<Desc/Clms Page number 1>
Balk De huidige uitvinding betreft een betonnen balk, de toepassing ervan in bouwkundige constructies en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke balk.
De uitvinding betreft meer bepaald een betonnen T- of L-balk. De balk vertoont een begin, een einde, een horizontale basis en een opstaand lijf (in het Engels web). De basis vormt een flens (In het geval van een Lbalk) of twee flenzen (in het geval van een T-balk) waarvan het bovenoppervlak geschikt IS voor het ondersteunen van een bodemplaat, zoals bijvoorbeeld een betonplaat. Het lijf vertoont twee zijoppervlakken
EMI1.1
en een bovenuiteinde dat de twee 7ijonnervlqkkpn n hnvpnp,, verbindt.
Bij de balk volgens de uitvinding is het bovenoppervlak van minstens een flens voorzien van een sleuf langsheen het lijf. De sleuf is veelal gedefinieerd door een bodem en twee laterale oppervlakken gaande van de bodem van de sleuf tot aan het bovenoppervlak van de flens. Bij voorkeur ligt een van deze laterale oppervlakken in het veriengde van het aan de sleuf grenzende zijoppervlak van het lijf.
Volgens een bepaalde uitvoeringsvorm vertoont de sleuf een vrijwel Uvormige dwarsdoorsnede.
Voor de meeste bouwkundige toepassingen is de balk in gewapend beton. De gekende types bewapening voor betonnen balken zijn geschikt voor de balk volgens de uitvinding. De bewapening wordt bij voorkeur geselecteerd in functie van de beoogde toepassing van de balk.
De diepte van de sleuf bedraagt op voordelige wijze minstens 2 cm, bij voorkeur minstens 4 cm, waarbij de diepte van de sleuf gemeten wordt vanaf het bovenoppervlak van de flens.
Bij toepassing in constructies is de balk volgens de uitvinding verder voorzien van een laag isolerend materiaal. Deze laag isolerend materiaal
<Desc/Clms Page number 2>
vult minstens gedeeltelijk de sleuf en bedekt minstens gedeeltelijk het aan deze sleuf grenzende zljoppervlak van het lijf. Blj voorkeur wordt de sleuf volledig gevuld door de laag isolerend matenaal. Het is eveneens gewenst dat het zijopperviak van het lijf volledig bedekt is met de laag Isolerend matenaal.
Volgens een bepaalde uitvoeringsvorm vertoont de laag isolerend matenaal een bovenopperviak, waarbij dit bovenoppervlak en het bovenuiteinde van het lijf vnjwel in een vlak liggen.
Op voordelige wijze wordt het isolerend matenaal gekozen uit de groep
EMI2.1
omvattende harde schuimen, vezelmaterialen, of een combinatie van deze materialen. voorkeur r"-)'-) t'"'*'''ntr rnrfC'rQnrQ ') ro oronriQ ortGrnn polystyreen, polyurethaan, isolerendeDe laag isolerend materiaal heeft typisch een dikte die varieert van 1 tot 8 cm, bij voorkeur van 2 tot 4 cm.
De laag isolerend materiaal is op voordelige wijze minstens gedeeltelijk bedekt met een waterdichte beschermende film.
De laag isolerend materiaal kan vastgekleefd zijn aan het zijoppervlak van het lijf.
Op voordelige wijze kan het bovenoppervlak van de flens, of in het geval van een T-balk : van een van de of van beide flenzen, één of meerdere onderbroken of continue opstanden vertonen waardoor een betere verankering bekomen kan worden met een op de flens steunende bodemplaat. Een dergelijke opstand kan bijvoorbeeld een wachtbewapening zijn. Bij voorkeur echter zijn de opstanden onderbroken of continue betonnen richels die neerwaarts verbreden naar het bovenoppervlak van de flens toe.
Volgens een gegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding is de balk een Lbalk.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is de balk een T-balk.
<Desc/Clms Page number 3>
In dit laatste geval vertoont bij voorkeur het bovenoppervlak van beide flenzen een sleuf van het hogerbeschreven type. Het voordeel van deze balk IS dat blj toepassmg In constructies beide zijoppervlakken van het lijf voorzien kunnen zijn of worden van een laag isolerend materiaal zoals hierboven beschreven.
Bij voorkeur vormen het begin en/of het einde van de balk een vertanding.
Vertande balken en toepassingen ervan zijn In het vakgebied bekend.
Ook kunnen In het onderoppervlak van de basis een of meerdere holle ultspanngen voorzien zljn. Dit maakt een lichtere constructie mogelljk en leidt bij plaatsing tot een betere mortelverdeling onder de balk.
De betonnen balk volgens de uitvinding kan voordelig gebruikt worden bij
EMI3.1
hpt ntF'nrXM frnc n'nar rnc'n'T''
V3r < hDe uitvinding betreft aldus eveneens een betonbodem die minstens een betonplaat omvat die door betonnen balken wordt ondersteund. De betonbodem volgens de uitvinding onderscheidt zieh in het bijzonder van de gekende betonbodems doordat minstens een van deze betonnen balken een balk volgens de uitvinding is, waarbij de betonplaat steunt op een flens van deze balk en waarblj zieh tussen de betonplaat en het lijf van deze balk de hogerbeschreven laag isolerend materiaal bevindt.
