BE1008971A3 - Laadinrichting voor voertuigen en voertuigen hiermee uitgerust. - Google Patents

Abstract

Laadinrichting voor voertuigen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een verplaatsbaar laadplatform (3); middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven; en middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen.

Description

Laadinrichting voor voertuigen en voertuigen hiermee uitgerust.

Deze uitvinding heeft betrekking op een laadinrichting voor voertuigen, alsmede op voertuigen die hiermee zijn uitgerust.

De uitvinding heeft als doel een laadinrichting die bijzonder geschikt is voor bestelwagens, wat niet uitsluit dat zij ook voor andere voertuigen kan worden aangewend.

Laadinrichtingen voor voertuigen zijn reeds in verschillende vormen bekend. De klassieke uitvoeringen bestaan uit laadkleppen die de achterdeuren vervangen of worden rechtgezet tegen de achterdeuren, die onder een wagen worden samengeklapt, en dergelijke. De laadkleppen worden hierbij bewogen met behulp van hydraulische cilinders voor de hefbeweging en hydraulische cilinders voor de sluit- en schuinstellingsbeweging.

Ook zijn er laadinrichtingen bekend die worden bevestigd op een zwenkarm binnen de achterdeuren. Deze zwenkarm wordt afgesteund op de vloer die ter plaatse moet versterkt worden en op de deurstijl.

Deze bekende laadinrichtingen hebben als nadeel dat zij zwaar zijn, waardoor de konstruktie van het voertuig sterk wordt belast. Om deze reden zijn zij dan ook niet geschikt om op het doorgaans lichte chassis van bestelwagens te worden gemonteerd. Bovendien zijn dergelijke bekende laadinrichtingen relatief duur, zeker in vergelijking tot de prijs van de bestelwagen.

Tevens vertonen de bekende laadinrichtingen een doorgaans ingewikkelde konstruktie die in haar bediening niet gebruiksvriendelijk is.

De uitvinding heeft dan ook als voorwerp een laadinrichting die de voornoemde nadelen niet vertoont, en die hiertoe bestaat uit een verplaatsbaar laadplatform; middelen om het laadplatform horizontaal uit te schuiven; en middelen om het laadplatform in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen.

De uitvinding beoogt, volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, tevens een inrichting die bovendien volgende voordelen bezit : - het laden en lossen kan in slechts twee bewegingen gebeuren ; - eenvoudige bediening door geautomatiseerde bewegingen ; - kompakte uitvoering; - de beschikbare laadvloer verkleint niet door het inbouwen van het laadplatform; - lichte konstruktie; - hoog laadvermogen; - alle bewegingen gebeuren door slechts twee cilinders; - doordat het laadplatform deel kan uitmaken van de laadvloer, is het niet meer noodzakelijk om de vracht te verplaatsen van het platform op de laadvloer en vice versa; - de mogelijkheid van een snelle reparatie door alle bewegende delen in het uitschuifbare gedeelte aan te brengen, waarbij dit gedeelte eenvoudig kan worden vervangen ; - mogelijkheid tot gebruik als geautomatiseerde uitschuifvloer.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuren 1 tot 3 in perspektief een voertuig weergeven dat met een laadinrichting volgens de uitvinding is uitgerust, waarbij de laadinrichting in drie standen is afgebeeld; figuur 4 schematisch en in bovenaanzicht een gedeelte van de aandrijving van de laadinrichting volgens de figuren 1 tot 3 weergeeft; figuur 5 de aandrijving uit figuur 4 in een andere stand weergeeft; figuur 6 op grotere schaal en meer gedetailleerd een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5; figuur 7 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 6, doch voor een andere stand; figuur 8 een zicht weergeeft volgens pijl F8 in figuur 5; figuur 9 het zicht volgens figuur 8 in een andere stand weergeeft.

Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3 heeft de uitvinding betrekking op een laadinrichting l voor een voertuig 2.

Deze laadinrichting 1 bestaat hoofdzakelijk uit een verplaatsbaar laadplatform 3; middelen 4 om het laadplatform 3 horizontaal uit te schuiven tot in de stand van figuur 2; en middelen 5 om het laadplatform 3 in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen.

De middelen 4 om het laadplatform 3 horizontaal uit te schuiven, bestaan in het weergegeven voorbeeld uit een vast gestel, gevormd door profielen 6 en 7 aan beide zijden van het voertuig 2, en een uitschuifbaar gestel, gevormd door in de profielen 6 en 7 verschuifbare profielen 8 en 9, waarbij het laadplatform 3 op en neer beweegbaar aan het uitschuifbaar gestel is bevestigd.

De middelen 5 om het laadplatform 3 in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen, bestaan bij voorkeur uit een hijsinrichting met buigzame ophangelementen 10-13, meer speciaal kettingen of kabels, die zijn aangebracht tussen het laadplatform 3 en het voornoemde beweegbaar gestel.

