<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en inrichting voor het bedrukken van voorwerpen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van voorwerpen, meer speciaal voor het bedrukken van het oppervlak van driedimensionele voorwerpen, zoals onder andere voor het aanbrengen van een siercoating, een belettering of dergelijke op de behuizing van draagbare telefoontoestellen.
Uit het Belgisch octrooi nr. 1. 012.584 is een werkwijze bekend voor het realiseren van zulke bedrukking, waarbij, enerzijds, drukinkt of dergelijke op een drager wordt aangebracht die bestaat uit een soepele, hoofdzakelijk vlakke materiaallaag en, anderzijds, de drukinkt naar het te bedrukken voorwerp wordt getransfereerd, door de voornoemde drager en het voorwerp onderling in contact te brengen met elkaar.
Alhoewel de bekende werkwijze in het algemeen goede resultaten oplevert, heeft men vastgesteld dat het soms voorkomt dat de bedrukkingen op de voorwerpen kleine afwijkingen ten opzichte van elkaar kunnen vertonen.
De uitvinding heeft dan ook als doel hieraan een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding in de eerste plaats een werkwijze voor het bedrukken van voorwerpen, waarbij, enerzijds, drukinkt of dergelijke op een drager wordt aangebracht die bestaat uit een soepele, hoofdzakelijk
<Desc/Clms Page number 2>
vlakke materiaallaag en, anderzijds, de drukinkt naar het te bedrukken voorwerp wordt getransfereerd, door de voornoemde drager en het voorwerp onderling in contact te brengen, met het kenmerk dat additionele maatregelen worden genomen en/of additionele middelen worden ingezet die de reproduceerbaarheid bij het drukken bevorderen.
Door gebruik te maken van zulke additionele middelen, kan met een grotere zekerheid worden gewaarborgd dat ongewenste afwijkingen worden vermeden of sterk worden geminimaliseerd.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt volgens de uitvinding als additionele maatregel minstens voor de voornoemde drager gebruik gemaakt van een soepele materiaallaag die verkregen is door het laten uitharden van een vloeibare substantie, waarbij, tijdens het uitharden, in een aanhechting met een houder werd voorzien.
Op deze wijze bekomt men na uitharding van de soepele materiaallaag, een drager die gevormd is als een membraan die aan de houder is gehecht en die, mits verwaarlozing van de invloed van het zeer geringe eigen gewicht van de materiaallaag, nagenoeg volledig spanningsloos is. Aldus kunnen, door toepassing van deze werkwijze volgens de uitvinding, dragers worden gemaakt die gekarakteriseerd zijn door het feit dat zij, in onbelaste toestand, op identieke en uniforme wijze in ieder punt spanningsloos zijn.
Dit biedt het voordeel dat, bij het vervangen van dergelijke dragers, bijvoorbeeld wegens slijtage of defect, een nieuwe drager absoluut dezelfde kenmerken vertoont als
<Desc/Clms Page number 3>
de oude drager, zodat de nieuwe drager zich tijdens het bedrukken van gelijkaardige voorwerpen op identieke wijze zal gedragen als de oude drager, waardoor de continuïteit op gebied van kwaliteit en reproduceerbaarheid van de bedrukking gegarandeerd is.
Bij voorkeur zal de werkwijze erin bestaan dat de drager wordt gevormd, alsmede aan de houder wordt bevestigd, door, enerzijds, de houder op een geringe afstand boven een hoofdzakelijk horizontale ondergrond te positioneren, welke ondergrond weinig of niet aanhechtend is aan het materiaal waaruit de drager dient te worden gevormd en, anderzijds, door het materiaal waaruit de drager dient gevormd te worden als een vloeibare substantie op de ondergrond uit te gieten, zodat de houder en het vloeibaar materiaal met elkaar in contact komen, en, vervolgens, nadat het vloeibaar materiaal is uitgehard en door het contact met de houder aan deze laatste is vastgehecht, het van de ondergrond wegnemen van de houder, samen met de dan daaraan gehechte, door uitharding gevormde drager.
Het is duidelijk dat zulke dragers volgens deze werkwijze op zeer eenvoudige manier kunnen worden gerealiseerd met bovendien reproduceerbare kenmerken.