Volgens een bepaalde uitvoeringsvorm liggen het bovenopperviak van de betonplaat en het bovenuiteinde van de lijf vrijwel in een vlak. In dat geval bevindt zieh bij voorkeur ook het bovenoppervlak van de laag isolerend materiaal in dat vlak.
Bij voorkeur zijn alle betonnen steunbalken van de betonbodem betonnen steunbalken volgens de uitvinding waarbij zieh telkens een laag isolerend matenaal tussen de betonplaat en het lijf van de balk bevindt.
De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het plaatsen van een dergelijke betonbodem.
Volgens deze werkwijze wordt als steunbalk voor de betonbodem minstens 66n balk volgens de uitvinding geplaatst. Vervolgens wordt
<Desc/Clms Page number 4>
minstens een betonplaat geplaatst zodanlg dat deze betonplaat steunt op het bovenoppervlak van een flens van deze balk en zodanig dat zich tussen de betonplaat en het aan de betonplaat grenzende zljoppervlak van het lijf een laag Isolerend materiaal bevindt van het hogerbeschreven type.
De balk kan voorafgaand aan haar plaatsing voorzien zijn van de isolerende laag. De balk kan bijvoorbeeld reeds bij haar vervaardiging voorzien worden van de isolerende laag.
Anderzijds is het evenzeer mogelijk de balk pas na haar plaatsing maar voorafgaand aan het plaatsen van de betonplaat te voorzien van de isolerende laag. Doordat het bovenoppervlak van de flens of flenzen
EMI4.1
rpprc n nrhpssn t n ntaranrl materiaal op eenvoudige, snelle en betrouwbare wijze aangebracht worden zonder dat hiervoor extra hulpmiddelen technische kennis \/ (-)r'7ipn'noodzakelijk is. Het aanbrengen van de isolerende laag kan aldus probleemloos op de bouwwerfzeifgebeuren.
Het plaatsen van de betonplaat kan gebeuren door het ter plaatse gieten van de betonplaat. Het is eveneens mogelijk een eerder gegoten betonplaat te plaatsen.
De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van de hogerbeschreven balken. De uitvinding betreft meer bepaald een dergelijke werkwijze waarbij de balk reeds bij het productieproces zelf voorzien wordt van een of twee isolerende lagen van het hogerbeschreven type.
De balk wordt vervaardigd door het storten van beton in een gietvorm. De gietvorm bevat een eerste en een tweede holle ruimte. Beide holle ruimtes staan met elkaar in verbinding. De eerste holle ruimte stemt overeen met het lijf van de te gieten balk. Het onderuiteinde van de eerste holle ruimte stemt overeen met het bovenuiteinde van het lijf. De twee opwaartse zijoppervlakken van de eerste holle ruimte stemmen overeen met de twee
<Desc/Clms Page number 5>
zijoppervlakken van het lijf. De tweede holle ruimte stemt overeen met de basis van de te gieten balk.
De tweede holle ruimte, overeenkomstig de basis van de balk, wordt onderaan begrensd door een benedenoppervlak dat grenst aan een of beide zijoppervlakken van de eerste holle ruimte en dat overeenstemt met het bovenoppervlak van de enige flens (in het geval van een L-balk), respectievelijk beide flenzen (in het geval van een Tbalk). In de gietvorm wordt tegen een ztjoppervlak van de eerste holle ruimte dat grenst aan het benedenoppervlak van de tweede holle ruimte een laag isolerend materiaal aangebracht. Het bovenuiteinde van de laag isolerend materiaal bevindt zieh hierbij boven het benedenoppervlak van de tweede holle ruimte.
Wanneer deze werkwijze toegepast wordt voor
EMI5.1
hpt \fqr) n iniricart-Hn rirr4inr, beide zijoppervlakken van de eerste holle ruimte een dergelijke laag isolerend matenaal aangebracht worden. Eenmaal de laag of lagen isolerend materiaal aangebracht, wordt het beton op gekende wijze in de gietvorm gestort. Ook kunnen hulpstukken zoals bewapening, doorgangen en dergelijke worden aangebracht.
Bij voorkeur bevindt het bovenuiteinde van de een of twee lagen isolerend materiaal zich minstens 2 cm, bij voorkeur minstens 4 cm boven het benedenoppervlak van de tweede holle ruimte.
Volgens een alternatieve werkwijze wordt gebruik gemaakt van een gietvorm die als het ware over 900 gekanteld is ten opzichte van de eerder beschreven gietvorm. De gietvorm volgens de alternatieve werkwijze omvat dus eveneens een eerste en een tweede holle ruimte, die met elkaar in verbinding staan. De eerste holle ruimte stemt ook hier overeen met het lijf van de te gieten balk, terwijl de tweede holle ruimte met de basis ervan overeenstemt.
