<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van transportelementen ten opzichte van de aandrijfinrichting voor zulke transportelementen. De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van transportelementen ten opzichte van een aandrijfinrichting voor zulke transportelementen.
Als aandrijfinrichting wordt hierbij hoofdzakelijk gedoeld op continu voortbewegende aandrijfmiddelen, zoals een eindloze sleepketting of dergelijke, terwijl als transportelementen in hoofdzaak gedoeld wordt op wagentjes die door middel van zulke sleepketting of dergelijke, door tussenkomst van een koppelelement, zoals een zogenaamde sleeppen, die met de voornoemde aandrijfmiddelen kan samenwerken, worden voortbewogen.
Men kent reeds verschillende aandrijfinrichtingen voor de voornoemde transportelementen, waarbij de voornoemde sleeppen, hetzij in de baan, hetzij buiten de baan, wordt gebracht van een voornoemde sleepketting of dergelijke teneinde de transportelementen, voort te bewegen of te stoppen.
Een hoofdzakelijk nadeel dat verbonden is aan deze bekende aandrijfinrichtingen bestaat erin dat het ontkoppelen van het transportelement van de aandrijfinrichting, en meer bijzonder nog het koppelen van het transportelement met de
<Desc/Clms Page number 2>
voornoemde aandrijfinrichting, relatief bruusk geschiedt, met andere woorden dat vooral het opnieuw in beweging brengen van een transportelement, met de huidige tot op heden bekende inrichtingen, steeds gepaard gaat met een schok.
Het is duidelijk dat zulke bruuske bewegingen van de voornoemde transportelementen, bij het transport van bepaalde producten, niet toegelaten zijn.
Eveneens is het zo dat, wanneer zulke transportelementen een relatief groot aantal malen gestopt zijn en opnieuw in beweging zijn gebracht, de goederen die zieh op zulk transportelement bevinden bij elke bruuske beweging op het transportelement verschoven zijn zodat zij na een bepaald aantal bruuske bewegingen van het transportelement kunnen vallen.
De huidige uitvinding heeft dan ook een inrichting als voorwerp voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van transportelementen ten opzichte van hun aandrijfinrichting, waarbij de transportelementen, op het ogenblik dat zij met hun aandrijfinrichting gekoppeld, respectievelijk ontkoppeld, worden een snelheid bezitten die identiek is aan de snelheid van de aandrijfinrichting, zodanig dat zulke koppeling, respectievelijk ontkoppeling, steeds zonder schokken of bruuske bewegingen kan geschieden.
De inrichting volgens de uitvinding voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van transportelementen ten
<Desc/Clms Page number 3>
opzichte van de aandrijfinrichting voor zulke transportelementen, waarbij deze transportelementen voorzien zijn van een sleeppen die kan worden voortbewogen door de voornoemde aandrijfinrichting in de vorm van een sleepketting met uitsteeksels en waarbij deze sleeppen geleid wordt in een geleiding, bestaat tot dit doel uit, enerzijds en anderzijds, ten opzichte van de voornoemde geleiding opgestelde sleden ; middelen die de voornoemde sleden, dwars ten opzichte van deze geleiding kunnen verplaatsen teneinde de sleeppen buiten de baan of in de baan van de voornoemde geleiding te brengen ;
en middelen die toelaten een stilstaande buiten de baan van de voornoemde geleiding geplaatste sleeppen geleidelijk te versnellen tot wanneer de snelheid van de sleeppen gelijk is aan de snelheid van de sleepketting, waarna deze sleeppen door middel van één der voornoemde sleden in de baan van de sleepketting wordt gebracht of een sleeppen in de baan van de sleepketting, die door één der voornoemde sleden uit de baan van de sleepketting wordt gebracht, gelijkmatig af te remmen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een schematisch bovenaanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuren 2-3 en 4 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 1, doch voor opeenvolgende standen van de inrichting volgens de uitvinding ;
figuur 5 op grotere schaal een bovenaanzicht
<Desc/Clms Page number 4>
weergeeft van een praktische uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, meer speciaal in
EMI4.1
de stand zoals weergegeven in figuur 1 figuren 8 respectievelijk doorsneden weergeven volgens de lijnen VI-VI, VII-VII en VIII-VIII in figuur 5 ; figuur 9 een zieht is gelijkaardig aan dit van figuur 5, doch voor een tweede kenmerkende stand van de inrichting.