Volgens een voorkeurdragend kenmerk wordt als materiaal voor de drager gebruik gemaakt van siliconen of van een samenstelling op basis van siliconen, wat het voordeel biedt dat dit materiaal goedkoop en courant te verkrijgen is. Bovendien blijkt in de praktijk dat een materiaallaag op basis van siliconen ideale eigenschappen bezit om als
<Desc/Clms Page number 4>
drager te dienen voor het transfereren van drukinkt op driedimensionele voorwerpen.
Volgens een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding bestaat deze werkwijze erin dat als additionele maatregel, alsmede als additioneel middel, minstens gebruik wordt gemaakt van een houder voor de voornoemde drager, welke houder samen met de drager als een uitwisselbaar element is uitgevoerd, waardoor de drager op een zeer eenvoudige wijze kan worden omgewisseld zonder dat de drager, zoals bij de bekende bedrukkingstechnieken het geval is, eerst moet worden losgemaakt en dat, vervolgens, de nieuwe drager opnieuw moet worden bevestigd en opgespannen.
Doordat zodoende gebruik kan worden gemaakt van dragers die buiten de drukinrichting op een houder worden bevestigd, kunnen voor de bevestiging technieken worden toegepast die toelaten dat alle dragers steeds met dezelfde karakteristieken qua spanning en dergelijke, op de houders bevestigd worden, wat anders zeer moeilijk is wanneer de drager rechtstreeks in de inrichting voor het bedrukken van voorwerpen wordt opgespannen.
Al het voorgaande sluit niet uit dat, bij de toepassing van de drager, alsnog een voorspanning in de drager wordt gecreëerd, bijvoorbeeld door deze in contact te brengen met een raam, zodat de drager ingedrukt wordt door het raam en de drager binnenin dit raam vlak opgespannen wordt. Door bijvoorbeeld steeds een raam van dezelfde afmetingen toe te passen en dit steeds met dezelfde verplaatsing tegen de
<Desc/Clms Page number 5>
drager te drukken, heeft de aanwending van zulk raam helemaal geen invloed op de reproduceerbaarheid van de te drukken afbeeldingen.
Volgens een derde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt, net zoals bij de bekende werkwijze, de voornoemde drager tijdens het bedrukken van een voorwerp door middel van een gasdrukverschil minstens gedeeltelijk rond het te bedrukken voorwerp gedwongen, maar wordt additioneel een tegensteun, bij voorkeur in de vorm van een tegenplaat, toegepast die de vervorming van de drager naast het voorwerp beperkt. Hierdoor wordt vermeden dat de drager te hard zou worden uitgerokken op het ogenblik dat de voornoemde gasdruk wordt aangelegd, waardoor het daarop aangebrachte drukmotief zou kunnen worden vervormd.
Volgens een vierde uitvoeringsvorm wordt voor het transfereren van de drukinkt naar het te bedrukken voorwerp, dit voorwerp tegen de drager gedrukt, zodat de drager minstens wordt verplaatst en minstens gedeeltelijk wordt opgespannen, of verder wordt opgespannen indien hij reeds in een initieel opgespannen toestand is, en wordt volgens de uitvinding als additioneel middel een tegenstuk aangewend, dat zich tegenover het te bedrukken voorwerp aan de andere zijde van de drager bevindt, en dat uit een samendrukbaar en/of vervormbaar materiaal bestaat.
Het voordeel van een dergelijk samendrukbaar en/of vervormbaar tegenstuk is dat het kan worden gebruikt voor voorwerpen met verschillende vormen, dit in tegenstelling tot de bekende werkwijze waar voor elke vorm van de te bedrukken voorwerpen een harde negatieve tegenvorm gebruikt wordt.
<Desc/Clms Page number 6>
Bij voorkeur is de positie van dit tegenstuk ook instelbaar, bijvoorbeeld in de hoogte.
Bovendien kan door een juiste keuze van het materiaal waaruit het samendrukbaar en/of vervormbaar tegenstuk gevormd is, worden verkregen dat de drager met zekerheid tegen alle wandgedeelten van het te bedrukken voorwerp wordt aangedrukt, dus ook tegen de wandgedeelten die anders, bij het gebruik van een harde tegenvorm, moeilijk bereikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld de naar binnen gerichte wandgedeelten van het front van een GSM-toestel die doorgangen vormen voor de toetsen. Bij voorkeur zal hiertoe gebruik gemaakt worden van een elastisch samendrukbaar kussen uit schuimkunststof of van een in een omhulling gevatte gel of gelcoating.