Wanneer de alternatieve werkwijze wordt benut voor het gieten van een Lbalk volgens de uitvinding, dan wordt de tweede holle ruimte zijdelings begrensd door een eerste en een tweede opstaand zijoppervlak. Het
<Desc/Clms Page number 6>
eerste opstaand zljoppervlak stemt overeen met het bovenoppervlak van de flens van de te gieten balk. Het tweede zijoppervlak van de tweede holle ruimte stemt overeen met het onderoppervlak van de basis van de te gleten balk. De eerste holle ruimte wordt zijdelings begrensd door een zijuiteinde dat overeenstemt met het bovenuiteinde van het lijf van de te gleten balk. De eerste holle ruimte wordt onderaan begrensd door een benedenoppervlak dat grenst aan het eerste zljoppervlak van de tweede holle ruimte.
Het benedenoppervlak van de eerste holle ruimte stemt aldus overeen met het zljoppervlak van het lijf van de balk dat grenst aan het bovenoppervlak van de flens. In de gietvorm wordt tegen het benedenoppervlak van de eerste holle ruimte een laag isolerend materiaal
EMI6.1
qqnriphrprht nr) t nHss nn eerste zijoppervlak van de tweede holle ruimte bevindt.
Wanneer de alternatieve werkwijze wordt benut voor het gieten van een T-balk volgens de uitvinding, dan stemt het eerste zijoppervlak van de tweede holle ruimte overeen met het bovenoppervlak van de twee flenzen van de te gieten balk. De eerste holle ruimte is in dat geval zowel onderaan als bovenaan begrensd door respectievelijk een benedenoppervlak en een bovenoppervlak. Het beneden- en het bovenoppervlak stemmen overeen met de twee zijoppervlakken van het lijf van de te gieten balk. Zowel het beneden- als het bovenoppervlak van de eerste holle ruimte grenzen bijgevolg aan het eerste zijoppervlak van de eerste holle ruimte. Tussen het benedenoppervlak en het bovenoppervlak van de tweede holle ruimte is het eerste zijoppervlak van de eerste holle ruimte onderbroken. Deze opening vormt de verbinding tussen de eerste en de tweede holle ruimte.
In de gietvorm wordt tegen het bovenoppervlak en/of tegen het benedenoppervlak van de eerste holle ruimte een laag isolerend materiaal aangebracht op zodanige wijze dat een zijoppervlak van deze laag of lagen zieh tot voorbij het eerste zijopperviak van de tweede holle ruimte uitstrekt.
<Desc/Clms Page number 7>
Bij deze alternatieve werkwijze bevindt het zfjuiteinde van de laag of lagen isolerend materiaal zich bij voorkeur minstens 2, of nog minstens 4 cm voorbij het eerste zijoppervlak van de tweede holle ruimte.
Het spreekt vanzelf dat ook bij deze alternatieve werkwijze hulpstukken zoals bewapening en doorgangen kunnen aangebracht worden.
Volgens een voordelige werkwijze bestaat de gietvorm uit een bekisting en een of meerdere permanente of verwijderbare vormstukken.
Zo kan het beginoppervlak en/of het eindoppervlak van de gietvorm gevormd worden door een vaste of verplaatsbare mal.
Desgevallend kan het beginoppervlak en/of het eindoppervlak van de gietvorm zodanig gekozen zijn dat het overeenkomstige oppervlak van de aeaoten balk een vertandina vertoont Als isolerend materiaal kan een der volgende materialen gekozen worden : harde schuimen, polystyreen, polyurethaan, isolerende vezelmaterialen, of een combinatie van deze materialen.
De dikte van de een of twee lagen isolerend materiaal kan bijvoorbeeld variëren van 1 tot 8 cm, bij voorkeur van 2 tot 4 cm.
Verder kunnen de een of twee lagen isolerend materiaal minstens gedeeltelijk bedekt zijn met een waterdichte beschermende film.
Een belangrijk aspect van bouwkundige constructies is het isolerend vermogen, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de thermische isolatie. De uitvinding heeft als belangrijk voordeel dat op eenvoudige wijze het vertikale lijf van de balk thermisch gelsoleerd kan worden van een aanliggend constructie-element, zoals bijvoorbeeld een betonbodem.
Verdere eigenschappen en voordelen van de uitvinding worden in wat volgt nader belicht onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische perspectiefweergave van een in opbouw zijnde betonbodem volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 8>
Figuur 2 is een schematische onderbroken perspectiefweergave van een mogelijke gietvorm voor het vervaardigen van een balk volgens de uitvinding.
Figuur 3 is een schematische onderbroken perspectiefweergave van een met beton gevulde alternatieve gietvorm voor het vervaardigen van een balk volgens de uitvinding.
Figuren 4 en 5 geven schematisch mallen weer voor gebruik als begin-of eindoppervlak In de gletvorm volgens figuur 3.