In figuur 1 is een sleepketting 1 weergegeven waarvan de schakels voorzien zijn van uitsteeksels 2 die kunnen samenwerken met een zogenaamde sleeppen 3 van een transportelement of wagentje 4.
Deze sleeppen 3 verplaatst zieh normalerwijze in een geleiding 5 die naast de sleepketting 1 is voorzien.
Volgens de huidige uitvinding zijn, enerzijds en anderzijds, van de voornoemde geleiding 5 sleden, respectievelijk 6 en 7, voorzien die op een afstand, gelijk aan de breedte van de voornoemde geleiding 5, ten opzichte van elkaar zijn opgesteld teneinde een gleuf te vormen en, onder de voornoemde sleepketting 1 en de voornoemde geleiding 5, op geschikte wijze met elkaar zijn verbonden.
De sleden 6 en 7 kunnen zieh verplaatsen langs een schematisch door 8 weergegeven geleiding.
<Desc/Clms Page number 5>
Deze sleden 6 en 7 kunnen op deze wijze samen verplaatst worden door een geschikt aandrijfmiddel 9, bijvoorbeeld een hydraulische of pneumatische cilinder.
In dit geval is de slede 6, naar de zijwanden toe, voorzien van afschuiningen, respectievelijk 10 en 11.
Ter plaatse van deze sleden 6 en 7 is de voornoemde geleiding 5 breder uitgevoerd, namelijk over een breedte die nagenoeg gelijk is aan tweemaal de breedte van de geleiding 5 met de bedoeling plaatselijk een bredere gleuf 12 te vormen die door middel van afschuiningen, respectievelijk 13 en 14, verbonden is met de eigenlijke geleiding 5 en waarbij deze afschuiningen 13 en 14 bij voorkeur evenwijdig zijn aan de afschuiningen 10 en 11 van de slede 6.
Onder de slede 7 en evenwijdig met de sleepketting 1 is een eindloze ketting 15 voorzien waarvan bepaalde schakels een uitsteeksel 16 vertonen, waarbij deze ketting 15 over geleidingswielen 17 en 18 is gevoerd waarvan bijvoorbeeld het geleidingswiel 18, door middel van een schematisch door 19 aangeduide motor, geleidelijk versnellend en vertragend kan aangedreven worden.
De ketting 15 is zodanig gesitueerd dat de vrije uiteinden 20 van de uitsteeksels 16 ervan passeren op een geringe afstand van de geleiding 5, meer speciaal in de voornoemde gleuf 12.
<Desc/Clms Page number 6>
De werking van de inrichting volgens de uitvinding is schematisch weergegeven in de figuren 1 tot 4.
In figuur l bevinden de sleden 6 en 7 zieh in hun neutrale stand, meer speciaal de stand waarbij de gleuf 12 tussen deze sleden 6 en 7 zieh juist boven en in de verlenging bevindt van de geleiding 5.
De ketting 15 staat stil en de sleepketting 1 drijft, via de sléeppen 3, het wagentje 4 aan.
Gezien deze stand van de sleden 6 en 7 kan de sleeppen 3 zieh vrij verplaatsen doorheen de gleuf 12 tussen de sleden 6 en 7 zodat het wagentje 4 continu aangedreven blijft en zonder enige hinder de inrichting 6 tot 20 passeert.
Wanneer een wagentje 4 tijdelijk tot stilstand moet gebracht worden, zal men, door middel van de cilinder 9 de sleden 6 en 7 verplaatsen tot in de stand zoals weergegeven in figuur 2, waarbij de gleuf 12 tussen de sleden 6 en 7 juist voorbij de geleiding 5 is gebracht, meer speciaal boven het gedeelte van de gleuf 12 dat als het ware naast de geleiding 5 is gelegen.