De werking van een dergelijk samendrukbaar tegenstuk is bovendien niet afhankelijk van slijtage, zoals bij het gebruik van een harde tegenvorm, waardoor de kwaliteit van de bedrukking ook constant is in de tijd.
Het is duidelijk dat de voornoemde vier uitvoeringsvormen naar willekeur kunnen worden gecombineerd.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het bedrukken van voorwerpen, meer speciaal volgens de werkwijze zoals hiervoor beschreven, met als kenmerk dat zij één van volgende of een combinatie van twee of meer van volgende additionele middelen bezit:
<Desc/Clms Page number 7>
een aan een houder bevestigde drager, waarvan de drager bestaat uit een soepele materiaallaag die verkregen is door het laten uitharden van een vloeibare substantie, waarbij, tijdens het uitharden, een aanhechting met de houder gevormd werd; een aan een houder bevestigde drager, die als één geheel uitwisselbaar zijn in de inrichting; een tegensteun die de vervorming van de drager naast het voorwerp beperkt, in het geval dat de voornoemde drager door middel van een gasdrukverschil minstens gedeeltelijk rond het te bedrukken voorwerp wordt gedwongen ;
een tegenstuk, dat met de zijde van de drager kan samenwerken die zich tegenoverliggend bevindt aan de zijde die met het te bedrukken voorwerp in contact komt, waarbij dit tegenstuk bestaat uit een samendrukbaar en/of vervormbaar materiaal.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een inrichting die de werkwijze volgens de uitvinding toepast, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin .
Figuur 1 schematisch een inrichting weergeeft voor het bedrukken van een voorwerp, waarbij gebruik wordt gemaakt van de werkwijze volgens de uitvinding;
<Desc/Clms Page number 8>
figuur 2 een tweede kenmerkende stand weergeeft van de inrichting volgens figuur 2; figuur 3 schematisch en in perspectief een inrichting weergeeft voor het vervaardigen van een drager volgens de werkwijze van de uitvinding; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 3; figuren 5 en 6 zichten weergeven gelijkaardig aan dit van figuur 4, doch voor twee andere posities.
In de figuren 1 en 2 is een inrichting 1 weergegeven voor het bedrukken van driedimensionele voorwerpen 2, in dit geval voor het bedrukken van fronten van GSM-toestellen.
Het is evenwel duidelijk dat de uitvinding ook voor het bedrukken van allerhande andere voorwerpen kan worden toegepast.
De inrichting 1 bevat een drager 3 die bestaat uit een soepele, hoofdzakelijk vlakke materiaallaag die aan een houder 4 is bevestigd, meer speciaal daaraan is vastgehecht, en waarop aan één zijde, in dit geval aan de bovenzijde, drukinkt 5 of dergelijke wordt aangebracht volgens een bepaald patroon, en waarbij deze drukinkt 5 naar het te bedrukken voorwerp 2 wordt getransfereerd door, met behulp van hierna beschreven middelen 6, het voorwerp 2 met de drager 3 in contact te brengen.
Overigens bevat de inrichting 1 een tweedelig centraal gedeelte 7 met een bovenste deel 8 dat op een onderste deel past en waartussen de voornoemde drager 3 is aangebracht.
<Desc/Clms Page number 9>
De drager 3 is samen met zijn houder 4 uitwisselbaar in een steun 10 bevestigd door middel van klemmen 11 of dergelijke en verdeelt het centraal gedeelte 7 in twee compartimenten, respectievelijk een bovenste compartiment 12 in het bovenste deel 8 en een onderste compartiment 13 in het onderste deel 9.
De randen van het bovenste deel 8 zijn voorzien van een naar onder gerichte ribbe 14 die kan samenwerken met een overeenstemmende groef 15 die in de randen van het onderste deel 9 zijn voorzien.
Volgens een variante kunnen de voornoemde randen ook eenvoudig vlak zijn.