Figuur 1 toont een vertande L-balk 10 volgens de uitvinding. De balk 10 omvat een basis b en een lijf (in het Engels web) w. Door de basis worden een flens f gevormd. Het lijf w vertoont een bovenuiteinde 1w,
EMI8.1
ppn in dss prirhtinn trss'kkr'r-iinr. yor' twpp. 71r, hZijoppervlak 2w grenst aan het bovenoppervlak 1f van de flens.
Zowel de basis b als het lijf w zijn voorzien van een (niet afgebeelde) bewapening van een voor betonnen steunbalken gekend type. In de basis b zijn bovendien doorgangen 2b aangebracht voor water-en gasleidingen, afvoerleidingen, kabels en dergelijke meer.
In het bovenoppervlak 1f van de flens f bevindt zich de sleuf 2f. Deze sleuf 2f strekt zich Ult langsheen het lijf w.
Een laag thermisch isolerend materiaal 20 strekt zich uit tegen het zijoppervlak 2w van het lijf w dat grenst aan het bovenoppervlak 1f van de flens f. Het bovenuiteinde 21 van deze laag isolerend materiaal 20 bevindt zieh in hetzelfde vlak als het bovenuiteinde 1w van het lijf w. Het benedenuiteinde 22 van de laag bevindt zieh in de sleuf 2f.
In de voorstelling volgens figuur 1 rusten de balken 10, via het onderopperviak 3b van de basis b, op de funderingen 30 van een gebouw in opbouw. De balken 10 bevinden zieh aldus ongeveer ter hoogte van het omnngende maaiveld 31.
De balken 10 ondersteunen een betonvloer 40. Deze betonvloer 40 rust op het bovenoppervlak 1f van de flens f. Het bovenoppervlak 41 van de
<Desc/Clms Page number 9>
EMI9.1
betonvloer 40 ligt in hetzelfde vlak als het bovenuiteinde 1w van het lijf w De laag isolerend materiaal 20 vormt een koude brug tussen de betonvloer 40 en het lijf w van de balk 10.
Het bovenoppervlak 1 f van de flens is voorzien van een zieh in de langsrichting ultstrekkende opstand 3f. De opstand 3f wordt door de betonvloer 40 omsloten zodat een stevige verankering tussen balk 10 en betonvloer 40 bestaat Een eerste werkwijze volgens de uitvinding voor het vervaardigen van een dergelijke balk wordt In wat volgt verduidelijkt onder verwijzing naar figuur 2.
De gietvorm is geschikt voor het vervaardigen van een L-balk volgens de uitvindina De aietvorm bestaat uit een bekistina 111 en een vormelement 112 dat voor het gewenste dwarsprofiel van de balk 10 zorgt. In de gietvorm onderscheidt men aldus een eerste holle ruimte 100w die overeenstemt met het lijf w van de te gieten balk en een tweede holle ruimte 100b die overeenstemt met de basis b van de te gieten balk 10.
Het onderuiteinde 101w van de eerste holle ruimte 100w stemt aldus overeen met het bovenuiteinde 1w van het lijf w. De eerste holle ruimte 100w wordt zljdelings begrensd door twee zljopperviakken, waarvan het eerste zijoppervlak 102w overeenstemt met het aan het bovenoppervlak 1f van de flens f grenzende zijoppervlak 2w van het lijf w. Dit eerste zijoppervlak 102w wordt gevormd door een zijopperviak van het vormelement 112.
Het benedenoppervlak 101f van de tweede holle ruimte 100b wordt gevormd door het bovenoppervlak van het vormelement 112. Dit oppervlak 101f stemt overeen met het bovenoppervlak 1f van de flens f van de te gieten balk 10. Doordat het bovenoppervlak van het vormelement 112 een groef 103f vertoont, zal de gegoten balk 10 op de overeenkomstige plaats een opstand 3f vertonen. Tegen het eerste zijoppervlak 102w van de eerste holle ruimte 100w is een laag isolerend
<Desc/Clms Page number 10>
materiaal 120 aangebracht. Het naar de eerste holle ruimte 100w toe gerichte oppervlak 123 van deze laag 120 is ruw of gestructureerd.
Hlerdoor wordt een betere hechting bekomen van de laag Isolerend materiaal 120 aan het zijoppervlak 2w van het lijf w van de te vervaardigen balk 10.
Het bovenuiteinde 122 van de laag isolerend materiaal 120 bevindt zich boven het onderoppervlak 101 f van de tweede holle ruimte 100b.
De gietvorm wordt vervolgens met beton gevuld. Bij voorkeur wordt in de eerste holle ruimte 100w en/of in de tweede holle ruimte 100b een bewapening aangebracht voor de balk 10.
Door in de gietvorm bljkomende hulpstukken aan te brengen, kan de balk 10 volgens de uitvinding reeds bij het gieten voorzien worden van doorgangen 2b voor water-en gasleidingen en dergelijke.
Door in de gietvorm tegenover het vormelement 112 een tweede gelijkaardig vormelement aan te brengen, kan een T-balk volgens de uitvinding vervaardigd worden.