Hierdoor verkrijgt men dat de sleeppen 3 van het wagentje 4, door middel van de sleepketting 1, en door de aanwezigheid van de voornoemde afschuining 10 naast de geleiding 5 wordt gebracht waardoor deze sleeppen 3 buiten de inwerking terechtkomt van de uitsteeksels 16 van de
<Desc/Clms Page number 7>
sleepketting 1 en aldus het wagentje 4 geleidelijk tot stilstand komt.
Wanneer men het voornoemd wagentje 4 opnieuw in beweging wenst te brengen, zal men, door middel van de motor 19, de ketting 15 aandrijven tot wanneer één van de uitsteeksels 16 van de ketting 15 in aanraking komt met de sleeppen 3 van het stilstaand wagentje 4, waarna de snelheid van de ketting 15 geleidelijk wordt opgevoerd tot wanneer de snelheid van de ketting 15 gelijk is aan de snelheid van de sleepketting 1.
De snelheden van de kettingen 15 en 1 zullen uiteraard aan elkaar gelijk zijn vooraleer de sleeppen 3 de gleuf verlaat die gevormd wordt tussen de sleden 6 en 7.
Vooraleer de sleeppen 3 de afschuining 11 van de slede 6 bereikt, zal men, door middel van de cilinder 9 de sieden 6 en 7 terug verplaatsen naar de stand van figuur 1 waardoor de sleeppen 3, door middel van de slede 7, opnieuw in de baan wordt gebracht van de geleiding 5, zodat de sleeppen 3 opnieuw door de sleepketting 1 wordt meegenomen.
Men bekomt op deze wijze dat een wagentje 4 op een eenvoudige manier tot stilstand kan gebracht worden, enerzijds, en dat het opnieuw aandrijven van zulk stilstaand wagentje 4 kan geschieden zonder schokken en zonder bruuske verplaatsingen, anderzijds.
<Desc/Clms Page number 8>
In de figuren 5 tot 9 is een praktische uitvoering weergegeven van een inrichting volgens de uitvinding waarbij figuur 5 in de stand is weergegeven van de voornoemde figuur 1, terwijl in figuur 9 de stand is weergegeven die overeenstemt met figuur 2, en waarbij eenvoudigheidshalve enkel de sleeppen 3 is weergegeven.
In deze uitvoeringsvorm zijn de sleden 6 en 7 met elkaar verbonden door middel van verbindingslatten, respectievelijk 21 en 22, terwijl de slede 7 door middel van terugroepveren, respectievelijk 23 en 24, verbonden is met het geraamte van de inrichting volgens de uitvinding.
In deze praktische uitvoering wordt de verplaatsing van de sleden 6 en 7 bekomen door een aandrijfmiddel 9, dat in dit geval gevormd wordt door twee zogenaamde kniehefbomen, respectievelijk 25 en 26, die met elkaar verbonden zijn door middel van een stang 27 die zelf verbonden is met een geschikt aandrijfmiddel, bijvoorbeeld een motor-reductor 28 met een excentrische as.
De slede 7 is verder voorzien van gleuven 29 die langs stangen 30 kunnen bewegen tijdens de verplaatsing van de slede 7, waardoor verkregen wordt dat de slede 7 blokkages kan opvangen zonder de beweging van het aandrijfmiddel 9 te hinderen.
De werking van deze inrichting is identiek aan deze van de figuren 1 tot 4 en zal dan ook niet verder worden beschreven.
<Desc/Clms Page number 9>
Het is duidelijk dat de huidige uitvinding geenszins beperkt is tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen doch dat zulke inrichting voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van transportelementen ten opzichte van de aandrijfinrichting voor zulke transportelementen, in alle mogelijke vormen en afmetingen kan verwezenlijkt worden zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for coupling or uncoupling transport elements relative to the drive device for such transport elements. The present invention relates to a device for coupling or uncoupling transport elements relative to a drive device for such transport elements.
