zwaarmoedig
Uiterlijk
- Geluid: zwaarmoedig (hulp, bestand)
- zwaar·moe·dig
- In de betekenis van ‘treurig gestemd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- Samenstellende afleiding van zwaar en gemoed met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zwaarmoedig | zwaarmoediger | zwaarmoedigst |
verbogen | zwaarmoedige | zwaarmoedigere | zwaarmoedigste |
partitief | zwaarmoedigs | zwaarmoedigers | - |
zwaarmoedig
- met neiging tot somberheid
- De mijnwerker heeft een zwaarmoedig bestaan.
1.
zwaarmoedig
- met neiging tot somberheid
- De mijnwerker kijkt zijn toekomst zwaarmoedig tegemoet.
- Het woord zwaarmoedig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwaarmoedig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zwaarmoedig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwaarmoedig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be