Volgens een alternatieve werkwijze wordt de balk 10 volgens de uitvinding vervaardigd zonder dat in de gietvorm een laag isolerend materiaal 120 wordt aangebracht. De laag of lagen isolerend materiaal worden in dat geval aangebracht op de ontvormde balk 10. In het geval van een L-balk wordt de laag isolerende materiaal 20 op zodanige wijze op de ontvormde balk 10 aangebracht dat het aan de flens f grenzende zijoppervlak 2w minstens gedeeltelijk door deze laag 20 is bedekt en zodanig dat het onderuiteinde 22 van deze laag 20 de sleuf 2f minstens gedeeltelijk vult.
Eenzelfde werkwijze kan ook op een T-balk volgens de uitvinding toegepast worden. In het geval van een T-balk wordt volgens deze werkwijze bij voorkeur tegen beide zijoppervlakken 2w van het lijf w zo een laag isolerend matenaal 20 aangebracht.
Bij het vervaardigen van een dergelijke balk 10 kan gebruik gemaakt worden van een gietvorm die zich onderscheldt van de gietvorm volgens
<Desc/Clms Page number 11>
figuur 2 doordat het onderoppervlak 101f van de tweede holle ruimte 100b langsheen de eerste holle ruimte 100w voorzien IS van een richel. Bij het gieten van de balk volgens de uitvinding wordt door mlddel van deze nchel in de balk 10 de sleuf 2f gevormd.
Figuur 3 illustreert een voorkeurswerkwijze voor het vervaardigen van een T-balk volgens de uitvinding. Hierbij wordt de balk gegoten in een over 90 gekantelde positie, m. a. w. zodanlg dat bij het gieten de basis b een vertikale en de flens w een horizontale positie heeft. De met de basis b overeenstemmende tweede holle ruimte 100b loopt nu van boven naar beneden, terwijl de met het lijf w overeenstemmende eerste holle ruimte 100w ergens halverwege de tweede holle ruimte 100b zijdelings in deze tweede holle ruimte 100b uitmondt. Wanneer vormelement 113 wordt weggelaten, wordt een L-balk volgens de uitvinding bekomen. Door in de gietvorm kunststof buizen 102b aan te brengen, bekomt men een balk met doorgangen 2b geschikt voor leidingen en kabels.
De hier geïllustreerde werkwijze laat de vakman toe op eenvoudige wijze een breed gamma aan balken volgens de uitvinding te realiseren en dit met name door de keuze van en het aantal hulpstukken 112,113, 102b,.
In figuren 4 en 5 zijn twee verdere hulpstukken weergegeven. Mal 114 (figuur 4) is geschikt voor de gietvorm geïllustreerd in figuur 3, voorzien van beide vormstukken 112 en 113 voor het vervaardigen van een T-balk.
Mal 115 (figuur 5) is geschikt voor dezelfde gietvorm, maar dan voor het vervaardigen van een L-balk, ttz. zonder vormstuk 113. Door deze mallen 114,115 op gepaste wijze in de overeenkomstige gietvorm aan te brengen, bekomt men een balk 10 waarvan het begin, en/of analoog het einde een vertanding vormt. Door de mal of mallen in de langsrichting van de gietvorm te verplaatsen, kunnen met een zelfde bekisting 111 en hulpstukken 112, 113 balken vervaardigd worden van verschillende lengte.
<Desc/Clms Page number 12>
Door de vorm van de mallen 114,115 te wljzigen, kan men de vorm van het begin en/of het einde van de balk 10 veranderen. Analoge mallen kunnen ontworpen worden voor gebruik in gietvormen van het type geillustreerd in figuur 2.
In het voorgaande werd de uitvinding eenvoudigheidshalve gelllustreerd aan de hand van uitvoenngsvormen waarblj de langsrichting volgens een rechte verloopt. Het spreekt vanzelf dat de uitvinding eveneens balken betreft waarvan de langsnchting een zeker verloop kent.
<Desc / Clms Page number 1>
Beam The present invention relates to a concrete beam, its use in structural constructions and a method for manufacturing such a beam.
More specifically, the invention relates to a concrete T or L beam. The bar has a beginning, an end, a horizontal base and a standing body (in the English web). The base forms a flange (In the case of an L-beam) or two flanges (in the case of a T-beam) the upper surface of which IS suitable for supporting a bottom plate, such as for example a concrete plate. The body has two side surfaces
EMI1.1
and an upper end that connects the two 7ijonnervlqkkpn n hnvpnp ,,.
With the beam according to the invention, the upper surface of at least one flange is provided with a slot along the body. The slot is often defined by a bottom and two lateral surfaces extending from the bottom of the slot to the upper surface of the flange. Preferably, one of these lateral surfaces is in elevation of the side surface of the body adjacent to the slot.
According to a particular embodiment, the slot has a substantially U-shaped cross-section.
For most architectural applications, the beam is in reinforced concrete. The known types of reinforcement for concrete beams are suitable for the beam according to the invention. The reinforcement is preferably selected in function of the intended application of the beam.