The drive device here is primarily referred to as continuously moving drive means, such as an endless towing chain or the like, while the transport elements are mainly referred to as trolleys which, by means of such a towing chain or the like, through the intervention of a coupling element, such as a so-called towing pin, which said drive means can cooperate, be advanced.
Various drive devices are already known for the aforementioned conveyor elements, the aforementioned towing pin being brought into the track or outside the track from a aforementioned towing chain or the like in order to move or stop the conveyor elements.
A major drawback associated with these known drive devices is that the disconnection of the transport element from the drive device, and more particularly the coupling of the transport element with the
<Desc / Clms Page number 2>
the aforementioned driving device is relatively abrupt, in other words that especially the resetting of a transport element, with the current devices known to date, is always accompanied by a shock.
It is clear that such abrupt movements of the aforementioned transport elements, during the transport of certain products, are not permitted.
It is also the case that when such transport elements have been stopped a relatively large number of times and have been set in motion again, the goods that are present on such transport element are shifted on every transport movement on the transport element so that after a certain number of sudden movements of the transport element transport element.
The present invention therefore has a device as object for coupling or uncoupling transport elements relative to their drive device, wherein the transport elements, at the moment that they are coupled or disconnected with their drive device, have a speed that is identical to the speed of the driving device, such that such coupling, respectively decoupling, can always take place without shocks or sudden movements.
The device according to the invention for coupling or uncoupling transport elements
<Desc / Clms Page number 3>
with respect to the drive device for such conveyor elements, wherein these conveyor elements are provided with a towing pin that can be advanced by the aforementioned driving device in the form of a towing chain with protrusions and wherein said towing pin is guided in a guide, consists for this purpose on the one hand and on the other hand, slides arranged with respect to the above-mentioned guide; means capable of moving said slides transversely with respect to said guide to bring the towing pin out of the track or into the track of said guide;
and means for gradually accelerating a towing pin stationed outside the path of the said guide until the speed of the towing pin is equal to the speed of the towing chain, after which said towing pin in the track of the towing chain by means of one of the aforementioned slides is introduced or evenly braked a towing pin in the track of the towing chain, which is brought out of the track of the towing chain by one of the aforementioned slides.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a few preferred embodiments of a device according to the invention are described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a schematic top view of a device according to the invention ; Figures 2-3 and 4 are views similar to those of Figure 1, but for successive positions of the device according to the invention;
figure 5 shows a top view on a larger scale
<Desc / Clms Page number 4>
represents a practical embodiment of a device according to the invention, more in particular
EMI4.1
the position as shown in figure 1, figures 8 and cross-sections according to the lines VI-VI, VII-VII and VIII-VIII in figure 5; Figure 9 is similar to Figure 5, but for a second characteristic position of the device.
Figure 1 shows a towing chain 1, the links of which are provided with protrusions 2 which can cooperate with a so-called towing pin 3 of a transport element or trolley 4.
This towing pin 3 normally displaces in a guide 5 which is provided next to the towing chain 1.
According to the present invention, on the one hand and on the other hand, the above-mentioned guide 5 slides, respectively 6 and 7, are provided which are arranged at a distance equal to the width of the above-mentioned guide 5 in order to form a slot and , under the aforementioned drag chain 1 and the aforementioned guide 5, are suitably connected to each other.
The carriages 6 and 7 can move along a guide diagrammatically represented by 8.
<Desc / Clms Page number 5>
These slides 6 and 7 can in this way be moved together by a suitable drive means 9, for example a hydraulic or pneumatic cylinder.
In this case, the carriage 6 is provided with bevels 10 and 11, respectively, towards the side walls.
At the location of these slides 6 and 7, the aforementioned guide 5 is of a wider design, namely over a width that is substantially equal to twice the width of the guide 5 with the intention of locally forming a wider slot 12 which is bevelled by 13 and 14, is connected to the actual guide 5 and wherein these chamfers 13 and 14 are preferably parallel to the chamfers 10 and 11 of the carriage 6.