Alhoewel het niet uitgesloten is dat het laadplatform 3 manueel wordt uitgeschoven en manueel, bijvoorbeeld met een takel, op en neer wordt verplaatst, geniet het de voorkeur dat de laadinrichting is voorzien van gemotoriseerde aandrijfmiddelen om deze bewegingen te realiseren.

Voor het in- en uitschuiven van het laadplatform 3 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van aandrijfmiddelen 14 die uitgerust zijn met een bewegingsvergroter.

Zoals weergegeven in de figuren 4 en 5 kan de bewegingsvergroter bestaan uit, enerzijds, tandlatten 15 aan het vast gestel, meer speciaal aan de profielen 6 en 7, en tandlatten 16 aan het verplaatsbaar gestel, meer speciaal aan de profielen 8 en 9, en, anderzijds, per paar tandlatten 15-16, minstens één door middel van de aandrijfmiddelen 14 verplaatsbaar tandwiel 17, dat met zowel de betreffende tandlat 15 en 16 samenwerkt.

In de figuren 4 en 5 is slechts het aandri jfgedeelte afgebeeld dat zich aan één zijde bevindt. Het is duidelijk dat de andere zijde van een gelijkaardig aandrijfgedeelte is voorzien.

Voor de verplaatsing van ieder tandwiel 17 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een lineaire motor, zoals een drukcilinder 18. Zoals weergegeven kan het huis 19 van de drukcilinder 18 vast aan het bijhorende profiel 8-9 zijn bevestigd, terwijl het tandwiel 17 door middel van een as 20 vrij verdraaibaar gemonteerd zit in bijvoorbeeld een vork 21 op het uiteinde van de zuigerstang 22.

Zoals weergegeven in de figuren 4 en 5 is het duidelijk dat door het ingaan van de zuigerstangen 22 wordt bekomen dat de profielen 8-9, en het hieraan bevestigde laadplatform 3, worden uitgeschoven, en dat bij het terug uitschuiven van de zuigerstangen 22, het laadplatform 3 wordt ingeschoven.

De aandrijving van de middelen 5 gebeurt bij voorkeur met behulp van dezelfde aandrijfmiddelen 14.

Zoals weergegeven in de figuren 5 tot 9, kunnen de ophangelementen 10-13 hiertoe ingetrokken, respektievelijk uitgelaten, worden door ze langs ombuigelementen 23 en 24 te leiden en aan de zuigerstangen 2 2 te koppelen, bijvoorbeeld door middel van koppelelementen 25, die ieder in een verbinding van twee ophangelementen voorzien, respektievelijk de ophangelementen 10-11 en 12-13, een en ander zodanig dat deze koppelelementen 25 achter de assen 20 van de respektievelijke tandwielen 17 kunnen aangrijpen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een omschakelmechanisme 26 dat toelaat om de aandrijfmiddelen, meer speciaal de trek/drukcilinders 18, in de uitgeschoven toestand van het platform 3 te ontkoppelen van de middelen 4 om het laadplatform 3 horizontaal uit te schuiven en te koppelen met de middelen 5 om het laadplatform 3 in uitgeschoven toestand neer te laten, en vice versa. Aan elke zijde van de laadinrichting 1 is een omschakelmechanisme 26 aanwezig.

Ieder omschakelmechanisme 26 vertoont een grendel 27 die het laadplatform 3 tijdens het uitschuiven in geheven toestand vergrendelt. Door de grendel 27 te verplaatsen wordt het hijsmechanisme ontgrendeld en worden de bijeen horende tandlatten 15-16 onderling ontkoppeld.

Volgens de uitvoering van de figuren 6 en 7 bestaat iedere grendel 27 uit een vertikaal beweegbare schuif die een tandlatstuk 28 van de tandlat 16 draagt en die benen 29 en 30 vertoont waarachter het betreffende koppelelement 25 kan aangrijpen. De verplaatsing van de schuif is zodanig groot dat in de neergelaten toestand ervan, zoals afgebeeld in figuur 7, het tandlatstuk 28 uit het tandwiel 17 is geschoven en de benen 29 en 30 de verplaatsing van het koppelelement 25 niet meer in de weg staan. Verder vergrendelt grendel 27 bij voorkeur 6 aan 8 en 7 aan 9 om een horizontale verplaatsing te voorkomen.

De schuif kan op en neer bewogen worden door middel van een bedieningsmechanisme 31, dat slechts gedeeltelijk is afgebeeld, en dat hetzij automatisch, hetzij manueel, bijvoorbeeld door middel van een zwengel, kan worden bediend. De bedieningen aan de linkse en rechtse zijde zijn bij voorkeur onderling gekoppeld, zodat zij steeds simultaan funktioneren.

Opgemerkt wordt dat de aandrijfmiddelen en de hierbij horende beweegbare delen volledig in het verplaatsbaar gestel zijn geïntegreerd, wat een eenvoudige reparatie door vervanging toelaat.

De ophangelementen 10-13 kunnen geleid worden in goten 32-33 die vast aan de profielen 8 en 9 zijn aangebracht.

