B.
Figures 18 and 19, showing views for a variant, according to cross-sections similar to those of figures 12 and 10, show that the invention can also be realized with embodiments in which the lower lip 21 does not necessarily have to be longer than the upper lip 22 .
Figures 20 and 21 show a variant for similar views, in which two portions 19-20 are formed at edges 5-6, both of which also serve as guide-forming portions 24-25.
<Desc / Clms Page number 18>
In the embodiment of figures 1 to 17, the floor panels 2, more particularly 2B and 2C, are coupled together in the first position C1 with a clearance that allows, as shown in figure 12, the floor panel 2C to be movable between two extreme positions, namely, a first position in which the guide-forming portions 24-25 are in contact with each other and a second position in which the edges 26-27 are in contact with each other.
It is noted that this does not necessarily have to be the case, which is illustrated by means of the embodiment of Figures 22 to 24, in which the floor panels 2B and 2C cannot come into contact with the edges 26-27 in the first position C1, since the projection 28 shown must necessarily follow the course of the corresponding groove 29.
Figures 25 and 26 show, in plan view and for two different positions, a variant of two floor panels 2 to be coupled, the aforementioned guide-forming sections 24-25 showing a course in which at least one stepwise change, and in this case even two of these changes 30, in contrast to the gradually changing course of the guide-forming portions 24-25 in the embodiment of figures 1 to 17. In the mutual position shown in figure 25 there is a loose coupling, while due to a shift into the position of figure 26 a close fit or clamp fit is obtained between the floor panels, more particularly at the edges 26-27.
Figures 27 to 29 show an example of an embodiment in which the edges 5-6, to which the integrated means 23 are arranged, contain parts 31-32 which, when two of such floor panels 2
<Desc / Clms Page number 19>
are presented in the same plane with these edges 5-6 in a mutually shifted position opposite each other, fit freely over each other with a shift towards each other, but with a subsequent shift in the longitudinal direction of the edges 5-6 with the guide-forming portions 24- 25 consecutively.
In the example of figures 27 to 29, the guide-forming portions 24-25 not only extend in an oblique direction in the plane of the floor panel 2, but the height of these portions 24-25 also changes because the portions 31-32 vary in thickness. In case two of such floor panels 2 are then presented to each other in a position analogous to that of Figure 11, they can be freely slid over each other with portions 31-32, as visible in Figure 29, until the edges 26-27 connecting against each other, whereafter the guide-forming portions 24-25, as aforementioned, can be brought behind each other by mutual displacement of the floor panels 2 in the longitudinal direction of the edges 5-6, whereby a forced narrow connection is then automatically obtained.
Figures 30 and 31 show parts of an embodiment in which transverse recesses 33-34 are formed in the edges 5-6. As shown diagrammatically and stepwise in figures 32 to 34, these recesses 33-34 allow two floor panels 2 with their coupling parts 9-10 via a first movement M1, the two floor panels 2 being squared relative to each other, freely facing each other can be moved, whereafter these floor panels 2 can be brought behind each other via a second movement M2, substantially transversely of the first, with their coupling parts 9-10 and with the aforementioned guiding-forming parts 24-25.
<Desc / Clms Page number 20>
The guide-forming portions 24-25 each consist of two segments 24A-24B and 25A-25B. In the embodiment of figures 30 to 34, both segments 24A-24B and both segments 25A-25B are in line with each other. Figure 35 shows a variant that demonstrates that these segments do not necessarily have to be in line with each other.
Figures 36 to 38 show an embodiment in which at the edges 5-6 coupling parts 9-10 and guide-forming parts 24-25 are arranged which are configured such that when two of such floor panels 2 with these edges 5-6 are presented to each other, they are shown in at least one mutual position of the two floor panels, namely the position C1 from Fig. 36, can be brought behind one another via a mutual movement M3 perpendicular or substantially perpendicular to the surface of the floor panels 2 with their guide-forming portions 24-25 by means of a so-called "drop-in" movement. This movement is shown in Figure 37, in which it is clear that the top 35 of the tooth of the right-hand floor panel 2 can pass freely along the edge 27 when it is lowered.
Due to the shift along the edges 5-6, a coupled state is obtained as shown in Fig. 38.
The parts designed as tongue and groove can be realized in various ways in all embodiments. Figure 39 shows as an example a variant of the embodiment of Figure 37, in which the coupling parts 9-10 are designed as a double tongue and groove connection.
The coupling parts 7-8 and / or 9-10 are preferably one-piece, more specifically in one piece, designed with the material
<Desc / Clms Page number 21>
from which at least the edge area of the actual floor panel 2 is designed, and these are formed, for example, from this edge area by a machining operation. The coupling parts 7-8 and / or 9-10 are preferably formed from a core of such floor panel 2 which consists of MDF (Medium Density Fiberboard) or HDF (High Density Fiberboard). The use of this material offers several advantages. For example, smooth surfaces from MDF / HDF can be realized, as a result of which the floor panels 2 can be moved smoothly past each other in the coupled state.
However, the invention is not limited to embodiments in which the coupling parts 7-8 and 9-10 are made in one piece from the material of the floor panels 2 themselves. As shown diagrammatically in Fig. 40, the inventive concept can also be realized with, for example, a coupling part 10, a part of which, including the guide-forming part 25, is made of a strip 36 of another material, for example metal, provided on the actual floor panel 2. The coupling parts 7 and / or 8 and / or 9 and / or 10 can also consist entirely of a material other than the floor panels themselves.