Het bovenste en het onderste deel, respectievelijk 8 en 9, zijn door middel van aandrijvingen, respectievelijk 16 en 17, in verticale richting ten opzichte van elkaar verplaatsbaar.
In het bovenste deel 8 is een voorwerphouder 18 aangebracht voor de bevestiging van de te bedrukken voorwerpen 2.
De voornoemde middelen 6 bestaan in het weergegeven voorbeeld uit een aandrijving 19 die de voorwerphouder 18 in verticale richting kan verplaatsen ten opzichte van het bovenste deel 8.
Uiteraard kunnen deze middelen 6, volgens niet weergegeven varianten, uit eender welke andere elementen bestaan die
<Desc/Clms Page number 10>
toelaten het voorwerp 2 en de drager 3 onderling naar elkaar te bewegen.
Zo bijvoorbeeld kan, volgens een variante, de voorwerphouder 18 en de aandrijving 19 zijn uitgevoerd in de vorm van een robotarm.
Volgens nog een variante, kunnen de aandrijvingen 16 en 19 gemeenschappelijk zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een drukcilinder die in een eerste gedeelte van zijn slaglengte, zowel het deel 8, als de voorwerphouder 18 meeneemt, dit tot het deel 8 op het deel 9 terecht is gekomen, waarna de drukcilinder verder uitschuift en daarbij nog uitsluitend de voorwerphouder 18 meeneemt teneinde deze in contact te brengen met de drager 2.
Verder bevat de inrichting 1 een tegensteun 20, in dit geval in de vorm van een horizontale steunplaat die zich, samen met de voorwerphouder 18, verplaatst.
In het onderste deel 9 is tegenover het te bedrukken voorwerp 2 aan de andere zijde van de drager 3, een tegenstuk 21 aangebracht in de vorm van een elastisch samendrukbaar kussen, bij voorkeur uit schuimkunststof, welk tegenstuk volgens een variante ook kan bestaan uit een vervormbare massa, zoals een in een omhulling gevatte gel.
Het onderste deel 8 is uitgevoerd als een kamer, een en ander zodat, wanneer de bovenzijde hiervan afgesloten is door de drager 3, een volledig van de omgeving afgesloten
<Desc/Clms Page number 11>
ruimte, overeenstemmend met het onderste compartiment 13, onder de drager 3 wordt verkregen.
In een zijwand van het aldus door het onderste deel 9 gevormde compartiment 13 is een drukaansluiting 22 voorzien, waarop, via een ventiel 23, een drukbron 24, bijvoorbeeld een persluchtinstallatie of dergelijke, is aangesloten.
Het gebruik en de werking van de inrichting is als volgt.
Enerzijds, wordt in de voorwerphouder 18 een te bedrukken voorwerp 2 aangebracht.
Wanneer juist voordien een voorwerp 2 is bedrukt, wordt hiertoe het centraal gedeelte 7 door middel van de aandrijvingen 16 en 17 geopend, zodat een eventueel voorafgaandelijk bedrukt voorwerp 2 van de voorwerphouder 18 weggenomen en vervangen kan worden door een volgend te bedrukken voorwerp 2.
Anderzijds, wordt drukinkt 5 of dergelijke volgens een bepaald motief aan de bovenzijde van de drager 3 aangebracht. Onder drukinkt 5 of dergelijke worden hier allerhande drukmedia begrepen, zowel alle vloeistoffen die normaal als drukinkt bestempeld worden, alsook andere vloeistoffen, verven, poeders en dergelijke die, zoals bekend, worden aangewend voor het bedrukken van voorwerpen 2.
<Desc/Clms Page number 12>
Deze drukinkt 5 of dergelijke kan volgens allerhande en bijvoorbeeld op zich bekende technieken op de drager 3 worden aangebracht, bijvoorbeeld door middel van printtechnieken, spuittechnieken, tamponbedrukking, zeefdruk en dergelijke.
Het aanbrengen van de drukinkt kan in principe gebeuren terwijl de drager 3 tussen de delen 8-9 zit, doch kan ook op een andere plaats, bijvoorbeeld doordat de steun 10, samen met de daarin bevestigde houder 4 en drager 3, verplaatsbaar zijn tussen, enerzijds, de in de figuren weergegeven positie en, anderzijds, een zich bijvoorbeeld daarnaast bevindend station waar de drukinkt 5 of dergelijke op de drager 3 wordt aangebracht.