The depth of the slot is advantageously at least 2 cm, preferably at least 4 cm, the depth of the slot being measured from the upper surface of the flange.
When used in constructions, the beam according to the invention is further provided with a layer of insulating material. This layer of insulating material
<Desc / Clms Page number 2>
at least partially fills the slot and at least partially covers the surface of the body adjacent to this slot. Preferably, the slot is completely filled by the layer of insulating material. It is also desirable that the side surface of the body is completely covered with the layer of insulating material.
According to a particular embodiment, the layer of insulating material has an upper surface, wherein this upper surface and the upper end of the body are in a plane.
The insulating dimensions are advantageously selected from the group
EMI2.1
comprising hard foams, fiber materials, or a combination of these materials. preference r "-) '-) t'" '*' '' ntr rnrfC'rQnrQ ') ro oronriQ ortGrnn polystyrene, polyurethane, insulatingThe layer of insulating material typically has a thickness ranging from 1 to 8 cm, preferably from 2 to 4 cm.
The layer of insulating material is advantageously at least partially covered with a waterproof protective film.
The layer of insulating material can be stuck to the side surface of the body.
Advantageously, the upper surface of the flange, or in the case of a T-beam: of one or both of the flanges, can have one or more interrupted or continuous upstands, so that a better anchoring can be obtained with a support supported on the flange. base plate. Such an uprising can for instance be a guard armament. Preferably, however, the upstands are interrupted or continuous concrete ledges widening downwards towards the upper surface of the flange.
According to a given embodiment of the invention, the beam is an L beam.
According to another embodiment, the beam is a T-beam.
<Desc / Clms Page number 3>
In the latter case, the upper surface of both flanges preferably has a slot of the type described above. The advantage of this beam is that in construction both side surfaces of the body can be provided with a layer of insulating material as described above.
The beginning and / or the end of the beam preferably form a toothing.
Toothed beams and their applications are known in the art.
One or more concave hollows can also be provided in the bottom surface of the base. This allows for a lighter construction and leads to a better mortar distribution under the beam when placed.
The concrete beam according to the invention can advantageously be used with
EMI3.1
hpt ntF'nrXM frnc n'nar rnc'n'T ''
The invention thus also relates to a concrete floor which comprises at least one concrete slab supported by concrete beams. The concrete floor according to the invention is distinguished in particular from the known concrete floors in that at least one of these concrete beams is a beam according to the invention, wherein the concrete slab rests on a flange of this beam and between the concrete slab and the body of this beam. the layer of insulating material described above.
According to a particular embodiment, the upper surface of the concrete slab and the upper end of the web lie substantially in one plane. In that case the upper surface of the layer of insulating material is preferably also located in that plane.
Preferably, all concrete supporting beams of the concrete floor are concrete supporting beams according to the invention, wherein a layer of insulating material is in each case situated between the concrete slab and the web of the beam.
The invention also relates to a method for placing such a concrete floor.
According to this method, as support beam for the concrete floor, at least 66n beam according to the invention is placed. Then
<Desc / Clms Page number 4>
at least one concrete slab placed such that this concrete slab rests on the upper surface of a flange of this beam and such that there is a layer of insulating material of the type described above between the concrete slab and the side surface of the web adjoining the concrete slab.
The beam can be provided with the insulating layer prior to its placement. The beam can for instance already be provided with the insulating layer during its manufacture.
On the other hand, it is equally possible to provide the beam with the insulating layer only after its placement but prior to placing the concrete slab. Because the upper surface of the flange or flanges
EMI4.1
rpprc n nrhpssn t n ntaranrl material can be applied in a simple, fast and reliable way without the need for additional tools for this. Technical knowledge is not necessary. The application of the insulating layer can thus be trouble-free on the construction site screen.
Placing the concrete slab can be done by pouring the concrete slab on site. It is also possible to place a previously cast concrete slab.
The invention also relates to a method for manufacturing the beams described above. More particularly, the invention relates to such a method wherein the beam is already provided with one or two insulating layers of the type described above during the production process itself.
The beam is manufactured by pouring concrete into a mold. The mold contains a first and a second cavity. Both hollow spaces are connected to each other. The first hollow space corresponds to the body of the beam to be cast. The lower end of the first cavity corresponds to the upper end of the body. The two upward side surfaces of the first cavity correspond to the two
<Desc / Clms Page number 5>
side surfaces of the body. The second hollow space corresponds to the base of the beam to be cast.
The second cavity, corresponding to the base of the beam, is bounded at the bottom by a lower surface adjacent to one or both side surfaces of the first hollow and corresponding to the upper surface of the single flange (in the case of an L beam) , respectively both flanges (in the case of a T-bar). In the mold, a layer of insulating material is provided against a face of the first hollow space adjacent to the lower surface of the second hollow space. The upper end of the layer of insulating material is herein above the lower surface of the second cavity.