Het is duidelijk dat het geheel gemakkelijk in een voertuig kan worden gemonteerd. Het laadplatform 3 kan hierbij deel uitmaken van een verhoogde dubbele bodem.

De werking van de laadinrichting 1 is hoofdzakelijk als volgt.

In rusttoestand zijn de zuigerstangen 2 2 van de drukcilinders 18 uitgeschoven, zoals afgebeeld in figuur 4. Om het laadplatform 3 uit te schuiven worden de zuigerstangen 22 ingeschoven. De verplaatsing van de zuigerstangen 22 resulteert hierbij in een dubbel zo grote verplaatsing van het laadplatform 3, dat uiteindelijk in een stand komt zoals afgebeeld in figuur 2.

Zoals getoond in figuur 5, komen de assen 20 hierbij precies voor de koppeldelen 25 te zitten.

Door de grendels 27 vervolgens naar beneden te schuiven, wordt het laadplatform 3 niet meer door de benen 29 en 30 vergrendeld, doch tegengehouden door de assen 20. Doordat gelijktijdig de tandlatstukken 28 werden ontkoppeld, heeft de verplaatsing van de zuigerstangen 22 geen invloed meer op de horizontale verschuiving van het laadplatform 3. Tevens kan de grendel 27 worden aangewend voor het vergrendelen van de vertikale beweging. Deze verplaatsing resulteert evenwel in het neerlaten, respektievelijk ophalen van het laadplatform 3. Het is duidelijk dat het laadplatform 3 door het uitschuiven van de zuigerstangen 22 dan ook tot op de grond kan worden neergelaten.

Bij het laden van een last wordt in tegengestelde zin tewerk gegaan.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke laadinrichting voor voertuigen kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

1. Laadinrichting voor voertuigen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een verplaatsbaar laadplatform ( 3 ) ; middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven; en middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen.

2. Laadinrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven hoofdzakelijk bestaan uit een vast gestel en een uitschuifbaar gestel waaraan het laadplatform (3) op en neer beweegbaar is bevestigd.

3. Laadinrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat het vast gestel en het uitschuifbaar gestel hoofdzakelijk bestaan uit in elkaar verschuifbare profielen (6-7-8-9).

4. Laadinrichting volgens konklusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen, bestaan uit een hijsinrichting met buigzame ophangelementen (10-11-12-13), meer speciaal kettingen of kabels die zijn aangebracht tussen het laadplatform (3) en het vast gestel.

5. Laadinrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven en/of de middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen, voorzien zijn van gemotoriseerde aandrijfmiddelen (14).

6. Laadinrichting volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (14) bestaan uit minstens één lineaire motor, meer speciaal een drukcilinder (18).

7. Laadinrichting volgens konklusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (14) voor het uitschuiven van het laadplatform (3) gebruik maken van een bewegingsvergroter.

8. Laadinrichting volgens konklusies 2 en 7, daardoor gekenmerkt dat de bewegingsvergroter hoofdzakelijk bestaat uit, enerzijds, tandlatten (15-16), respektievelijk aan het vast gestel en het verplaatsbaar gestel, en, anderzijds, minstens één door middel van de aandrijfmiddelen (14) verplaatsbaar tandwiel (17), dat met zowel een tandlat (15) op het vast gestel, als met een tandlat (16) op het beweegbaar gestel samenwerkt.

9. Laadinrichting volgens één der konklusies 5 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven en de middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, respektievelijk op te halen, gemeenschappelijke aandrijfmiddelen (14) bezitten.

10. Laadinrichting volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat het een omschakelmechanisme (26) vertoont dat toelaat om de aandrijfmiddelen (14) in de uitgeschoven toestand van het laadplatform (3) te ontkoppelen van de middelen (4) om het laadplatform (3) horizontaal uit te schuiven en te koppelen met de middelen (5) om het laadplatform (3) in uitgeschoven toestand neer te laten, en vice versa.

11. Laadinrichting volgens konklusies 4, 6, 8 en 10, daardoor gekenmerkt dat het omschakelmechanisme (26) bestaat uit een grendel (27); dat de grendel (27) in een eerste stand ervoor zorgt dat het laadplatform (3) in geheven toestand vergrendeld is en dat de bij elkaar horende tandlatten (15-16) onderling gekoppeld zijn; dat in een tweede stand van de grendel (27) het laadplatform (3) ontgrendeld is en de koppeling van de tandlatten (15-16) verbroken is; dat de profielen 6 aan 8 en 7 aan 9 gekoppeld worden; en dat het hijsmechanisme is voorzien van koppelelementen (25) die in de uitgeschoven toestand van het laadplatform (3) met de aandrijfmiddelen (14) samenwerken.

12. Laadinrichting volgens één der konklusies 5 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (14) en de hierbij horende beweegbare delen volledig in het verplaatsbaar gestel zijn geïntegreerd

13. Voertuig dat met een laadinrichting volgens konklusies 1 tot 12 is uitgerust, daardoor gekenmerkt dat het laadplatform ( 3 ) deel uitmaakt van een verhoogde dubbele bodem.