Nadat de drager 3 van drukinkt 5 is voorzien, wordt het centraal gedeelte 7, zoals afgebeeld in figuur 2, gesloten door het bovenste deel 8 en het onderste deel 9, door middel van de aandrijvingen 16 en 17, op elkaar te drukken, waarbij de drager 3 tussen de ribben 14 en de groeven 15 van deze delen 8-9 geklemd wordt en zodoende het onderste compartiment 13 luchtdicht wordt afgesloten.
Opgemerkt wordt dat het gebruik van dergelijke ribben 14 en groeven 15 facultatief is. Afhankelijk van de drager 2 en de toepassing kunnen vlakke randen worden toegepast of kan het zelfs wenselijk zijn om vlakke randen toe te passen.
Wanneer de drager 2 bijvoorbeeld bestaat uit siliconen wordt met vlakke randen reeds een dergelijke afdichting verkregen. Bij grote opslagen is het bij het gebruik van siliconen zelfs wenselijk vlakke randen toe te passen,
<Desc/Clms Page number 13>
vermits de ribben 14 en de groeven 15 anders blijvende ongewenste vervormingen in het siliconenvel zouden kunnen veroorzaken.
Vervolgens wordt, met behulp van de aandrijving 19, de voorwerphouder 18 samen met het te bedrukken voorwerp 2 en de tegensteun 20 naar beneden verplaatst, zodat, voor het transfereren van de drukinkt 5, het voorwerp 2 tegen de drager 3 wordt gedrukt en het middengedeelte van deze drager 3 verplaatst en opgespannen wordt tegen het onderste vlak van het voorwerp 2.
Door de voorwerphouder 18 verder naar beneden te drukken, wordt het voorwerp 2, samen met de drager 3, tegen het soepel tegenstuk 21 aangedrukt, waardoor dit vervormbaar tegenstuk 21 tot in alle oneffenheden 25 van het te bedrukken voorwerp 2 doordringt, bijvoorbeeld, zoals in het weergegeven voorbeeld, tot in de doorgangen voor toetsen van een GSM-toestel, zodat de druktinkt 5 ook op de wanden van deze oneffenheden 25 wordt getransfereerd.
Het onderste compartiment 13 wordt via de drukaansluiting 22 onder druk geplaatst, waardoor de drager 3 die dit compartiment 13 afsluit, door het gasdrukverschil tussen de bovenzijde en de onderzijde van de drager 3, rond de randen 26 van het te bedrukken voorwerp 2 wordt gedwongen, waardoor ook op deze plaatsen de drukinkt 5 op het betreffende voorwerp 2 wordt getransfereerd.
Zoals zichtbaar in figuur 2, belet de tegensteun 20 dat de drager 3 door het gasdrukverschil te veel uitgerokken zou
<Desc/Clms Page number 14>
worden en dat, bijgevolg, de getransfereerde bedrukking vervormd zou worden. Meer speciaal, wordt, door middel van deze tegensteun 20, de uitstulping van de drager 3 naar boven toe beperkt.
Het voorwerp 2 is in dit stadium voorzien van een bedrukking en kan vervolgens, na het afsluiten van de drukaansluiting 22 en na het openen van het centraal gedeelte 7, van de voorwerphouder 18 worden afgenomen om een volgend te bedrukken voorwerp 2 te kunnen aanbrengen.
Teneinde voor het bedrukken van de voorwerpen 2, voornamelijk na het vervangen van een versleten of beschadigde drager 3, reproduceerbare resultaten te kunnen garanderen, wordt volgens de uitvinding, zoals uiteengezet in de inleiding, bij voorkeur gebruik gemaakt van een drager 3 die bestaat uit een soepele materiaallaag die verkregen is door het laten uitharden van een vloeibare substantie, bij voorkeur siliconen of een samenstelling op basis van siliconen, waarbij, tijdens het uitharden, een aanhechting met de houder 4 werd gevormd.
Deze bijzondere techniek is hierna, aan de hand van de figuren 3 tot 6, nader beschreven.