When this method is applied for
EMI5.1
In both cases, both side surfaces of the first cavity, such a layer of insulating material are applied. Once the layer or layers of insulating material have been applied, the concrete is poured into the mold in a known manner. Attachments such as reinforcement, passages and the like can also be provided.
Preferably the upper end of the one or two layers of insulating material is at least 2 cm, preferably at least 4 cm above the lower surface of the second cavity.
According to an alternative method, use is made of a mold which is, as it were, tilted over 900 with respect to the mold described previously. The mold according to the alternative method thus also comprises a first and a second hollow space, which are in communication with each other. Here too, the first cavity corresponds to the body of the beam to be cast, while the second cavity corresponds to its base.
When the alternative method is used for casting an L beam according to the invention, the second hollow space is laterally bounded by a first and a second raised side surface. It
<Desc / Clms Page number 6>
first upright surface corresponds to the top surface of the beam of the beam to be cast. The second side surface of the second cavity corresponds to the bottom surface of the base of the beam to be glided. The first cavity is delimited laterally by a side end corresponding to the top end of the web of the beam to be glided. The first cavity is bounded at the bottom by a lower surface adjacent to the first side surface of the second cavity.
The lower surface of the first cavity thus corresponds to the horizontal surface of the web of the beam adjacent to the upper surface of the flange. In the mold, a layer of insulating material becomes against the lower surface of the first cavity
EMI6.1
qqnriphrprhtht no) t nHss nn first side surface of the second cavity.
When the alternative method is used for casting a T-beam according to the invention, the first side surface of the second cavity corresponds to the upper surface of the two flanges of the beam to be cast. In that case, the first hollow space is bounded both at the bottom and at the top by a lower surface and an upper surface respectively. The lower and upper surfaces correspond to the two side surfaces of the web of the beam to be cast. Both the lower and upper surfaces of the first cavity therefore adjoin the first side surface of the first cavity. Between the lower surface and the upper surface of the second cavity, the first side surface of the first cavity is interrupted. This opening forms the connection between the first and the second hollow space.
In the mold, a layer of insulating material is applied to the upper surface and / or the lower surface of the first cavity in such a way that a side surface of this layer or layers extends beyond the first side surface of the second cavity.
<Desc / Clms Page number 7>
In this alternative method, the zjp end of the layer or layers of insulating material is preferably at least 2 or at least 4 cm beyond the first side surface of the second cavity.
It goes without saying that also with this alternative method, attachments such as reinforcement and passageways can be provided.
According to an advantageous method, the mold consists of a form and one or more permanent or removable moldings.
The starting surface and / or the end surface of the mold can thus be formed by a fixed or movable mold.
If necessary, the starting surface and / or the end surface of the mold can be chosen such that the corresponding surface of the aoot beam shows a toothing. The insulating material can be one of the following materials: hard foams, polystyrene, polyurethane, insulating fiber materials, or a combination of of these materials.
The thickness of the one or two layers of insulating material can, for example, vary from 1 to 8 cm, preferably from 2 to 4 cm.
Furthermore, the one or two layers of insulating material can be at least partially covered with a waterproof protective film.
An important aspect of structural constructions is the insulating capacity, with particular attention being paid to thermal insulation. The invention has the important advantage that the vertical body of the beam can be thermally insulated from an adjacent structural element, such as for instance a concrete floor, in a simple manner.
Further features and advantages of the invention are further elucidated in the following with reference to the accompanying figures.
Figure 1 is a schematic perspective view of a concrete floor according to the invention that is under construction
<Desc / Clms Page number 8>
Figure 2 is a schematic interrupted perspective view of a possible mold for manufacturing a beam according to the invention.
Figure 3 is a schematic, interrupted perspective view of an alternative casting mold filled with concrete for manufacturing a beam according to the invention.
Figures 4 and 5 schematically show molds for use as a starting or end surface In the glacier shape according to Figure 3.
Figure 1 shows a toothed L-beam 10 according to the invention. The beam 10 comprises a base b and a body (in the English web) w. A flange f is formed by the base. The body w has an upper end 1w,
EMI8.1
ppn in dss prirhtinn trss'kkr'r-iinr. yor 'twpp. 71r, side surface 2w adjoins the top surface 1f of the flange.
Both the base b and the body w are provided with a (not shown) reinforcement of a type known for concrete support beams. In addition, passages 2b are provided in the base b for water and gas pipes, drain pipes, cables and the like.
The slot 2f is located in the upper surface 1f of the flange f. This slot 2f extends Ult along the body w.
A layer of thermally insulating material 20 extends against the side surface 2w of the body w which is adjacent the upper surface 1f of the flange f. The upper end 21 of this layer of insulating material 20 is in the same plane as the upper end 1w of the web w. The lower end 22 of the layer is located in the slot 2f.
In the representation according to Figure 1, the beams 10 rest, via the lower surface 3b of the base b, on the foundations 30 of a building under construction. The beams 10 are thus approximately at the level of the surrounding ground level 31.