Figure 41 shows a special embodiment of the present invention in which the aforementioned integrated means 23 comprise at least one guide-forming part 37, in this case a rounding, which allows two of such floor panels 2 to slide sideways into each other, mainly in the longitudinal direction from their edges, initially from a first state to a next state, wherein the floor panels 2 in the aforementioned next state are more tightly and / or more closely coupled to each other
<Desc / Clms Page number 22>
are then in the first state. The purpose of the part 37 is thus to ensure that the floor panels 2 can be inserted more easily into each other initially with their coupling parts 9-10, and according to a variant, possibly also 7-8.
The rounding 37 thus provides a self-centering action between the floor panels, namely in that this rounding 37 forms a guide for the corner point 28A of the projecting part 28 during sliding together in the direction indicated in the figure.
As indicated by reference 37A, the aforementioned portion may also consist of a chamfer or the like.
According to yet another variant, such a portion 37 or 37A can also be provided at the edge 3 or 5, instead of at the edge 4 or 6. It is also possible for both edges 3-4 and / or 5 cooperating with each other during coupling. 6 portions 37 are formed.
Figures 42 to 44 schematically represent a number of other embodiments, according to views analogous to those of Figure 41, in which also guide-forming sections 37, 37A, respectively, are formed on the floor panels 2.
Figure 45 shows yet another variant with coupling parts 9-10 which, when two floor panels 2 with their edges 5-6 are presented above each other, can be clicked into each other, or can be moved behind each other by a shift with the guide-forming parts 24-25 are being brought.
In general, the cooperation between the guide-forming portions 24-25 will preferably be such that in the second state a close cooperation between
<Desc / Clms Page number 23>
the respective guide-forming portions 24-25 are obtained, this at two or more locations distributed along the length of the cooperating edges 5-6, such as for example in the embodiments of figures 25-26 and 30 to 35, or continuously over the majority of the length of these edges 5-6, as in the embodiment of Figures 1 to 17.
Figure 46 schematically shows a method for manufacturing such floor panels 2, more particularly for applying the profiled edges 3-4 and 5-6 thereto by means of tensioning tools, such as rotary cutters 38 to 43.
Essential here is the manner in which, on the one hand, the straight-running parts of the coupling parts 9-10 and, on the other hand, the sloping guide-forming parts 24-25 are arranged on the edges 5-6.
According to the technique of figure 46, the floor panels 2 are herein guided by means of a transport element 44 parallel to the edges 5-6 along the necessary cutters 40-41 to form the straight-running parts of the coupling parts 9-10, while the sloping guide-forming portions 24-25, and optionally also certain portions of the actual coupling parts 9-10, are realized by moving the floor panels 2 in a tilted state along milling cutters 42 and 43.
This can be achieved by using a transport element 44 with entraining cams 45, wherein this transport element 44 is slightly diverted locally on one side, as indicated by references 46 and 47.
<Desc / Clms Page number 24>
Fig. 47 shows a variant in which the obliquely extending guide-forming portions 24-25 are realized by realizing a mutual lateral displacement, respectively Z1 and Z2, between the cutters 42 and 43 and the floor panel 2, preferably by the cutters 42- 43 can be moved according to a specific course at the moment that a floor panel 2 is moved along it, which can optionally be realized by means of a cam system, a stepper motor or the like.
It is clear that the floor panels 2 for forming the edges 3-4 can be guided in the usual manner along mills 38-39 or other suitable tools, as schematically shown in Fig. 46. Hereby the coupling parts 7-8 do not necessarily have to be arranged on the long sides first.
Of course, possibly several milling operations can be carried out than shown in Figs. 46 and 47, if this requires the profiling of the edges 3-4 and / or 5-6.
The present invention is by no means limited to the embodiments described by way of example and shown in the figures, but such a floor panel, the floor covering formed therefrom, the method for laying it and the method for manufacturing it can be realized according to different variants without going beyond the scope of the invention.
For example, the invention can also be applied in embodiments in which the locking in the horizontal direction and the integrated means 23 are not only realized on the lower lip of the groove, but
<Desc / Clms Page number 25>
for example on the lower and upper lip, or on the upper lip alone, regardless of whether the lower lip is longer, shorter or equal to the upper lip.
Fig. 48 shows a further variant which shows that the invention is also applicable in embodiments of the type in which the lip bounding the top of the groove extends beyond the lip bounding the bottom of the groove, and in which the guide-forming portion 25 is situated in the thus upper and further projecting lip.
In essence, the invention can be used in combination with all types of coupling means which provide for a vertical and horizontal locking, regardless of the manner in which the panels must also be initially assembled.
The invention is also not limited to elongated floor panels.
Depending on the embodiment, the integrated means 23 can be provided on two or more sides, possibly also on the long sides. In the case that the floor panels are designed as tiles that are laid in a non-slotted manner, the use of integrated means 23 on the four sides is particularly advantageous.
The fact that, according to the invention, the floor panels in the second state are more tightly and / or more closely coupled to each other, does not preclude the floor panels 2 being presented against each other with their edges, for example 26 and 27, against each other. However, the contact between the edges 26-27 in the first state is none
<Desc / Clms Page number 26>
EMI26.1
"forced" state, while in the "second state" the edges 26-27 are forced to make contact with each other or are forced at least close to each other.