De hierbij aangewende inrichting 27 bestaat hoofdzakelijk uit, enerzijds, een gietvorm 28 in de vorm van een horizontaal opgestelde bak met zijwanden 29 en een bodem 30 en, anderzijds, bevestigingsmiddelen 31 om een houder 4 in de gietvorm 28 op te hangen op een geringe hoogte H boven de bodem 30.
<Desc/Clms Page number 15>
De bodem 30 van de gietvorm 28 is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal dat weinig of niet aanhechtend is aan het materiaal waaruit de drager 3 dient gevormd te worden of kan desgevallend worden voorzien van een niet hechtende laag uit zulk materiaal en vertoont bij voorkeur afmetingen die overeenstemmen of iets groter zijn dan het oppervlak van de te realiseren drager 3.
De houder 4 bestaat in dit geval uit een kader uit hout of dergelijke, doch andere materialen, bijvoorbeeld PVC, metaal en dergelijke, zijn niet uitgesloten.
In het geval dat voor de houder 4 gebruik wordt gemaakt van zulke kader, kunnen de bevestigingsmiddelen 31 gevormd worden door elementen 32 waarmee dit kader, zoals afgebeeld in de figuren 3 tot 5, aan de zijwanden 29 van de gietvorm 25 kan worden opgehangen. Deze elementen 32 zijn in het weergegeven voorbeeld voorzien van inkepingen, respectievelijk 33 en 34, waarmee zij over de zijwanden 29 en over de houder 4 kunnen worden aangebracht, teneinde de houder 4 door inklemming op voornoemde afstand H vast te houden.
Volgens een niet weergegeven variante wordt de onderzijde van de houder 4 voorzien van een profilering, bijvoorbeeld van groeven, wat het voordeel biedt dat het contactoppervlak vergroot en een betere aanhechting van het dragermateriaal aan de houder 4 wordt verkregen.
<Desc/Clms Page number 16>
Voor het vormen van de drager 3 wordt, zoals weergegeven in figuur 5, de voornoemde vloeibare substantie op basis van siliconen op de bodem 30 van de gietvorm 28 uitgegoten tot wanneer de vloeibare substantie in contact komt met de onderzijde van de houder 4. Na het uitharden van de vloeibare substantie bekomt men een soepele materiaallaag die aan de houder 4 is gehecht, zodat de houder 4, zoals afgebeeld in figuur 6, samen met de daaraan gehechte materiaallaag uit de gietvorm 28 kan worden genomen.
Aldus bekomt men een drager 3 die samen met de houder 4 als een uitwisselbaar element zijn uitgevoerd en die bijzonder geschikt is in de hiervoor beschreven inrichting 1 gebruikt te worden voor het bedrukken van driedimensionele voorwerpen 2.
Doordat de drager 3 bekomen is door het uitharden van een vloeibare substantie in rust, zijn er geen spanningen in de uitgeharde drager 3 aanwezig, althans mits abstractie wordt gemaakt van de verwaarloosbare spanningen die ontstaan ten gevolge van het doorzakken van de drager 3, zoals weergegeven in figuur 6, onder invloed van zijn eigen gewicht.
Alle dragers 3 die met deze werkwijze gevormd zijn, bezitten dezelfde eigenschappen en gedragen zich bijgevolg tijdens het bedrukkingsproc d op identieke wijze, waardoor de bedrukking met zekerheid volledig reproduceerbaar is, zelfs wanneer om een of andere reden de drager 3 moet worden vervangen.
<Desc/Clms Page number 17>
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een dergelijke werkwijze en inrichting kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Zo bijvoorbeeld kan, volgens een variante, de drager 2 voorafgaand aan het eigenlijk drukproc d reeds worden opgespannen. Volgens deze variante kan, zoals schematisch aangeduid in figuur 1, gebruik worden gemaakt van een raam 35 of dergelijke dat bij het aanbrengen van de houder 4 in de steun 10 ervoor zorgt dat de drager 2 reeds initieel opgespannen wordt. De stroom 35 kan vast zijn gemonteerd, of verplaatsbaar zijn teneinde het, wanneer gewenst, in contact te brengen met de drager 2. Het cre ren van dergelijke voorspanning heeft als voordeel dat de drager steeds perfect vlak is waardoor de inkt niet kan uitlopen en/of inktpareltjes zich niet ongewenst over het oppervlak van de drager 2 gaan verplaatsen.