Below the carriage 7 and parallel to the drag chain 1, an endless chain 15 is provided, certain links of which have a protrusion 16, this chain 15 being guided over guide wheels 17 and 18, the guide wheel 18 of which, for example, is indicated by a motor indicated schematically by 19. , gradually accelerating and decelerating can be driven.
The chain 15 is arranged such that the free ends 20 of its protrusions 16 pass a small distance from the guide 5, more particularly in the aforementioned slot 12.
<Desc / Clms Page number 6>
The operation of the device according to the invention is shown schematically in Figures 1 to 4.
In Figure 1 the slides 6 and 7 are in their neutral position, more particularly the position in which the slot 12 between these slides 6 and 7 is located just above and in the extension of the guide 5.
The chain 15 stands still and the tow chain 1 drives the trolley 4 via the tow pin 3.
In view of this position of the slides 6 and 7, the towing pin 3 can freely move through the slot 12 between the slides 6 and 7 so that the trolley 4 remains continuously driven and passes through the device 6 to 20 without any hindrance.
When a trolley 4 is to be brought to a standstill temporarily, the slides 6 and 7 will be moved by means of the cylinder 9 to the position as shown in figure 2, the slot 12 between the slides 6 and 7 just beyond the guide 5, more particularly above the portion of the slot 12 that is, as it were, located next to the guide 5.
Hereby it is obtained that the towing pin 3 of the carriage 4, by means of the towing chain 1, and due to the presence of the aforementioned chamfer 10, is brought next to the guide 5, so that said towing pin 3 ends up outside the action of the projections 16 of the carriage.
<Desc / Clms Page number 7>
drag chain 1 and thus the trolley 4 gradually comes to a halt.
If the aforementioned trolley 4 is to be moved again, the chain 15 will be driven by means of the motor 19 until one of the projections 16 of the chain 15 comes into contact with the tow pin 3 of the stationary trolley 4 after which the speed of the chain 15 is gradually increased until the speed of the chain 15 is equal to the speed of the tow chain 1.
The speeds of the chains 15 and 1 will of course be equal to each other before the towing pin 3 leaves the slot formed between the slides 6 and 7.
Before the towing pin 3 reaches the chamfer 11 of the carriage 6, the trays 6 and 7 will be moved back to the position of figure 1 by means of the cylinder 9. As a result, the towing pin 3, by means of the carriage 7, will return to the path is brought from the guide 5, so that the towing pin 3 is again taken along by the towing chain 1.
It is thus achieved that a trolley 4 can be brought to a standstill in a simple manner, on the one hand, and that such a stationary trolley 4 can be driven again without shocks and without sudden movements, on the other.
<Desc / Clms Page number 8>
Figures 5 to 9 show a practical embodiment of a device according to the invention, wherein Figure 5 is shown in the position of the aforementioned Figure 1, while Figure 9 shows the position corresponding to Figure 2, and where, for the sake of simplicity, only the drag pin 3 is shown.
In this embodiment, the slides 6 and 7 are connected to each other by means of connecting slats, 21 and 22, respectively, while the slider 7 is connected by means of return springs, 23 and 24, respectively, to the framework of the device according to the invention.
In this practical embodiment the displacement of the slides 6 and 7 is achieved by a drive means 9, which in this case is formed by two so-called knee levers, 25 and 26 respectively, which are connected to each other by means of a rod 27 which is itself connected with a suitable driving means, for example a motor gearbox 28 with an eccentric shaft.
The slide 7 is further provided with slots 29 which can move along rods 30 during the displacement of the slide 7, whereby it is obtained that the slide 7 can absorb blockages without impeding the movement of the drive means 9.
The operation of this device is identical to that of Figures 1 to 4 and will therefore not be described further.
<Desc / Clms Page number 9>
It is clear that the present invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the accompanying drawings, but that such a device for coupling or uncoupling conveyor elements relative to the drive device for such conveyor elements, in all possible shapes and dimensions can be achieved without departing from the scope of the invention.