The beams 10 support a concrete floor 40. This concrete floor 40 rests on the upper surface 1f of the flange f. The upper surface 41 of the
<Desc / Clms Page number 9>
EMI9.1
concrete floor 40 lies in the same plane as the upper end 1w of the web w The layer of insulating material 20 forms a cold bridge between the concrete floor 40 and the web w of the beam 10.
The upper surface 1f of the flange is provided with a longitudinally extending upstand 3f. The upstand 3f is enclosed by the concrete floor 40 so that a firm anchoring exists between beam 10 and concrete floor 40. A first method according to the invention for manufacturing such a beam is explained below with reference to figure 2.
The mold is suitable for manufacturing an L-beam according to the invention. The mold consists of a formwork 111 and a mold element 112 which provides the desired transverse profile of the beam 10. A distinction is thus made in the casting mold between a first hollow space 100w which corresponds to the body w of the beam to be cast and a second hollow space 100b corresponding to the base b of the beam 10 to be cast.
The lower end 101w of the first cavity 100w thus corresponds to the upper end 1w of the body w. The first cavity 100w is laterally bounded by two slider surfaces, the first side surface 102w of which corresponds to the side surface 2w of the web w adjacent to the upper surface 1f of the flange f. This first side surface 102w is formed by a side surface of the forming element 112.
The lower surface 101f of the second cavity 100b is formed by the upper surface of the molding element 112. This surface 101f corresponds to the upper surface 1f of the flange f of the beam 10 to be cast. Because the upper surface of the molding element 112 has a groove 103f , the cast beam 10 will have an upstand 3f at the corresponding location. A layer is insulating against the first side surface 102w of the first cavity 100w
<Desc / Clms Page number 10>
material 120 applied. The surface 123 of this layer 120 facing the first cavity 100w is rough or structured.
This results in better adhesion of the layer of insulating material 120 to the side surface 2w of the web w of the beam 10 to be produced.
The upper end 122 of the layer of insulating material 120 is located above the lower surface 101f of the second cavity 100b.
The mold is then filled with concrete. Preferably, reinforcement is provided for the beam 10 in the first hollow space 100w and / or in the second hollow space 100b.
By arranging accessories which remain in the mold, the beam 10 according to the invention can already be provided with passages 2b for water and gas pipes and the like upon casting.
By providing a second similar forming element in the mold opposite the mold element 112, a T-beam according to the invention can be manufactured.
According to an alternative method, the beam 10 according to the invention is produced without a layer of insulating material 120 being provided in the mold. In that case, the layer or layers of insulating material are applied to the deformed beam 10. In the case of an L-beam, the layer of insulating material 20 is applied to the deformed beam 10 in such a way that the side surface 2w adjoining the flange is partially covered by this layer 20 and such that the lower end 22 of this layer 20 at least partially fills the slot 2f.
The same method can also be applied to a T-bar according to the invention. In the case of a T-beam, according to this method, a layer of insulating material 20 is preferably applied to both side surfaces 2w of the web w.
In the manufacture of such a beam 10 use can be made of a mold that differs from the mold according to
<Desc / Clms Page number 11>
Figure 2 in that the bottom surface 101f of the second cavity 100b along the first cavity 100w is provided with a ledge. When casting the beam according to the invention, the slot 2f is formed in the beam 10 by means of this nchel.
Figure 3 illustrates a preferred method for manufacturing a T-beam according to the invention. The beam is hereby cast in a position that is tilted through 90, m. A. W. such that during casting the base b has a vertical position and the flange w has a horizontal position. The second cavity 100b corresponding to the base b now runs from top to bottom, while the first cavity 100w corresponding to the body w terminates laterally halfway through the second cavity 100b laterally into this second cavity 100b. When form element 113 is omitted, an L-beam according to the invention is obtained. By arranging plastic tubes 102b in the mold, a beam with passages 2b suitable for pipes and cables is obtained.
The method illustrated here allows a person skilled in the art to realize in a simple manner a wide range of beams according to the invention and this in particular by the choice of and the number of attachments 112, 113, 102b.
Figures 4 and 5 show two further accessories. Mold 114 (Fig. 4) is suitable for the mold illustrated in Fig. 3, provided with both moldings 112 and 113 for manufacturing a T-beam.
Mold 115 (Figure 5) is suitable for the same mold, but then for the production of an L-beam, that is. without molded piece 113. By fitting these molds 114,115 in a suitable manner in the corresponding mold, a beam 10 is obtained whose start and / or analogue end forms a toothing. By moving the mold or molds in the longitudinal direction of the mold, beams of different lengths can be manufactured with the same formwork 111 and accessories 112, 113.
<Desc / Clms Page number 12>
By changing the shape of the molds 114, 115, one can change the shape of the beginning and / or the end of the beam 10. Analog molds can be designed for use in molds of the type illustrated in Figure 2.
In the foregoing, the invention has been illustrated for the sake of simplicity on the basis of embodiments where the longitudinal direction runs in a straight line. It goes without saying that the invention also relates to beams whose longitudinal section has a certain course.